NL2019838B9 - Inrichting voor het bereiden van melkschuim - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het bereiden van melkschuim 5 Een inrichting voor het bereiden van melkschuim omvat toevoermiddelen (1,2,21) voor een vloeibaar melkproduct en opschuimmiddelen (30) die in staat en ingericht zijn om in een productiegang het melkproduct tot melkschuim te vormen. Een reinigingsinrichting is voorzien die in staat en ingericht is om gedurende een spoelbeurt een spoelvloeistof in een spoeltraject (40,50,60) door ten minste de opschuimmiddelen 10 (30) en althans een deel van een productleiding (21) te leiden. De reinigingsinrichting omvat injectiemiddelen (3) die in staat en ingericht zijn om gedurende de spoelbeurt in het spoeltraject een gas in de spoelvloeistof te introduceren. Bovendien zijn een stelsel van schakelbare kleppen en ten minste een recirculatieleiding voorzien die gedurende de spoelbeurt zijn geschakeld om de spoelvloeistof ten minste een aantal maal in een 15 spoeltraject door de productleiding en de opschuimmiddelen te recirculeren. Fig. 1

Description

Inrichting voor het bereiden van melkschuim

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bereiden van melkschuim omvattende toevoermiddelen voor een vloeibaar melkproduct, opschuimmiddelen die in staat en ingericht zijn om in een productiegang het melkproduct tot melkschuim te vormen, en een productuitloop waaraan het gevormde melkschuim ontvangbaar is, waarbij de toevoermiddelen, de opschuimmiddelen en productuitloop door een productleiding onderling zijn gekoppeld, en waarbij een reinigingsinrichting is voorzien die in staat en ingericht is om gedurende een spoelbeurt een spoelvloeistof in een spoeltraject door ten minste de opschuimmiddelen en althans een deel van de productleiding te leiden.

Een dergeiijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit een verleend Europees octrooi EP 1.593.330 en wordt gewoonlijk toegepast in of in combinatie met een koffiemachine. Bij deze bekende inrichting wordt melk vanuit een melkcontainer door middel van een pomp aangezogen en naar een uitloop geleid. Onderweg wordt lucht in de melk ingebracht om daaruit melkschuim te vormen en wordt het melkschuim door een doorstroom-verwarmingselement geleid om het melkschuim te verwarmen.

Het melkschuim ontstaat dankzij in melk aanwezige melkeiwitten die bij agitatie ketens vormen die zich manifesteren als een luchtig schuim. Koemelk-eiwit bestaat voor het overgrote merendeel uit caseine-eiwit dat verantwoordelijk is voor dit schuimgedrag. In standaard melk is daarvan meer dan voldoende aanwezig om een stevig en smakelijk schuim te vormen. Het aldus verkregen melkschuim wordt aangewend voor het bereiden van melkschuim-houdende koffiespecialiteiten, zoals koffie-verkeerd, cappuccino, latte en latte macchiato.

In de praktijk worden verschillende mechanismen voor een dergeiijke vorming van melkschuim toegepast. Zo wordt veelal melk aangezogen en in een schuimkamer daarin een gas ingeblazen. De combinatie van de aldus geïnduceerde turbulentie leidt onder de juiste condities tot de vorming van een stevig melkschuim. Als gas wordt veelal hete stoom toegepast, waarbij een warm melkschuim wordt gevormd. Door een injectie van omgevingslucht kan aldus evenwel ook een koud melkschuim worden verkregen. Ook kan op mechanische wijze melkschuim worden gevormd door melk na al of niet te zijn verwarmd agressief te kloppen of te roeren met een daartoe ingebrachte klopper of roerder.

Een aandachtspunt van een dergelijke inrichting is een beperkte houdbaarheid van melk en een onvermijdelijke aanzetting van vaste bestanddelen in de melkleidingen en overige onderdelen die in contact met de melk zijn getreden. Om bederf en contaminatie te vermijden dient de inrichting daarom regelmatig te worden gespoeld met een reinigingsvloeistof. Hiertoe is de inrichting voorzien van reinigingsinrichting, waarmee een geschikte spoelvloeistof op gezette tijden door de betreffende delen van de inrichting kan worden geleid.

