NL2010671C2 - Inrichting voor het daaraan bevestigen van een platte beeldscherminrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het daaraan bevestigen van een platte beeldscherminrichting.

Beschrijving

De uitvinding betreft een inrichting voor het bevestigen van een platte beeldscherminrichting aan een wand volgens de aanhef van conclusie 1.

Een inrichting van de in de aanhef genoemde soort is algemeen bekend, bijvoorbeeld uit US 2006/0231711. De bekende inrichting omvat een aan een wand bevestigd wanddeel, en een met een beeldscherminrichting bevestigd ondersteuningsdeel dat via zwenkmiddelen met het wanddeel bevestigd is. De zwenkmiddelen zijn ingericht om de beeldscherminrichting een kantelbeweging te laten ondergaan, en wel zodanig dat het beeldscherm van de beeldscherminrichting naar beneden toe wijst. Dit is voordelig voor informatie-displays die op relatief grote hoogte gehangen zijn, bijvoorbeeld op luchthavens en dergelijke, omdat door de kantelbeweging naar beneden toe het beeldscherm dan goed uit te richten is voor onder langslopende personen.

Het is de uitvinder gebleken dat de bekende inrichting in enkele gevallen niet voldoet.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding, om een verbeterde inrichting voor het bevestigen van een platte beeldscherminrichting te verschaffen. Daartoe verschaft de uitvinding een inrichting van de in de aanhef genoemde soort, welke gekenmerkt is doordat het door de hoek bepaalde hoekpunt in de kantelpositie zich althans in de bevestigde toestand van de inrichting op of boven een bovenzijde van het ondersteuningsdeel bevindt. Het hoekpunt van de hoek die in de kantelpositie tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel gevormd is bevindt zich dan op of boven een bovenzijde van het ondersteuningsdeel. Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is derhalve een opwaartse kanteling mogelijk, dat wil zeggen dat het scherm van de beeldscherminrichting naar boven toe gericht is.

Met boven en onder bedoelt de onderhavige uitvinding respectievelijk een positie met een relatief hogere en relatief lagere zwaartekrachtpotentiaal. Wanneer een eerste punt boven een tweede punt gelegen is, dan betekent dit dat het eerste punt een hogere zwaartekrachtpotentiaal heeft dan het tweede punt.

Daarbij wordt bij het vermelden van boven en onder, daar waar dat niet uitdrukkelijk vermeld is, uitgegaan van de bevestigde toestand van de inrichting.

Met platte beeldscherminrichting bedoelt de onderhavige uitvinding in het bijzonder een inrichting voor het tonen van beelden met een ten opzichte van de afmetingen van het beeldscherm relatief kleine diepte, zoals bijvoorbeeld een dunne, platte televisie (zogeheten flat-screen), of soortgelijke inrichting. In het bijzonder is de beeldscherminrichting voorzien van aanvullende functies waarmee de gebruiker de getoonde beelden kan manipuleren. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een beeldscherminrichting met een aanraakgevoelig scherm, waarmee de gebruiker een programma (zoals software) dat op de beeldscherminrichting getoond is kan bedienen.

Volgens de onderhavige uitvinding is het scherm van de beeldscherminrichting opwaarts kantelbaar, zodat het scherm naar boven toe gericht is. Het hoofd van de gebruiker bevindt zich dan boven het beeldscherm, zodat de gebruiker het scherm goed kan zien. De inrichting is daarbij zodanig plaatsbaar, dat de gebruiker in de kantelpositie de aanvullende functies van het beeldscherm, en in het bijzonder een aanraakgevoelig scherm, goed kan bedienen. Wanneer er interactie gewenst is, dan kan de gebruiker de beeldscherminrichting dus naar de kantelpositie zwenken om zo het beeldscherm te bedienen. Daarmee is een verbeterde inrichting verkregen, waarmee het doel van de onderhavige uitvinding bereikt is.

