NL2015327B1 - Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm. - Google Patents

Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm.

Info

Publication number
NL2015327B1
NL2015327B1 NL2015327A NL2015327A NL2015327B1 NL 2015327 B1 NL2015327 B1 NL 2015327B1 NL 2015327 A NL2015327 A NL 2015327A NL 2015327 A NL2015327 A NL 2015327A NL 2015327 B1 NL2015327 B1 NL 2015327B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
screen
lace
chamber
strip
profile member
Prior art date
Application number
NL2015327A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerardus Van Deursen Adrianus
Prins Vincent
Martien Broos Johan
Original Assignee
Van Der Valk Systemen B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Van Der Valk Systemen B V filed Critical Van Der Valk Systemen B V
Priority to NL2015327A priority Critical patent/NL2015327B1/nl
Priority to PCT/NL2016/050585 priority patent/WO2017034401A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2015327B1 publication Critical patent/NL2015327B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/22Shades or blinds for greenhouses, or the like
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B5/00Joining sheets or plates, e.g. panels, to one another or to strips or bars parallel to them
    • F16B5/06Joining sheets or plates, e.g. panels, to one another or to strips or bars parallel to them by means of clamps or clips
    • F16B5/0692Joining sheets or plates, e.g. panels, to one another or to strips or bars parallel to them by means of clamps or clips joining flexible sheets to other sheets or plates or to strips or bars
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02ATECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
    • Y02A40/00Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
    • Y02A40/10Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
    • Y02A40/25Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Greenhouses (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting (30) voor bevestiging van een scherm (60) aan een constructie, en omvattende een profielorgaan (40) en een opsluitveter (80). Het profielorgaan ( 40) is voorzien van: een kamer die zich in een langsrichting (X) door het profielorgaan uitstrekt en is ingericht voor omsluiten van een strookvormig schermdeel (66); een langsopening (44) die zich in de langsrichting langs een zijde van het profielorgaan uitstrekt en een doorgang tussen de kamer en een buitenzijde van het profielorgaan vormt, en een invoeropening ( 46) die direct verbonden is met de kamer; waarbij de opsluitveter vanuit een vrije toestand geheel buiten de kamer, zelfstandig ten opzichte van het scherm door de invoeropening heen en hoofdzakelijk langs de langsrichting de kamer in inschuifbaar is naar een ingesloten toestand waarin de opsluitveter in de kamer is opgenomen om het strookvormige schermdeel vast te zetten.

