NL2008026C2 - ATTACHMENT ELEMENT FOR ATTACHING AN OBJECT TO A PLATE AT THE PLACE OF A HOLE THEREIN. - Google Patents
ATTACHMENT ELEMENT FOR ATTACHING AN OBJECT TO A PLATE AT THE PLACE OF A HOLE THEREIN. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2008026C2 NL2008026C2 NL2008026A NL2008026A NL2008026C2 NL 2008026 C2 NL2008026 C2 NL 2008026C2 NL 2008026 A NL2008026 A NL 2008026A NL 2008026 A NL2008026 A NL 2008026A NL 2008026 C2 NL2008026 C2 NL 2008026C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- hole
- longitudinal position
- plate
- longitudinal edge
- center line
- Prior art date
Links
- 230000009471 action Effects 0.000 claims description 5
- 238000000034 method Methods 0.000 claims description 4
- 239000012858 resilient material Substances 0.000 claims description 2
- 230000007423 decrease Effects 0.000 claims 1
- 230000002093 peripheral effect Effects 0.000 description 5
- 229910000639 Spring steel Inorganic materials 0.000 description 4
- 239000000779 smoke Substances 0.000 description 4
- 239000000463 material Substances 0.000 description 3
- 230000008901 benefit Effects 0.000 description 2
- 230000008878 coupling Effects 0.000 description 2
- 238000010168 coupling process Methods 0.000 description 2
- 238000005859 coupling reaction Methods 0.000 description 2
- 230000003247 decreasing effect Effects 0.000 description 2
- 238000009434 installation Methods 0.000 description 2
- 238000000605 extraction Methods 0.000 description 1
- 230000006872 improvement Effects 0.000 description 1
- 239000002184 metal Substances 0.000 description 1
- 230000000750 progressive effect Effects 0.000 description 1
- 230000009467 reduction Effects 0.000 description 1
- 238000007790 scraping Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F16—ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
- F16B—DEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
- F16B21/00—Means for preventing relative axial movement of a pin, spigot, shaft or the like and a member surrounding it; Stud-and-socket releasable fastenings
- F16B21/02—Releasable fastening devices locking by rotation
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Connection Of Plates (AREA)
Description
Korte aanduiding: Bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarinBrief indication: Fastening element for fastening an object to a plate at the location of a hole therein
BESCHRIJVINGDESCRIPTION
55
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bevestigings-element voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin, omvattende een aanslaglichaam dat een centrum heeft waardoorheen zich een hartlijn uitstrekt en dat is ingericht voor aanligging tegen een zichtzijde van de 10 plaat aan de omtrek van het gat, opsluitmiddelen die zijn verbonden met het aanslaglichaam en die zijn ingericht voor aanligging, althans in toegepaste toestand, tegen de tegenover de zichtzijde gelegen achterzijde van de plaat aan de omtrek van het gat.The present invention relates to a fastening element for fastening an object to a plate at the location of a hole therein, comprising a stop body which has a center through which a center line extends and which is adapted to abut against a visible side of the hole. plate at the circumference of the hole, retaining means which are connected to the stop body and which are arranged for abutment, at least in applied condition, against the rear side of the plate on the circumference of the hole situated opposite the visible side.
De onderhavige uitvinding richt zich met name op de bevestiging van 15 objecten zoals elektrische armaturen, rookmelders, luchtroosters, afzuigpunten, inbouwspots, beveiligingscamera’s of althans koppelobjecten waaraan vervolgens voornoemde objecten kunnen worden gekoppeld. Met nadruk wordt gesteld dat binnen het kader van de uitvinding het object feitelijk ook kan worden gevormd door het aanslaglichaam of althans een deel daarvan. In een dergelijke situatie fungeert 20 het object dus tevens als aanslaglichaam.The present invention focuses in particular on the attachment of objects such as electrical fixtures, smoke detectors, air vents, extraction points, recessed spotlights, security cameras or at least coupling objects to which said objects can subsequently be coupled. It is emphasized that within the scope of the invention the object can in fact also be formed by the stop body or at least a part thereof. In such a situation, the object thus also functions as a stop body.