De uitvinding is gekenmerkt doordat de zwenkmiddelen een zwenkbaar met het wanddeel en zwenkbaar met het ondersteuningsdeel verbonden arm omvatten. Aanvullend is de uitvinding bij voorkeur gekenmerkt doordat de zwenkmiddelen een tussen enerzijds een door de hoek bepaald hoekpunt en anderzijds de arm voorzien scharnierelement omvatten dat met het wanddeel verbonden is en in een langsrichting van het wanddeel verschuifbaar verplaatsbaar is. Hiermee is een compacte en, voor de gebruiker eenvoudig te realiseren kanteling van de beeldscherminrichting mogelijk.

Het ondersteuningsdeel is in een uitvoeringsvorm zwenkbaar tussen de kantelpositie en een verdere positie. In een bijzondere uitvoeringsvorm is in de verdere positie het ondersteuningsdeel in hoofdzaak parallel aan het wanddeel geplaatst. In een dergelijke positie is het denkbaar dat het ondersteuningsdeel onder een hoek ten opzichte van de verticaal geplaatst is, om zodanig dat een kanteling aanwezig is die schittering of reflectie op de beeldscherminrichting voorkomt. In een dergelijke positie kan de beeldscherminrichting in hoofdzaak als informatie-display dienen. In de verdere positie is echter een andere stand ook denkbaar.

Om een goede interactie tussen de beeldscherminrichting en de gebruiker te verkrijgen, heeft het de voorkeur wanneer de inrichting zwenkbaar is over een hoek van ten minste 45°, bij nog meer voorkeur over ten minste 60°, zoals bijvoorbeeld ongeveer 85°. Het is gebleken dat dergelijke hoeken een gebruiksvriendelijke en ergonomische interactie mogelijk maken.

In de kantelpositie neemt daarbij de afstand tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel, in een langsrichting daarvan, vanaf het hoekpunt (dat wil zeggen vanaf boven naar beneden) doorlopend toe.

In een uitvoeringsvorm, omvatten de zwenkmiddelen een met het wanddeel verbonden scharnierelement. Daarmee is de opwaartse kantelbeweging van het scherm eenvoudig te realiseren. Een of meer verdere scharnierelementen kunnen uiteraard toegepast zijn. De zwenkas van de een of meer scharnierelementen is daarbij bij voorkeur in hoofdzaak horizontaal geplaatst.

In een uitvoering is het scharnierelement rechtstreeks met het wanddeel verbonden. Door het scharnierelement rechtstreeks met het wanddeel te verbinden, wordt een eenvoudige en compacte constructie verkregen. Het is echter ook denkbaar dat het scharnierelement indirect, bijvoorbeeld via een verdere arm, met het wanddeel verbonden is.

Door het scharnierelement in een langsrichting van het wanddeel verschuifbaar te voorzien, wordt een bijzonder compacte constructie verkregen, waarbij het zwaartepunt van het ondersteuningsdeel (met beeldscherminrichting) tijdens de kanteling op in hoofdzaak dezelfde hoogte kan blijven. Hierdoor vergt de kanteling relatief weinig energie.

In een uitvoeringsvorm is een arm ter ondersteuning van de beeldscherminrichting voorzien. Deze arm is zwenkbaar met het wanddeel en zwenkbaar met het ondersteuningsdeel verbonden. De last van de beeldscherminrichting is zodanig verdeeld over de arm en de zwenkmiddelen aan de bovenzijde van het ondersteuningsdeel, waardoor een betrouwbare constructie is verkregen.

De arm is daarbij bij voorkeur zodanig tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel voorzien dat het zwaartepunt van het ondersteuningsdeel met de beeldscherminrichting gedurende de kantelbeweging een minimale opwaartse boogbeweging maakt.

In een bijzondere uitvoeringsvorm, die stabiel is in twee kantelstanden, namelijk de kantelpositie en een eerste positie waarin bijvoorbeeld het ondersteuningsdeel in hoofdzaak parallel aan het wanddeel geplaatst is, is de arm zodanig tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel voorzien dat het zwaartepunt van het ondersteuningsdeel met beeldscherminrichting tijdens een eerste deel van de kantelbeweging een minimale opwaartse boogbeweging maakt en tijdens een verder deel van de kantelbeweging een minimale neerwaartse boogbeweging maakt, waarbij de gecombineerde boogbeweging het ondersteuningsdeel naar een van de opstaande positie of de kantelpositie dringt.

