NL2012883B1 - Samenstel van een verbruiksmeter en een sensorsamenstel. - Google Patents

Abstract

Samenstel van een verbruiksmeter en een sensorsamenstel voor het waarnemen van de verbruiksmeter, waarbij de verbruiksmeter een transparante plaat met daarachter een rollentelwerk en/of een omloopschijf omvat dat roteert om een rotatiehartlijn en dat aan de buitenste omtrek is voorzien van een indicatie voor het waarnemen van de omloop van het rollentelwerk of de omloopschijf, waarbij het sensorsamenstel aan de tegengestelde buitenzijde van de transparante plaat is bevestigd, waarbij het sensorsamenstel een belichtingssysteem met een lichtbron en een lichtsensor omvat, waarbij de lichtbundel op een denkbeeldig recht projectievlak dat zich evenwijdig aan en op afstand van de transparante plaat uitstrekt een rechte lichtlijn vormt, waarbij de lichtlijn onder een hoek staat met de omlooprichting van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf.

Description

Samenstei van__een verbruiksmeter en een sensorsamenstel

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding verschaft een samenstel van een verbruiksmeter en een sensorsamenstel voor het waarnemen van de verbruiksmeter, waarbij de verbruiksmeter een transparante plaat met daarachter een rollentelwerk èn/of een omloopschijf omvat.

Een. bekend samenstel voor het waarnemen van een elektriciteitsmeter omvat een optische sensor die een lichtbundel op de omloopschijf van de elektriciteitsmeter richt, waarbij de doorgang van het daarop aanwezige gekleurde vlak op de gekartelde omtrok wordt waargenomen uit de reflectieverschillen van de omloopschijf. De betrouwbaarheid van deze bekende optische sensor is sterk afhankelijk van de juiste plaatsing op de verbruiksmeter.

Een doel van de uitvinding is een samenstel van voornoemde soort te verschaffen waarbij een betrouwbare waarneming van de verbruiksmeter wordt bewerkstelligd.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding verschaft een samenstel van een verbruiksmeter en een sensorsamenstel voor het waarnemen van de verbruiksmeter, waarbij de verbruiksmeter een transparante plaat met daarachter een rollentelwerk en/of een omloopschijf omvat dat roteert om een rotatiehartlijn en dat aan de buitenste omtrek is voorzien van ' een indicatie voor het waarnemen van de omloop van het rollentelwerk of de omloopschijf, waarbij het sensorsamenstei aan de tegengestelde buitenzijde van de transparante plaat is bevestigd, waarbij het sensorsamenstei een belichtingssysteem met een lichtbron en een lichtsensor omvat, waarbij de lichtbundel van het belichtingssysteem vanaf de lichtbron op de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf is gericht, waarbij de lichtbundel op een denkbeeldig recht projectievlak dat zich evenwijdig aan en op afstand van de transparante plaat uitstrekt een rechte lichtlijn vormt, waarbij de lichtlijn bij voorkeur onder een hoek staat met de omlooprichting van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf.

Het sensorsamenstei volgens de uitvinding belicht de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf met een lichtbundel die daarop een langwerpige lijn vormt. De belichting van de buitenste omtrek is daarmee onafhankelijk van de exacte locatie van de lichtbron omdat de omtrek met een lichtlijn wordt beschenen. De buitenste omtrek kan exact in het centrum van de lichtlijn maar mag er ook enigszins buiten liggen. Door de ligging onder een hoek zal de buitenste omtrek over de volledige breedte worden gescand. Het licht van de lichtbron valt in het spectrum met ultraviolet licht, infrarood licht en het tussengelegen zichtbare licht. De reflectierespons van de buitenste omtrek heeft een repeterend karakter waarmee de omloop van het rollentelwerk of de omloopschijf kan worden afgeleid. Uit de omloop kan het door de verbruiksmeter geregistreerde verbruik worden afgeleid.

In een uitvoeringsvorm staat de lichtlijn diagonaal op de omlooprichting van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf.

Alternatief geformuleerd staat de lichtlijn diagonaal op de rotatiehartlijn.