Voor het bevestigen van objecten als voornoemde zijn diverse typen bevestigings-elementen bekend. Zo is het bijvoorbeeld voor inbouwspots bekend om gebruik te maken van een flensrand die in toegepaste vorm komt aan te liggen tegen de zichtzijde van een plafond. De inbouwspot is verder voorzien van verende armen 25 die in onbelaste toestand zich in hoofdzaak in radiale richting uitstrekken. Deze verende armen worden tijdens het aanbrengen van de inbouwspot handmatig tegen de veerwerking in binnen de diameter van een gat in het plafond gebracht en zodra de veerarmen het gat vanaf de zichtzijde zijn gepasseerd klappen zij open en slaan zij aan tegen de achterzijde van het plafond waardoor de flensrand stevig tegen de 30 zichtzijde van het plafond wordt gedrukt. Het weer losnemen van de inbouwspot geschiedt door de inbouwspot aan de flensrand aan te grijpen en neerwaarts te trekken waarbij weerstand wordt ondervonden door de veerarmen.Various types of fastening elements are known for fixing objects as aforementioned. For recessed spots, for example, it is known to use a flange edge which, in applied form, comes to lie against the visible side of a ceiling. The recessed spot is further provided with resilient arms 25 which, in the unloaded state, extend substantially in the radial direction. During the installation of the recessed spot, these resilient arms are manually brought against the spring action within the diameter of a hole in the ceiling and as soon as the spring arms have passed the hole from the viewing side, they fold open and strike against the rear of the ceiling, the flange edge is pressed firmly against the visible side of the ceiling. Releasing the recessed spot again takes place by gripping the recessed spot on the flange edge and pulling it downwards, whereby resistance is encountered by the spring arms.
Een belangrijk bezwaar van de bekende bevestigings-elementen is 2 dat de toepassing hiervan, zowel bij het bevestigen van een object als het weer losnemen van een object onhandig is bijvoorbeeld met het risico van afklemming door veerarmen van vingers en beschadiging van het plafond of althans van de plaat waaraan het object is bevestigd.An important drawback of the known fixing elements is that their application, both when attaching an object and when releasing an object, is inconvenient, for example with the risk of pinching by spring arms of fingers and damage to the ceiling or at least of the plate to which the object is attached.
5 Teneinde een oplossing althans een verbetering te verschaffen ten aanzien van bovengenoemde problematiek wordt het bevestigings-element volgens de onderhavige uitvinding gekenmerkt doordat de opsluitmiddelen ten minste één staande opsluitplaat omvatten welke opsluitplaat een eerste langsrand heeft met een eerste langspositie, een tweede langspositie en een derde langspositie die 10 respectievelijk op toenemende afstanden van het aanslaglichaam zijn gelegen waarbij althans in onbelaste toestand de afstand tussen de hartlijn en de eerste langspositie kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie en de afstand tussen de hartlijn en de derde langspositie kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie en waarbij verder door uitoefening van 15 een vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht tegen veerkracht in ten minste de tweede afstand kan worden verkleind zodat de ten minste ene opsluitplaat ter plaatse van de tweede afstand het gat kan passeren. De toepassing van de ten minste ene staande opsluitplaat met de specifieke vormgeving van de eerste langsrand daarvan zoals bovenstaand aangegeven, biedt de mogelijkheid om 20 de ten minste ene opsluitplaat dusdanig te dimensioneren dat de eerste en derde langspositie zich in onbelaste toestand binnen de omtrek van het gat bevindt, terwijl de tweede langspositie zich in onbelaste toestand juist buiten de omtrek van het gat bevindt. Zonder de genoemde verkleining van de tweede afstand is een dergelijke passeren door de opsluitplaat van het gat niet mogelijk omdat, uitgaande van een 25 rond gat, de tweede afstand in onbelaste toestand groter is dan de straal van het gat waarbij het middelpunt van het gat op de hartlijn ligt. Door de vormgeving van de eerste langsrand of althans de zoals bovenstaand gedefinieerde afstanden tussen de langsrand ter plaatse van de drie langsposities en de hartlijn kan de mogelijkheid worden geboden om, zonder dat handmatig de opsluitplaat moet worden 30 aangegrepen om daar een bepaalde voorspanning op aan te brengen, tijdens het bevestigen van het bevestigings-element de opsluitplaat in het gat worden gestoken waarna de opsluitplaat noodzakelijkerwijs met de eerste langsrand, tussen de derde langspositie en de tweede langspositie daarvan, in contact komt met omtreksrand 3 van het gat. Een schroefbeweging in de richting van het gat draagt er vervolgens zorg voor