NL2008876A - Landbouwwerktuig. - Google Patents

Landbouwwerktuig. Download PDF

Info

Publication number
NL2008876A
NL2008876A NL2008876A NL2008876A NL2008876A NL 2008876 A NL2008876 A NL 2008876A NL 2008876 A NL2008876 A NL 2008876A NL 2008876 A NL2008876 A NL 2008876A NL 2008876 A NL2008876 A NL 2008876A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
axis
arm
suspension
hinge
feeler wheel
Prior art date
Application number
NL2008876A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2008876C2 (nl
Inventor
Philipp Lesslhumer
Original Assignee
Alois P Ttinger Maschinenfabrik Ges M B H
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Alois P Ttinger Maschinenfabrik Ges M B H filed Critical Alois P Ttinger Maschinenfabrik Ges M B H
Publication of NL2008876A publication Critical patent/NL2008876A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2008876C2 publication Critical patent/NL2008876C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D89/00Pick-ups for loaders, chaff-cutters, balers, field-threshers, or the like, i.e. attachments for picking-up hay or the like field crops
    • A01D89/004Mountings, e.g. height adjustment, wheels, lifting devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D90/00Vehicles for carrying harvested crops with means for selfloading or unloading
    • A01D90/02Loading means

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)

Description

Landbouwwerktuig
De voorliggende uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig met een in hoogte verstelbaar opgehangen inrichting, bij voorkeur in de vorm van een opnemer met een stekelwals, die door ten minste een tastwiel op de grond afsteunbaar is, waarbij het tastwiel door een tastwielophanging scharnierbaar tussen een de breedte van de inrichting vergrotende werkstand en een de breedte van de inrichting verkleinende transportstand is opgehangen, waarbij de tastwielophanging een scharnierarm omvat die enerzijds het tastwiel draagt en anderzijds aan een ophangingdrager om een scharnieras, die zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van een liggende, zich dwars op de rijrichting uitstrekkende dwarsas uitstrekt, scharnierbaar tussen de genoemde werk- en transportstand is opgehangen, waarbij de genoemde ophangingdrager om een ten opzichte van het liggende dwarsas in hoofdzaak parallelle kantelas kantelbaar is gelagerd.
Om de werk- en oppervlakteopbrengst van het landbouwwerktuig te verhogen, worden daaraan voorziene inrichtingen zo breed mogelijk uitgevoerd, dit om bij het berijden van een werkspoor een zo breed mogelijke bodem- in het bijzonder oogstgoedstrook te kunnen bewerken. Bijvoorbeeld worden bij laadwagens en/of balenpersen en/of verrijdbare hakselaars de opneeminrichting, die bijvoorbeeld in de vorm van een opnemer met een roterende stekelwals kan zijn uitgevoerd, zo breed als mogelijk uitgevoerd, om zo brede oogstgoedzwaden op te kunnen nemen. Anderzijds mogen de genoemde inrichtingen niet breder zijn dan de verkeerswet toelaat.
Onderdeel van dit probleem zijn de gewoonlijk aan dergelijke opneeminrichtingen voorziene tastrijinrichtingen, in het bijzonder steunwielen, die de grond aftasten en de inrichting bij golvend terrein op gewenste hoogte over de bodem en diens inzinkingen en verheffingen zal voeren. Hiertoe dienen de tastwielen in werkstand ten minste ter hoogte van het opneemgebied van de inrichting of een stuk verder naar voren te rijden, om te vermijden dat de inrichting bijvoorbeeld op een verheffing in de bodem rijdt voordat het tastwiel de inrichting heeft kunnen optillen. Anderzijds dient het tastwiel natuurlijk niet voor de inrichting zelf te rijden, om het samendrukken van het oogstgoed en in het bijzonder bij een oogstgoedzwad het opduwen van een oogstgoed te vermijden. De tastwielen zijn daarom in de werkstand ten minste zijdelings naast de inrichting gepositioneerd, ongeveer ter hoogte van het opneemgebied van de inrichting of enigszins daarvoor. Daarbij neemt evenwel de breedte in het bijzonder de uitgebreidheid in dwarsrichting toe. Het zijwaarts uitststeken van de tastwielen draagt aan de eigenlijke werkbreedte van de inrichting bij, dat wil zeggen dat de totale breedte bestaat uit de effectieve werkbreedte en de zijwaartse stand van de tastwielen.
Om dit te verhelpen, dat wil zeggen het zijwaartse uitsteken van de tastwielen te verhelpen dat wil zeggen te verminderen en de effectieve werkbreedte in hoofdzaak tot de beschikbare straattransportbreedte te kunnen opvoeren, worden reeds wegklapbare tastwielinrichtingen voorzien, waarbij de tastwielen uit de voornoemde werkstand in een de effectieve breedte van de inrichting verminderende transportstand kunnen worden gebracht. Een dergelijke scharnierbare tastwielophanging wordt bijvoorbeeld geopenbaard in EP 1 048 195 B1. Hierin wordt getoond twee draagarmen te voorzien zijwaarts naast de opnemer van een oogstmachine, die voor hoogteverstelling van de tastwielen om een liggende dwarsas aan de zijdelen van de opnemer zelf zijn verbonden en aan een voorste einde ieder een parallellogram geleiding dragen voor het scharnierbaar geleiden van een tastwiel. Genoemde parallellogram geleiding omvat twee scharnierarmen, die via opstaande assen aan de genoemde zijwaartse draagarm scharnierbaar zijn verbonden en anderzijds de scharnieras van de wielvork dragen. Door de scharnieren van genoemd parallellogram mechanisme kan het tastwiel uit een zijwaarts uitstekende werkstand in een transportstand voor de opnemer worden gebracht, waarbij het tastwiel door de twee scharnierstangen van de parallellogram geleiding zodanig tussen transport- en werkstand scharnierbaar is, dat het tastwiel in elke tussenstand inzetbaar blijft, dat wil zeggen de opnemer kan ondersteunen, en dat wil zeggen in het bijzonder ook in de zich voor de opnemer bevindende transportstand actief blijft.