Description

Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm
TECHNISCH VAKGEBIED
[0001] De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor bevestiging van een scherm in een kas of warenhuis, op een scherminstallatie, en op een kas of warenhuis voorzien van een dergelijke scherminstallatie. Verder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het bevestigen van een scherm aan een constructie met behulp van de inrichting.
STAND VAN DE TECHNIEK
[0002] Inrichtingen voor bevestiging van een scherm aan een draagconstructie van een kas of warenhuis zijn bekend. Zo beschrijft Amerikaans octrooidocument US4,665,670 een kleminrichting voor het vastzetten van een of meer schermen van een flexibel polymeermateriaal. Een tweetal dergelijke flexibele schermen kan bijvoorbeeld worden gebruikt om een lichtdoorlatend dak van een kas te vormen. De bekende kleminrichting omvat twee langwerpige profieldelen die in elkaar grijpend gevormd zijn met een tussenruimte voor het inklemmen van de een of meer schermen. Om dit klemeffect te kunnen bereiken zijn de twee profieldelen voorzien van een aantal gekromde en in elkaar grijpende kanalen en richels. Deze bekende kleminrichting heeft als nadeel dat de dikte van de ingeklemde schermen een aanzienlijke factor speelt in de betrouwbaarheid van de klemwerking: Een te geringe schermdikte kan een te grote speling tussen de profieldelen tot gevolg hebben, terwijl een overmatige schermdikte de kromming en daarmee de onderlinge ingrijping van de kanalen en richels nadelig zal beïnvloeden. Een verder nadeel van de bekende inrichting is dat deze enkel geschikt is voor het opvangen van schermspankrachten in specifieke richtingen. Als er spankrachten op de schermen wordt uitgeoefend die voldoende sterk en nagenoeg tegengesteld zijn aan de richting van het vastzetten van de twee profieldelen, dan is er een aanzienlijke kans dat de bekende kleminrichting ontkoppelt en de schermen ongewenst los raken.
[0003] Het is daarom wenselijk om te voorzien in een bevestigingsinrichting waarmee een scherm robuust en relatief eenvoudig aan een steunconstructie van een kas of warenhuis kan worden vastgezet.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDING
[0004] De uitvinding voorziet volgens een eerste aspect in een bevestigingsinrichting voor bevestiging van een scherm aan een constructie, omvattende een profiel orgaan en een opsluitveter. Het profiel orgaan is voorzien van een kamer die zich in een langsrichting door het profielorgaan uitstrekt en is ingericht voor het omsluiten van een strookvormig deel van het scherm. Het profielorgaan omvat ook een langsopening die zich in de langsrichting langs een zijde van het profielorgaan uitstrekt en een doorgang tussen de kamer en een buitenzijde van het profielorgaan vormt. Tevens omvat het profielorgaan een invoeropening die direct verbonden is met de kamer. De opsluitveter is vanuit een vrije toestand waarin de opsluitveter zich geheel buiten de kamer bevindt, zelfstandig ten opzichte van het scherm door de invoeropening heen en hoofdzakelijk langs de langsrichting de kamer in inschuifbaar, naar een ingesloten toestand waarin de opsluitveter in de kamer is opgenomen om het strookvormige schermdeel daarin vast te zetten.
[0005] De term “scherm” duidt hier in brede zin op een velvormig orgaan dat één of meerdere klimaatregulerende functies kan vervullen, waaronder zonwering, verduistering, vochtregulering, stromingsbarrière en/of thermische isolatie. Onder schermen worden hier onder andere folies, doeken (bijv. van het geweven of gebreide type), matten, foliebaanschermen, etc. gerekend.
[0006] Hieraan gerelateerd kan de constructie bijvoorbeeld een draagframe van een kas of warenhuis vormen, en maakt het profielorgaan deel uit van een scherminstallatie voor het bevestigen van een klimaatregulerend scherm aan dit draagframe. Een dergelijk klimaatregulerend scherm kan zowel vast als gecontroleerd beweegbaar (bijvoorbeeld intrekbaar en uitschuifbaar/uitrolbaar) zijn aangebracht.
[0007] Verder kan een dergelijk klimaatregulerend scherm in uiteenlopende vormen en/of oriëntaties zijn aangebracht. Een dergelijk scherm kan bijvoorbeeld in een horizontale oriëntatie (bijvoorbeeld een dekscherm), in een verticale oriëntatie (bijvoorbeeld een wandscherm), in een hellende oriëntatie (bijvoorbeeld een schuin aflopende buitenwand of een spouwvormend dakscherm), of in een gekromde vorm (zoals een enkel of dubbel gelaagd boogvormig kasdak) zijn aangebracht.
[0008] De constructie kan echter ook anders gevormd zijn. Zo kan de constructie bijvoorbeeld onderdeel zijn van een trekmechaniek voor het intrekken van een scherm via langszijden in een opspanmechaniek met rails. Dit trekmechaniek kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd met een centrale trekkabel die via gevorkte kabels verbonden is met het profielorgaan uit de bevestigingsinrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding. Als alternatief kan de centrale trekkabel ook via een driehoekige schermflap met het profielorgaan verbonden zijn. De driehoekige schermflap kan bijvoorbeeld zijn gevormd uit een voldoende stevige folie, canvas, mat, textiel, of soortgelijk materiaal dat de intrekspankrachten van de centrale intrekkabel kan overbrengen op het profielorgaan. Bevestiging van de driehoekige schermflap aan het profielorgaan kan op bekende wijze plaatsvinden. De schermflap kan bijvoorbeeld langs een basiszijde voorzien zijn van een vastgezette geleidingsveter en het profielorgaan kan voorzien zijn van een verdere kamer die evenwijdig loopt met de kamer en waarin de schermflap met geleidingsveter kan worden opgenomen. Andere configuraties van het trekmechaniek zijn mogelijk, in het bijzonder voor de koppeling tussen trekkabel(s) en profieldeel. Onafhankelijk van het soort koppeling tussen trekkabels(s) en profieldeel, kan het scherm langs een vooraangelegen strookvormig schermdeel met behulp van de opsluitveter gekoppeld worden aan het profielorgaan. Hierdoor kan de trekkracht uitgeoefend door de centrale trekkabel via de gevorkte kabels of driehoekige schermflap en via het profielorgaan worden overgebracht op het scherm, zodat het scherm langs de rails van het opspanmechaniek kan worden ingetrokken. Na intrekken van het scherm kan de koppeling tussen het ingetrokken scherm enerzijds en het profielorgaan en de opsluitveter anderzijds eenvoudig worden verwijderd, waarna profielorgaan en opsluitveter opnieuw kunnen worden gebruikt voor het koppelen van het trekmechaniek aan een ander scherm.
[0009] De opsluitveter in de bevestigingsinrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding is gevormd als een langwerpig, enigszins flexibel orgaan dat dusdanig gevormd is dat deze langs de langsrichting in de kamer opneembaar is. De flexibele opsluitveter kan bijvoorbeeld gevormd worden door een flexibel koord, slang, holle buis, touw, of strip. Bij voorkeur dient de opsluitveter met de langsuiteinden naar elkaar toe buigbaar te zijn. Oprollen van de opsluitveter rondom een as in een dwarsrichting zal daardoor mogelijk zijn. Dit vergemakkelijkt transport en opslag van de opsluitveter.
[0010] De opsluitveter is via de invoeropening van het profielorgaan inschuifbaar in de kamer om de ingesloten toestand te realiseren, zelfstandig ten opzichte van het scherm. De term “zelfstandig inschuifbaar” impliceert dat de opsluitveter geen bevestigingsmiddelen omvat voor het direct vastzetten van de opsluitveter aan het scherm, in het geval dat de opsluitveter en het scherm zich buiten de kamer bevinden. Het scherm is dus niet direct aan de opsluitveter bevestigd, bijvoorbeeld via stikken, lijmen, smelten, nieten, inbedden, inweven, en dergelijke.
[0011] De invoeropening kan bijvoorbeeld gevormd zijn als een kopse opening voorzien aan een langsuiteinde van het profiel orgaan, of als een tussenopening die een locale onderbreking (bijvoorbeeld vergroting) vormt van de langsopening aan de zijde van het profielorgaan.
[0012] Het scherm kan voorafgaand aan het plaatsen van de opsluitveter al zodanig in het profielorgaan gepositioneerd zijn dat het strookvormige schermdeel door de kamer omsloten is, maar daarin mogelijk nog niet is vastgezet. Dit is echter niet noodzakelijk. Als alternatief kan het scherm voorafgaand aan de plaatsing van de opsluitveter enkel tegen het profielorgaan gepositioneerd zijn, zonder dat het strookvormige schermdeel door de kamer omsloten is. In dit geval kan de opsluitveter voorzien zijn van middelen om het strookvormige schermdeel in de kamer te dwingen/duwen, tijdens het intrekken van de opsluitveter in de kamer. In beide gevallen zal het strookvormige schermdeel bij intrekking van de opsluitveter worden vastgezet in de kamer, vanaf het voorste langsuiteinde van de veter en verder, vergelijkbaar met de werking van een rits. Het is niet noodzakelijk om het scherm te voorzien van een eigen geleidingsveter om het vastzetten aan de inrichting te kunnen bewerkstelligen. De term “eigen geleidingsveter” duidt hierbij op een geleidingsveter die vooraf al aan het scherm is vastgezet, bijvoorbeeld door confectioneren, lijmen, integreren, en dergelijke. Het confectioneren of anderszins arbeidsintensief vastzetten van een eigen geleidingsveter aan het scherm kan (desgewenst) achterwege worden gelaten.
[0013] De term “ingesloten toestand” (ook m.b.t. de opsluitveter) impliceert hier dat de opsluitveter eenmaal opgenomen in de kamer een zeer beperkte bewegingsvrijheid heeft, in ieder geval in de dwarsrichtingen loodrecht op de langsrichting. Eventueel kan de opsluitveter in ingesloten toestand wel in de dwarsrichtingen over relatief kleine afstanden en/of hoeken te transleren of roteren, mits dit geen uittreding van de opsluitveter door de langsopening uit de kamer tot gevolg heeft.
[0014] De opsluitveter kan ook zelfstandig ten opzichte van het scherm en door de invoeropening van het profielorgaan heen weer uitschuifbaar zijn vanuit de ingesloten toestand terug naar de vrije toestand. Dit is echter niet noodzakelijk. Als alternatief of daarnaast kan de opsluitveter ook zelfstandig ten opzichte van het scherm en door een verder gelegen uitvoeropening van het profielorgaan heen uitschuifbaar zijn vanuit de ingesloten toestand terug naar de vrije toestand. De uitvoeropening kan bijvoorbeeld gevormd zijn als een kopse opening voorzien aan een tegenoverliggend langsuiteinde van het profiel orgaan, of als een verdere tussenopening die een locale onderbreking (bijvoorbeeld vergroting) vormt van de langsopening.
[0015] Volgens een uitvoeringsvorm is de langsopening van het bevestigingsorgaan in een eerste dwarsrichting begrensd, en omvat de opsluitveter aan of nabij een langsuiteinde een verjonging in de eerste dwarsrichting, zodanig dat de opsluitveter in de ingesloten toestand ter plaatse van de verjonging deels door de langsopening uit de kamer van het profielorgaan naar buiten kan steken.
[0016] Met de term “langsuiteinde” wordt hier gedoeld op een uiteinde van de opsluitveter gezien in de langsrichting. De verjonging kan gevormd zijn met een continu gekromd verlopend randprofiel zonder scherpe overgang. De verjonging kan gevormd zijn aan het betreffende langsuiteinde van de opsluitveter, zodat het resulterende versmalde deel zelf het uiteinde van de opsluitveter vormt. Als alternatief kan de verjonging gevormd zijn nabij het betreffende langsuiteinde van de opsluitveter, waarbij het daadwerkelijke uiteinde van de opsluitveter gevormd kan zijn als een vetersegment deel dat breder is dan een breedte van de langsopening. Dit bredere vetersegment kan bijvoorbeeld een handvat vormen en/of een trekoog of ander soort bevestigingsorgaan omvatten. De opsluitveter in ingesloten toestand kan daarmee ter plaatse van de verjonging door de langsopening uit het profielorgaan steken, terwijl het handvat of trekoog buiten de kamer kan steken terwijl de rest van de opsluitveter binnen de kamer kan blijven.
