NL2011902C2 - Klem voor het vastklemmen van een koord onder invloed van spanning in het koord. - Google Patents

Description

Klem voor het vastklemmen van een koord onder invloed van spanning in het koord

De uitvinding betreft een klem voor het op een kleurplaats van een koord vastklemmen van het koord onder invloed van aan een spanningszijde van de klemplaats in het koord heersende spanning.

Dergelijke klemmen zijn algemeen bekend, in de vorm van in de zeilwereld toegepaste schootklemmen, die van twee wielsegmenten zijn voorzien, waartussen een schoot is geleid die bij aantrekken de wielsegmenten doet draaien tot een positie waarin de wielsegmenten de schoot vastklemmen.

Voorts toont FR-B-2 802 598 een klem voor het op een klemplaats van een koord vastklemmen van het koord onder invloed van aan een spanningszijde van de klemplaats in het koord heersende spanning, waarbij de klem is voorzien van een langwerpig frame dat van een langwerpige uitsparing is voorzien en van een aan een eerste einde draaibaar met een eerste einde van het frame verbonden, zich tenminste voor een deel in de uitsparing van het frame uitstrekkend langwerpig klemlichaam, waarbij in de uitsparing tussen het tweede einde van het klemlichaam en een daar tegenover liggend klemvlak van het frame een koordkanaal is gevormd, waarbij het klemlichaam is ingericht om aan zijn tweede einde mee te worden genomen met een door het koordkanaal heen geleid koord in de richting naar de spanningszijde van het koord en waarbij de kleinste afstand tussen het klemlichaam en het klemvlak afneemt bij beweging van het klemlichaam naar de spanningszijde van het koord.

Deze bekende klem heeft aanzienlijke afmetingen, zoals blijkt uit de tekeningen en uit de beschrijving die aangeeft dat de klem van hout kan worden vervaardigd.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke klem die veel kleiner en goedkoper gemaakt kan worden en die geschikt is voor het vastklemmen van dunne koorden.

Dit doel wordt bereikt door een klem van de bovengenoemde soort, waarbij het frame hoofdzakelijk de vorm van een U heeft met de poten van de U aan zijn eerste einde en de brug aan zijn tweede einde, het klemlichaam aan zijn eerste einde van een verbreed deel is voorzien en waarbij tussen elk van de einden van de poten van het frame en het verbrede deel van het klemlichaam een scharnier is aangebracht, waarvan de rotatieas zich dwars op de lengterichting van het frame en dwars op de as van het koordkanaal uitstrekt.

Het vastklemmen van het koord vereist een aanzienlijke kracht die moet worden overgedragen van het klemlichaam naar het frame. Bij de klem volgens de stand van de techniek worden deze krachten door het scharnier heen geleid, dat als gevolg van de toegepaste constructie op druk wordt belast. Bij verkleining van de constructie bestaat het gevaar dat de drukkracht het scharnier zijdelings doet uitwijken, waardoor het scharnier bezwijkt. De afmetingen van het scharnier zijn immers gering, zodat het een geringe stijfheid heeft. Door toepassing van de configuratie volgens de uitvinding worden beide scharnieren op trek belast. Bij keuze van een voldoende sterke materiaalsoort kan bezwijken van de scharnieren gemakkelijk worden voorkomen, ook bij uitvoering van de klem met kleine afmetingen.

Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm zijn beide scharnieren door een verdunning van materiaal tussen beide poten van het einde van het frame en het verbrede deel van het klemlichaam gevormd. Deze uitvoeringsvorm vereenvoudigt de productie en maakt het mogelijk de klem door middel van spuitgieten te vervaadigen.