Deze parallellogram scharnierophanging van het tastwiel is echter om meerdere redenen nadelig. Naast een verhoogd aantal onderdelen en de daarmee samengaande verhoogde blokkeergevoeligheid, bijvoorbeeld door weigerende scharnieren, is in het bijzonder de beperkte opbergbaarheid van het tastwiel in de transportstand nadelig. Door de transportstand voor de opnemer neemt de lengte van de opnemer in de transportstand naar voren toe, hetgeen om een vergrote dissellengte vraagt, om bij het draaien van een nauwe bocht een botsing met de voorlopende trekker te vermijden. Daarnaast is de toegankelijkheid naar binnenin het transportkanaal van de inrichting verminderd, bijvoorbeeld om van vooraf vervuiling of verstoppingen in het transportkanaal weg te kunnen nemen. Tevens is door de dubbele scharnierarmen het scharnier bereikt ten opzichte van de maximaal mogelijke scharnierhoek begrensd, aangezien bij een verandering van een scharnierhoek over ongeveer 180 0 de armen over elkaar zullen bewegen, hetgeen slechts door gecompliceerde plaatsing van de armen in verschillende vlakken of overmatig uitbuigende armcontouren kan worden mogelijk gemaakt.
Aan de voorliggende uitvinding ligt het doel ten grondslag een verbeterd landbouwwerktuig van de in de aanhef genoemde soorten verschaffen, die nadelen van de stand der techniek verminderd en laatste op voordelige wijze verder ontwikkeld. In het bijzonder zal met een eenvoudige, stabiele opbouw van de tastwielophanging een plaats besparende opbergbaarheid van het tastwiel in de transportstand en een stabiele geleiding van het tastwiel in de werkstand worden bereikt.
Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt met een landbouwwerktuig volgens conclusie 1. Voorkeursuitvoeringen volgens de uitvinding zijn onderdeel van de afhankelijke conclusies.
Daartoe wordt voorgesteld, het tastwiel tussen transport- en werkstand ruimtelijk om meerdere assen te scharnieren, om ook bij begrensde, moeilijk toegankelijke ruimten het tastwiel zo veel als mogelijk in een binnen de werkspoorbreedte van inrichting liggend gebied voor het transport kunnen scharnieren, anderzijds hierbij echter niet met de inrichting te botsen en geen omvang bevorderende ophanginginrichtingen te hoeven voorzien. Volgens de uitvinding voorziet een scharnierstuurinrichting van het landbouwwerktuig in een tweeassige ruimtelijk scharnieren van het tastwiel tussen een werk- en een transportstand, zodanig dat de scharnierarm die het tastwiel draagt, tezamen met de scharnieras van de scharnierarm, door kantelen van de ophangingdrager om een zich dwars uitstrekkende kantelas ten opzichte van de inrichting wordt gekanteld en verder om de genoemde scharnieras ten opzichte van de ophangingdrager en ten opzichte van de inrichting wordt gescharnierd. Door het ten opzichte van de inrichting meerassig scharnieren van de het tastwiel dragende scharnierarm bij het verplaatsen vanuit de werkstand naar de transportstand en omgekeerd vanuit de transportstand naar de werkstand, kunnen botsingen met de contour van de inrichting en het machineframe beter worden voorkomen.
In het bijzonder kan het tastwiel in een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding door de meerassige scharnierbaarheid van de genoemde scharnierarm ten opzichte van de inrichting in een transportstand worden gebracht, die in de beweegrichting gezien achter de inrichting ligt, waarbij het tastwiel voordeligerwijs zover naar achter kan worden geklapt, dat het volledig binnen het door de effectieve werkbreedte van de inrichting gedefinieerde spoor ligt. Is er als inrichting een opneeminrichting voor het opnemen van oogstgoed voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een opnemer met stekelwals of een andere opneemrotor, dan kan in een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding het tastwiel in een transportstand achter de opneeminrichting onder het achteraan de inrichting aansluitende chassisdeel in het bijzonder een transportkanaalbodem worden gebracht. Hierdoor wordt de onder het achterwaarts aan de opnemer aansluitende machinedeel beschikbare ruimte benut. Gelijktijdig wordt in de transportstand de toegankelijkheid tot de opnemer van voren gewaarborgd. In de werkstand kan het tastwiel daarentegen zijn voorzien zijwaarts naast de opnemer ongeveer - gezien in de rijrichting - ter hoogte van diens opneem- in het bijzonder werkgebied.
Om bij het ruimtelijk scharnieren ten opzichte van de inrichting een toereikend ruime beweging te verkrijgen en hierbij gunstige hefboomverhoudingen te verkrijgen, kan in een verdere voordelige uitvoering volgens de uitvinding de voornoemde liggende kantelas van de ophangingdrager van de inrichting op afstand, bij voorkeur in de rijrichting achter de inrichting, zijn voorzien, waarbij voordeligerwijs de ophangingdrager niet aan de inrichting zelf maar aan een framedeel van de machine is opgehangen, tegen opzichte waarvan de inrichting op de genoemde wijze in hoogte verstelbaar is. Als alternatief is het ook mogelijk de genoemde kantelas op de inrichting zelf aan te brengen. Voorkeur heeft echter de voornoemde plaatsing van de kantelas op afstand, in het bijzonder schuin achter en onder de inrichting, om bij het in de transportstand achter/onder de inrichting brengen van het tastwiel gunstige hefboomverhoudingen te verkrijgen. Aangezien de voornoemde scharnierarm, die het tastwiel draagt, zich in de werkstand voordeligerwijs vanaf de scharnierbare ophanging op de ophangingdrager in de rijrichting gezien naar voren uitstrekt, voordeligerwijs in liggende, ten opzichte van de horizontaal slechts licht onder een scherpe hoek staande richting, kan door de opstelling van de genoemde kantelas achter en schuin onder de inrichting het scharniervlak voor de scharnierarm door kantelen van de scharnieras in de gewenste richting worden gebracht, om het tastwiel onder het achterwaarts aan de inrichting aansluitende chassisdeel te kunnen brengen.
De inrichting zelf kan op verschillende wijze in hoogte verstelbaar zijn uitgevoerd.