dat via de omtreksrand van het gat de vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht wordt uitgeoefend. Daardoor wordt tegen veerwerking in de tweede afstand verkleind totdat deze klein genoeg is om het gat te 5 kunnen passeren. Zodra de opsluitplaat ter plaatse van de tweede langspositie het gat is gepasseerd, zal vanwege de veerwerking er weer ontspanning van de opsluitplaat optreden en de tweede afstand weer toenemen. De schroefvormige verdraaiing van het bevestigings-element blijft doorgaan totdat het aanslaglichaam aanligt tegen de zichtzijde van de plaat. In die toestand ligt ook de opsluitplaat aan 10 tegen de achterzijde van de plaat. Meer specifiek ligt de langsrand op een positie tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie aan tegen de achterzijde van de omtreksrand van het gat. Het weer losnemen van het bevestigings-element kan eenvoudig plaatsvinden door gelijktijdig het bevestigings-element te verdraaien om de hartlijn en gelijktijdig het bevestigings-element uit het gat te trekken. Daarbij 15 zal wederom de tweede afstand kleiner worden totdat de opsluitplaat het gat volledig kan passeren waarna de opsluitplaat volledig los kan komen.In order to provide a solution or at least an improvement with respect to the above-mentioned problems, the fixing element according to the present invention is characterized in that the retaining means comprise at least one standing retaining plate, which retaining plate has a first longitudinal edge with a first longitudinal position, a second longitudinal position and a third longitudinal position which are respectively located at increasing distances from the stop body, wherein at least in the unloaded state the distance between the center line and the first longitudinal position is smaller than the distance between the center line and the second longitudinal position and the distance between the center line and the third longitudinal position is smaller then the distance between the center line and the second longitudinal position and wherein furthermore at least the second distance can be reduced by exerting a force exerted on the retaining plate from the outside against spring force so that the at least one retaining plate at the location of the second pass through the hole. The use of the at least one upright retaining plate with the specific shape of the first longitudinal edge thereof as indicated above offers the possibility of dimensioning the at least one retaining plate such that the first and third longitudinal position are in the unloaded state within the circumference of the hole, while the second longitudinal position is in the unloaded state just outside the circumference of the hole. Without the aforementioned reduction of the second distance, such a passage through the retaining plate of the hole is not possible because, starting from a round hole, the second distance in the unloaded state is greater than the radius of the hole with the center of the hole at the center line is. Due to the design of the first longitudinal edge or at least the distances defined as above between the longitudinal edge at the location of the three longitudinal positions and the center line, it is possible to offer the possibility of manually engaging the retaining plate to apply a certain bias to it During mounting of the fastening element, the retaining plate is inserted into the hole, whereafter the retaining plate necessarily comes into contact with the first longitudinal edge, between the third longitudinal position and the second longitudinal position thereof, with peripheral edge 3 of the hole. A screw movement in the direction of the hole then ensures that the force exerted on the retaining plate from the outside is exerted via the peripheral edge of the hole. This reduces against spring action in the second distance until it is small enough to be able to pass the hole. As soon as the retaining plate has passed the hole at the location of the second longitudinal position, relaxation of the retaining plate will occur again due to the spring action and the second distance will increase again. The helical rotation of the fixing element continues until the stop body rests against the visible side of the plate. In that state, the retaining plate also rests against the rear side of the plate. More specifically, the longitudinal edge lies at a position between the first longitudinal position and the second longitudinal position against the rear side of the peripheral edge of the hole. The detachment of the fastening element can easily take place by simultaneously rotating the fastening element about the center line and simultaneously pulling the fastening element out of the hole. Thereby the second distance will again become smaller until the retaining plate can completely pass the hole, whereafter the retaining plate can come loose completely.