In een uitvoering, wordt gebruik gemaakt van het verticaal verplaatsbare scharnierelement aan een bovenzijde van het ondersteuningsdeel, waarbij de scharnierbaar met het ondersteuningsdeel en het wanddeel verbonden arm aan een relatieve onderzijde van het ondersteuningsdeel voorzien is. Door deze constructie is een drie-stangenmechanisme verkregen, dat een eenvoudige en betrouwbare kanteling mogelijk maakt. Daarbij is met een dergelijk stangenmechanisme ook de hierboven beschreven minimale boogbeweging van het zwaartepunt eenvoudig te realiseren.

Voor aanvullende versteviging is het denkbaar dat de zwenkmiddelen een scharnierbaar met het wanddeel en scharnierbaar met het ondersteuningsdeel verbonden verdere arm omvatten.

Om de kanteling voor de gebruiker te vergemakkelijken, omvat de inrichting in een uitvoeringsvorm aandringmiddelen voor het ten minste ten dele compenseren of balanceren van ten gevolge van de zwaartekracht op de zwenkmiddelen werkende krachten en momenten. Hierdoor kost het minder kracht voor de gebruiker om de inrichting te kantelen. De aandringmiddelen kunnen een veer en/of demper omvatten, zoals bijvoorbeeld een gasveer.

Om de aanvullende functies van de beeldscherminrichting te kunnen gebruiken, heeft het de voorkeur wanneer de beeldscherminrichting in een eerste stand plaatsbaar is, waarbij in de eerste stand de beeldscherminrichting ter hoogte van de handen van een gebruiker geplaatst is. Voor het enkel en alleen aanschouwen van de beeldscherminrichting, is echter een hogere positie gewenst. In een uitvoeringsvorm is derhalve het wanddeel voorzien van hoogteverstelmiddelen voor het, in gebruik, relatief ten opzichte van de wand in een verticale richting verplaatsen van ten minste het ondersteuningsdeel.

In een uitvoeringsvorm zijn de hoogteverstelmiddelen electromagnetisch, pneumatisch of hydraulisch uitgevoerd. Er kunnen blokkeermiddelen voorzien zijn om een ongewenste verticale verplaatsing van de inrichting, bijvoorbeeld tijdens het kantelen van de beeldscherminrichting, te voorkomen.

De hoogteverstelmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als beschreven in W02009/082207 A1, en kunnen derhalve krachtenbalanceermiddelen omvatten voor het minimaliseren van de kracht die vereist is om het wanddeel in hoogte te verplaatsen. Deze krachtenbalanceermiddelen kunnen bijvoorbeeld een veersysteem omvatten.

Om een ongewenste kantelbeweging van de inrichting tegen te gaan, is het denkbaar dat een of meer van de scharnierelementen zijn uitgevoerd als wrijvingsscharnieren. Daarbij kunnen de wrijvingsscharnieren zodanig zijn uitgevoerd dat deze de inrichting in een krachtenbalans houden, wanneer de gebruiker deze niet kantelt. Als alternatief omvatten de scharnierelementen vergrendelmiddelen die in staat zijn de positie van de scharnierelementen en als gevolg daarvan de positie van de beeldscherminrichting te fixeren.

Een verdere uitvoeringsvorm voorziet daarin, dat de inrichting een met het wanddeel verbonden gestel omvat, welk gestel is ingericht om verplaatsbaar, bijvoorbeeld verrijdbaar, te zijn. Het gestel is bijvoorbeeld uitgevoerd met zwenkwielen aan de onderzijde voor een eenvoudige verplaatsing van de inrichting met beeldscherminrichting volgens de onderhavige uitvinding vanaf een eerste gebruiksruimte naar bijvoorbeeld een verdere gebruiksruimte.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren. Hierin tonen:

Fig. 1a-1d - zijaanzichten van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding, in enkele gebruiksstanden van de inrichting;

Fig. 2 - een zijaanzicht van een inrichting volgens een eerste uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding;