[0017] Volgens een uitvoeringsvorm omvat de bevestigingsinrichting een voorloper. Deze voorloper is voorzien van een glijlichaam dat op verschuifbare wijze binnen de kamer van het profielorgaan opneembaar is, en van een bevestigingsorgaan gelegen aan een uiteinde van het glij lichaam, en ingericht voor bevestiging van de voorloper aan een langsuiteinde van de opsluitveter. De voorloper is ingericht om de opsluitveter vanuit de vrije toestand via de invoeropening via de langsrichting door de kamer te schuiven.
[0018] Zo kan de voorloper een handvat omvatten dat verbonden is met het glijlichaam. Het handvat heeft een breedte die toestaat dat deze door de langsopening van de kamer heen naar buiten kan steken.
[0019] Volgens verdere uitvoeringsvormen is de voorloper en/of de opsluitveter nabij de veijonging voorzien van een inwaarts uitsteeksel met een voorwaartse afschuining.
Deze afschuining is ingericht voor het dieper de kamer in dwingen van het strookvormige schermdeel.
[0020] Met “inwaarts uitsteeksel met voorwaartse afschuining” wordt hier gedoeld op een lichaam met een oppervlak dat deels voorwaarts naar de langsrichting gericht is (d.w.z. in de inschuifrichting) en deels inwaarts naar de tweede dwarsrichting gericht is (d.w.z. binnenwaarts de kamer in). Het inwaarts uitsteeksel met voorwaartse afschuining maakt het mogelijk om het opgenomen strookvormige schermdeel verder de kamer in te dwingen zodra de opsluitveter en/of de voorloper via de invoeropening van het profielorgaan in de langsrichting de kamer wordt ingeschoven. Hiermee wordt het opgenomen strookvormige deel van het scherm vergroot en wordt er meer speling voor dit schermdeel gecreëerd om zich binnen de kamer ten opzichte van de opsluitveter (bijv. rondom de opsluitveter) te positioneren. Als gevolg verloopt het intrekken van de opsluitveter tot in de ingesloten toestand en het in de kamer vastzetten van het opgenomen strookvormige schermdeel vloeiender. Bij voorkeur heeft het inwaarts uitsteeksel met voorwaartse afschuining een glad gekromd profiel in voorwaartse en/of dwarsrichting(en), om de wrijvingskrachten tussen de opsluitveter en het strookvormige schermdeel te verkleinen.
[0021] Volgens een uitvoeringsvorm heeft de opsluitveter in een eerste dwarsrichting een opsluitveterbreedte Ayl, en spant de langsopening in de eerste dwarsrichting een openingbreedte Ay2 op. In deze uitvoering is de kamer tevens in de eerste dwarsrichting begrensd door twee tegenovergelegen binnenwanddelen die in de eerste dwarsrichting een kamerbreedte Δγ3 opspannen. In deze uitvoering zijn de breedtes onderling gerelateerd volgens Ay2 < Ayl < Δγ3.
[0022] Deze breedtes voor de opsluitveter, de kamer, en de langsopening maken het mogelijk dat de opsluitveter in de ingesloten toestand vrij in de langsrichting door de kamer van het profielorgaan beweegbaar blijft, terwijl het uittreden van de opsluitveter via de langsopening van de kamer wordt tegengegaan.
[0023] De kamer van het profielorgaan kan hoofdzakelijk spiegelsymmetrisch gevormd zijn ten opzichte van een spiegelvlak door de langsopening. Het profielorgaan kan bijvoorbeeld een interne kamer vormen met spiegelsymmetrisch polygonale of half elliptische dwarsdoorsnede. Dergelijke spiegelsymmetrie is echter niet noodzakelijk.
[0024] Volgens een verdere uitvoeringsvorm spant elk binnenwanddeel een binnenoppervlak op dat naar de kamer toe gericht is. In deze uitvoering heeft elk binnenwanddeel een binnenste rand die grenst aan de langsopening, en is er een verzameling dwarsafstanden {Δγ} gedefinieerd tussen een punt op de binnenste rand behorend bij het overliggende binnenwanddeel enerzijds, en een verzameling punten op het binnenoppervlak anderzijds. In dit geval geldt voor elke dwarsafstand Ar in de verzameling {Ar } dat Ar < Ayl.
[0025] Deze beperking op de mogelijke afstanden tussen de binnenste rand het tegenoverliggende binnenoppervlak beperkt de rotatievrijheid van de opsluitveter rondom een as in de langsrichting, en realiseert daarmee een veterinsluiting die voorkomt dat de veter dusdanig ver kan roteren dat de veter alsnog via de langsopening de kamer uit kan schieten. Bij voorkeur hebben de binnenoppervlakken een concaaf karakter. Zo kunnen de binnenoppervlakken bijvoorbeeld een gebogen of hoekige U-vorm hebben (In dit geval hebben de binnenoppervlakken een enkelvoudige kromming met een diepst oppervlaktedeel dat in/nabij een middengebied van het concave binnenoppervlak gelegen is, en correspondeert de grootste waarde in de verzameling van dwarsafstanden met dit diepste oppervlaktedeel).
[0026] Volgens een uitvoeringsvorm omvat het profiel orgaan twee contactvlakken die zich langs de langsopening in de langsrichting uitstrekken en binnenwaarts de kamer in gericht zijn. In deze uitvoering omvat de opsluitveter twee verdere contactvlakken die zich in de ingesloten toestand van de opsluitveter in de langsrichting uitstrekken en gericht zijn naar en nagenoeg evenwijdig lopen aan de contactvlakken van het profiel orgaan.
[0027] De opsluitveter kan in een zodanige positie in het profielorgaan worden opgenomen dat de verdere contactvlakken van de opsluitveter direct gericht zijn naar en evenwijdig lopen met de twee binnenwaartse contactvlakken aan beide kanten van de langsopening. Als het strookvormig schermdeel in de kamer is opgenomen kan deze tussen de contactvlakken en verdere contactvlakken worden ingeklemd. De evenwijdige contactvlakken resulteren in een gunstige krachtenspreiding tijdens het overbrengen van de spankracht van het scherm op het profielorgaan. De contactvlakken kunnen als evenwijdige platte vlakken zijn uitgevoerd of eindige gelijkvormige krommingen hebben (d.w.z. krommingen ongelijk aan nul).
[0028] Volgens alternatieve uitvoeringsvormen kan ten minste één van de contactvlakken voorzien zijn van een opstaande structuur die zich uitstrekt in de langsrichting en gekromd is in de dwarsrichting. Een dergelijke structuur voorziet in een lijncontact tussen de opsluitveter en de binnenzijde van de binnenwaartse contactvlakken, zonder scherpe randen, waarmee de inschuifweerstand kan worden verkleind. Eén of meerdere contactvlakken kunnen bijvoorbeeld voorzien zijn van een semicilindrische structuur die zich langs het contactvlak uit strekt.
[0029] De langszij den van de opsluitveter kunnen lijngebieden vormen die tijdens het in- of uitschuiven van de veter meewerken in het verlagen van de wrijvingsweerstand.
[0030] Het profielorgaan kan bijvoorbeeld twee richels omvatten die aan twee overliggende zijden van de langsopening liggen en naar elkaar toe gericht zijn. De binnenwaartse contactvlakken kunnen daarbij zijn gevormd door binnenwaarts gerichte oppervlakken van de richels.
[0031] Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is de opsluitveter gevormd als een op sluit strip.
[0032] Een dergelijke opsluitstrip kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door een hoofdzakelijk balkvormig plat lichaam met relatief homogene elastische eigenschappen.
De opsluitstrip kan worden gekarakteriseerd door een striplengte Δχΐ in de langsrichting X, een stripbreedte Δγΐ in de eerste dwarsrichting Y, en een stripdikte Δζΐ in de tweede dwarsrichting Z, waarbij Δχΐ » Δγΐ » Δζΐ.
[0033] Bij bevestiging van klimaatschermen in een kas of warenhuis kan de opsluitveter bijvoorbeeld een breedte hebben tussen 5 millimeter en 25 millimeter, meer specifiek een breedte tussen 10 millimeter en 20 millimeter, zoals bijvoorbeeld 15 millimeter. Bij voorkeur heeft de opsluitveter een dikte van 0,3 millimeter tot 1 millimeter, meer bij voorkeur tussen 0,5 millimeter en 0,6 millimeter. Andere stripafmetingen zijn echter mogelijk.
[0034] Volgens een tweede aspect, en in overeenstemming met de hierboven beschreven voordelen en effecten, voorziet de uitvinding in een schermsamenstel, omvattende een bevestigingsinrichting met een profielorgaan en een opsluitveter volgens het eerste aspect van de uitvinding, en een scherm, waarvan een strookvormig schermdeel in de kamer van het profielorgaan opneembaar is, en waarbij de opsluitveter in de kamer opneembaar is in een ingesloten toestand om het strookvormige schermdeel in de kamer vast te klemmen.
[0035] Volgens een uitvoeringsvorm is de opsluitveter in de ingesloten toestand gelegen tussen de langsopening van het profielorgaan enerzijds en het strookvormige schermdeel anderzijds.
[0036] Als er een spankracht op het scherm wordt uitgeoefend, dan levert dit een trekkracht op het strookvormige schermdeel die gericht is door de langsopening heen en de kamer uit. Als de opsluitveter in de ingesloten toestand binnen de kamer tussen de langsopening en het strookvormige schermdeel gelegen is, dan zal een vergroting van de trekkracht op het schermdeel tevens de inklemming door de opsluitveter tegen de (binnenzijde van de) langsopening vergroten, wat de bevestiging van het scherm aan het profielorgaan (tijdelijk) verstevigt.
[0037] Volgens een verdere uitvoeringsvorm is de opsluitveter voorzien van een veteroppervlak dat langs de tweede dwarsrichting de kamer in gericht is als de opsluitveter in de ingesloten toestand is, en van twee langsranden die dwarsuiteinden van de opsluitveter in de eerste dwarsrichting vormen. In deze uitvoering strekt het strookvormige schermdeel zich rondom het veteroppervlak en beide langsranden van de opsluitveter naar de langsopening toe uit, alwaar het strookvormige schermdeel overgaat in een of meer vrije schermdelen.
[0038] De omsluiting door het strookvormige schermdeel van het inwaartse oppervlak en via beide langsranden van de veter resulteert in een kleminsluiting met een relatief symmetrische verdeling van de span/klem krachten over de veter, het scherm, en het profielorgaan.
[0039] Volgens een verdere uitvoeringsvorm omvat het strookvormige schermdeel een geleidingsstrip voor het via een invoeropening in het profielorgaan schuiven van het strookvormig schermdeel en de geleidingsstrip terwijl het scherm via de langsopening naar buiten blijft steken. In deze uitvoering is de opsluitveter in de ingesloten toestand gelegen tussen de langsopening enerzijds en het strookvormige schermdeel met de geleidingsstrip anderzijds.
[0040] Het gebruik van een scherm met een eigen geleidingsstrip in combinatie met bovengenoemde opsluitveter en profielorgaan kan een robuustere bevestiging opleveren, waardoor grotere spankrachten op het scherm kunnen worden uitgeoefend. In tegenstelling tot de zelfstandig verplaatsbare opsluitveter kan de geleidingsstrip bij voorbaat wel direct aan het scherm zijn bevestigd, bijvoorbeeld d.m.v. stikken, lijmen, smelten, nieten, en dergelijke. De geleidingsstrip vormt een relatief platte flexibele verharding die aan het scherm is bevestigd langs het strookvormige schermdeel, om het insteken van het scherm via de invoeropening van het profielorgaan en het geleiden van het scherm langs het profielorgaan te vergemakkelijken.
[0041] Typisch heeft de geleidingsstrip een aanzienlijk grotere buigstijfheid dan het scherm, maar vormt deze buigstijfheid van de geleidingsstrip geen belemmering voor het oprollen van het scherm om een as in de eerste dwarsrichting, om een schermrol te vormen. De geleidingsstrip kan dezelfde flexibiliteiteigenschappen hebben als de genoemde eigenschappen voor de opsluitveter. De geleidingsstrip hoeft echter niet “dragend” te zijn d.w.z. dusdanig sterk en gedimensioneerd om het scherm zelfstandig in opgespannen toestand te houden.
[0042] Bij voorkeur is het scherm gevormd als een lichtdoorlatende folie van een relatief uniform transparant materiaal van relatief homogene dikte. Een dergelijk foliescherm kan bijvoorbeeld gebruikt worden als binnenste deklaag onder een eerste deklaag van lichtdoorlatend star plaatmateriaal, om daartussen een spouw met een reguleerbare luchtlaag te vormen.