Bijvoorbeeld is het denkbaar dat de inrichting lineaire in hoogte verstelbaar, bijvoorbeeld in verticale richting of schuin ten opzichte daarvan, beweegbaar is uitgevoerd. In een verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de inrichting in het bijzonder ook om een liggende dwarsas scharnierbaar in het bijzonder kantelbaar zijn opgehangen, zodanig dat door scharnieren van de inrichting om de genoemde liggende dwaras een hoogte instelling geschiet. Bijvoorbeeld kan op op zich bekende wijze de inrichting zijn uitgevoerd als een opnemer, waarvan de zijdelen zich schuin naar voren en naar beneden uitstrekken en aan hun achterste bovenste einde scharnierbaar zijn opgehangen, zodat de opnemer door scharnieren van de genoemde zijdelen op en neer kan bewegen. Eventueel kan ook in een meervoudig geleidende in het bijzonder meerledige respectievelijk meervoudige scharnierende ophanging zijn voorzien.
Is de inrichting op genoemde wijze om een liggende dwarsas scharnierbaar, in het bijzonder kantelbaar, opgehangen, dan kan op voordeliger wijze zijn voorzien dat de liggende zich dwars op de rijrichting uitstrekkende kantelas van de tastwielophanging is voorzien op afstand van de genoemde liggende dwarsas om welke de inrichting in hoogte scharnierbaar is. In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de kantelas van de tastwielophanging onder de dwarsas van de inrichting zijn voorzien. In het bijzonder ongeveer in een gebied dat ten opzichte van de rijrichting ongeveer ter hoogte van de dwarsscharnieras van de inrichting of enigszins daarachter ligt. De hoogte van de kantelas van de tastwielophanging kan ongeveer halverwege de hoogte tussen de dwarsscharnieras van de inrichting en de grond liggen. Afhankelijk van de configuratie van de inrichting en de beschikbare ruimte kunnen echter ook andere posities van de kantelas van het tastwielophanging voordelig zijn.
De besturing van de ruimtelijke overbrenging van het tastwiel en de coördinering van de scharnierbeweging om de meerdere scharnierassen kunnen in de basis op verscheidene wijzen geschieden in het bijzonder zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld kan in een verdere uitvoering volgens de uitvinding iedere scharnier- en kantelas van de tastwielophanging zijn voorzien van een op externe energie aangedreven instelactuator, bijvoorbeeld in de vorm van een hogedrukcilinder, waarbij de sturing van de betreffende scharnierbeweging door een besturingsinrichting wordt geregeld, waardoor de betreffende instelactuatoren worden aangestuurd, waarbij eventueel een afloop- in het bijzonder volgsturing kan zijn gerealiseerd, om de volgorde van de scharnierbeweging respectievelijk de kantel beweging op elkaar op de gewenste wijze te kunnen regelen.
Als alternatief of aanvullend kan echter ook ten minste een van de scharnier- respectievelijk kantelbewegingen gekoppeld zijn aan de hoogte instelbeweging van de inrichting, voordeligerwijs dooreen daartoe uitgevoerd koppelmechanisme tussen de tastwielophanging en de inrichting in het bijzonder diens hoogte instelmiddel. In het bijzonder kan in een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding de voornoemde scharnierstuurinrichting zijn voorzien van een koppeling tussen de ophangingdrager van de tastwielophanging en de inrichting, waarbij de genoemde koppeling voordeligerwijs zodanig is uitgevoerd dat bij het optillen/neerlaten van de inrichting een kantelen van de scharnierarm van de tastwielophanging en diens scharnieras ten opzichte van de inrichting geschiet. De scharnierarm en diens scharnieras worden voordeligerwijs beide automatisch gekanteld indien de inrichting opgetild respectievelijk wordt neergelaten, en voordeligerwijs zodanig dat de scharnieras van de scharnierarm bij optillen van de inrichting in zijn transportstand wordt gebracht, en omgekeerd wanneer de inrichting in zijn werkstand wordt neergelaten in zijn werkstand wordt gekanteld.
De oriëntatie van de genoemde scharnieras, waarom de schanierarm ten opzichte van de ophangingdrager scharnierbaar is, kan afhankelijk zijn van de configuratie van de inrichting en/of de in diens omgeving beschikbare ruimte. In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan het hierbij voordelig zijn, in het bijzonder wanneer de inrichting een opneeminrichting bijvoorbeeld in de vorm van een opnemer betreft, dat de genoemde scharnierstuurinrichting zodanig is uitgevoerd dat de scharnieras van de scharnierarm zich in zijn transportstand en/of in de opgeheven stand van de inrichting bij benadering verticaal uitstrekt, en zich in zijn werkstand en/of in de neergelaten stand van de inrichting ten opzichte van de verticaal over een scherpe hoek is gekanteld, bijvoorbeeld over een hoek van ongeveer 10°- 50°, bij voorkeur 20°- 40°.
Wanneer voor het kantelen van de genoemde scharnieras een koppelinrichting tussen de ophangingdrager en de inrichting in het bijzonder diens hoogte verstelmiddel is voorzien, dan kan de koppelinrichting voordeligerwijs ten minste een verbindingsarm omvatten die de ophangingdrager met een zijdeel van de inrichting verbindt, waarbij de verbindingsarm voordeligerwijs met het genoemde zijdeel scharnierbaar is verbonden en met betrekking tot de kantelas aan de ophangingdrager een hefboomarm omvat zodanig dat bij een omhoog bewegen van de inrichting de ophangingdrager om genoemde kantelas wordt gekanteld.
De scharnierbaarheid van de scharnierarm ten opzichte van de voornoemde scharnieras met betrekking tot de inrichting en de ophangingdrager kan voordeligerwijs onafhankelijk van de hoogte instelbeweging van de inrichting worden gestuurd. In het bijzonder kan hierbij zijn voorzien in een op externe energie aangedreven instelactuator, die niet dwangmatig de hoogte instelbeweging van de inrichting in een scharnierbeweging van de scharnierarm omzet. Desalniettemin kan de stuurinrichting voordeligerwijs zodanig zijn uitgevoerd dat de scharnierbeweging van de scharnierarm om de scharnieras opvolgend op de kantelbeweging om de kantelas en/of de hoogte instelbeweging van de inrichting wordt ingericht respectievelijk daarop wordt afgestemd, voordeligerwijs zodanig dat het scharnieren van de scharnierarm om de scharnieras in de transportstand en/of in de werkstand pas dan geschiet, wanneer de kantelas in de transportstand wordt gebracht en/of de inrichting in de transportstand wordt opgegeven en/of de genoemde scharnierbeweging slechts dan wordt voltooid, wanneer de kantelas zich in zijn transportstand en/of de inrichting zich in zijn opgeheven stand bevindt. Alternatief of aanvullend kan omgekeerd de scharnierarm met betrekking tot de genoemde scharnieras eerst naar voren in zijn werkstand worden gescharnierd, voordat de inrichting neergelaten en/of de kantelas in zijn werkstand gekanteld wordt.