Indien de eerste langsrand tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie een eerste langsranddeel heeft dat ten minste ten dele rechtlijnig is, dan is het moment dat handmatig moet worden uitgeoefend op het 20 bevestigings-element tijdens het losnemen van een object, voor zover aanligging tegen de achterzijde van de plaat plaatsvindt ter plaatse van het ten minste ten dele rechtlijnige deel van het eerste langsranddeel constant.If the first longitudinal edge between the first longitudinal position and the second longitudinal position has a first longitudinal edge part that is at least partly linear, then the moment that must be manually exerted on the fastening element during the detachment of an object, insofar as abutment against the rear side of the plate takes place constantly at the location of the at least partially linear part of the first longitudinal edge part.
Het biedt voordelen indien het rechtlijnige deel van het eerste langsranddeel een hoek gelegen tussen 5 en 45° insluit met een normaal vlak door 25 de hartlijn. Aldus blijkt het mogelijk dat enerzijds het losnemen van het bevestigingselement handmatig goed kan plaatsvinden, terwijl anderzijds de betreffende hoek enige variatie voor wat betreft de dikte van de plaat toestaat zodat aanligging door het eerste langsranddeel tegen de omtrek van het gat aan de achterzijde van de plaat kan worden gewaarborgd.It is advantageous if the linear part of the first longitudinal edge part encloses an angle between 5 and 45 ° with a normal plane through the center line. It thus appears that on the one hand the detachment of the fastening element can take place manually, while on the other hand the relevant angle allows some variation with regard to the thickness of the plate so that abutment by the first longitudinal edge part against the circumference of the hole at the rear of the plate can be guaranteed.
30 Een constante weerstand tijdens het aanbrengen van het bevestigings-element aan de plaat wordt verkregen indien de eerste langsrand tussen de tweede langspositie en de derde langspositie een tweede langsranddeel heeft dat ten minst ten dele rechtlijnig is.A constant resistance during the mounting of the fixing element on the plate is obtained if the first longitudinal edge between the second longitudinal position and the third longitudinal position has a second longitudinal edge part which is at least partly linear.
44
Voor wat betreft de hoek tussen het rechtlijnige deel van het tweede langsranddeel en een normaal vlak door de hartlijn geldt dat deze voordeliger wijze is gelegen tussen 30 en 80°. Bij een dergelijke hoek blijkt het plaatsen van het bevestigings-element handmatig relatief eenvoudig plaats te kunnen vinden.With regard to the angle between the linear part of the second longitudinal edge part and a normal plane through the center line, it holds that this is advantageously situated between 30 and 80 °. At such an angle, it appears that placing the fixing element can take place manually relatively easily.
5 Ten behoeve van een goede aangrijping van de opsluitplaat op de achterzijde van de plaat tijdens toepassing van het bevestigings-element, kan de eerste langsrand tussen de eerste langspositie en de tweede langspositie zijn voorzien van vertandingen.For a good engagement of the retaining plate on the rear side of the plate during application of the fixing element, the first longitudinal edge between the first longitudinal position and the second longitudinal position can be provided with teeth.
Teneinde beschadigingen van de plaat, zoals die bijvoorbeeld van 10 gipsplaat kan zijn, te voorkomen of beperken, met name tijdens het passeren van de opsluitplaat ter plaatse van de tweede langspositie door het gat, kan de eerste langsrand te plaatse van de tweede langspositie een afgeronde vorm hebben.In order to prevent or limit damage to the plate, such as it may be made of plasterboard, in particular during passage of the retaining plate at the location of the second longitudinal position through the hole, the first longitudinal edge at the location of the second longitudinal position may be a rounded one have shape.
Teneinde het mogelijk te maken dat de tweede afstand vanwege de vanaf de buitenzijde op de opsluitplaat uitgeoefende kracht, kan worden verkleind is 15 de opsluitplaat bij voorkeur van veerkrachtig materiaal vervaardigd. Dergelijk materiaal kan bijvoorbeeld verenstaal of kunststof zijn.In order to make it possible for the second distance to be reduced because of the force exerted on the retaining plate from the outside, the retaining plate is preferably made of resilient material. Such material can be, for example, spring steel or plastic.