[0043] De eerste deklaag van lichtdoorlatend star plaatmateriaal kan bijvoorbeeld een plaat van glas of van hard doorzichtig plastic zijn, welke onderdeel vormt van de dakconstructie van een kas of warenhuis. Bevestiging van de geleidingsstrip aan de folielaag kan bijvoorbeeld via stikken, lijmen, of smelten worden gerealiseerd. In de praktijk kan de resulterende verbinding tussen foliescherm en geleidingsstrip relatief zwak zijn, zodat de kans op beschadiging van het foliescherm tijdens initiële opspanning en later gebruik relatief groot is. Volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding kan het foliescherm m.b.v. de geleidingsstrip voorlopig in het profielorgaan worden getrokken, terwijl het inklemmen en vastzetten van het foliescherm met behulp van de opsluitveter en vervolgens plaatsen van het profielorgaan en het op spanning zetten van het scherm op ieder later gewenst tijdstip kan worden uitgevoerd.
[0044] Volgens een derde aspect voorziet de uitvinding in een kas of warenhuis, omvattende: een steunconstructie, en een schermsamenstel met bevestigingsinrichtingen volgens het eerste aspect van de uitvinding, en een scherm dat aan tegenoverliggende langsranden aan de steunconstructie is opgehangen door middel van de bevestigingsinrichtingen.
[0045] Volgens een uitvoeringsvorm omvat de kas of het warenhuis een kap die ondersteund is door de steunconstructie. Deze kap omvat ten minste een goot, een nok die op afstand van de goot gelegen is, roeden die zich elk tussen de goot en de nok uitstrekken, ten minste een paneel dat tussen de roeden, de nok, en de goot is opgenomen, en het scherm, dat door middel van de bevestigingsinrichtingen bevestigd is aan of nabij de goot en de nok, en dat zich op afstand en hoofdzakelijk evenwijdig aan het paneel uitstrekt, waarbij tussen het scherm en het paneel een spouw is gevormd.
[0046] Bij voorkeur is het scherm aan ten minste een strookvormig schermdeel voorzien van een geleidingsstrip die ingericht is voor het via een invoeropening van het profielorgaan inschuiven van het strookvormig schermdeel. Een dergelijk scherm met geleidingsstrip kan bijvoorbeeld zijn gevormd uit een lichtdoorlatende folielaag met relatief uniforme dikte.
[0047] Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm omvat de steunconstructie van de kas of het warenhuis: staanders, liggers die door de staanders gedragen zijn en onderling evenwijdig gelegen zijn, ten minste een bevestigingsinrichting die is uitgevoerd als een schermlijst waaraan het scherm bevestigd is, en die heen en weer verplaatsbaar tussen een open stand en een dichte stand is aangebracht, en een aandrijving voor het heen en weer verplaatsen van de schermlijst.
[0048] De steunconstructie kan eventueel een dradenbed omvatten, met onderling evenwijdige draden die hoofdzakelijk horizontaal tussen de liggers zijn gespannen. De schermlijst kan in dit geval langs de draden heen en weer verplaatsbaar tussen de open stand en de dichte stand zijn aangebracht.
[0049] Volgens weer een andere uitvoeringsvorm omvat de steunconstructie van de kas of het warenhuis: staanders, liggers of goten die door de staanders gedragen zijn en onderling evenwijdig gelegen zijn, ten minste een bevestigingsinrichting die langs een ligger of goot bevestigd is. In deze uitvoering is het scherm door middel van de bevestigingsinrichting aan de steunconstructie bevestigd en spant het scherm een flexibel dak of flexibele wand van de kas of het warenhuis op.
[0050] De kas of het warenhuis kan een tweede scherm omvatten, dat op soortgelijke wijze door middel van de bevestigingsinrichting aan de steunconstructie is vastgemaakt om een flexibel dak of flexibele wand van de kas of het warenhuis op te spannen. Het scherm en het tweede scherm kunnen daarbij hoofdzakelijk langs elkaar gelegen zijn, waarbij tussen het scherm en het tweede scherm een spouw wordt gevormd.
[0051] Het scherm kan met de bevestigingsinrichting indirect langs de corresponderende ligger of goot bevestigd zijn, of direct aan de ligger of goot bevestigd zijn. Onafhankelijk van de wijze van bevestiging kunnen meerdere liggers of goten voorzien zijn van dergelijke bevestigingsinrichtingen, zodat het scherm langs meer dan één strookvormig schermdeel aan de steunconstructie kan worden vastgezet. Zo kunnen het scherm en het tweede scherm (gezien in een breedterichting) zijn vastgezet langs twee bevestigingsinrichtingen die nagenoeg evenwijdig langs twee naburige goten lopen, en kan de spouw (gezien in een hoogterichting) tussen het scherm en het tweede scherm in gevormd zijn.
[0052] Volgens een vierde aspect voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het bevestigen van een scherm aan een constructie. Deze werkwijze omvat: het verschaffen van een bevestigingsinrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding; het positioneren van het scherm met een strookvormig deel in of nabij de kamer van het profielorgaan; het in de kamer schuiven van de opsluitveter via een invoeropening van het profielorgaan tot in een ingesloten toestand, om het strookvormige schermdeel in de kamer vast te klemmen.
[0053] Het scherm kan voorafgaand aan het plaatsen van de opsluitveter al zodanig in het profielorgaan gepositioneerd zijn dat het strookvormige schermdeel door de kamer omsloten is (“in de kamer”), maar daarin mogelijk nog niet is vastgezet. Als alternatief kan het scherm voorafgaand aan de plaatsing van de opsluitveter enkel tegen het profielorgaan gepositioneerd zijn (“nabij de kamer”), zonder dat het strookvormige schermdeel door de kamer om sloten is.
[0054] Volgens een uitvoeringsvorm omvat het strookvormige schermdeel een geleidingsstrip voor het inschuiven van het scherm in het profielorgaan. In deze uitvoering omvat het positioneren van het scherm het in de kamer schuiven van het strookvormige schermdeel met de geleidingsstrip via de invoeropening van het profielorgaan. Daarnaast omvat het inschuiven van de opsluitveter tevens het plaatsen van de opsluitveter binnen de kamer aanliggend met de geleidingsstrip.
[0055] Volgens een verdere uitvoeringsvorm kan de werkwijze in een initiële fase omvatten: het verschaffen van het scherm met de geleidingsstrip langs het strookvormige schermdeel in de vorm van een rol waarvan een rolhartlijn dwars op een langsrichting van de geleidingsstrip is gericht, en waarin de geleidingsstrip met een breedterichting evenwijdig aan het scherm georiënteerd is opgerold; het plaatsen van de rol nabij de invoeropening van het profielorgaan; het overbrengen van een afgerold eind van de rol met het strookvormige schermdeel en de geleidingsstrip nabij de invoeropening van het profielorgaan, en het afrollen van de rol en tegelijkertijd inschuiven van het strookvormige schermdeel en de geleidingsstrip door de kamer van het profiel orgaan.
[0056] Volgens een nog verdere uitvoeringsvorm kan de werkwijze omvatten: het tijdens het afrollen van de rol locaal rond de lengterichting roteren van de geleidingsstrip weg uit het vlak van het scherm, zodanig dat de geleidingsstrip onder een eindige hoek β met het scherm in de kamer van het profielorgaan opgenomen wordt, waarbij 0° < β < 180°; het vervolgens inbrengen van de opsluitveter in de kamer van het profielorgaan.
[0057] Het moge duidelijk zijn dat de verschillende aspecten genoemd in deze octrooiaanvrage gecombineerd kunnen worden en elk afzonderlijk in aanmerking kunnen komen voor een afgesplitste octrooiaanvrage
KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN
[0058] Vervolgens zullen uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding uitsluitend bij wijze van voorbeeld worden beschreven aan de hand van de begeleidende schematische tekeningen, waarbij corresponderende onderdelen door corresponderende verwijzingssymbolen zijn aangegeven.
[0059] Figuren la en lb tonen een dakconstructie van een kas volgens een uitvoeringsvorm; [0060] Figuren 2a en 2b tonen delen van een schermsamenstel volgens een uitvoeringsvorm; [0061] Figuur 3a toont een schematisch bovenaanzicht van een schermsamenstel volgens een uitvoeringsvorm; [0062] Figuur 3b toont een schematisch zijaanzicht van het schermsamenstel uit Figuur 3 a; [0063] Figuren 4a-4c tonen schematische dwarsdoorsneden van het schermsamenstel uit Figuren 3a-3b; [0064] Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van het profiel orgaan uit Figuren 3a-3b; [0065] Figuren 6a en 6b tonen schematische dwarsdoorsneden van een schermsamenstel volgens een alternatieve uitvoeringsvorm; [0066] Figuur 7 toont een schematische dwarsdoorsnede van een schermsamenstel volgens weer aan andere uitvoeringsvorm, en [0067] Figuur 8 toont een voorloper in een alternatieve uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting.
[0068] De tekeningen zijn slechts bedoeld voor illustratieve doeleinden, en dienen niet ter beperking van de beschermingsomvang die wordt gedefinieerd door de conclusies.
BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVORMEN
[0069] Figuren la en lb tonen een uitvoeringsvorm van een kas 10. De kas 10 omvat een steunconstructie 12, 14 die uit meerdere elementen is opgebouwd, en een kapconstructie 20 die ondersteund wordt door de steunconstructie 12, 14 en gevormd is als een serie van aaneengeschakelde schuine kapdelen.
[0070] De steunconstructie 12, 14 omvat staanders 12 (dragende kolommen), en liggers 14 (spanten) die door de staanders 12 gedragen zijn en onderling evenwijdig gelegen zijn. De kapconstructie 20 omvat goten 16, nokken 22, roeden 18 en panelen 26.
De nokken 22 liggen op een afstand van de goten 16. De roeden 18 strekken zich schuin omhoog lopend uit tussen een specifieke goot 16 en nok 22. De nokken 22 steunen op de roeden 18. De panelen 26 zijn opgenomen tussen de roeden 18, de nok 22, en de goot 16.
In dit voorbeeld omvatten de panelen 26 glasplaten. Ieder schuin kapdeel omvat een aaneenschakeling van panelen 26 en roeden 18 die onder nagenoeg dezelfde helling staan.
[0071] De kas 10 omvat tevens een aantal klimaatschermen 60, waarbij elk scherm 60 correspondeert met een bepaald kapdeel. Figuur la toont in ieder geval één scherm 60. Een dergelijk klimaatscherm 60 is door middel van een eerste bevestigingsinrichting 30i en een tweede bevestigingsinrichting 30j langs tegenoverliggende randen van een kapdeel aan de steunconstructie 12, 14 opgehangen. De eerste bevestigingsinrichting 30i is bevestigd aan (of vormt onderdeel van) de goot 16. De tweede bevestigingsinrichting 30j is bevestigd aan (of vormt onderdeel van) de nok 22. Waar het onderscheid minder relevant is worden de bevestigingsinrichtingen generiek aangegeven met het referentiecijfer 30. De bevestigingsinrichtingen 30 omvatten elk een langwerpig profielorgaan 40 dat ofwel langs de goot 16 ofwel langs de nok 22 is aangebracht.
[0072] Het scherm 60 kan bijvoorbeeld zijn gevormd uit een transparante folielaag met relatief uniforme dikte. Elk scherm 60 strekt uit zich op een afstand en hoofdzakelijk evenwijdig aan de panelen 26 van een geassocieerd kapdeel. Tussen het scherm 60 en de panelen 26 van dit kapdeel is daardoor een spouw 28 gevormd. Een dergelijke spouw 28 kan snel worden geconstrueerd door middel van het doorzichtige foliescherm 60. De luchtlaag in deze spouw 28 kan thermisch en/of hydrologisch worden gereguleerd, zodat de spouw 28 zeer gunstig kan worden benut ten behoeve van de klimaathuishouding binnen de kas 10.