Voor het scharnieren van een scharnierarm ten opzichte van de inrichting en ten opzichte van de ophangingdrager kan in het bijzonder een instelactuator aangedreven op externe energie bijvoorbeeld in de vorm van een hogedrukcilinder zijn voorzien.
In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan tussen de ophangingdrager en de scharnierarm een meerledig instelhefboommechanisme voor het scharnieren van de scharnierarm ten opzichte van de ophangingdrager om de genoemde scharnieras zijn voorzien. Middels een dergelijke meerledige instelhefboommechanisme kan bij een geringe instelweg van de instelactuator zelfs een grote scharnierweg van de scharnierhefboom worden verkregen. Alternatief of aanvullend kan met begrensde instelkrachten van de instelactuator een toereikende grote scharnierkracht worden bereikt.
Het genoemde meerledige instelhefboommechanisme kan hierbij voordeligerwijs ten minste twee instelhefbomen omvatten, van welke er voordeligerwijs een scharnierend is verbonden met de genoemde ophangingdrager en een ander scharnierend is opgehangen aan de genoemde scharnierarm, waarbij de beide instelhefbomen voordeligerwijs indirect of direct scharnierend met elkaar kunnen zijn verbonden, in het bijzonder zodanig dat de beide instelhefbomen een tweeledig en/of tweebenige scharnierhefboom vormen. De ophangpunten van de ophangingdrager enerzijds en de scharnierarm anderzijds staan hierbij beide op afstand van de scharnieras, met betrekking tot welke de scharnierarm ten opzichte van de ophangingdrager scharnierbaar is, om een overeenkomstig gunstige hefboom te verkrijgen. Het op afstand plaatsen van de ophangpunten van de scharnieras kan hierbij in verschillende richtingen geschieden. Voor een voordelige verdere uitvoeringvorm kunnen genoemde ten minste twee instelhefbomen ten opzichte van tegenoverliggende zijde van de scharnieras op afstand zijn geplaatst.
In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan het instelhefboommechanisme ook nog een derde instelhefboom omvatten, die voordeligerwijs scharnierend aan een van de instelhefbomen is opgehangen en met de andere instelhefboom ten minste verschuifbaar en/of op andere wijze beweegbaar is verbonden. In het bijzonder kan de genoemde derde instelhefboom aan de genoemde andere stelhefboom in een langsgeleiding verschuifbaar en scharnierbaar zijn opgehangen.
Voornoemde instelactuator kan op verscheidene plaatsen op het genoemde instelhefboommechanisme aangrijpen. Volgens een voordelige uitvoering van de uitvinding kan er hierbij in zijn voorzien dat de instelactuator op de genoemde derde instelhefboom aangrijpt, in het bijzonder in het gebied in van diens verschuifbare koppeling. Met zijn bevestigingsdeel kan de genoemde instelactuator aan verscheidene punten zijn opgehangen, bijvoorbeeld aan een machineframe vast deel. Om door de kantelbeweging geen aanvullende scharnierbaarheid te moeten voorzien, kan in een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding de genoemde instelactuator met zijn bevestigingsdeel scharnierbaar zijn verbonden met de ophangingdrager.
Om de scharnierarm in zijn werkstand stabiel te geleiden en/of de scharnieras of de scharnierarm in het gebied van de scharnieras niet overmatig te belasten, kan in een verdere uitvoering van de uitvinding de scharnierarm zijn voorzien van een losneembare centreer-en/of zekeringsinrichting voor het centreren en/of zekeren in de werkstand, die de scharnierarm in diens werkstand in een positie op afstand van de scharnieras houdt. Voordeligerwijs kan de genoemde centreer- en/of zekeringsinrichting zodanig zijn uitgevoerd, dat de centreer- en/of zekeringsinrichting door scharnieren van de scharnierarm om de scharnieras in aangrijping en uit aangrijping kan worden gebracht, dat wil zeggen de centreer- en/of zekeringsinrichting automatisch wordt losgenomen respectievelijk omgekeerd in aangrijping gebracht, wanneer de scharnierarm tussen transport- en werkstand wordt gescharnierd.
In een verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de genoemde centreer- en/of zekeringsinrichting een op afstand van de scharnieras geplaatste centreer- en/of houdelement omvatten, dat voordeligerwijs als een conisch centreerelement kan zijn uitgevoerd, welke een vormsluitende verbinding tussen de scharnierarm enerzijds en een zijdeel van de inrichting of een met de ophangingdrager verbonden draagdeel vormt, wanneer de scharnierarm in de werkstand is gescharnierd.
Het tastwiel kan in de basis op verschillende wijze scharnierbaar zijn verbonden met de genoemde scharnierarm, bijvoorbeeld kan het tastwiel stijf, slechts om de wielas verdraaibaar aan de scharnierarm zijn bevestigd. In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de scharnierarm een wielvork dragen, waarin het tastwiel om zijn draaias draaibaar is opgehangen, waarbij de genoemde wielvork tweearmig kan zijn uitgevoerd, maar ook eenarmig met een zijarm kan zijn uitgevoerd. Voordeligerwijs is de genoemde wielvork middels een vorkstuuras scharnierbaar opgehangen aan de scharnierarm, waarbij zich de genoemde vorkstuuras voordeligerwijs bij benadering loodrecht ten opzichte van de langsas van de scharnierarm kan uitstrekken. In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding wordt de genoemde wielvork alleen aan de genoemde scharnierarm scharnierbaar opgehangen, dat wil zeggen dat er geen verdere verlopen naar genoemde wielvork toe zijn voorzien. De stuuras is alleen scharnierbaar aan de scharnierarm opgehangen.
De uitvoering van de genoemde vorkstuuras kan in de basis op verschillende wijzen zijn uitgevoerd, voordeligerwijs zodanig dat de genoemde vorkstuuras in de werkstand van het tastwiel zich uitstrekt onder een scherpe hoek ten opzichte van de verticaal, voordeligerwijs licht schuin naar onder en voren, in het bijzonder dan wanneer de wielas in de rijrichting gezien enigszins achter de genoemde wielvorkstuuras is voorzien.