In een uitvoeringsvorm omvat het sensorsamenstei een behuizing waarin het belichtingssysteem is opgenomen, waarbij de behuizing een buitencontour met rechte zijden omvat die onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar staan, waarbij de lichtlijn diagonaal op de rechte zijden staat. De behuizing bezit een buitencontour die overeenkomt met de contour van een rechthoekige transparante plaat van de verbruiksmeter. De behuizing vormt daarmee een plaatsingshulp bij het positioneren van het sensorsamenstel op de transparante plaat, waarbij de lichtlijn vanzelf diagonaal op de omlooprichting van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf komt.

In een uitvoeringsvorm is het belichtingssysteem voorzien van een eerste kanaal waarin de lichtbron is gericht, waarbij het eerste kanaal tegenover de lichtbron eindigt of overgaat in een langwerpige eerste opening met over de lengte een constante breedte. Het kanaal en de eerste opening zorgen voor de bundeling en begrenzing van het licht tot de lichtlijn.

In een uitvoeringsvorm is het eerste kanaal begrensd door tegengestelde rechte binnenvlakken die convergeren naar de eerste opening. Deze binnenvlakken zijn bij voorkeur gladde of lichtreflecterende oppervlakken.

In een uitvoeringsvorm is het sensorsamenstel voorzien van een bodemplaat waarvan de onderzijde naar de transparante plaat is gericht, waarbij de eerste opening in de bodemplaat is gelegen en het eerste kanaal zich daarvan omhoog uitstrekt.

In een uitvoeringsvorm daarvan strekt het eerste kanaal zich door een van de bodemplaat opstaande eerste bus uit.

In een uitvoeringsvorm is de lichtsensor gefocust op de lichtlijn. Hierdoor worden lichtvariaties van buiten de lichtlijn genegeerd ten einde te voorkomen dat omgevingslicht, de waarneming negatief beïnvloedt.

In een uitvoeringsvorm daarvan is het belichtingssysteem voorzien van een tweede kanaal dat naar de lichtsensor leidt, waarbij het tweede kanaal begint met of een voortzetting is van een langwerpige tweede opening met over de lengte een constante breedte. De lichtsensor wordt door middel van het tweede kanaal slechts ontvankelijk van licht dat vanaf de lichtlijn wordt gereflecteerd.

In een uitvoeringsvorm is het tweede kanaal begrensd door tegengestelde rechte binnenvlakken die convergeren naar de tweede opening. Deze binnenvlakken zijn bij voorkeur gladde of lichtreflecterende binnenvlakken.

In een uitvoeringsvorm is het sensorsamenstel voorzien van een bodemplaat waarvan de onderzijde naar de transparante plaat is gericht, waarbij de tweede opening in de bodemplaat is gelegen en het tweede kanaal zich daarvan omhoog uitstrekt.

In een uitvoeringsvorm daarvan strekt het tweede kanaal zich door een van de bodemplaat opstaande tweede bus uit.

In. een uitvoeringsvorm zijn de eerste opening en de tweede opening in de lengterichting in eikaars verlengden gelegen.

In een uitvoeringsvorm omvat het sensorsamenstel een behuizing met het belichtingssysteem en een houder voor de behuizing, waarbij de houder is bevestigd tegen de transparante plaat en de behuizing losneembaar aan de houder is gekoppeld. De behuizing kan van de houder worden afgenomen om handmatig de stand van de verbruiksmeter af te lezen, bijvoorbeeld ter controle of om de beginstand op te nemen wanneer het sensorsamenstel voor incrementele waarneming wordt ingezet. Daarna kan de verbruiksmeter weer worden teruggeplaatst.

In een uitvoeringsvorm daarvan is de houder ten minste gedeeltelijk transparant, zodat de stand eenvoudig door de houder heen kan worden afgelezen.

In een uitvoeringsvorm is de houder voorzien van een opening voor de doorgang van de lichtbundel vanuit de behuizing, zodat de houder geen belemmering vormt voor de optische werking.