Een doel is daarbij om met de spoelvloeistof zo doeltreffend en efficiënt mogelijk om te gaan. Niet alleen leidt een geringer verbruik van spoelvloeistof tot lagere kosten; ook kan daardoor een tijdsduur die nodig is voor een effectieve reiniging worden bekort en is aldus een geringere afvoer en drainage capaciteit vereist.

Met de onderhavige uitvinding wordt daarom beoogd in een inrichting voor het bereiden van melkschuim te voorzien met een belangrijk efficiëntere en effectievere spoelwaterhuishouding.

Om het beoogde doel te bereiken heeft een inrichting van de in de aanhef beschreven soort volgens een eerste aspect van de uitvinding als kenmerk dat de reinigingsinrichting injectiemiddelen omvat die in staat en ingericht zijn om gedurende de spoelbeurt in het spoeltraject een gas in de spoelvloeistof te introduceren. Aldus worden in de spoelvloeistof gasbellen gevormd uit het daarin geforceerd geïnjecteerde gas. Verrassenderwijs is gebleken dat dit een belangrijke verbetering oplevert voor wat betreft het reinigend vermogen van de reinigingsvloeistof. Hierdoor kan met minder spoelvloeistof worden volstaan en/of in kortere tijd een spoelbeurt worden doorgevoerd.

Om het beoogde doel te bereiken heeft een inrichting van de in de aanhef beschreven soort volgens een verder aspect van de uitvinding als kenmerk dat een stelsel van schakelbare kleppen en ten minste een recirculatieleiding zijn voorzien die gedurende de spoelbeurt zijn geschakeld om de spoelvloeistof ten minste een aantal maal in het spoeltraject door de productleiding en de opschuimmiddelen te recirculeren. Hieraan ligt het inzicht ten grondslag dat de spoelvloeistof na een gang door de leidingen en te reinigen onderdelen in de praktijk nog een aanzienlijk deel van zijn reinigingscapaciteit zal hebben behouden. Bij de bestaande inrichting wordt de eenmaal gebruikte, maar niettemin nog werkzame spoelvloeistof uit de inrichting verdreven en afgevoerd. Volgens dit aspect van de uitvinding wordt dezelfde spoelvloeistof echter één of meer malen opnieuw door de leidingen en onderdelen geleid in plaats van te worden vervangen door verse vloeistof. Aldus kan een belangrijke besparing wordt gerealiseerd ten aanzien van een voor een doeltreffende reiniging benodigde hoeveelheid reinigingsvloeistof.

Op zichzelf kan het gas dat volgens de uitvinding in de spoelvloeistof wordt geïntroduceerd van uiteenlopende aard zijn. Vermoed wordt dat de daarmee gecreëerde gasbellen in de spoelvloeistof leiden tot een geheel eigen oppervlakte-kinetiek waardoor een krachtigere reiniging wordt verkregen. Geschikte kandidaten zijn bijvoorbeeld stoom en kooldioxide. Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft daarbij als kenmerk dat het gas lucht van althans nagenoeg omgevingstemperatuur omvat, in het bijzonder omgevingslucht. Anders dan bijvoorbeeld stoom en koolzuurgas is omgevingslucht steeds vrij beschikbaar en behoeft in of bij de inrichting daarvoor dan ook geen kunstmatige voorraad te worden aangehouden.

Tevens kan lucht met dezelfde injectiemiddelen in de spoelvloeistof worden geïnjecteerd als ook kunnen worden ingezet voor de vorming van melkschuim. Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft dan ook als kenmerk dat de injectiemiddelen deel uitmaken van de opschuimmiddelen en gedurende de productiegang het gas in het melkproduct brengen teneinde daaruit een althans in hoofdzaak onverwarmd melkschuim te vormen. In het bijzonder heeft de inrichting volgens de uitvinding daarbij als kenmerk dat de injectiemiddelen een proportioneel regelbaar lucht-ventiel omvatten.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat stroomafwaarts van de opschuimmiddelen een schakelbare verwarmingsinrichting is voorzien die in staat en ingericht is om het melkschuim op een verhoogde temperatuur te brengen, waarbij het spoeltraject tevens de verwarmingsinrichting omvat. Dankzij de schakelbare verwarmingsmiddelen biedt de inrichting aldus de mogelijkheid om naar keuze koud dan wel warm melkschuim te vormen. Doordat het spoeltraject tevens de verwarmingsmiddelen omvat worden ook die bij iedere spoelbeurt van eventueel daarin achtergebleven melkresten bevrijd.

Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding heeft daarbij als kenmerk dat de verwarmingsinrichting een doorstroom-verwarmingselement omvat, in het bijzonder een cascade van een aantal doorstroom-verwarmingselementen, met een product voerende leiding die zich daarin uitstrekt, in het bijzonder volgens een meander- en/of spiraalspoor, waarbij een wand van de product voerende leiding in warmte-uitwisselend contact met een schakelbare warmtebron verkeert. Een dergelijke doorstroom-verwarmingselement kenmerkt zich door een product voerende leiding waarvan een wand op een verhoogde temperatuur kan worden gebracht en in warmte-uitwisselend contact met het daardoor gevoerde product treedt. Door een geschikte keuze van de doorsnede van deze leiding en de daaraan gekoppelde verwarmingscapaciteit kan aldus in bijzonder korte tijd het product op een verhoogde temperatuur worden gebracht en door uit te gaan van een geringe warmtecapaciteit is een bijzonder snelle responstijd haalbaar. Een cascade-schakeling van een aantal van dergelijke elementen achter elkaar, biedt daarbij de mogelijkheid de gewenste producttemperatuur stapsgewijs te realiseren met een voldoende grote doorsnede van de product voerende leiding om verstopping door melkresten daarvan tegen te gaan.

Voor wat betreft het doorstroom-verwarmingselement fungeert de leidingwand als thermodynamisch transportkanaal tussen het product in de leiding en de warmtebron, waarvoor bij voorkeur wordt uitgegaan van een schakelbare elektrische warmtebron.

Die warmtebron kan elders zijn gelegen, maar een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting is evenwel gekenmerkt doordat de wand van de product voerende leiding een schakelbare warmtebron omvat. Hierbij speelt de wand van de product voerende leiding een actieve rol in het verwarmingsproces doordat daarin de benodigde warmte wordt opgewekt. De wand omvat daartoe een elektrisch weerstandmateriaal, in het bijzonder van een dikke film, die aan een schakelbare elektrische voeding is aangesloten. Het resultaat is een bijzonder snelle respons, een lage energiedissipatie en een bijzonder compacte bouwwijze.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de verwarmingsinrichting, de opschuimmiddelen en de melktoevoermiddelen aan een besturingsinrichting zijn gekoppeld en, na daardoor beiden te zijn ingeschakeld, daardoor achtereenvolgens worden uitgeschakeld met inachtneming van een tussentijdse tijdsduur tussen het uitschakelen van de verwarmingsmiddelen en het eerst daarna uitschakelen van de toevoermiddelen. Gedurende de bedoelde tussentijd is de warmtebron uitgeschakeld terwijl de verwarmingsmiddelen nog steeds het product voeren.

Het product zorgt aldus voor een koeling van de verwarmingsmiddelen opdat deze bij een opvolgende productiegang direct gereed zijn om desgewenst koud schuim te leveren. Bovendien zorgt een dergeiijke finale doorstroming met onverwarmd product reeds voor een zekere spoeling van de product voerende leiding in de verwarmingsmiddelen en voor een geringere mate van aanzetting van melkresten.

Meer in het bijzonder is de inrichting in dat verband gekenmerkt doordat de opschuimmiddelen voorafgaand aan de tussentijdse tijdsduur door de besturingsinrichting buiten bedrijf zijn gesteld, waardoor de finale spoeling met niet-geschuimd melkproduct plaatsvindt met een effectievere koeling en spoeling.