Het principe van de klem vereist dat het klemlichaam een kracht ondervindt die het klemlichaam naar het deel van het koord dringt waarin spanning heerst. Hiertoe dient dit deel van het koord onder spanning te worden gebracht, bijvoorbeeld door het tijdelijk opwekken van een trekkracht in het andere deel van het koord, die wordt overgedragen naar het eerstgenoemde deel van het koord en die bij het wegnemen van de spanning in het andere deel van het koord wordt gehandhaafd door de werking van de klem. Deze spanning wordt overgedragen door de wrijving tussen het koord en het klemlichaam, respectievelijk het klemvlak. Veelal wordt het koord aan de spanningszijde in een lus gelegd, zoals rondom een sluiting van een verpakking. Het vrije einde van het deel van het koord waar de spanning heerst is dan verbonden met de klem. Het is, om de op het klemlichaam uit te oefenen kracht te vergroten, mogelijk dit vrije einde te verbinden met het klemlichaam, waardoor beide einden van het stuk koord waarin de spanning heerst, deze spanning overdragen aan het klemlichaam en de klemwerking van het klemlichaam wordt vergroot. Om de bevestiging van het koord aan het klemlichaam te vergemakkelijken, stelt een eerste uitvoeringsvorm dan ook voor dat het klemlichaam van een zich hoofdzakelijk parallel aan het koordkanaal uitstrekkende opening is voorzien. Hierbij is het van belang dat de opening op een zekere afstand van de scharnieren is geplaatst daar een moment ten opzichte van de schamieras dient te worden opgewekt.

Zoals hierboven al is toegelicht, berust de werking van de klem op de wrijving tussen de het koord enerzijds en het klemlichaam, respectievelijk het klemvlak anderzijds. Om de wrijving tussen het koord en het klemvlak te vergroten, is bij voorkeur het klemvlak van het frame van een zich dwars op de richting van het kanaal uitstrekkende verdikking voorzien. Hiermede wordt immers het raakvlak tussen koord en kleurvlak vergroot, terwijl bovendien het koord in een kromming wordt gedrongen die verder de wrijvingskrachten vergroot.

Om te verzekeren dat het klemlichaam bij extreme spanning ongewenst doorschiet onder vervorming van de klem, heeft het de voorkeur dat het tweede einde van het klemlichaam in een uiterste positie van het klemlichaam de verdikking raakt. Wanneer het klemlichaam niet meer verder kan roteren, is er niet alleen sprake van wrijving tussen koord en kleurvlak, respectievelijk tussen koord en verdikking, maar ontstaat er tevens wrijving tussen koord en klemlichaam, waardoor extra fixatie ontstaat.

Het klemlichaam is aan zijn eerste einde verbonden met het frame. Het klemlichaam is aan weerszijden en aan zijn tweede einde gescheiden van het frame door een spleet, respectievelijk door het koordkanaal. Een zich door het koordkanaal heen uitstrekkend koord kan dan ook, in het bijzonder wanneer het wat dunner is, verplaatsen tot in één van de spleten aan de zijden van het klemlichaam. Om dit te voorkomen, verschaft een voorkeursuitvoeringsvorm de maatregel dat het frame is voorzien van in de uitsparing aangebrachte, naar het midden van het koordkanaal leidende koordgeleiders. Deze koordgeleiders kunnen zich eveneens onder de uitsparing uitstrekken.

Om een goede werking van de koordgeleiders te verzekeren, heeft het de voorkeur dat de koordgeleiders aansluiten op de verdikking. Bovendien maakt deze maatregel de vormgeving van de klem eenvoudiger opdat deze gemakkelijker losbaar is uit een spuitgietvorm.

Om te voorkomen dat bij een overmatige spanning in het koord, er zo veel krachten op het klemlichaam worden uitgeoefend dat het doorbuigt en het klemlichaam onvoldoende klemkracht op het koord uitoefent, heeft het de voorkeur dat het frame van tenminste één, zich in de uitsparing vanaf één van de poten uitstrekkende stuitnok is voorzien voor het beperken van beweging van het klemlichaam naar de spanningszijde van het koord. Deze stuitnok voorkomt het doorbuigen van het klemlichaam, in het bijzonder, doch niet uitsluitend wanneer de nok bij benadering in het midden van de uitsparing in het frame is aangebracht.

Om scheluw trekken van het klemlichaam te voorkomen, is het aantrekkelijk wanneer het frame van twee, elk aan één poot uitstekende stuitnokken is voorzien.