De genoemde scharnierarm van de tastwielophanging kan in de basis op verschillende wijzen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld een recht balkvormig verloop hebben. In een voordelige verdere uitvoering volgens de uitvinding kan de genoemde scharnierarm een gekromde en/of geknikt verloop hebben, in het bijzonder zodanig dat zich een nabij de scharnieras uitstrekkend armdeel in de transportstand zich in hoofdzaak parallel ten opzichte van de rijrichting uitstrekt, terwijl een nader bij het wiel liggend armdeel in de werkstand ten opzichte van de rijrichting onder een scherpe hoek naar buiten uitsteekt. Hierdoor kan bij toereikende stuurbaarheid van het tastwiel in de werkstand een afsteuning van de scharnierarm bijvoorbeeld door aanliggen tegen een zijdeel van de inrichting en/of door de vernoemde centreer- en zekeringsinrichting worden bereikt en/of in de transportstand een ver naar binnen liggende positionering van het tastwiel worden bereikt.
In een verdere uitvoering volgens de uitvinding kan ook de genoemde ophangingdrager een gekromde en/of geknikt verloop hebben. Alternatief of aanvullend kan de kantelbare ophanging van de ophangingdrager om de voornoemde liggende, zich dwars uitstrekkende kantelas ten opzichte van de scharnieras naar binnen, dat wil zeggen dwars op de rijrichting naar binnen versprongen, zijn aangebracht, waarbij de genoemde kantelophanging van de ophangingdragers indirect aan de buitenrand van de zijcontour van de inrichting of voordeligerwijs licht naar binnen van de zijcontour van de inrichting is voorzien.
De uitvinding wordt navolgend aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en toebehorende tekeningen nader verklaard. In de tekeningen toont:
Fig. 1: een schematisch zijaanzicht van een landbouwwerktuig in de vorm van een laadwagen, waarvan diens inrichting in de vorm van een opnemer door zijlings voorziene tastwielen op de grond wordt afgesteund,
Fig. 2: een schematische, perspectivische, zijaanzicht in doorsnede van de inrichting van de laadwagen uit Fig. 1 en een van de zijwaarts voorziene tastwielen in werkstand,
Fig. 3: een zijaanzicht van de inrichting en het tastwiel en diens tastwielophanging in werkstand,
Fig. 4: een bovenaanzicht van het tastwiel en de tastwielophanging uit de voorgaande figuren in werkstand,
Fig. 5: een perspectivisch zijaanzicht van het tastwiel en de tastwielophanging volgens
Fig. 2, waarbij de inrichting in een opgeheven stand en de tastwielophanging in een overeenkomstig gekantelde stand, met nog naar voren gescharnierd tastwiel wordt getoond,
Fig. 6: een zijaanzicht van de tastwielophanging uit Fig. 5 in de opgeheven, gekantelde stand met nog naar voren gescharnierd tastwiel,
Fig. 7: een bovenaanzicht op de tastwielophanging van de in de Fig. 5 en 6 getoonde tastwielstand,
Fig. 8: een perspectivisch aanzicht van de tastwielophanging en de inrichting volgens
Fig. 2, waarbij het tastwiel in zijn naar achter gescharnierde transportstand wordt getoond,
Fig. 9: een zijaanzicht van de tastwielophanging uit Fig. 8 met het tastwiel in transportstand,
Fig. 10: een bovenaanzicht van de tastwielophanging in de in Fig. 8 en 9 getoonde transportstand,
Fig. 11: een perspectivisch afbeelding van de geïsoleerde tastwielophanging uit de voorgaande figuren in werkstand schuin naar binnen/voren, en
Fig. 12: een perspectivische afbeelding van de geïsoleerde tastwielophanging in volgens Fig. 1 uit een zichthoek van schuin boven achter.
Zoals Fig. 1 toont, kan het landbouwwerktuig zijn uitgevoerd als laadwagen 1, die bijvoorbeeld door een trekker kan worden getrokken. Het landbouwwerktuig kan hierbij een rijonderstel 2 omvatten, middels welke een chassis 3 op de grond wordt ondersteund, welke bijvoorbeeld middels een dissel 4 aan de trekker kan worden verbonden. Als inrichting 5 kan een opneeminrichting bijvoorbeeld in de vorm van een optilbare en neerlaatbare opnemer 6 zijn voorzien, die op een op zich bekende wijze een opneemrotor bijvoorbeeld in de vorm van een stekelwals kan omvatten, om op de grond liggend oogstgoed te kunnen opnemen.
De genoemde inrichting 5 kan door tastwielen 7 op de grond worden afgesteund, welke tastwielen zich voordeligerwijs in werkstand zijwaarts rechts en links naast de inrichting 5 bevinden en - gezien in rijrichting - ongeveer ter hoogte van de stekelwals kunnen zijn voorzien.
Zoals een vergelijking met de Fig. 3 en 6 toont, kan de inrichting 5 op op zich bekende wijze worden opgetild en neergelaten, bijvoorbeeld door scharnieren om een liggende dwarsas 8, die zich boven achter het werkgebied van de inrichting 5 kan bevinden, bijvoorbeeld enigszins onder het chassis 3. In het bijzonder kunnen zijdelen 9 van de inrichting 5 om de dwarsas 8 scharnierbaar zijn opgehangen. Door een geëigende scharnieracturator bijvoorbeeld in de vorm van een hogedrukcilinder kan de inrichting 5 aldus door verdraaien om de dwarsas 8 worden opgeheven en neergelaten.
Het in de werkstand zijwaarts naast de inrichting geplaatste tastwiel 7 is middels een tastwielophanging 10 opgehangen, waarmee het tastwiel 7 tussen de in Fig. 2 getoonde werkstand in de in Fig. 8 getoonde transportstand achter de inrichting 5 en terug kan worden gescharnierd, zoals nog zal worden uitgelegd.
Zoals de Fig. 11 en 12 tonen, omvat de tastwielophanging 10 een scharnierarm 11, die in het gebied van zijn uitstekend einde het tastwiel 7 draagt. Het tastwiel 7 kan hierbij aan een wielvork 12 om zijn wielas draaibaar zijn opgehangen, waarbij in de getoonde uitvoering de wielvork 12 eenarmig is uitgevoerd. De genoemde wielvork 12 is om een vorkstuuras 13 verdraaibaar aan de scharnierarm 11 opgehangen, waarbij de genoemde vorkstuuras 13 zich in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van de langsas van de scharnierarm 11 kan uitstrekken. De verdraaibaarheid van de wielvork 12 om de vorkstuuras 13 kan door aanslagen 14 en 15 zijn begrensd, om slechts een begrensd scharnieren van het tastwiel toe te laten. De wielvork 13 is alleen aan de scharnierarm 11 opgehangen.