Fig. 3 - een zijaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting zoals getoond in Fig. 2, waarin gebruik gemaakt wordt van een aandringmiddel in de vorm van een gasveer;

Fig. 4 - een aanzicht in perspectief van een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige inrichting;

Fig. 5 - een zijaanzicht van de inrichting volgens Fig. 4;

Fig. 6 - een zijaanzicht van de inrichting volgens Fig. 4 en 5, waarin de positie van het zwaartepunt van de beeldscherminrichting getoond wordt, gedurende de beweging tussen twee uiterste standen;

Fig. 7a-7f - zijaanzichten van een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderhavige inrichting, in diverse gebruiksstanden;

In de figuren zijn omwille van de duidelijkheid overeenkomende onderdelen telkens voorzien van hetzelfde referentiecijfer.

Fig. 1a-1d toont een aantal aanzichten van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, waaruit het mogelijke gebruik van de inrichting 1 en de toepassingen duidelijk worden.

Fig. 1a toont daarbij de inrichting 1, omvattende een aan een wand 2 van een ruimte bevestigd wanddeel 3. De inrichting 1 omvat verder een ondersteuningsdeel 5 waaraan een -omwille van de duidelijkheid hier niet in detail getoonde- platte beeldscherminrichting bevestigbaar is. Het ondersteuningsdeel 5 is verbonden met het wanddeel 3, en wel door middel van zwenkmiddelen die verderop aan de hand van verdere Figuren nog nader worden toegelicht. Een gebruiker 4 is ter illustratie weergegeven, met daarbij een hoogte h die aangeeft wat de ooghoogte van de gebruiker is.

De beeldscherminrichting bevindt zich in de in Fig. 1a getoonde situatie op ooghoogte h van de gebruiker 4. Fig. 1b toont daarbij dat de inrichting verder nog in hoogte verstelbaar is, door middel van hoogteverstelmiddelen, welke op zich voor de vakman bekend zijn, zoals bijvoorbeeld uit W02009/082207 A1, welke publicatie hierbij onder verwijzing is opgenomen in de onderhavige aanvrage.

De inrichting is vanuit een positie waarin deze op ooghoogte hangt, omlaag te bewegen (in de richting van de bodem van de kamer) waarin de beeldscherminrichting zich meer nabij de armen/handen van de gebruiker bevindt.

Fig. 1c toont dat de inrichting in die omlaag bewogen situatie, opwaarts te richten is, door middel van een kantelbeweging, waarin volgens de uitvinding in de hier getoonde kantelpositie het beeldscherm gericht is naar het gezicht van de gebruiker. Het ondersteuningsdeel maakt dan een hoek α met het wanddeel, waarbij de hoekpunt van de hoek α in dit geval samenvalt met de bovenzijde van het ondersteuningsdeel, zodat het ondersteuningsdeel in hoofdzaak onder het hoekpunt gelegen is. Door deze kantelbeweging is de beeldscherminrichting, die bij voorkeur voorzien is van aanvullende functies, zoals knoppen en/of een aanraakgevoelig scherm, door de gebruiker 4 goed te bedienen (zie Fig. 1D), waarbij de gebruiker het beeldscherm verder goed kan zien. Voor hier volstaat dat de zwenkmiddelen zijn ingericht om het beeldscherm een kantelbeweging te laten ondergaan en wel zodanig dat het scherm van de beeldscherminrichting opwaarts te richten is.

Fig. 2 toont in detail een zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding. De inrichting 1 omvat een wanddeel 3 dat aan een hier niet getoonde wand bevestigbaar is. Het wanddeel bestaat uit twee delen, en wel een eerste deel 3a dat direct met de wand bevestigbaar is, en een tweede deel 3b dat aan het eerste deel bevestigd is. Aan het tweede deel 3b is een ondersteuningsdeel 5 voor een platte beeldscherminrichting (hier niet getoond) bevestigd. Het tweede deel 3b is verder ten opzichte van het eerste deel 3a beweegbaar, waardoor het ondersteuningsdeel ten opzichte van de wand in hoogte verstelbaar is.