In een uitvoeringsvorm omvat het samenstel een signaalverwerkingseenheid met een processor die is verbonden met de lichtsensor, waarbij de signaalverwerkingseenheid is ingericht voor het herkennen van cyclische patronen in de lichtreflectie van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf en het afgeven van een signaal dat indicatief is voor het passeren van een cyclisch patroon.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand. van een aantal in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een meterkast en een in de meterkast opgenomen samenstel voor het verwerken van meetgegevens van de meterkast volgens de uitvinding;

Figuur 2 het samenstel voor het verwerken van meetgegevens volgens figuur 1 in een voorgaande fase van montage daarvan;

Figuur 3 een uiteengenomen aanzicht van een optische sensor van het samenstel volgens figuur 1; en

Figuren 4A en 4B een isometrisch aanzicht en een recht aanzicht van enkele onderdelen van de optische sensor volgens figuur 3.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuur 1 toont een meterkast 1 omvattend een achterwand 10 met daarop bevestigd een gasmeter 2 en een elektriciteitsmeter 4. Zoals tevens in figuur 2 is weergegeven is de gasmeter 2 is voorzien van een behuizing 20 met een ingaande gasleiding 21 en een uitgaande gasleiding 22. De gasmeter 2 omvat een niet weergegeven, in de behuizing 20 opgenomen eerste meetinrichting voor het meten van de hoeveelheid gas G die door de gasmeter 2 passeert. De eerste meetinrichting stuurt een analoge gasverbruikteller 23 aan de zichtzijde van de behuizing 20 aan voor het weergeven van een actuele, cumulatieve gasverbruikswaarde die representatief is voor de hoeveelheid gas G die tot op dat moment door de gasmeter 2 gepasseerd is. De gasverbruikteller 23 is voorzien van een eerste rollentelwerk 24 met cijfers achter een glasplaat 25. De telrollen 24 roteren om een eerste omwentelingshartlijn R.

De elektriciteitsmeter 4 is voorzien van een behuizing 40 met een ingaande elektriciteitsleiding 41 en drie uitgaande elektriciteitsleidingen 42. De elektriciteitsmeter 4 omvat een niet weergegeven, in de behuizing 40 opgenomen tweede meetinrichting voor het meten van de hoeveelheid elektriciteit L die door de elektriciteitsmeter 4 passeert. De tweede meetinrichting stuurt een analoge elektriciteitsverbruikteller 43 aan de zichtzijde van de behuizing 40 aan voor het weergeven van een actuele, cumulatieve elektriciteitsverbruikswaarde die representatief is voor de hoeveelheid elektriciteit L die tot op dat moment door de elektriciteitsmeter 4 gepasseerd is. De elektriciteitsverbruikteller 43 bevindt zich achter een glasplaat 47. De elektriciteitsverbruikteller 43 is voorzien. van een elektromechanische tweede verbruiksindicator in de vorm van een roteerbaar aan behuizing 40 gekoppelde omloopschijf · 44. De omloopschijf 44 roteert om een tweede omwentelingshartlijn S met een snelheid die in een voorafbepaalde verhouding met de door de elektriciteitsmeter 4 stromende hoeveelheid elektriciteit L. De omloopschijf 44 is in de omtreksrichtïng langs de omtreksrand 4 5 daarvan voorzien van een gekleurd vlak 46. De kleur van het gekleurde vlak 4 6 wijkt contrastrijk af van de kleur van de rest van de gekartelde omtreksrand 45. Tijdens een volledige omwenteling van de omloopschijf 44 kan het passeren van het gekleurde vlak 4 6 langs de zichtzijde van de behuizing 40 worden waargenomen. De omloopschijf 44 drijft een tweede rollentelwerk 48 met cijfers aan waarmee het cumulatieve verbruik wordt weergegeven.

De meterkast 1 is voorzien van een samenstel 5 voor het verwerken van meetgegevens van dè meterkast. Het samenstel 5 omvat in dit voorbeeld twee identieke optische sensoren 50 die op de gasmeter 2 en de elektriciteitsmeter 4 zijn bevestigd voor het waarnemen van de loop van de gasverbruikteller 23 respectievelijk de elektriciteitsverbruikteller 43. Eén van de sensoren 50 is uiteengenomen weergegeven in figuur 3, waarbij enkele onderdelen daarvan in rechte aanzichten zijn weergegeven in figuren 4A en 4B.