[0073] Het foliescherm 60 is nabij de randen voorzien van geleidingsstrips 74 die ingericht zijn voor het via een invoeropening van het profielorgaan inschuiven van het scherm 60 tijdens installatie. Bevestiging van de geleidingsstrip 74 aan het foliescherm 60 kan bijvoorbeeld via stikken, lijmen, of smelten worden gerealiseerd. In de praktijk kan de resulterende verbinding tussen foliescherm 60 en geleidingsstrip 74 relatief zwak zijn, zodat de kans op beschadiging van het foliescherm tijdens initiële opspanning en later gebruik relatief groot kan zijn.
[0074] Daarom is het scherm 60 langs de randen middels opsluitveters 80 in de langwerpige profiel organen 40 vastgezet, ter verbetering van de inklemming. Na verbeterde inklemming en vastzetting van het foliescherm 60 met behulp van de opsluitveters 80 kan het scherm 60 op spanning worden gezet.
[0075] Aan de hand van Figuren 2a-8 worden details en uitvoeringsvarianten van de bevestigingsinrichtingen 30 verder toegelicht.
[0076] Figuren 2a en 2b tonen delen van een schermsamenstel 32 volgens een voorbeelduitvoeringsvorm. Het getoonde schermsamenstel 32 omvat een bevestigingsinrichting 30 en een scherm 60.
[0077] Het scherm 60 vormt een velvormig orgaan dat één of meerdere klimaatregulerende functies kan vervullen, zoals zonwering, verduistering, vochtregulering, stromingsbarrière en/of thermische isolatie. Het scherm 60 kan bijvoorbeeld het foliescherm uit Figuren la en lb zijn, maar kan in andere uitvoeringen gevormd zijn, zoals een doek (bijv. van het geweven of gebreide type), een mat, of een foliebaanscherm.
[0078] De bevestigingsinrichting 30 is ingericht voor bevestiging van een scherm 60 langs een strookvormig schermdeel 66 aan een constructie, zoals aan de steunconstructie 12, 14 van de kas 10 uit Figuren la en lb. De bevestigingsinrichting 30 wordt gevormd door een profielorgaan 40 en een opsluitveter 80.
[0079] Het profielorgaan 40 is in dit voorbeeld gevormd als een langwerpig lichaam dat zich in een langsrichting X uitstrekt. Het profielorgaan 40 vormt een kamer 42, een langsopening 44, en ten minste een invoeropening 46. De kamer 42 strekt zich in de langsrichting X door het profielorgaan 40 uit en vormt een langwerpige holte waarin een deel van het scherm 60 en de opsluitveter 80 kunnen worden opgenomen. De langsopening 44 strekt zich in de langsrichting X uit langs een zijde van het profielorgaan 40, en vormt een doorgang tussen de kamer 42 en een buitenzijde van het profielorgaan 40. De invoeropening 46 is direct verbonden met de kamer 42. De invoeropening 46 vormt in dit voorbeeld een kopse opening 46 voorzien aan een langsuiteinde van het profielorgaan 40.
[0080] De opsluitstrip 80 (zie Figuur 2b) is dusdanig gevormd dat deze langs de langsrichting X in de kamer 44 van het profielorgaan 40 opneembaar is. Bij voorkeur is de opsluitveter 80 voldoende flexibel om met de langsuiteinden 82 naar elkaar toe buigbaar te zijn, zodat oprollen van de opsluitveter 80 rondom een as in een dwarsrichting mogelijk zal zijn. Dit vergemakkelijkt transport en opslag van de opsluitveter 80. In dit voorbeeld is de opsluitveter 80 gevormd als een langwerpig, enigszins flexibele strip met een hoofdzakelijk plat balkvormig lichaam. Dit balkvormige lichaam heeft een striplengte in de langsrichting X die aanzienlijk groter is dan een stripbreedte in de eerste dwarsrichting Y, welke weer aanzienlijk groter is dan een stripdikte in de tweede dwarsrichting Z. In dit voorbeeld is de stripbreedte ongeveer 15 millimeter, en de stripdikte ongeveer 0,5 millimeter. Andere afmetingen zijn mogelijk, al naar gelang de eisen voor het gewicht en verdere belasting van het scherm 60, en/of de beschikbare ruimte en bevestigingsmogelijkheden voor het profielorgaan 40.
[0081] Figuur 2a toont dat een strookvormig deel 66 van het scherm 60 langs de langsopening 44 van het profielorgaan 40 kan worden gepositioneerd. Eventueel kan het strookvormige deel 66 van het scherm 60 ten minste gedeeltelijk in de kamer 42 van het profielorgaan 40 worden geduwd, maar dit is niet noodzakelijk.
[0082] Figuur 2b toont dat de opsluitveter 80 vervolgens via de invoeropening 46 van het profielorgaan via een beweging in de langsrichting X in de kamer 42 kan worden geschoven. De opsluitveter 80 is zelfstandig ten opzichte van het scherm 60 en door de invoeropening 46 van het profielorgaan 40 heen inschuifbaar vanuit een vrije toestand waarin de opsluitveter 80 zich geheel buiten de kamer 42 bevindt, naar een ingesloten toestand waarin de opsluitveter 80 in de kamer 42 is opgenomen. In de ingesloten toestand klemt de opsluitveter 80 het strookvormige schermdeel 66 in de kamer 42 vast, zodat het scherm 60 ten opzichte van het profielorgaan 40 wordt vastgezet.
[0083] De opsluitveter 80 heeft in de ingesloten toestand binnen de kamer 42 een beperkte bewegingsvrijheid, in ieder geval in de dwarsrichtingen Y, Z loodrecht op de langsrichting X. Eventueel kan de opsluitveter 80 in ingesloten toestand wel in de dwarsrichtingen Y, Z over relatief kleine afstanden en/of hoeken te transleren of roteren, mits dit geen uittreding van de opsluitveter 80 door de langsopening 44 uit de kamer 42 tot gevolg heeft.
[0084] De opsluitveter 80 en het scherm 60 bevatten geen directe onderlinge bevestiging (d.w.z. geen onderlinge bevestiging als opsluitveter 80 en scherm 60 zich geheel buiten de kamer 42 bevinden) zoals stiksel, lijm, versmelting, of nietjes.
[0085] Figuur 2b illustreert dat de langsopening 44 van het profielorgaan 40 aan beide kanten gezien in de eerste dwarsrichting Y begrensd wordt door richels 48a, 48b. De langsopening 44 spant een openingbreedte op tussen deze richels 48a, 48b (zie Figuur 4a).
[0086] De opsluitveter heeft langsuiteinden 82 in de langsrichting X. Nabij een eerste langsuiteinde 82a heeft de opsluitveter 80 een handvat 94 en een verjonging 92 in de eerste dwarsrichting Y. De verjonging 92 maakt het mogelijk om de opsluitveter 80 in de ingesloten toestand ter plaatse van de verjonging 92 deels door de langsopening 44 uit de kamer 42 van het profielorgaan 40 naar buiten te laten steken.
[0087] Ter plaatse van de verjonging 92 is de opsluitveter 80 voorzien van een inwaarts uitsteeksel 96, voor het dieper de kamer 42 in dwingen van het strookvormige schermdeel 66, daar waar de opsluitveter 80 door de kamer 42 heen over dit schermdeel 66 wordt getrokken.
[0088] Figuren 3a en 3b tonen schematisch boven- en zijaanzichten van het schermsamenstel 32 uit Figuur 2b. Zoals getoond in Figuren 2a en 2b hoeft het scherm 60 voorafgaand aan het inschuiven van de opsluitveter 80 enkel tegen de langsopening 44 van het profielorgaan 40 gepositioneerd te zijn, zonder dat het strookvormige schermdeel door de kamer 42 omsloten is.
[0089] Figuur 3b illustreert dat de opsluitveter 80 bij het inwaartse uitsteeksel 96 een voorwaartse afschuining 98 heeft. Het inwaartse uitsteeksel 86 met voorwaartse afschuining 98 vormt een oppervlak die deels voorwaarts naar de langsrichting X (d.w.z. in de inschuifrichting) en deels inwaarts langs de tweede dwarsrichting Z (d.w.z. binnenwaarts langs -Z de kamer 42 in) gericht is. Het inwaartse uitsteeksel 96 met de voorwaartse afschuining 98 zorgen ervoor dat een deel van de intrekkracht uitgeoefend tijdens inschuiven van de opsluitveter 80 in de kamer 42 wordt omgezet in een krachtdistributie voor het in de kamer 42 dwingen/duwen van het strookvormig schermdeel 66. Door induwing wordt het opgenomen strookvormige deel 66 van het scherm 60 vergroot en wordt er meer speling voor dit schermdeel 66 gecreëerd om zich binnen de kamer 42 rondom de opsluitveter 80 te vouwen. Bij voorkeur heeft het inwaartse uitsteeksel 96 met voorwaartse afschuining 98 een glad gekromd profiel in voorwaartse en/of dwarsrichting(en), om de wrijvingskrachten tussen de opsluitveter 80 en het strookvormige schermdeel 66 te verkleinen.
[0090] Figuren 4a-4c tonen schematische dwarsdoorsneden van het schermsamenstel 32 uit Figuren 3a-3b. Zoals al genoemd is de opsluitveter 80 in deze voorbeelduitvoeringen stripvormig.
[0091] Figuur 4a illustreert dat het profielorgaan 40 spiegelsymmetrisch gevormd is ten opzichte van een spiegelvlak midden door de langsopening 44. De opsluitveter 80 strekt zich in de eerste dwarsrichting Y uit met een veterbreedte Δγΐ. De langsopening 44 van het profielorgaan 40 spant een openingbreedte Ay2 in de eerste dwarsrichting Y op.
Verder is de kamer 42 van het profielorgaan 40 in de eerste dwarsrichting Y begrensd is door twee tegenovergelegen binnenwanddelen 54a, 54b die in de eerste dwarsrichting Y een kamerbreedte Δγ3 opspannen. In dit voorbeeld voldoet de verhouding van de genoemde breedtes aan de relatie Ay2 < Ayl < Ay3. Deze breedteverhouding maakt het mogelijk dat de opsluitveter 80 in de ingesloten toestand vrij in de langsrichting X door de kamer 42 van het profielorgaan 40 beweegbaar blijft, terwijl uittreden van de opsluitveter 80 via de langsopening 44 van de kamer 42 wordt tegengegaan.
[0092] Figuur 4a toont ook dat de richels 48a, 48b rondom de langsopening 44 van het profielorgaan 40 twee contactvlakken 52a, 52b hebben. Deze contactvlakken 52a, 52b strekken zich langs de langsopening 44 uit en zijn binnenwaarts de kamer 42 in gericht. De opsluitveter 80 heeft twee verdere contactvlakken 88a, 88b die zich in de ingesloten toestand van de opsluitveter 80 in de langsrichting X uitstrekken en gericht zijn naar en nagenoeg evenwijdig lopen aan de contactvlakken 52a, 52b van het profielorgaan 40. Het strookvormig schermdeel 66 binnen de kamer 42 kan tussen deze contactvlakken 52a, 52b, 88a, 88b worden ingeklemd, wat een gunstige krachtenspreiding oplevert indien een spankracht via het scherm 60 op het profielorgaan 40 wordt overgebracht.
[0093] Figuur 4b toont middels een dwarsdoorsnede hoe de opsluitveter 80 in de ingesloten toestand gelegen is tussen de langsopening 44 van het profielorgaan 40 enerzijds en het strookvormige schermdeel 66 anderzijds. Door deze onderlinge ligging zal een vergroting van de trekkracht op het scherm 60 tevens de inklemming door de opsluitveter 80 tegen de binnenzijden van de langsopening 44 van het profielorgaan 40 vergroten, wat de bevestiging van het scherm 60 aan het profielorgaan 40 (tijdelijk) verstevigt.
[0094] De opsluitveter 80 heeft een veteroppervlak 86 dat langs de verticale richting Z de kamer 42 in gericht is, en twee langsranden 84a, 84b die dwarsuiteinden van de opsluitveter in de eerste dwarsrichting Y vormen. In de ingesloten toestand strekt het strookvormige deel 66 van het scherm 60 zich rondom het veteroppervlak 86 en langs beide langsranden 84a, 84b van de opsluitveter 80 naar de langsopening 44 toe uit, alwaar het strookvormige schermdeel 66 overgaat in een of meer vrije schermdelen 68a, 68b.
Deze omsluiting door het strookvormige deel 66 van het scherm 60 resulteert in een gunstige symmetrische verdeling van de spankrachten over de opsluitveter 80, het scherm 60, en het profielorgaan 40.
[0095] Figuur 4b toont tevens hoe de verjonging 92 van de opsluitveter 80 door de langsopening 44 uit de kamer 42 van het profielorgaan 40 naar buiten steekt, zodanig dat het handvat 94 van de opsluitveter 80 goed benaderbaar is van buiten het profielorgaan 40.
[0096] Figuur 4c toont middels een dwarsdoorsnede hoe het uitsteeksel 96 van het veterorgaan 80 het dieper de kamer 42 in dwingen van het strookvormige deel 66 van het scherm 60 kan vergemakkelijken.
[0097] Figuur 5 toont middels een dwarsdoorsnede enkele dimensie-eigenschappen van het profielorgaan 40 volgens deze voorbeelduitvoering. De twee tegenovergelegen binnenwanddelen 54a, 54b van het profielorgaan 40 spannen elk een binnenoppervlak 56a, 56b op dat naar de kamer 42 toe gericht is. Elk binnenwanddeel 54a, 54b is begrensd door een binnenste rand 50a, 50b die gelegen aan het uiteinde van de corresponderende richel 48a, 48b nabij de langsopening 44.