Het ondersteuningsdeel 5 is zoals, navolgend zal worden toegelicht, door middel van in het algemeen met 9 aangeduide zwenkmiddelen 9 verbonden met het wanddeel 3, zodanig dat een kanteling van het ondersteuningsdeel 5 plaats kan vinden. In de getoonde uitvoeringsvorm bevindt het ondersteuningsdeel 5 zich in een kantelpositie, waarbij het ondersteuningsdeel 5 een hoek α maakt met het wanddeel 3. In de kantelpositie is het scherm van de beeldscherminrichting opwaarts gericht.

Het ondersteuningsdeel is met het eerste, bovenste uiteinde 15 zwenkbaar verbonden, via scharnierelement 91 dat onderdeel uitmaakt van de zwenkmiddelen 9, met het tweede deel 3b van het wanddeel 3. Dit scharnierelement 91 is beweegbaar in verticale richting bevestigd met het tweede deel 3b van het wanddeel 3, waardoor het naar boven en naar onder kan bewegen. Het ondersteuningsdeel 5 is verder via een in hoofdzaak starre arm 7, dat ook deel uitmaakt van de zwenkmiddelen 9, verbonden met het wanddeel 3b. De arm 7 is aan beide uiteinden zwenkbaar verbonden, via scharnierelementen 92, 93, met respectievelijk het tweede deel 3b van het wanddeel 3 en met het ondersteuningsdeel 5. De scharnierelementen 92, 93 van de arm 7 zijn daarbij in principe niet beweegbaar ten opzichte van het tweede deel 3b van het wandelement en het ondersteuningsdeel 5, waardoor een drie-stangenmechanisme gevormd is door de arm 7, en het tweede deel 3b van het wanddeel 3 en het ondersteuningsdeel 5. De in verticale richting beweegbare bevestiging van het scharnierelement 91 zorgt dat een kantelbeweging tussen een eerste positie waarin het ondersteuningsdeel in hoofdzaak verticaal, parallel aan het wanddeel 3 geplaatst is, en een kantelpositie waarin het ondersteuningsdeel onder een hoek α geplaatst is, mogelijk wordt.

Het ondersteuningsdeel 5 omvat een eerste, bovenste uiteinde 15 en een tweede, onderste uiteinde 17. Althans in gebruik zal het zwaartepunt 19 van het ondersteuningsdeel 5 met de beeldscherminrichting zich ergens tussen deze twee uiteinden bevinden. In de getoonde uitvoering, bevindt het zwaartepunt zich tussen het scharnierelement 91 en het scharnierelement 92 dat aan het uiteinde van de arm 7 met het ondersteuningsdeel 5 verbonden is.

Fig. 3 toont een variant op de in Fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm, waarin gebruik wordt gemaakt van een aandringmiddel 303 voor het compenseren van ten gevolge van de zwaartekracht op het ondersteuningsdeel werkende krachten en momenten. Het aandringmiddel 303 is met een eerste uiteinde ter hoogte van het met het tweede deel 3b van het wanddeel 3 verbonden scharnierelement 93 verbonden met dit tweede deel 3b van het wanddeel 3. Het andere uiteinde is verbonden met het ondersteuningsdeel 5. Het andere uiteinde van dit aandringmiddel 303 is daarbij verbonden op een positie die tussen het scharnierelement 91 van het ondersteuningsdeel 5, en het scharnierelement 92 van de starre arm 7 gelegen is, en bij voorkeur zelfs tussen het scharnierelement 91 en het zwaartepunt 19. In de getoonde situatie, deelt het tweede uiteinde van het aandringmiddel de afstand tussen het scharnierelement 91 en het zwaartepunt 19 in tweeën, waarbij de afstand tussen het scharnierelement 91 en het uiteinde ongeveer een derde is van de afstand tussen het zwaartepunt 19 en het uiteinde. Het aandringmiddel 303 is in de getoonde uitvoeringsvorm een veer en/of demper, zoals bijvoorbeeld een gasveer.

In een ten opzichte van Fig. 2 alternatieve uitvoeringsvorm is het denkbaar dat tussen scharnier 91 en scharnier 93 een drukveer wordt voorzien, welke functioneert als aandringmiddel. Als alternatief aandringmiddel is het denkbaar dat ter plaatse van scharnier 92 een spiraalveer of dergelijk element voorzien is, welke is ingericht voor het strekken van de tussen de arm 7 en het ondersteuningsdeel 5 gevormde hoek.