De optische · sensor 50 omvat een separate houder 51 die is vervaardigd van een transparante kunststof zoals polycarbonaat. De houder 51 omvat een rechte bodemplaat 52 met een .vierkante contour met afgeronde hoeken en een daarvan opstaande omtreksrand 53. Het dichtst bij één van de afgeronde hoeken is de houder 51 voorzien van een doorgaande opening 56 met daaromheen een van de bodemplaat 52 opstaande bus 57. Aan de tegenovergestelde zijde is de houder 51 voorzien van een afschuining 54 en een daarvan opstaande opneembeugel 55. De houder 51 is voorts voorzien van twee van de bodemplaat 51 opstaande steunen 58 met haaknokken 59.

De optische sensor 50 omvat een kunststof basisdeel 70 waarop een kunststof deksel 99 is bevestigd. Het basisdeel 70 omvat een rechte bodemplaat 71 met een vierkante contour met afgeronde hoeken. Zoals weergegeven in figuur 3B is het basisdeel 70 het dichtst bij één van de afgeronde hoeken aan de onderzijde voorzien, van een ten opzichte van de bodemplaat 71 teruggelegen wanddeel 80 met een cirkelvormige omtrek. In dit wanddeel 80 zijn op rij een eerste langwerpige opening 78 en een tweede langwerpige opening 79 gevormd met een beide rechthoekige contour. Deze openingen 78, 79 bezitten óver de gehele lengte een constante breedte. De openingen 78, 79 vormen spleten met een lengte die ten minste drie maal de breedte bedraagt. Aan de bovenzijde die zich onder het deksel 99 bevindt is het basisdeel 70 voorzien van een eerste holle bus 76 en een tweede holle bus 77 waarvan van de langwerpige openingen 78, 79 aan de onderzijde de uitgangen vormen. Aan de binnenzijde bezitten de holle bussen 76, 77 rechte binnenwanden die convergeren tot aan de omtreksranden van de langwerpige openingen 78, 79.

Het basisdeel 71 omvat aan de tegengestelde hoek een insteeklip 80 die onder de opneembeugel 55 van de houder 51 past, en twee openingen 73 waarin de haaknokken 59 van de houder 51 kunnen aangrijpen. Langs deze openingen 73 bevindt- zich een langgat 82 voor plaatselijk flexibiliteit van het materiaal bij deze openingen 73. Het basisdeel 71 omvat een zich naar het uitsteeksel 80 uitstrekkend' kabelkanaal 74 waarover zich een frekontlasting 81 uitstrekt. Op het basisdeel 71 is een printplaat 90 vastgezet die geheel door het deksel 99 is afgedekt om zo een eenheid te vormen.

De printplaat 90 heeft een in hoofdzaak rechthoekige contour, waarbij de printplaat 90 aan één hoekzijde is voorzien van een van de vierkante contour uitstekend uitsteeksel 91 waarop op rij twee elektronische lichtbronnen 92 en op afstand daarvan een elektronische lichtsensor 93 zijn bevestigd. De lichtbronnen 92 zijn LED's waarvan het licht een specifieke kleur of golflengte bezit die een sterke reflectierespons geeft op het rollentelwerk 24 of de omloopschijf 44. Het licht van de lichtbronnen 92 valt in het spectrum met ultraviolet licht, infrarood licht en het tussengelegen zichtbare licht. De lichtbronnen 92 en de lichtsensor 93 zijn oppervlakte bevestigde (SMD) componenten die via de printplaat 90 zijn verbonden met elektronische componenten 94 voor de signaalverwerking van de lichtsensor 93. In gemonteerde toestaftd rust de printplaat 90 ter plaatse van het uitsteeksel 91 op de eerste holle bus 76 en de tweede holle bus 77. In deze toestand bevinden de lichtbronnen 92 zich in de eerste holle bus 76 een zijn de lichtbundels daarvan via de eerste holle bus 76 naar de eerste opening 78 gericht. De lichtsensor 93 bevindt zich in de tweede holle bus 77 en is slechts ontvankelijk voor licht dat door de tweede opening 7 9 en via de tweede holle bus 77 daarop invalt. De uit de eerste opening 78 tredende lichtbundel vormt daardoor op een denkbeeldig reflectievlak dat zich evenwijdig en op korte afstand, ongeveer 5-10 millimeter, van de bodemplaat 71 uitstrekt een rechte lichtlijn met over de lengte een in hoofdzaak constante breedte. De lichtsensor 93 is slechts gefocust op licht dat vanaf deze lichtlijn wordt gereflecteerd. Ten opzichte van de rechthoekige buitencontour van de optische sensor 50 staat de lichtlijn op het denkbeeldige reflectievlak diagonaal, onder een hoek, van 45 graden, op de rechte zijden van de buitencontour van de houder 51, de bodemplaat 71 ol het deksel 99.