Om de melk-voerende leiding op een eenvoudige wijze vanaf de bron te kunnen reinigen heeft een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat de melktoevoermiddelen gedurende de productiegang door tussenkomst van een melktoevoerleiding aan een melkhouder voor het melkproduct zijn gekoppeld, en dat de melktoevoerleiding gedurende de spoelbeurt van de melkhouder is bevrijd en aan een houder voor de spoelvloeistof is gekoppeld.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en een bijbehorende tekening. In de tekening toont:

Figuur 1 een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens uitvinding, in een toestand voor een productiegang voor afgifte van melkschuim;

Figuur 2 de inrichting van figuur 1, in een eerste toestand voor een spoelbeurt;

Figuur 3 de inrichting van figuur 1, in een tweede toestand voor een spoelbeurt; en

Figuur 4 de inrichting van figuur 1, in een derde toestand voor een spoelbeurt. Overigens zij daarbij opgemerkt dat de figuren zuiver schematisch en niet steeds op (eenzelfde) schaal zijn getekend. Met name kunnen terwille van de duidelijkheid sommige dimensies in meer of mindere mate overdreven zijn weergegeven. Overeenkomstige delen zijn in de figuren met eenzelfde verwijzingscijfer aangeduid.

De in figuur 1 getoonde inrichting omvat een container 1 voor verse melk die bij voorkeur is voorzien van koelmiddelen om de houdbaarheid van de melk te bevorderen. De melkhouder kan zowel intern als extern van het overige deel van de inrichting zijn voorzien en heeft typisch een inhoud van een deel van een liter tot enkele liter. De melkhouder is door middel van een melkleiding 20 verbonden met een regelbare pomp 2 van de inrichting. Door middel van een sperventiel 9 kan de melkleiding al of niet worden vrijgegeven dan wel afgesloten. In de in de figuur weergegeven toestand is het ventiel 9 geopend evenals een doorgaand stroompad in een driewegklep 8 dat als eerste omstelventiel 8 is toegepast, opdat bij bedrijf melk uit de container 1 door de pomp 2 via de melkleiding 20 zal worden aangezogen.

Ter bereiding van melkschuim omvat de inrichting een mechanisch dan wel elektronisch regelbare opschuimmiddelen 30. Deze opschuimmiddelen omvatten een instelbare luchttoevoer 3 die een regelbaar debiet aan omgevingslucht levert aan een daartoe voorziene luchttoevoerleiding 21. In dit voorbeeld wordt hiervoor een elektronisch proportioneel regelbaar luchtventiel toegepast in combinatie met een mechanisch terugslagventiel 15 in een Iuchtleiding 21. Deze luchtleiding staat via een schakelbare klep 7 in verbinding met de melkleiding. De pomp en de leidingweerstand zorgen voor een verhoogde druk in het systeem, opdat gedurende bedrijf lucht onder verhoogde druk in de melk wordt geïnjecteerd zodat dit opschuimt. Door deze bijmenging van omgevingslucht wordt koud, althans niet verwarmd, melkschuim gevormd dat zijn weg verder vervolgt via de in de figuur aangegeven schuimleiding 22.

Het melkschuim wordt vervolgens over een schakelbare verwarmingsinrichting 4 geleid. Het gaat in dit voorbeeld daarbij om een cascade van een tweetal doorstroom-verwarmingselementen van het zogenaamde dikke-film type. Dergelijke verwarmingselementen zijn commercieel verkrijgbaar onder de aanduiding “thick film heater". Dergelijke dikke film-verwarmers omvatten een metalen kern die is bekleed (geëmailleerd) met een glaskeramische voering. De glaskeramiek zorgt voor elektrische isolatie en draagt (geleidende) verwarmingssporen die bijvoorbeeld door middel van een zeefdruk-techniek daarop zijn aangebracht. De vorm, grootte en elektrische eigenschappen kunnen worden ingesteld en geoptimaliseerd voorde onderhavige toepassing. Daarnaast kunnen daarin thermische sensoren, temperatuurbegrenzers en bedieningselementen worden geïntegreerd.