Fig. 4 toont een praktische uitvoeringsvorm van de in Fig. 2 getoonde inrichting 1, waarin gebruik gemaakt wordt van de in W02009/082207 A1 beschreven hoogteverstelling van het tweede wanddeel 3b ten opzichte van het eerste wanddeel 3a. In deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder te zien dat het volgens Fig. 2 enkelvoudig uitgevoerde scharnierelement 91 (dat verticaal verplaatsbaar is ten opzichte van het tweede deel 3b van het wanddeel 3) hier in twee delen is uitgevoerd, namelijk een verticaal in een geleider 91c van het tweede deel 3b van het wanddeel 3 verplaatsbaar profiel 91b, en daaraan voorziene scharnierelementen 91a. Aan de onderzijde van deze Fig. 4 is nog de starre arm 7 te herkennen. Het ondersteuningsdeel is in Fig. 4 uitgevoerd als een vlakke plaat, maar is in de praktijk tevens uit te voeren uit een of meer buizen, profielen, stangen en dergelijke, waaraan bijvoorbeeld een Vesa-bevestiging aan voorzien kan worden.

Fig. 5 toont een zijaanzicht in detail van de in Fig. 4 getoonde inrichting, waaruit met name blijkt hoe het profiel 91b door middel van daaraan bevestigde rollers 94, 95, 96 is opgenomen in de geleider 91c. Voor het overige kan voor de werking verwezen worden naar de beschrijving van Fig. 2.

Fig. 6 toont hoe de in Fig. 5 gevormde inrichting ervoor zorgt dat bij het kantelen van de eerste positie naar de kantelpositie, het gecombineerde zwaartepunt 19 van het ondersteuningsdeel en de beeldscherminrichting (hier algemeen aangeduid met 51), een lichte opwaartse boogbeweging ondergaat. Deze boogbeweging zorgt ervoor dat in zowel de eerste positie (parallel geplaatst aan het wanddeel 3b) en de kantelpositie, er een stabiele evenwichtssituatie heerst. Er dient dus een kracht door de gebruiker uitgeoefend te worden om een kanteling tot stand te brengen. Hierdoor wordt een ongewenste beweging van het samenstel 51 van het ondersteuningsdeel met beeldscherminrichting voorkomen en wordt het voor gebruiker eenvoudig om het scherm in een of van de twee posities in te stellen. Om een te eenvoudige beweging tegen te gaan, kunnen een of meer van de scharnieren zogeheten wrijvingsscharnieren zijn, die enige weerstand leveren tegen een scharnierende beweging. Op deze wijze kan de gebruiker gecontroleerd een zwenking tot stand brengen.

Zoals te zien is in de voorgaande figuren, omvatten de zwenkmiddelen een zwenkbaar met het wanddeel en zwenkbaar met het ondersteuningsdeel verbonden arm 7 omvatten. Daarbij omvatten de zwenkmiddelen tevens een met het ondersteuningsdeel 5 verbonden scharnierelement 9 dat tevens met het wanddeel 3 verbonden is. Dit scharnierelement 9 is boven de arm 7 geplaatst, en bevindt zich aldus tussen het door de hoek tussen het ondersteuningsdeel 5 en het wanddeel 3 bepaalde hoekpunt, en tussen de arm 7. Het scharnierelement 9 is telkens in een langsrichting van het wanddeel verschuifbaar verplaatsbaar, door toepassing van geleiders, voor het verkrijgen van een eenvoudige, compacte en soepel bewegende constructie.

Fig. 7, tenslotte, toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting 201, waarbij gebruik gemaakt wordt van een eerste starre arm 7 en een tweede starre arm 203. Deze tweede starre arm zorgt ervoor dat het scharnierelement 9 ook in een langsrichting van het wanddeel verschuifbaar verplaatsbaar is, alhoewel hier ook een horizontale beweging van het scharnierelement 9 mogelijk is.