De elektronische componenten 94 vormen een signaalverwerkingseenheid met een processor in een geïntegreerde schakeling . (IC). Deze signaalverwerkingseenheid is ingericht voor het herkennen van cyclische patronen in het ontvangen lichtsignaal en het afgeven van telsignalen. De cyclische patronen worden gevormd door de lichtreflectie van de omloopschijf 44 van de elektriciteitsverbruikteller 43 of van een telrol van het eerste rollentelwerk 24. De signaalverwerkingseenheid is daartoe in dit voorbeeld via een eerste datakabel 56, eeri switch 60 en een tweede datakabel 65 verbonden met een verder niet getoonde computer. Per omwenteling van de omloopschijf 4 4 of van de telrol geeft de signaalverwerkingseenheid een telsignaal af voor verdere verwerking, bijvoorbeeld door de computer die het telsignaal omzet in het feitelijke energieverbruik voor verdere verwerking, bijvoorbeeld het doorgeven hiervan aan de energieleverancier of het verzorgen van een overzichtelijke weergave hiervan op een beeldscherm.

De separate houder 51 van de optische sensor 50 is tegen het glas bevestigd door middel van een transparante kleeflaag. Bij de elektriciteitsmeter 4 bevindt de opening 56 zich recht boven de omtreksrand van de omloopschijf 44 en bij de gasmeter 3 bevindt de opening 56 zich recht boven de rechter telrol van het eerste rollentelwerk omdat deze het snelste omlopen. De eenheid van 'het basisdeel 71 en het deksel 99 waaronder de printplaat 90 is vastgezet is vervolgens met de insteeklip 80 onder de opneembeugel 55 gestoken en daarna naar beneden gedrukt waardoor de haaknokken 59 in de twee openingen 73 zijn gekomen en achter de rand daarvan zijn vastgeklikt. Het is altijd mogelijk om de eenheid weer tijdelijk uit te nemen om de rollentelwerken door de transparante houder 51 heen uit te lezen. De hiervoor beschreven reflecterende lichtlijn op het denkbeeldige reflectievlak staat in de vastgezette toestand diagonaal op de omlooprichting van de omloopschijf 44 of van de laatste telrol van het rollentelwerk 24. Alternatief geformuleerd staan de lichtlijnen diagonaal op de rotatiehartlijnen R, S daarvan, en is de lichtlijn geprojecteerd op het buitenste omtreksvlak van de omloopschijf 44 of de laatste telrol van het rollentelwerk 24.