[0098] In deze voorbeelduitvoering zijn de binnenoppervlakken 56a, 56b concaaf gevormd met een hoekige asymmetrische U-vorm. Tussen een punt op de eerste binnenste rand 50a behorend bij het eerste binnenwanddeel 54a enerzijds en een verzameling punten op het tweede binnenoppervlak 56b van het tweede binnenwanddeel 54b anderzijds is een verzameling dwarsafstanden {Ar} gedefinieerd, in dit geval als functie van een rotatiehoek α rondom een longitudinale as door het punt op de binnenste rand 50a. Voor elke dwarsafstand Ar in de verzameling {Ar } geldt dat Ar kleiner is dan de veterbreedte Ayl. Een soortgelijke eis geldt in dit voorbeeld ook voor een punt op de tweede binnenste rand 50b behorend bij het tweede binnenwanddeel 54b enerzijds en een verzameling punten op het eerste binnenoppervlak 56a van het eerste binnenwanddeel 54a anderzijds. Deze eis beperkt de rotatievrijheid van de opsluitveter 80 rondom een as in de langsrichting X, en realiseert daarmee een insluiting die voorkomt dat de opsluitveter 80 dusdanig ver kan roteren dat deze alsnog via de langsopening 44 de kamer 42 uit kan schieten.
[0099] Figuren 6a en 6b tonen schematische dwarsdoorsneden van een schermsamenstel volgens een alternatieve uitvoeringsvorm, waarin het scherm reeds voorzien is van een geleidingsstrip 174. De geleidingsstrip 174 is wel direct aan het scherm 160 bevestigd, bijvoorbeeld d.m.v. stikken, lijmen, smelten, of nieten. De geleidingsstrip 174 vormt een relatief platte flexibele verharding die aan het scherm 160 is bevestigd, ter plaatse van het strookvormige deel 166 van het scherm 160, om het insteken van het scherm 160 via de invoeropening van het profielorgaan 140 en het geleiden van het scherm 160 langs het profielorgaan 140 te vergemakkelijken.
[00100] Initieel kan het strookvormige schermdeel 166 met de geleidingsstrip 174 via de invoeropening de kamer 142 van het profiel orgaan 140 worden ingeschoven. Het scherm 160 blijft hierbij met vrije schermdelen 168a, 168b via de langsopening 144 naar buiten steken terwijl het scherm 160 en de geleidingsstrip 174 worden ingeschoven. Vooraf kan het scherm 160 met de geleidingsstrip 174 langs het strookvormige schermdeel 166 in de vorm van een rol zijn aangeleverd, waarbij de geleidingsstrip 174 met een breedterichting evenwijdig aan het scherm 160 georiënteerd is opgerold. Een afgerold uiteinde van de rol kan met het strookvormige schermdeel 166 en de geleidingsstrip 174 nabij de invoeropening van het profielorgaan 140 worden geplaatst en in de kamer van het profielorgaan 140 worden geschoven.
[00101] Na plaatsing van het scherm 160 kan de opsluitveter 180 worden ingeschoven, vergelijkbaar met de procedure getoond in Figuur 2b. In de ingesloten toestand zal de opsluitveter 180 gelegen zijn tussen de langsopening 144 enerzijds en het strookvormige schermdeel 166 met de geleidingsstrip 174 anderzijds. Voordelen van deze uitvoering, waarin zowel een geleidingsstrip 174 als een opsluitveter 180 zijn toegepast, zijn hierboven al besproken (o.a. aan de hand van Figuren la en lb).
[00102] Figuur 7 toont middels een dwarsdoorsnede dat de bevestigingsinrichting met het profielorgaan 240 en de opsluitveter 280 volgens andere uitvoeringsvormen ook toegepast kan worden voor het vastzetten van een veelvoud van schermen. In Figuur 7 is een samenstel 232 met een tweetal schermen 260, 261 getoond dat gelijktijdig door de bevestigingsinrichting wordt ingeklemd.
[00103] Een dergelijke dubbel/multi-scherminklemming kan bijvoorbeeld snel en efficiënt worden ingezet ter vorming van een kas waarbij de schermen 260, 261 een flexibel dakdeel en/of wanddeel van de kas opspannen. Een dergelijke kas kan gevormd zijn door o.a. een steunconstructie met staanders en liggers (bijvoorbeeld goten) die onderling evenwijdig lopen en door de staanders gedragen zijn, en een aantal bevestigingsinrichtingen die langs liggers bevestigd zijn, zodanig dat de schermen 260, 261 hierlangs klemmend kunnen worden vastgezet. De twee schermen 260, 261 kunnen daarbij langs en deels tegen elkaar liggen, om de hoofdcontouren van het dakdeel en/of wanddeel te definiëren. Tussen de twee schermen 260, 261 in, ter plaatse van de vrije schermdelen 268a, 269a of 268b, 269b waar de schermen 260, 261 niet ingeklemd worden door de bevestigingsinrichtingen, kan eventueel een spouw worden gevormd. Een dergelijke spouw kan bijvoorbeeld worden gevormd door met een pompinrichting lucht tussen de vrije schermdelen 268a, 269a of 268b, 269b van de schermen 260, 261 te blazen.
[00104] Figuur 8 illustreert een alternatieve uitvoeringsvorm van de bevestigingsinrichting 330, die overeenkomsten heeft met de bevestigingsinrichting 30 uit Figuur 3b.
[00105] De bevestigingsinrichting 330 omvat hier een voorloper element 100. Deze voorloper 100 is gevormd door een glijlichaam 102 met een handvat 104 en een bevestigingsorgaan 103. Het glijlichaam 102 heeft een vorm die aansluit op de binnenvorm van de kamer 342 van het profielorgaan 340, en is daarin opneembaar. Het bevestigingsorgaan 103 is voorzien aan een uiteinde van het glijlichaam 102, en is ingericht voor bevestiging van de voorloper 100 aan een langsuiteinde 382a van de opsluitveter 380. Het handvat 104 vormt hier een deel van het glijlichaam 102, en heeft een breedte die het mogelijk maakt dat dit handvat door de langsopening 344 van de kamer heen naar buiten steekt.
[00106] De voorloper 100 heeft een inwaarts uitsteeksel 106 met een voorwaartse afschuining 108, die ingericht is voor het dieper de kamer 342 in dwingen van het strookvormige deel 366 van het scherm 360. De voorloper 100 is verder voorzien van een verbreding 105 die in de langsrichting X gezien achter de voorwaartse afschuining 108 en het uitsteeksel 106 gelegen is. De verbreding 105 dient als overgangsvorm die nagenoeg aansluit op de veterbreedte van de (aangekoppelde) opsluitveter 380. De verbreding 105 helpt bij het vervormen van het schermdeel 366 -dat in de tweede dwarsrichting Z vergroot is d.m.v. het inwaartse uitsteeksel 106 - langs de eerste dwarsrichting Y, om zo de opsluiting van het schermdeel 366 in de kamer 340 tijdens intrekking van de opsluitveter 380 te vergemakkelijken.
[00107] De voorloper 100 kan onafhankelijk van de opsluitveter 380 in het profielorgaan 340 worden geplaatst en vergemakkelijkt het via de invoeropening 346 in de kamer schuiven van de opsluitveter 380 vanuit de vrije toestand naar de ingesloten toestand.
[00108] Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvormen slechts beschreven zijn bij wijze van voorbeeld en niet in enige begrenzende betekenis, en dat verschillende wijzigingen en aanpassingen mogelijk zijn zonder buiten de omvang van de uitvinding te komen en dat de reikwijdte slechts bepaald wordt door de bij gevoegde conclusies.
[00109] De verwijzingscijfers in de conclusies dienen enkel ter illustratie en mogen niet als beperkend voor de uitleg van de conclusies worden beschouwd. Voor de bondigheid zijn gelijksoortige verwijzingscijfers die corresponderen met gelijksoortige elementen uit beschreven uitvoeringsvormen in de conclusies enkel door hun basiscijfers (d.w.z. zonder honderdtallen) aangegeven, daar waar correspondenties met meerdere uitvoeringsvormen van toepassing zijn. Dit suggereert niet dat deze conclusie-elementen alleen verwijzen naar elementen uit de beschrijving die corresponderen met een basiscijfer. Zo dient bijvoorbeeld het referentiecijfer (30) in de conclusies te worden gelezen als (30; 130; 230; 330) daar waar deze correspondentie toepasselijk is. De toepasselijkheid van meerdere gelijksoortige referentiecijfers in de conclusies volgt uit een vergelijking met de figuren en de beschrijving. In gevallen waar een correspondentie toespitst op een specifieke uitvoeringsvorm worden er in de conclusies specifieke referentiecijfers met honderdtallen gebruikt.
[00110] In de hierboven beschreven voorbeelduitvoeringen was de opsluitveter stripvormig. In alternatieve uitvoeringen kan de opsluitveter evengoed gevormd worden door een flexibele maar solide slang, holle buis, touw, of andersoortig langwerpig lichaam.
[00111] Daarnaast waren de profiel organen in de hierboven beschreven voorbeelduitvoeringen hoofdzakelijk lineair van vorm. In alternatieve uitvoeringsvormen is het mogelijk dat het profielorgaan een bepaalde kromming in de tweede dwarsrichting Z doorloopt als functie van de langsrichting X, mits de kromming voldoende vloeiend (d.w.z. glad) is om intrekking van de opsluitstrip en opsluiting van het scherm toe te staan. In deze gevallen kan de langsrichting breder worden aangemerkt als “intrekrichting”, en zullen de oriëntaties van de eerste en tweede dwarsrichtingen Y, Z locaal variëren met de positie langs de intrekrichting X.
[00112] Volgens alternatieve uitvoeringsvormen kan de steunconstructie van de kas of het warenhuis voorzien zijn van staanders en van onderling evenwijdige liggers die door de staanders gedragen zijn, van ten minste een bevestigingsinrichting die is uitgevoerd als een schermlijst waaraan het scherm bevestigd is, en die heen en weer verplaatsbaar tussen een open stand en een dichte stand is aangebracht, en van een aandrijving voor het heen en weer verplaatsen van de schermlijst.
[00113] De steunconstructie kan tevens een dradenbed omvatten, met onderling evenwijdige draden die hoofdzakelijk horizontaal tussen de liggers zijn gespannen. De schermlijst kan in dit geval langs de draden heen en weer verplaatsbaar tussen de open stand en de dichte stand zijn aangebracht; [00114] Volgens verdere alternatieven kan de steunconstructie van de kas of het warenhuis voorzien zijn van staanders en van liggers en/of goten die door de staanders gedragen zijn, en onderling evenwijdig gelegen zijn; van een bevestigingsinrichting die langs een ligger of goot bevestigd is; waarbij het scherm door middel van de bevestigingsinrichting aan de steunconstructie bevestigd is en een flexibel dak of flexibele wand van de kas of het warenhuis opspant.
[00115] Een dergelijke kas of warenhuis kan een tweede scherm omvatten, dat op soortgelijke wijze door middel van de bevestigingsinrichting aan de steunconstructie is vastgemaakt om een flexibel dak of flexibele wand van de kas of het warenhuis op te spannen. Het scherm en het tweede scherm kunnen daarbij hoofdzakelijk langs elkaar gelegen zijn, waarbij tussen het scherm en het tweede scherm een spouw wordt gevormd.
LIJST VAN VERWIJZINGSTEKENS
Vergelijkbare verwijzingscijfers die in de beschrijving worden gebruikt om gelijksoortige elementen aan te duiden (maar enkel verschillen in honderdtallen) zijn weggelaten uit de onderstaande lijst, maar worden geacht impliciet inbegrepen te zijn. 10 kas (of warenhuis) 12 kolom 14 spant 16 goot 18 roede 20 kap 22 nok 24 draagbalk 26 paneel (bijv. glasplaat) 28 spouw 30 bevestigingsinrichting 32 schermsamenstel (scherminstallatie) 34 vast schermprofiel 40 profielorgaan 42 kamer 44 langsopening kamer 46 kopse kameropening48a-b richel 50a-b binnenrand 52a-b contactvlak 54a-b binnenwanddeel 56a-b binnenoppervlak (bijvoorbeeld met een concaaf rechthoekige U-vorm) 60 scherm (bijv. folie) 61 verder scherm (bijv. folie) 62 langsrand 64 dwarsrand 66 strookvormig schermdeel 67 verder strookvormig schermdeel 68a-b vrij schermdeel 69a-b verder vrij schermdeel 70 foliebaan 72 weefgaren 74 geleidingsstrip 76 bevestiging (bijv. stikrand) 78 schermrol 80 opsluitveter 82a-b langsuiteinde 84a-b veterrand 86 oppervlak 88a-b verder contactvlak 92 verjonging 94 handvat 96 inwaarts uitsteeksel 98 voorwaartse afschuining 100 voorloper 102 glij lichaam 103 bevestigingsorgaan 104 handvat 105 verbreding 106 inwaarts uitsteeksel 108 voorwaartse afschuining X langsrichting Y eerste dwarsrichting Z tweede dwarsrichting
Ar afstand tussen profielrand en binnenoppervlak {Ar} verzameling afstanden
Axl veterlengte
Ayl veterbreedte
Ay2 openingbreedte
Ay3 kamerbreedte
Ay4 veterbreedte bij verjonging
Ay5 geleidingsveterbreedte
Azl veterdikte