Het is aantrekkelijk, in het bijzonder wanneer deze in grote aantallen wordt vervaardigd, gebruik te maken van spuitgiettechniek voor de vervaardiging. De kostprijs kan verder worden verlaagd wanneer de spuitgietvorm uit een zo klein mogelijk aantal delen bestaat. De aanwezigheid van de stuitnokken zonder verdere matregelen maakt het onmogelijk een spuitgietvorm uit twee delen toe te passen. Wanneer echter in het klemlichaam in een van de klempositie afwijkende positie van het klemlichaam in de projectie van de stuitnokken gelegen uitsparingen is aangebracht, kan de klem ook gelost worden uit een uit twee delen bestaande spuitgietvorm.

Om de klem voldoende stevig te maken, heeft het de voorkeur dat aan de brug van het U-vormige frame een uitwendige verdikking is aangebracht. Deze verdikking is dan bij voorkeur tegenover de verdikking van het klemvlak gelegen ter verlaging van de aldaar optredende buigspanningen en van de daarmede samenhangende vervorming.

In een aantal situaties is het aantrekkelijk wanneer de klem met een vinger wordt aangedrukt. Om het aandrukken te vergemakkelijken, verdient het de voorkeur dat tussen de uitwendige verdikking en een bovenrand van de brug van het U-vormig deel twee stukken zijn geplaatst. Dit verlaagt de contactdruk op de huid van de gebruiker zodat daarmee het comfort wordt verhoogd. Overigens zijn om dezelfde reden de poten van het U-vormige frame aan de bovenzijde verdikt.

Alhoewel de vervaardiging van andere soorten kunststoffen niet wordt uitgesloten, heeft het de voorkeur dat de klem vervaardigd van POM (polyoxymethyleen). Dit is immers een sterke, goedkope en goed verwerkbaar materiaal.

De uitvinding betreft niet alleen een van de hierboven toegelichte soort, maar zij betreft eveneens een combinatie van een dergelijke klem, waarbij de klem is ingericht voor het vastklemmen van het koord. Dit betreft in het bijzonder de dimensionering van de klem op de dikte van het koord. Zo is bij voorkeur de minimale dikte van het koord groter is dan de kleinste afmeting in het koordkanaal tussen het klemlichaam en het frame.

Bij voorkeur is bij een dergelijke combinatie het koord door het koordkanaal geleid en is het vrije einde van het koord aan de spanningszijde door de opening in het klemlichaam heen geleid en van een verdikking zoals een knoop voorzien, waarvan de grootste maat groter is dan de kleinste doorsnede van de opening.

De uitvinding betreft voorts een combinatie van een klem van de bovengenoemde soort en een omhullingselement met een opening, welk omhullingselement is voorzien van zich rondom de opening heen uitstrekkende geleidemiddelen, waar het koord zich doorheen uitstrekt. Hiermede is een inrichting verkregen die in het bijzonder kan worden toegepast voor het afsluiten van het afgesneden einde van de endeldarm van een karkas van een slachtdier om te voorkomen dat de in de endeldarm aanwezig mest het karkas verontreinigt. Het omhullingselement strekt zich dan rondom het einde van de losgesneden endeldarm uit en is door middel van het koord en de klem op de endeldarm gefixeerd.

Hierbij wordt een werkwijze toegepast voor het aanbrengen van een combinatie van de hierboven genoemde soort op het losgesneden einde van de endeldarm van het karkas van een slachtdier zoals een rund, omvattende de stappen van het plaatsen van een eerste hand in het omhullingselement, het met de eerste hand aanbrengen van het omhullingselement om het aan het losgesneden einde grenzend deel van de endeldarm, waarbij het omhullingselement binnenste buiten wordt gekeerd, het met de tweede hand aangrijpen van het tweede einde van het koord, het met de tweede hand aantrekken van het koord, het met de eerste hand loslaten van de endeldarm en het met de tweede hand loslaten van het tweede einde van het koord.

Om het aantrekken van het koord te vergemakkelijken stelt een verdere uitvoeringsvorm voor dat het tweede einde van het koord van een trekoog, een trekhaak of een treklus is voorzien.