De met de lichtbronnen 92 verlichte omloopschijf of de rol veroorzaakt bij het omwentelen een reflectiepatroon. Dit reflectiepatroon wordt door de lichtsensor 93 ontvangen, waarbij omgevingsruis wordt tegengegaan door de rechtlijnige gevoeligheid die is bewerkstelligd met de tweede bus. Het reflectiepatroon wordt door de signaalverwerkingseenheid herkend en bij herhaling daarvan wordt per cyclus het telsignaal afgegeven.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zuilen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (18)

1. Samenstel van een verbrui ksmeter en een sensorsamenstel voor het waarnemen van de verbruiksmeter, waarbij de verbruiksmeter een transparante plaat met daarachter een rollentelwerk en/of een omloopschijf omvat dat roteert om een rotatiehartlijn en dat aan de buitenste omtrek is voorzien van een indicatie voor het waarnemen van de omloop van het rollentelwerk of de omloopschijf, waarbij het sensorsamenstel aan de tegengestelde buitenzijde van de transparante plaat is bevestigd, waarbij het sensorsamenstel een belichtingssysteem met een lichtbron en een lichtsensor omvat, waarbij de lichtbundel van het belichtingssysteem vanaf de lichtbron op de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf is gericht, waarbij de lichtbundel op een denkbeeldig recht projectievlak dat zich evenwijdig aan en op afstand van de transparante plaat uitstrekt een rechte ' lichtlijn vormt, waarbij de lichtlijn onder een hoek staat met de omlooprichting van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de lichtlijn diagonaal staat op de omlooprichting van de buitenste omtrek van het rollentelwerk of de omloopschijf.

3. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lichtlijn diagonaal staat op de rotatiehartlijn.

4. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sensorsamenstel een behuizing omvat waarin het belichtingssysteem is opgenomen, waarbij de behuizing een buitencontour met rechte zijden omvat die onder een rechte hoek ten opzichte van elkaar staan, waarbij de lichtlijn diagonaal op de rechte zijden staat.

5. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het belichtingssysteem is voorzien van een eerste kanaal waarin de lichtbron is gericht, waarbij het eerste kanaal tegenover de lichtbron eindigt of overgaat in een langwerpige eerste opening met over de lengte een constante breedte.

6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij het eerste kanaal is begrensd door tegengestelde rechte binnenvlakken die convergeren naar de eerste opening.

7. Samenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij het sensorsamenstel is voorzien van een bodemplaat waarvan de onderzijde naar de, transparante plaat is gericht, waarbij de eerste opening in de bodemplaat is gelegen en het eerste kanaal zich daarvan omhoog uitstrekt.

8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij het eerste kanaal zich door een van de bodemplaat opstaande eerste bas uitstrekt.

9. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lichtsensor is gefocust op de lichtlijn.

10. Samenstel volgens conclusie 9, waarbij het belichtingssysteem is voorzien van een tweede kanaal dat naar de lichtsensor leidt, waarbij het tweede kanaal begint met of een voortzetting is van, een langwerpige tweede opening met over de lengte een constante breedte.

11. Samenstel volgens conclusie 10, waarbij het tweede kanaal is begrensd door tegengestelde rechte binnenvlakken die convergeren naar de tweede opening.

12. Samenstel volgens conclusie 9 of 10, waarbij het sensorsamenstel is voorzien van een bodemplaat waarvan de onderzijde naar de transparante plaat is gericht, waarbij de tweede opening in de bodemplaat is gelegen en het tweede kanaal zich daarvan omhoog uitstrekt.

13. Samenstel volgens conclusie 12, waarbij het tweede kanaal zich door een van de bodemplaat opstaande tweede bus uitstrekt.

14. Samenstel volgens 5 en 10, waarbij de eerste opening en de tweede opening in de lengterichting in eikaars verlengden zijn gelegen.

15. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het sensorsamenstel een behuizing met het belichtingssysteem en een houder voor de behuizing omvat, waarbij de houder is bevestigd tegen de transparante plaat en de behuizing losneembaar aan de houder is gekoppeld.

16. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder ten minste gedeeltelijk transparant is.

17. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder is voorzien van een opening voor de doorgang van de lichtbundel vanuit de behuizing.

18. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, omvattend een signaalverwerkingseenheid met een processor die is verbonden met de lichtsensor, waarbij de signaalverwerkingseenheid is ingericht voor het herkennen van cyclische patronen in de lichtreflectie van de buitenste omtrek van het rollente.lwerk. of de omloopschijf en het afgeven van een signaal dat indicatief is voor het passeren van een cyclisch patroon.