Dikke filmverwarmers kunnen met een zeer hoge vermogensdichtheid, gecombineerd met een lage thermische massa, worden ontworpen. Dit resulteert in uItra-snelIe verwarming van de daarin gevoerde vloeistof. De energievervoer is daardoor zeer direct en efficiënt. Dit zorgt op zijn beurt voor zeer snelle responsietijden bij inschakelen en uitschakelen als gevolg van een relatief geringe eigen warmtecapaciteit in combinatie met een rechtstreeks warmte-uitwisselend contact tussen de warmtebron en het melkschuim. Deze warmtebron wordt door de product-voerende leiding gevormd doordat een wand daarvan één of meer verwarmingssporen draagt en daardoorheen een schakelbare elektrische stroom wordt gevoerd.

Door twee of meer van dergelijke elementen in serie achter elkaar tot een cascade te vormen, kan in een korte tijd een voldoende grote temperatuurstijging worden gerealiseerd zodat heet melkschuim aan een uitloop 6 van de inrichting afneembaar is.

Desgewenst kan ook koud, althans onverwarmd, melkschuim worden verkregen. In dat geval zal de verwarmingsinrichting 4 niet zijn ingeschakeld en vloeit het schuim rechtstreeks van de opschuimmiddelen 30 naar de productuitloop 6.

Alle hiervoor en hierna beschreven elektrische en elektronische componenten van de inrichting worden bestuurd door een in de figuur niet nader weergegeven centrale besturingseenheid. Daaraan kunnen bovendien stroming-sensoren (flow sensors) en temperatuuropnemers zijn gekoppeld om het proces te bewaken. Door sturing van de luchtinlaat 3 kan meer om minder lucht worden bijgemengd en eventueel kan het terugslagventiel 15 van een elektronische regeling zijn voorzien om een inlaatdruk te regelen. Bovendien wordt een toerental van de pomp 2 door het besturingssysteem gestuurd en bewaakt. Al met al zijn daarmee de voornaamste procesfactoren onder controle van het besturingssysteem om warm dan wel koud melkschuim van een gewenste consistentie en hoeveelheid te bereiden. Ook biedt de inrichting de mogelijkheid om desgewenst de toevoer van lucht via het luchtventiel 7 achterwege te laten, in welk geval warme dan wel koude melk aan de uitgang 6 wordt ontvangen al naar gelang de verwarmingsmiddelen 4 wel of niet werden ingeschakeld.

Omwille van een producthygiëne is het bij een melk houdend product van groot belang om contaminatie door en aanzetting van melkresten tegen te gaan. Hiertoe is de inrichting voorzien van een reinigingsinrichting die aan de hand van de figuren 2 tot en met 4 nader zal worden toegelicht.

Met het oog op een eerste type spoelgang wordt het sperventiel 9 naar de melkhouder 1 gesloten en wordt de melkleiding 20 daarvan losgekoppeld en aan een houder 18 met een geschikte reinigingsvloeistof gekoppeld, in dit voorbeeld wordt water als spoelvloeistof toegepast waaraan een adequate hoeveelheid desinfecterend middel is toegevoegd. Ook voor de houder 18 geldt dat deze zowel in als buiten de inrichting voor het bereiden van het melkschuim kan zijn voorzien, terwijl een inhoud daarvan wordt afgestemd op een voldoende aantal spoelcycli. Desgewenst kan de houder 18 een verwisselbare cassette (cartridge) omvatten zodat de gebruiker deze eenvoudig kan verwisselen.

De houder 18 met spoelvloeistof wordt via een sperventiel 18 ontsloten, terwijl het melkventiel 9 gesloten is. Aldus wordt nu spoelvloeistof door de pomp 2 aangezogen en door de productleiding 21, 22 geleid. Het spoeltraject van de spoelvloeistof omvat in figuur 2 verder de verwarmingsinrichting 4, waarna een daartoe voorzien stelsel van omstelventielen 10,11 de spoelvloeistof naar de ingang terug leidt zodat de spoelvloeistof een aantal maal over dit spoeltraject 40 zal circuleren. De spoelvloeistof wordt aldus belangrijk efficiënter benut, wat zich uit in een belangrijk geringer verbruik aan spoelvloeistof. Uiteindelijk wordt het omstelventiel 11 omgeschakeld om inrichting van reinigingsvloeistof te ontdoen, welke alsdan in een afdruipschaal 17 wordt opgevangen.