Tijdens het uitvoeren van de werkwijze wordt bij voorkeur tijdens of na het aantrekken van het koord met de tweede hand, de klem met tenminste één vinger van de eerste hand aangedrukt.

Vervolgens wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin voorstellen:

Figuur 1: een bovenaanzicht van een klem volgens de uitvinding;

Figuur 2: een doorsnedeaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde klem volgens de lijn II-II in figuur 1;

Figuur 3: een perspectivisch aanzicht van de in de figuren 1 en 2 afgebeelde klem;

Figuur 4: een met figuur 3 overeenkomend perspectivisch aanzicht, waarbij een deel van het klemlichaam is weggelaten;

Figuur 5: een met figuur 2 overeenkomend aanzicht van het klemelement met een bijbehorend koord; en

Figuur 6: een schematisch aanzicht van het klemelement, het koord en een omhulling, waarbij de omhulling rond een endeldarm is geplaatst.

De in zijn geheel met 1 aangeduide klem volgens de uitvinding, die is weergegeven in figuren 1, 2 en 3, omvat een frame 2 en een klemlichaam 3, die door twee scharnieren 4a, 4b met elkaar zijn verbonden. Het frame 2 heeft de vorm van een U met een brug 5 en twee poten 6a, 6b. Het klemlichaam 3 is voorzien van een verbreed deel 7, waarbij de scharnieren 4a, 4b zijn gevormd tussen de einden van de twee poten 6a, 6b en het verbrede deel 7 van het klemlichaam 3. Het geheel van de klem is van kunststof, bij voorkeur van POM vervaardigd, bij voorkeur door middel van spuitgieten. De scharnieren hebben een zodanige stijfheid dat het klemlichaam 3 zonder krachten van buiten een neutrale stand ten opzichte van het frame 2 inneemt, zoals deze is weergegeven in de figuren.

Zoals het duidelijkst blijkt uit figuur 2 is de brug 5 van het frame 2 aan zijn binnenzijde van een klemvlak 10 voorzien. Tussen het klemvlak en het klemlichaam 3 is een koordkanaal 11 gevormd, waar een door de klem vast te klemmen koord zich doorheen uitstrekt. In de nabijheid van de onderzijde van de klem is een inwendige verdikking 12 aangebracht, die een zodanige vorm heeft dat, bij het naar beneden bewegen van het klemlichaam 3, een rand 13 van het klemlichaam 3 de inwendige verdikking 12 raakt en de benedenwaartse beweging van het klemlichaam 3 wordt gestuit. Aan de buitenzijde van de brug 5 van het U-vormige deel 2 is een uitwendige verdikking 14 aangebracht ter plaatse van de inwendige verdikking 12. Tussen beide hoeken van de uitwendige verdikking 14 en de bovenrand van de brug 5 is elk een driehoekig verstevigingsdeel 15 gevormd. Voor het naar het midden van het koordkanaal 11 geleiden zijn aansluitend op de inwendige verdikking 12 en het binnenvlak van beide poten 6 van het frame 2 twee koordgeleiders 15 gevormd, die het beste zichtbaar zijn in figuur 4, waarin een deel van het klemlichaam 3 is weggelaten. Voorts zijn twee secundaire koordgeleiders 22 aan de onderzijde van het frame 2 in de nabijheid het koordkanaal 11 van de aangebracht,

Ongeveer in het midden van het klemlichaam 3 is een opening 17 aangebracht. De inwendige zijvlakken van de poten 6 zijn voorzien van zich naar binnen uitstrekkende stuitnokken 18a, 18b, die de neergaande beweging van het klemlichaam 3 stuiten in het geval het klemlichaam 3 zo ver naar beneden wordt getrokken dat het weliswaar op de inwendige verdikking 12 rust, maar in het midden doorbuigt. Zoals in figuur 1 getoond is, zijn ter plaatse van de stuitnokken 18a, 18b elk een uitsparing 19a, 19b in het klemlichaam 3 aangebracht. Deze uitsparingen 19a, 19b zijn zodanig geplaatst dat zij tijdens het spuitgieten het lossen van de klem 1 uit een uit twee delen bestaande vorm toestaan, maar dat zij de werking van de stuitnokken 18a, 18b niet verhinderen, daar de stuitnokken 18a, 18b het klemlichaam 3 naast de uitsparingen 19a, 19b raakt als gevolg van de rotatiebeweging van het klemlichaam 3 om de scharnieren 4a, 4b.