Anderzijds is de scharnierarm 11 met zijn andere einde aan een ophangingdrager 16 scharnierbaar opgehangen, en om een scharnieras 17, die de scharnierarm 11 om de ophangingdrager 16 indirect met elkaar verbindt en zich in hoofdzaak - globaal gesproken -loodrecht op de lengteas van de scharnierarm 11 en de ophangingdrager 16 uitstrekt. In de werkstand van het tastwiel 7 strekt de genoemde scharnieras zich uit in een de rijrichting omvattend verticaal vlak, waarbij de genoemde scharnieras 17 enigszins naar voren ten opzichte van de verticaal gekanteld is, zie Fig. 3.
De genoemde ophangingdrager 16 strekt zich in liggende hoedanigheid in hoofdzaak dwars op de rijrichting uit, waarbij de genoemde ophangingdrager 16 achter de inrichting 5 en/of onder het chassis 3 is voorzien. In het bijzonder kan de genoemde ophangingdrager 16 zich achter de inrichting 5 onder de dwarsas 8 uitstrekken en met zijn gedeelte dat de scharnieras 17 draagt de zijcontour van de inrichting 5 raken, in het bijzonder enigszins voorbij deze uitsteken, zodat de scharnieras 17 in hoofdzaak kort op de zijcontour van de inrichting 5 komt te liggen, zie Fig. 4.
De ophangingdrager 16 is hierbij niet star aan het chassis 3 of aan een vast met het chassis verbonden onderdeel bevestigd, maar is om een liggende, zich dwars op de rijrichting uitstrekkende kantelas 18 kantelbaar. Genoemde kantelas 18 strekt zich hierbij in hoofdzaak parallel aan de dwarsas 8, om welke de opnemer 8 naar boven kan worden gescharnierd, uit waarbij de kantelas 18 op afstand is geplaatst van de dwarsas 8. Zoals Fig. 3 toont, ligt de kantelas 18 - globaal gesproken - onder en/of enigszins achter de genoemde dwarsas 8, voordeligerwijs ongeveer op halve hoogte tussen de genoemde dwaras 8 en de grond. In de rijrichting gezien ligt de kantelas 18 enigszins achter de scharnieras 17, waarbij de afstand tussen de kantelas 18 en de scharnieras 17 in de rijrichting echter minder dan 50% van de lengte van de scharnierarm 17 bedraagt.
Om de ophangingdrager 16 om de kantelas 18 te kantelen, is de ophangingdrager 16 gekoppeld aan de inrichting 5. De betreffende koppeling 19 omvat verbindingsarm 20, die met betrekking tot de kantelas 18 met de ophangingdrager 16 kantelvast is verbonden en anderzijds aan de inrichting 5, in het bijzonder aan diens zijdelen 9 scharnierbaar is opgehangen, zie Fig. 8 en 9. De genoemde verbindingsarm 20 kan hierbij in het gebied van de scharnieras 17 met de ophangingdrager 16 zijn verbonden, waarbij de verbindingsarm 20 met betrekking tot de scharnieras 17 ten opzichte van de ophangingdrager 16 scharnierbaar kan zijn, voordeligerwijs kan de verbindingsarm 20 scharnierbaar aan een geleidingelement 21 zijn opgehangen, die met betrekking tot de kantelas 18 kantelvast en met betrekking tot de scharnieras 17 scharnierbaar met de ophangingdrager 16 is verbonden. Eventueel kan de genoemde geleidingsarm ook stijf aan de ophangingdrager 16 zijn bevestigd. Het geleidingselement kan een plaat vormen en/of kraagvormige structuur hebben, die zich zijwaarts ten opzichte van de inrichting 5 in hoofdzaak parallel ten opzichte van de rijrichting naar voren toe uitstrekt, zie Fig. 8.
De koppeling 19 van de ophangingdrager 16 met de inrichting 5 is voordeligerwijs zodanig uitgevoerd, dat de ophangingdrager 16 en de daaraan bevestigde scharnieras 17 bij het naar boven verplaatsen van de inrichting 5 in diens opgeheven stand in een schuinere stand kantelt, in het bijzonder in een bij benadering verticale stand, zoals die getoond in Fig. 6, terwijl omgekeerd in de neergelaten werkstand van de inrichting 5 de kantelas 18 zich verticaal onder een scherpe hoek uitstrekt.
De scharnierarm 11 kan ten opzichte van de ophangingdrager 16 en de scharnieras 17 middels een meerledig instelhefboommechanisme 22, dat tussen de ophangingdrager 16 en scharnierarm 11 is voorzien, en een instelactuator 23 worden gescharnierd. Zoals de Fig. 11 en 12 tonen, kan het genoemde instelhefboommechanisme 22 een eerste arm 24 omvatten, die op afstand van de van de scharnieras 17 aan de ophangingdrager 16 scharnierbaar is opgehangen, evenals een tweede arm 25, die op afstand van de scharnieras 17 aan de scharnierarm 11 scharnierbaar is verbonden. De eerste en tweede arm 24 en 25 zijn verder scharnierbaar met elkaar verbonden, zodat ze als een tweeledig mechanisme de scharnieras 17 tussen de ophangingdrager 16 en de scharnierarm 18 overbruggen. Verder is aan de genoemde tweede arm 25 een derde arm 26 scharnierbaar verbonden, die anderzijds wederom in een lengtesleuf 27 verschuifbaar en scharnierbaar aan de eerste arm 24 is opgehangen.
De instelactuator 23, in de vorm van een hogedrukcilinder, grijpt aan op genoemde arm 26, zodanig dat genoemde arm 26, zodanig dat het instelhefboommechanisme 22 en de instelactuator 23 de gewenste scharnierbeweging om de scharnieras 17 kunnen bewerkstelligen.
In de naar voren gescharnierde werkstand is hierbij de scharnierarm 11 vormsluitend aan de hiervoor genoemde verbindingsarm 20 vergrendeld. Zoals Fig. 8 toont, kan hierbij aan de scharnierarm 11 en/of aan de verbindingsarm 20 een centreerconus 28 zijn voorzien, die in de werkstand de beide genoemde onderdelen met elkaar in vergrendelende aangrijping brengt. De genoemde centreerconus 28 vormt een centreer- en zekeringsinrichting, waarmee de scharnierarm 11 in zijn werkstand kan worden gehouden, en dat op een van de scharnieras 17 op afstand geplaatst punt, waardoor de scharnieras 17 ontlast wordt.
Zoals een vergelijking van de Fig. 2 - 10 toont, kan het tastwiel 7 uit de in de Fig. 2-4 getoonde werkstand in de transportstand worden gebracht, doordat de inrichting 5 wordt opgetild. Hierdoor kantelt de tastwielophanging 10 om de kantelas 18 in de in de Fig. 5 -7 getoonde tussenstand, waarin de kantelas zich reeds in de transportstand bevindt, en de scharnierarm 11 zich echter nog voorwaarts in zijn de inrichting 5 zijwaarts omvattende stand bevindt.
In een tweede stap wordt vervolgens de scharnierarm 11 ten opzichte van inrichting 5 en ten opzichte van ophangingdrager 16 naar achteren gescharnierd, totdat het tastwiel 7 zich achter de inrichting 5 en onder het chassis 3 bevindt. Zoals de Fig. 8 en 10 tonen, ligt hierbij het tastwiel 7 volledig binnen het spoor van de inrichting 5 onder het chassis 3.