Bovendien wordt gedurende de spoelgang, conform de uitvinding, een gas bij de spoelvloeistof gemengd. Hiervoor worden in de in figuur 2 weergegeven toestand de opschuimmiddelen 30 andermaal aangewend. Door deze gedurende de spoelgang inwerking te stellen wordt omgevingslucht via de luchtleiding 22 ingebracht en in het spoeltraject bijgemengd. Het luchtventiel 7 is hierbij geopend. De pomp en de leidingweerstand zonder voor een verhoogde druk in het systeem, waardoor het gas in de vloeistof zal oplossen. Gebleken is dat een dergelijke gas-injectie in de spoelvloeistof tot een belangrijk krachtiger en grondiger reiniging van de leidingen en componenten leidt, hetgeen eveneens een geringer verbruik aan spoelvloeistof tot gevolg heeft. Daarnaast kan de duur van de spoelgang aldus belangrijk worden verkort. Ook gedurende de spoelgang(en) worden alle componenten en kleppen gestuurd en bewaakt door het besturingssysteem en kan een hoeveelheid en druk van de toegelaten omgevingslucht nauwkeuring worden beheerst.

Een alternatief spoeltraject 50 is weergegeven in figuur 3. Hierbij wordt het omstelventiel 10 naar een product-uitgifteklep 5 geschakeld in plaats van naar het verdere omstelventiel 11. Aldus wordt het uitgifteventiel 5, dat tijdens een normale productiegang melk of melkschuim naar de uitloop 6 voert, eveneens in de reinigingscyclus betrokken. Ook nu weer wordt gebruik gemaakt van een retourleiding via een daartoe voorzien spoelventiel 13 naar de ingang, opdat de spoelvloeistof een aantal maal door het systeem zal circuleren. Een ook in deze modus wordt lucht bij de spoelvloeistof gemengd vanuit de luchtinjector 3 voor een effectievere reiniging. Door het spoelventiel 13 te sluiten wordt de retourleiding gesloten en stroomt de verbruikte reinigingsvloeistof vervolgens uit de uitloop 6 om zo de inrichting te verlaten.

Figuur 4 toont, tot slot, een verder spoeltraject 60 dat bestemd en ingericht is om ook de luchtleiding 22 te spoelen. Hierbij is het eerste omstelventiel 8 via een deel van de luchtleiding 22 en de daarin voorziene terugslagklep 15 en luchtklep 7 met de pomp 2 verbonden. De lucht-injectiemiddelen 3 zijn nu uitgeschakeld. Via de omstelventielen 10,11 wordt de vloeistof nu rechtstreeks naar de afdruipschaal 17 geleid. Deze omstelventielen kunnen overigens eveneens in de hiervoor aan de hand van figuur 2 en 3 beschreven spoelgangen worden geactiveerd om ook in die situaties desgewenst spoelvloeistof in de afdruipschaal 17 te kunnen lozen.

Na aldus te zijn gereinigd, is de inrichting volledig vrij van melkresten en aanzetting en kan de inrichting andermaal voor de bereiding en uitgifte van melkschuim worden toegepast. Bij voorkeur wordt een eerste productiegang daarbij nog voorafgegaan door een spoelgang met melk of water om eventueel achter gebleven spoelvloeistof te verdrijven.

Hoewel de uitvinding hiervoor aan de hand van louter enkele uitvoeringsvoorbeeiden nader werd toegelicht, moge het duidelijk zijn dat de uitvinding daartoe geenszins is beperkt. Integendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor een gemiddelde vakman nog vele variaties en verschijningsvormen mogelijk.

Claims (13)

1. Inrichting voor het bereiden van melkschuim omvattende toevoermiddelen voor een vloeibaar melkproduct, opschuimmiddelen die in staat en ingericht zijn om in een productiegang het melkproduct tot melkschuim te vormen, en een productuitloop waaraan het gevormde melkschuim ontvangbaar is, waarbij de toevoermiddelen, de opschuimmiddelen en productuitloop door een productleiding onderling zijn gekoppeld, en waarbij een reinigingsinrichting is voorzien die in staat en ingericht is om gedurende een spoelbeurt een spoelvloeistof in een spoeltraject door ten minste de opschuimmiddelen en althans een deel van de productleiding te leiden, met het kenmerk dat de reinigingsinrichting injectiemiddelen omvat die in staat en ingericht zijn om gedurende de spoelbeurt in het spoeltraject een gas in de spoelvloeistof te introduceren.

2. Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat een stelsel van schakelbare kleppen en ten minste een recirculatieleiding zijn voorzien die gedurende de spoelbeurt zijn geschakeld om de spoelvloeistof ten minste een aantal maal in het spoeltraject door de productleiding en de opschuimmiddelen te recirculeren.

3. Inrichting voor het bereiden van melkschuim omvattende toevoermiddelen voor een vloeibaar melkproduct, opschuimmiddelen die in staat en ingericht zijn om in een productiegang het melkproduct tot melkschuim te vormen, en een productuitloop waaraan het gevormde melkschuim ontvangbaar is, waarbij de toevoermiddelen, de opschuimmiddelen en productuitloop door een productleiding onderling zijn gekoppeld, en waarbij een reinigingsinrichting is voorzien die in staat en ingericht is om gedurende een spoelbeurt een spoelvloeistof in een spoeltraject door ten minste de opschuimmiddelen en althans een deel van de productleiding te leiden, met het kenmerk een stelsel van schakelbare kleppen en ten minste een recirculatieleiding zijn voorzien die gedurende de spoelbeurt zijn geschakeld om de spoelvloeistof ten minste een aantal maal in het spoeltraject door de productleiding en de opschuimmiddelen te recirculeren.

4. Inrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de reinigingsinrichting injectiemiddelen omvat die in staat en ingericht zijn om gedurende de spoelbeurt in het spoeltraject een gas in de spoelvloeistof te introduceren.

5. Inrichting volgens conclusie 1 of 4 met het kenmerk dat het gas lucht van althans nagenoeg omgevingstemperatuur omvat, in het bijzonder omgevingslucht.

6. Inrichting volgens conclusie 5 met het kenmerk dat de injectiemiddelen deel uitmaken van de opschuimmiddelen en gedurende de productiegang het gas in het melkproduct brengen teneinde daaruit een althans in hoofdzaak onverwarmd melkschuim te vormen.

7. Inrichting volgens conclusie 6 met het kenmerk dat de injectiemiddelen een proportioneel regelbaar lucht-ventiel omvatten.

8. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat stroomafwaarts van de opschuimmiddelen een schakelbare verwarmingsinrichting is voorzien die in staat en ingericht is om het melkschuim op een verhoogde temperatuur te brengen, waarbij het spoeltraject tevens de verwarmingsinrichting omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk dat de verwarmingsinrichting een doorstroom-verwarmingselement omvat, in het bijzonder een cascade van een aantal doorstroom-verwarmingselementen, met een product voerende leiding die zich daarin uitstrekt, in het bijzonder volgens een meander- en/of spiraalspoor, waarbij een wand van de product voerende leiding in warmte-uitwisselend contact met een schakelbare warmtebron verkeert.

10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk dat de wand van de product voerende leiding een schakelbare warmtebron omvat.

11. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de verwarmingsinrichting, de opschuimmiddelen en de melktoevoermiddelen aan een besturingsinrichting zijn gekoppeld en, na daardoor beiden te zijn ingeschakeld, daardoor achtereenvolgens worden uitgeschakeld met inachtneming van een tussentijdse tijdsduur tussen het uitschakelen van de verwarmingsmiddelen en het eerst daarna uitschakelen van de toevoermiddelen.

12. Inrichting volgens conclusie 11 met het kenmerk dat de opschuimmiddelen voorafgaand aan de tussentijdse tijdsduur door de besturingsinrichting buiten bedrijf zijn gesteld.

13. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de melktoevoermiddelen gedurende de productiegang door tussenkomst van een melktoevoerleiding aan een melkhouder voor het melkproduct zijn gekoppeld, en dat de melktoevoerleiding gedurende de spoelbeurt van de melkhouder is bevrijd en aan een houder voor de spoelvloeistof is gekoppeld.