Claims (18)

1. Een bevestigingsinrichting (30) voor bevestiging van een scherm (60) aan een constructie (12, 14), waarbij de inrichting een profiel orgaan (40) en een opsluitveter (80) omvat, waarbij het profielorgaan (40) voorzien is van: een kamer (42) die zich in een langsrichting (X) door het profielorgaan uitstrekt en is ingericht voor het omsluiten van een strookvormig deel (66) van het scherm; een langsopening (44) die zich in de langsrichting langs een zijde van het profielorgaan uitstrekt en een doorgang tussen de kamer en een buitenzijde van het profielorgaan vormt, en een invoeropening (46) die direct verbonden is met de kamer; waarbij de opsluitveter vanuit een vrije toestand waarin de opsluitveter zich geheel buiten de kamer bevindt, zelfstandig ten opzichte van het scherm door de invoeropening heen en hoofdzakelijk langs de langsrichting de kamer in inschuifbaar is naar een ingesloten toestand waarin de opsluitveter in de kamer is opgenomen om het strookvormige schermdeel vast te zetten.
2. De bevestigingsinrichting (30) volgens conclusie 1, waarbij de langsopening (44) in een eerste dwarsrichting (Y) begrensd is, waarbij de opsluitveter (80) aan of nabij een langsuiteinde (82a) een veijonging (92) in de eerste dwarsrichting omvat, zodanig dat de opsluitveter in de ingesloten toestand ter plaatse van de veijonging deels door de langsopening (44) uit de kamer (42) van het profielorgaan (40) naar buiten kan steken.
3. De bevestigingsinrichting (330) volgens een van de conclusies 1-2, omvattende een voorloper (100) met: een glijlichaam (102) dat op verschuifbare wijze binnen de kamer (342) van het profielorgaan (340) opneembaar is, en een bevestigingsorgaan (103) gelegen aan een uiteinde van het glijlichaam, en ingericht voor bevestiging van de voorloper aan een langsuiteinde (382a) van de opsluitveter (380); waarbij de voorloper is ingericht om de opsluitveter vanuit de vrije toestand via de invoeropening (346) via de langsrichting door de kamer te schuiven.
4. De bevestigingsinrichting (30; 330) volgens conclusie 2 of 3, waarbij de opsluitveter (80) en/of de voorloper (100) voorzien is van een inwaarts uitsteeksel (96; 106) met een voorwaartse afschuining (98; 108), die ingericht is voor het dieper de kamer (42; 342) in dwingen van het strookvormige schermdeel (66; 366).
5. De bevestigingsinrichting (30) volgens een van de conclusies 1-4, waarbij de opsluitveter (80) zich in een eerste dwarsrichting (Y) uitstrekt met een veterbreedte Δγΐ, waarbij de langsopening (44) een openingbreedte Δγ2 in de eerste dwarsrichting opspant, waarbij de kamer (42) in de eerste dwarsrichting begrensd is door twee tegenovergelegen binnenwanddelen (54a, 54b) die in de eerste dwarsrichting een kamerbreedte Δγ3 opspannen, en waarbij Ay2 < Ayl < Ay3.
6. De bevestigingsinrichting (30) volgens conclusie 5, waarbij elk binnenwanddeel (54a, 54b) een binnenoppervlak (56a, 56b) opspant dat naar de kamer (42) toe gericht is, waarbij elk binnenwanddeel een binnenste rand (50a, 50b) heeft die grenst aan de langsopening (44), waarbij een verzameling dwarsafstanden {Δγ} gedefinieerd is tussen een punt op de binnenste rand (50b, 50a) behorend bij het overliggende binnenwanddeel (54b, 54a) enerzijds, en een verzameling punten op het binnenoppervlak (56a, 56b) anderzijds, en waarbij voor elke dwarsafstand Δγ in de verzameling (Δγ } geldt dat Δγ < Δγΐ.
7. De bevestigingsinrichting (30) volgens een van de conclusies 1-6, waarbij het profielorgaan (40) twee contactvlakken (52a, 52b) omvat die zich langs de langsopening (44) in de langsrichting (X) uitstrekken en binnenwaarts de kamer (42) in gericht zijn, en waarbij de opsluitveter (80) twee verdere contactvlakken (88a, 88b) omvat die zich in de ingesloten toestand van de opsluitveter in de langsrichting (X) uitstrekken en gericht zijn naar en nagenoeg evenwijdig lopen aan de contactvlakken van het profielorgaan.
8. De bevestigingsinrichting (30) volgens een van de conclusies 1-9, waarbij de opsluitveter gevormd is als een opsluitstrip.
9. Een samenstel (32), omvattende: een bevestigingsinrichting (30) met een profiel orgaan (40) en een opsluitveter (80) volgens een van de conclusies 1 - 8, en een scherm (60), waarvan een strookvormig schermdeel (66) in de kamer (42) van het profielorgaan opneembaar is, en waarbij de opsluitveter in de kamer opneembaar is in een ingesloten toestand om het strookvormige schermdeel in de kamer vast te klemmen.
10. Het samenstel (32) volgens conclusie 9, waarbij de opsluitveter (80) in de ingesloten toestand gelegen is tussen de langsopening (44) van het profielorgaan (40) enerzijds en het strookvormige schermdeel (66) anderzijds.
11. Het samenstel (32) volgens conclusie 9 of 10, waarbij de opsluitveter (80) voorzien is van: een veteroppervlak (86) dat langs de tweede dwarsrichting (Z) de kamer in gericht is als de opsluitveter in de ingesloten toestand is, en twee langsranden (84a, 84b) die dwarsuiteinden van de opsluitveter in de eerste dwarsrichting (Y) vormen; waarbij het strookvormige schermdeel (66) zich rondom het veteroppervlak en beide langsranden van de opsluitveter naar de langsopening (44) toe uitstrekt, alwaar het strookvormige schermdeel overgaat in een of meer vrije schermdelen (68a, 68b).
12. Het samenstel (32) volgens een van de conclusies 9-11, waarbij het strookvormige schermdeel (66; 166) een geleidingsstrip (74; 174) omvat voor het via een invoeropening (46) in het profielorgaan (40; 140) schuiven van het strookvormig schermdeel (66; 166) en de geleidingsstrip terwijl het scherm (60; 160) via de langsopening (44; 144) naar buiten blijft steken, en waarbij de opsluitveter (80; 180) in de ingesloten toestand gelegen is tussen de langsopening enerzijds en het strookvormige schermdeel met de geleidingsstrip anderzijds.
13. Een kas of warenhui s (10), omvattende: een steunconstructie (12, 14), en een schermsamenstel (32) met bevestigingsinrichtingen (30) volgens een van de conclusies 1 - 8 en een scherm (60) dat aan tegenoverliggende langsranden aan de steunconstructie is opgehangen door middel van de bevestigingsinrichtingen.
14. De kas of het warenhuis (10) volgens conclusie 13, omvattende een kap (20) die ondersteund is door de steunconstructie (12, 14), waarbij de kap omvat: ten minste een goot (16); een nok (22) die op afstand van de goot gelegen is; roeden (18) die zich elk tussen de goot en de nok uitstrekken; ten minste een paneel (26) dat tussen de roeden, de nok, en de goot is opgenomen; het scherm (60), dat door middel van de bevestigingsinrichtingen (30) bevestigd is aan of nabij de goot en de nok, en dat zich op afstand en hoofdzakelijk evenwijdig aan het paneel uitstrekt, waarbij tussen het scherm en het paneel een spouw (28) is gevormd.
15. De kas of het warenhuis volgens conclusie 13, waarbij de steunconstructie is voorzien van: staanders; liggers die door de staanders gedragen zijn, en onderling evenwijdig gelegen zijn; ten minste een bevestigingsinrichting (30) die is uitgevoerd als een schermlijst waaraan het scherm bevestigd is, en die heen en weer verplaatsbaar tussen een open stand en een dichte stand is aangebracht, en een aandrijving voor het heen en weer verplaatsen van de schermlij st.
16. De kas of het warenhuis volgens conclusie 13, waarbij de steunconstructie is voorzien van: staanders; liggers of goten die door de staanders gedragen zijn, en onderling evenwijdig gelegen zijn; ten minste een bevestigingsinrichting (30) die langs een ligger of goot bevestigd is; het scherm, dat door middel van de bevestigingsinrichting aan de steunconstructie bevestigd is en een flexibel dak of flexibele wand van de kas of het warenhuis opspant.
17. Een werkwijze voor het bevestigen van een scherm (60) aan een constructie (12, 14), omvattende: het verschaffen van een bevestigingsinrichting (30) volgens een van de conclusies 1- 8; het positioneren van het scherm met een strookvormig deel (66) in of nabij de kamer (42) van het profielorgaan (40); het in de kamer schuiven van de opsluitveter (80) via een invoeropening (46) van het profielorgaan tot in een ingesloten toestand, om het strookvormige schermdeel in de kamer vast te klemmen.
18. De werkwijze volgens conclusie 17, waarbij het strookvormige schermdeel (66; 166) een geleidingsstrip (74; 174) omvat voor het inschuiven van het scherm (60; 160) in het profielorgaan (40; 140), waarbij het positioneren van het scherm omvat: het in de kamer (42; 142) schuiven van het strookvormige schermdeel met de geleidingsstrip via de invoeropening (46) van het profielorgaan; en waarbij het inschuiven van de opsluitveter (80; 180) omvat: het plaatsen van de opsluitveter binnen de kamer aanliggend met de geleidingsstrip.
NL2015327A 2015-08-21 2015-08-21 Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm. NL2015327B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015327A NL2015327B1 (nl) 2015-08-21 2015-08-21 Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm.
PCT/NL2016/050585 WO2017034401A1 (en) 2015-08-21 2016-08-19 Device and method for fastening a screen for a greenhouse