Claims (13)

1. Landbouwwerktuig met een in hoogte verstelbaar opgehangen inrichting (5), die door tenminste een tastwiel (7) op de grond afsteunbaar is, waarbij het tastwiel (7) middels een tastwielophanging (10) scharnierbaar tussen een de breedte van de inrichting (5) vergrotende werkstand en een de breedte van de inrichting (5) verkleinende transportstand is opgehangen, waarbij de tastwielophanging (10) een scharnierarm (11) omvat, die enerzijds het tastwiel (7) draagt en anderzijds aan een ophangingdrager (16) om een scharnieras (17), die zich in hoofdzaak loodrecht op een liggende, zich dwars op de rijrichting uitstrekkende dwarsas uitstrekt, scharnierbaar tussen de genoemde werk- en transportstand is opgehangen, waarbij de genoemde ophangingdrager (16) om een ten opzichte van de liggende dwarsas parallelle kantelas (18) kantelbaar is gelagerd, met het kenmerk dat een scharnierstuurinrichting (29) een tenminste tweeassige, ruimtelijke scharniering van het tastwiel (7) tussen de werk- en transportstand mogelijk maakt zodanig dat de zwenkarm (11) tezamen met deze scharnieras (17) door kantelen van de ophangingdrager (16) om de kantelas (18) wordt gekanteld ten opzichte van de inrichting (5) en verder om genoemde scharnieras (17) wordt gescharnierd ten opzichte van de ophangingdrager (16) en ten opzichte van de inrichting (5).
2. Landbouwwerktuig volgens de voorgaande conclusie, waarbij de transportstand van het tastwiel (7) gezien in de rijrichting achter de inrichting (5) ligt, bij voorkeur volledig binnen het spoor van de inrichting (5) ligt.
3. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de kantelas (18) van de inrichting (5) op afstand bij voorkeur in de rijrichting achter de inrichting (5) is voorzien, en de ophangingdrager (16) bevestigd is aan een chassisonderdeel, ten opzichte waarvan de inrichting (5) in hoogte optilbaar is.
4. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaand conclusies, waarbij de inrichting (5) voor de hoogte instelling kantelbaar om een liggende dwarsas (8) is opgehangen, die op afstand staat van de kantelas (18) van de tastwielophanging (10), bijvoorbeeld boven de genoemde kantelas (18) is voorzien.
5. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de scharnierstuurinrichting (29) een koppeling (19) tussen de ophangingdrager (16) en de inrichting (5) omvat, waarbij de koppeling (19) zodanig is uitgevoerd, dat bij optillen en neerlaten van de inrichting (5) kantelen van de scharnierarm (11) en diens scharnieras (17) ten opzichte van de inrichting (5) geschiet.
6. Landbouwwerktuig volgens de voorgaande conclusie, waarbij de koppeling (19) ten minste een verbindingsstang (20) omvat, die de ophangingdrager (16) met een zijdeel (9) van de inrichting (5) verbindt, waarbij de verbindingsstang (20) met het zijdeel (9) scharnierbaar is verbonden en ten opzichte van de kantelas (18) een hefboomarm omvat zodanig dat bij omhoog bewegen van de inrichting (5) de ophangingdrager (16) wordt gekanteld.
7. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de scharnierstuurinrichting (29) een door externe energie aangedreven instelactuator (23) voor het scharnieren van de scharnierarm (11) om de scharnieras (17) ten opzichte van de ophangingdrager (16) omvat.
8. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij tussen de ophangingdrager (16) en de scharnierarm (11) een meerledig instelhefboommechanisme (22) voor het scharnieren van de scharnierarm (11) ten opzichte van de ophangingdrager (16) om de scharnieras (17) is voorzien.
9. Landbouwwerktuig volgens de voorgaande conclusie, waarbij het instelhefboommechanisme (22) ten minste twee instelhefbomen (24, 25) omvat, waarvan er een aan de ophangingdrager (16) en de andere aan de scharnierarm (11) scharnierbaar is opgehangen, waarbij de beide instelhefbomen (24, 25) bij voorkeur als een tweebenig system met elkaar zijn verbonden.
10. Landbouwwerktuig volgens de voorgaande conclusie, waarbij ten minste een derde instelhefboom (26) is voorzien, die scharnierbaar met een van beide eerste instelhefbomen (24, 25) is verbonden en met de andere van de beide hiervoor genoemde instelhefbomen verschuifbaar en/of scharnieerbaar is verbonden.
11. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij een losneembare centreer- en/of zekeringsinrichting (30) voor centreren/zekeren van de scharnierarm (11) in zijn werkstand is voorzien, waarbij de centreer- en/of zekeringsinrichting (30) door scharnieren van de scharnierarm (11) in-en uit aangrijping kan worden gebracht.
12. Landbouwwerktuig volgens de voorgaande conclusie, waarbij de centreer-en/of zekeringsinrichting (30) op afstand van de scharnieras (17) een centreer- en/of houderelement omvat, bij voorkeur in de vorm van een conisch centreerelement (28), welke de scharnierarm (11) vormsluitend tegen kantelen zekert.
13. Landbouwwerktuig volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de scharnierarm (11) een het tastwiel (7) sturende wielvork (12) draagt, die slechts aan de scharnierarm (11) is opgehangen, bij voorkeur scharnierbaar om een vorkstuuras (13), die slechts aan de genoemde scharnierarm (11) is opgehangen.
NL2008876A 2011-05-27 2012-05-25 Landbouwwerktuig. NL2008876C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE202011101157U DE202011101157U1 (de) 2011-05-27 2011-05-27 Landwirtschaftliche Maschine
DE202011101157 2011-05-27