Tenslotte is in het verbrede deel 7 van het klemlichaam 3 een verdikking 20 aangebracht ter versteviging van het verbrede deel 7. In de verdikking is, ter besparing van materiaal en versnelling van afkoeling, een uitsparing 21 aangebracht.

De klem 1 wordt gebruikt in combinatie met een koord 25, zoals is getoond in figuur 5. Hierbij is het koord 25 aan een eerste einde van een knoop 26 voorzien. Het koord 25 is vervolgens door de opening 17 van het klemlichaam 3 van de klem 1 geleid, in een lus 27 rondom een op te sluiten element 28 geleid en door het koordkanaal 11 heen geleid. Aan zijn tweede einde is het koord van een treklus 29 voorzien. Uitgaande van de in figuur 5 getoonde situatie, trekt de gebruiker aan de treklus 29, waardoor de lus 27 om het op te sluiten element 28 wordt strak getrokken tot de klem 1 zelf in contact is met het op te sluiten element 28. Bij verder trekken neemt de spanning in het koord 25 toe en bij het loslaten van het koord, zal dit over een kleine afstand door het koordkanaal 11 heen terugbewegen naar het op te sluiten element 28 en daarbij het klemlichaam 3 zo ver mogelijk tegen de inwendige verdikking 12 aan dringen. Hierbij wordt het koord 25 zelf vastgeklemd tussen het klemvlak 10 en het klemlichaam 3. Aldus wordt het koord 25 vastgeklemd door de klem 1, waarbij de klemwerking wordt gehandhaafd door de spanning in het koord 25 en door de wrijving tussen koord 25 en klemvlak 10, de wrijving tussen koord 25 en klemlichaam 3 en de wrijving tussen koord 25 en verdikking 12.

Bij de in figuur 5 weergegeven situatie is het koord 25 eenvoudigweg om een enkel op te sluiten element 28 geklemd, maar het is eveneens mogelijk het koord 25 om meer dan één element vast te klemmen. Een bijzondere toepassing ligt in het aanbrengen van een omhulling 30 rondom het losgesneden einde van een endeldarm 31 van een karkas om vervuiling van het karkas door uit de endeldarm 31 tredende mest te voorkomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een kunststoffen omhulling 30 met een opening 32, waarvan de zich rondom de opening 32 heen uitstrekkende rand 33 is voorzien van geleidemiddelen in de vorm van een aan de rand 33 grenzende omgevouwen strook 34, die een kanaal 35 insluit voor het geleiden van het koord 25. Een dergelijke situatie is weergegeven in figuur 6. De omhulling 30 wordt met één hand van binnen aangegrepen en rondom het einde van de endeldarm 31 aangebracht, waarbij de omhulling binnenstebuiten wordt gekeerd. Vervolgens wordt met de andere hand de treklus 29 aangetrokken waardoor het koord 25 strak getrokken wordt en de klem 1 het koord 25 en daarmede de omhulling rondom de endeldarm 31 fixeert.

Claims (20)

1. Klem voor het op een klemplaats van een koord vastklemmen van het koord onder invloed van aan een spanningszijde van de klemplaats in het koord heersende spanning, waarbij de klem omvat: - een langwerpig frame dat van een langwerpige uitsparing is voorzien; en - een aan een eerste einde draaibaar met een eerste einde van het frame verbonden, zich tenminste voor een deel in de uitsparing van het frame uitstrekkend langwerpig klemlichaam, - waarbij in de uitsparing tussen het tweede einde van het klemlichaam en een daar tegenover liggend klemvlak van het frame een koordkanaal is gevormd, - waarbij het klemlichaam is ingericht om aan zijn tweede einde mee te worden genomen met een door het koordkanaal heen geleid koord in de richting naar de spanningszijde van het koord; - waarbij de kleinste afstand tussen het klemlichaam en het klemvlak afneemt bij verplaatsing van het klemlichaam naar de spanningszijde van het koord, met het kenmerk - dat het frame hoofdzakelijk de vorm van een U heeft met de poten van de U aan zijn eerste einde en de brug aan zijn tweede einde, - dat het klemlichaam aan zijn eerste einde van een verbreed deel is voorzien, en - dat tussen elk van de einden van de poten van het frame en het verbrede deel van het klemlichaam een scharnier is aangebracht, waarvan de rotatieas zich dwars op de lengterichting van het frame en dwars op de as van het koordkanaal uitstrekt.