De verschillende posities tijdens de kantelbeweging worden getoond in Figuren 7a tot en met 7f. Daarbij is duidelijk dat in een gekantelde positie (Fig. 7f) een stabiele toestand bereikt is, waardoor werken met en op het scherm voor de gebruiker comfortabel is.

Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven omschreven is aan de hand van enkele mogelijke uitvoeringsvormen, welke de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. Binnen het kader van de uitvinding zijn vele modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (15)

1. Inrichting voor het bevestigen van een platte beeldscherminrichting aan een wand, omvattende: - een aan een wand bevestigbaar wanddeel; een aan de beeldscherminrichting bevestigbaar ondersteuningsdeel; - met het wanddeel en het ondersteuningsdeel verbonden zwenkmiddelen voor het relatief ten opzichte van het wanddeel zwenken van het ondersteuningsdeel, waarbij de zwenkmiddelen zodanig zijn ingericht dat het ondersteuningsdeel, in een aan de wand bevestigde toestand van de inrichting, rondom een in hoofdzaak horizontale zwenkas zwenkbaar is naar een kantelpositie waarin het ondersteuningsdeel onder een hoek ongelijk 0 graden ten opzichte van het wanddeel geplaatst is, met het kenmerk, dat de zwenkmiddelen een zwenkbaar met het wanddeel en zwenkbaar met het ondersteuningsdeel verbonden arm omvatten, en dat de zwenkmiddelen een tussen enerzijds een door de hoek bepaald hoekpunt en anderzijds de arm voorzien scharnierelement omvatten, waarbij het scharnierelement met het wanddeel verbonden is en in een langsrichting van het wanddeel verschuifbaar verplaatsbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het ondersteuningsdeel zwenkbaar is tussen de kantelpositie en een verdere positie waarin het ondersteuningsdeel in hoofdzaak parallel aan het wanddeel geplaatst is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de inrichting zwenkbaar is over een hoek van ten minste 45°, bij nog meer voorkeur over ten minste 60°, zoals bijvoorbeeld ongeveer 85°.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de arm zodanig tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel voorzien is dat het zwaartepunt van het ondersteuningsdeel met de beeldscherminrichting gedurende de kantelbeweging een minimale opwaartse boogbeweging maakt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de arm zodanig tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel voorzien is dat het zwaartepunt van het ondersteuningsdeel met beeldscherminrichting tijdens een eerste deel van de kantelbeweging een minimale opwaartse boogbeweging maakt en tijdens een verder deel van de kantelbeweging een minimale neerwaartse boogbeweging maakt, waarbij de gecombineerde boogbeweging het ondersteuningsdeel naar een van de opstaande positie of de kantelpositie dringt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de zwenkmiddelen een scharnierbaar met het wanddeel en scharnierbaar met het ondersteuningsdeel verbonden verdere arm omvatten.

7. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in de kantelpositie de afstand tussen het wanddeel en het ondersteuningsdeel in een langsrichting daarvan, vanaf het hoekpunt doorlopend toeneemt.

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting aandringmiddelen omvatten voor het ten minste ten dele compenseren van ten gevolge van de zwaartekracht op de zwenkmiddelen werkende krachten en momenten.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de aandringmiddelen een veer, bijvoorbeeld een gasveer omvatten.

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het wanddeel hoogteverstelmiddelen omvat voor het, in gebruik, relatief ten opzichte van de wand in een verticale richting verplaatsen van ten minste het ondersteuningsdeel.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de hoogteverstelmiddelen krachtenbalanceermiddelen omvatten voor het minimaliseren van de kracht die vereist is om het wanddeel in hoogte te verplaatsen.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de krachtenbalanceermiddelen een veersysteem omvatten.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een of meer scharnierelementen zijn uitgevoerd als wrijvingsscharnieren.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de wrijvingsscharnieren zodanig zijn uitgevoerd dat deze de inrichting in een krachtenbalans houden.

15. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een met het wanddeel verbonden verplaatsbaar gestel omvat, welk gestel gedeeltelijk een wand vormt waaraan het wanddeel bevestigd is, voor gebruik van de inrichting op verschillende locaties.