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2008876A true NL2008876A (nl) 2012-11-28
NL2008876C2 NL2008876C2 (nl) 2015-01-13

Family

ID=46939936

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008876A NL2008876C2 (nl) 2011-05-27 2012-05-25 Landbouwwerktuig.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE202011101157U1 (nl)
FR (1) FR2975565B1 (nl)
NL (1) NL2008876C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2998517B1 (fr) * 2012-11-23 2016-01-08 Sarl Belair Remorque autochargeuse a attelage telescopique
DE102019006298B4 (de) * 2019-09-06 2022-03-24 Maschinenfabrik Bernard Krone GmbH & Co. KG Aufnahmevorrichtung für eine landwirtschaftliche Arbeitsmaschine, landwirtschaftliche Arbeitsmaschine und Arbeitszug mit einer solchen landwirtschaftlichen Arbeitsmaschine

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29713081U1 (de) * 1997-07-23 1997-09-25 Usines Claas France, St. Remy Erntevorsatz mit Stützrädern
EP1048195A1 (de) * 1999-04-28 2000-11-02 Usines Claas France Schwenkeinrichtung für Stützräder
WO2010130745A1 (en) * 2009-05-15 2010-11-18 Cnh Belgium N.V. A harvester with an attachment for a support wheel and a method for storing a support wheel of a harvester

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE29713081U1 (de) * 1997-07-23 1997-09-25 Usines Claas France, St. Remy Erntevorsatz mit Stützrädern
EP1048195A1 (de) * 1999-04-28 2000-11-02 Usines Claas France Schwenkeinrichtung für Stützräder
WO2010130745A1 (en) * 2009-05-15 2010-11-18 Cnh Belgium N.V. A harvester with an attachment for a support wheel and a method for storing a support wheel of a harvester

Also Published As

Publication number Publication date
NL2008876C2 (nl) 2015-01-13
FR2975565A1 (fr) 2012-11-30
DE202011101157U1 (de) 2012-08-30
FR2975565B1 (fr) 2015-03-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8919088B2 (en) Self-propelled windrow merger
BE1022622B1 (nl) Maaiermontageframe
US8616812B2 (en) Header trailer
US20060254244A1 (en) Agricultural machine for swathing products lying on the ground
US11937546B2 (en) Combine header equipped with an automated header transport system and header steering mechanism
US12004440B2 (en) Combine header equipped with an automated header transport system
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
US11944027B2 (en) Combine header equipped with an automated header transport system and drawbar
NL2013729B1 (nl) Laadwagen.
CA2890534C (en) Device for harvesting long agricultural products and agricultural self-propelled unit for harvesting agricultural products comprising the device
NL1034660C2 (nl) Hooibouwmachine.
NL2014540B1 (nl) Landbouwmachine.
NL2011451B1 (nl) Oogstwagen voor het opnemen en het transport van planten of plantdelen.
NL9401502A (nl) Landbouwmachine.
HU211811B (en) Haymaker machine
NL2003378C2 (nl) Inrichting, samenstel en werkwijzen voor opname en wegzetten van oppakbare voorwerpen.
RU2367135C1 (ru) Транспортное средство для погрузки, перевозки и разгрузки рулонов сенажа и сена
US7281975B2 (en) Quick-adjust cotton picker basket
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
DK2591662T3 (en) hay-making machine
NL8102676A (nl) Aansluitinrichting voor het opzij aanbrengen van een landbouwwerktuig aan de achterzijde van een trekker.
NL194025C (nl) Inrichting voor het verzamelen van hooi.
NL9100572A (nl) Landbouwmachine.
NL1018455C2 (nl) Portaalwagen voor het verplaatsen van vrachtcontainers.
NL1006116C1 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van zich op de grond bevindend gewas.