2. Klem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat beide scharnieren door een verdunning van materiaal tussen beide poten van het einde van het frame en het verbrede deel van het klemlichaam zijn gevormd.

3. Klem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het klemlichaam van een zich hoofdzakelijk parallel aan het koordkanaal uitstrekkende opening is voorzien.

4. Klem volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het klemvlak van het frame van een zich dwars op de richting van het kanaal uitstrekkende verdikking is voorzien .

5. Klem volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het tweede einde van het klemlichaam in een uiterste positie van het klemlichaam de verdikking raakt.

6. Klem volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat het frame is voorzien van in of onder de uitsparing aangebrachte, naar het midden van het koordkanaal leidende koordgeleiders

7. Klem volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de koordgeleiders aansluiten op de verdikking.

8. Klem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame van tenminste één, zich in de uitsparing vanaf één van de poten uitstrekkende stuitnok is voorzien voor het beperken van beweging van het klemlichaam naar de spanningszijde van het koord.

9. Klem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het frame van twee, elk aan één poot uitstekende stuitnokken is voorzien.

10. Klem volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat in het klemlichaam in een van de klempositie afwijkende positie van het klemlichaam in de projectie van de stuitnokken gelegen uitsparingen is voorzien.

11. Klem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de brug van het U-vormige frame een uitwendige verdikking is aangebracht.

12. Klem volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat tussen de uitwendige verdikking en een bovenrand van de brug van het U-vormig deel twee stukken zijn geplaatst.

13. Klem volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klem is vervaardigd van POM (polyoxymethyleen).

14. Combinatie van een klem volgens één van de conclusies 1-13 en een koord, met het kenmerk, dat de klem is ingericht voor het vastklemmen van het koord.

15. Combinatie volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de minimale dikte van het koord groter is dan de kleinste afmeting in het koordkanaal tussen het klemlichaam en het frame.

16. Combinatie van een klem volgens één van de conclusies 3-13 en een koord, met het kenmerk, dat het koord door het koordkanaal is geleid en dat het vrije einde van het koord aan de spanningszijde door de opening heen is geleid en van een verdikking, zoals een knoop is voorzien, waarvan de grootste maat groter is dan de kleinste doorsnede van de opening.

17. Combinatie volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de combinatie is voorzien van een omhullingselement met een opening, welk omhullingselement is voorzien van zich rondom de opening heen uitstrekkende geleidemiddelen, waar het koord zich doorheen uitstrekt.

18. Werkwijze voor het aanbrengen van een combinatie volgens conclusie 17 op het losgesneden einde van de endeldarm van het karkas van een slachtdier zoals een rund, omvattende de volgende stappen: - het plaatsen van een eerste hand in het omhullingselement; - het met de eerste hand aanbrengen van het omhullingselement om het aan het losgesneden einde grenzend deel van de endeldarm, waarbij het omhullingselement binnenste buiten wordt gekeerd; - het met de tweede hand aangrijpen van het tweede einde van het koord; - het met de tweede hand aantrekken van het koord; - het met de eerste hand loslaten van de endeldarm; en - het met de tweede hand loslaten van het tweede einde van het koord.

19. Combinatie volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het tweede einde van het koord van een trekoog, een trekhaak of een treklus is voorzien.

20. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat tijdens of na het aantrekken van het koord met de tweede hand, de klem met tenminste één vinger van de eerste hand wordt aangedrukt.