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2015327A NL2015327B1 (nl) 2015-08-21 2015-08-21 Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2015327B1 true NL2015327B1 (nl) 2017-03-27

Family

ID=55273474

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2015327A NL2015327B1 (nl) 2015-08-21 2015-08-21 Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2015327B1 (nl)
WO (1) WO2017034401A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN113179815B (zh) * 2021-05-27 2022-04-12 湖南机电职业技术学院 一种农业大棚表面自动遮阳装置
WO2024036059A2 (en) * 2022-08-10 2024-02-15 Sensei Ag Holdings, Inc. Pretensioned greenhouse panels

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5953875A (en) * 1996-12-09 1999-09-21 Harkins; Daniel J. Slide-in building insulation system
WO2013042147A1 (en) * 2011-09-22 2013-03-28 Ing. Sarti Giuseppe & C.- Impresa Costruzioni - S.P.A. Connector assembly, particularly for waterproof linings for canals, basins, dikes and the like
NL2007680C2 (nl) * 2011-10-31 2013-05-06 Peter Dekker Installaties B V Werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in een warenhuis.
WO2015009152A1 (en) * 2013-07-18 2015-01-22 Bom Holding B.V. Method and system for arranging a screen cloth in a greenhouse

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4665670A (en) 1985-07-19 1987-05-19 Den Burg Wouter M Van Two-piece lock for securing polymeric sheeting over greenhouses

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5953875A (en) * 1996-12-09 1999-09-21 Harkins; Daniel J. Slide-in building insulation system
WO2013042147A1 (en) * 2011-09-22 2013-03-28 Ing. Sarti Giuseppe & C.- Impresa Costruzioni - S.P.A. Connector assembly, particularly for waterproof linings for canals, basins, dikes and the like
NL2007680C2 (nl) * 2011-10-31 2013-05-06 Peter Dekker Installaties B V Werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in een warenhuis.
WO2015009152A1 (en) * 2013-07-18 2015-01-22 Bom Holding B.V. Method and system for arranging a screen cloth in a greenhouse

Also Published As

Publication number Publication date
WO2017034401A1 (en) 2017-03-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3965211B2 (ja) 折畳み可能な防水作物保護カーテン付き作物保護装置
KR101320445B1 (ko) 개폐식 차양막
ES2549223T3 (es) Dispositivo para tensar o pre-tensar una mosquitera enrollable
US3415260A (en) Extensible canopy structure
NL2015327B1 (nl) Bevestigingsinrichting en Scherminstallatie voor een Kas of Warenhuis, alsmede Werkwijze voor het Bevestigen van een Doek of Scherm.
NL2012719A (nl) Bevestigingssysteem en scherminstallatie voor een kas, alsmede werkwijze voor het aanbrengen daarvan.
JP6893155B2 (ja) 自立型オーニング
BE1019248A3 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van een scherminstallatie, alsmede profielen daarvoor.
JP6995538B2 (ja) 自立型オーニング
NL2011197C2 (nl) Werkwijze en systeem voor het aanbrengen van een schermdoek in een warenhuis.
NL2017061B1 (nl) Werkwijze voor het Verplaatsen van een Inspectie- of Bewerkingsorgaan langs een Geleidende Opspanning voor een Schermdoek van een Kas of Warenhuis
BE1025900B1 (nl) Doekspansysteem en werkwijze voor het bevestigen van een opgespannen doek
NL2007680C2 (nl) Werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in een warenhuis.
NL2007924C2 (nl) Verankeringssysteem voor het verankeren van een eindstrook van een zonweringsdoek in een profielbalk, werkwijze voor het verankeren, zonweringsdoek voorzien van een verankeringssysteem.
NL2024723B1 (nl) Scherminrichting
NL2009720C2 (nl) Werkwijze en schermsysteem voor het aanbrengen van een scherm aan een bouwwerk.
BE1019234A3 (nl) Werkwijze voor het installeren van een scherminrichting in een kas of warenhuis.
NL2006055C2 (nl) Schermsysteem voor een warenhuis.
NL2016892B1 (nl) Scherminrichting voor een warenhuis
KR101320259B1 (ko) 비닐하우스의 보온 커튼 개폐 시스템
WO2014122504A1 (en) Plastic profile for a rigid frame
NL1033715C2 (nl) Bevestigingsbeugel.
FR3057288A1 (fr) Systeme de toile tendue entre deux poutres
NL2011526C2 (nl) Werkwijze voor het van een informatiedrager voorzien van een tent, en tent, een hulpframe voor de tent alsmede een informatiedrager.
FR2558869A1 (fr) Couverture amovible

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180901