Alternatief of zelfs in combinatie met voorgaande voorkeursuitvoeringsvorm is de opsluitplaat via een veerorgaan met het aanslaglichaam verbonden. Een dergelijk veerorgaan kan bijvoorbeeld worden gevormd door een 20 torsieveer waarbij de torsie-as zich evenwijdig aan de hartlijn uitstrekt.Alternatively or even in combination with the above preferred embodiment, the retaining plate is connected to the stop body via a spring member. Such a spring member can for instance be formed by a torsion spring wherein the torsion axis extends parallel to the center line.
Een constructief uitermate gunstig en daarmee goedkoop uit te voeren opsluitplaat wordt verkregen indien de opsluitplaat, althans in onbelaste toestand en althans in hoofdzaak, plat is.A constructionally extremely advantageous and hence inexpensive design of retaining plate is obtained if the retaining plate is flat, at least in the unloaded state and at least substantially.
Teneinde het eenvoudig aanbrengen en losnemen van een 25 bevestigings-element te bevorderen kan de opsluitplaat tegenover de eerste langsrand een tweede langsrand hebben die zich rechtlijnig parallel aan de hartlijn uitstrekt.In order to promote the simple installation and detachment of a fastening element, the retaining plate may have a second longitudinal edge opposite the first longitudinal edge which extends linearly parallel to the center line.
Een uitermate stabiele bevestiging van een bevestigings-element aan de plaat kan worden verkregen indien het bevestigings-element twee 30 opsluitplaten omvat die aan tegen over elkaar gelegen zijden van de hartlijn zijn gelegen.An extremely stable attachment of a fastening element to the plate can be obtained if the fastening element comprises two retaining plates which are situated on opposite sides of the center line.
Teneinde het bevestigings-element geschikt te maken voor bevestiging aan platen met verschillende diktes is het voordelig indien de afstand 5 tussen de ten minste ene opsluitplaat en het aanslaglichaam instelbaar is.In order to make the fixing element suitable for fixing to plates with different thicknesses, it is advantageous if the distance between the at least one retaining plate and the stop body is adjustable.
De uitvinding verschaft tevens een werkwijze voor het bevestigen van een object aan een plaat ter plaatse van een gat daarin, omvattende het bevestigen van een bevestigings-element volgens één van de voorgaande 5 conclusies aan de plaat waarbij de ten minste één staande opsluitplaat door het gat wordt verplaatst en waarbij de straal van het gat kleiner is dan de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie in onbelaste toestand en waarbij tijdens de verplaatsing van de ten minste ene opsluitplaat door het gat de afstand tussen de hartlijn en de tweede langspositie tegen veerwerking in kleiner wordt. De voordelen 10 die aan dergelijke werkwijze zijn verbonden zijn bovenstaand reeds toegelicht aan de hand van de omschrijving van het bevestigings-element volgens de uitvinding.The invention also provides a method for attaching an object to a plate at the location of a hole therein, comprising attaching a fixing element according to any one of the preceding claims to the plate, wherein the at least one upright locking plate through the hole is moved and wherein the radius of the hole is smaller than the distance between the center line and the second longitudinal position in the unloaded state and wherein during the movement of the at least one retaining plate through the hole the distance between the center line and the second longitudinal position against spring action in becomes smaller. The advantages associated with such a method have already been explained above on the basis of the description of the fixing element according to the invention.
De uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een aantal voorkeursuitvoeringsvormen van een bevestigings-element volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende figuren: 15 Figuren 1a tot en met 1c tonen schetsmatig in perspectivisch aanzicht achtereenvolgende fasen tijdens het aanbrengen van een bevestigings-element volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding aan een plafondplaat;The invention will be elucidated hereinbelow on the basis of the description of a number of preferred embodiments of a fastening element according to the invention with reference to the following figures: Figures 1a to 1c show diagrammatically in perspective view successive phases during the application of a mounting element according to a first preferred embodiment of the present invention on a ceiling plate;
Figuren 2a en 2b tonen schematisch in bovenaanzicht twee 20 achtereenvolgende fases tijdens het weer losnemen van het bevestigings-element volgens figuren 1a tot en met 1c;Figures 2a and 2b schematically show two successive phases in top view during the detachment of the fixing element according to figures 1a to 1c;
Figuren 3a tot en met 3c tonen schetsmatig in zijaanzicht drie varianten van opsluitplaten zoals die kunnen worden toegepast bij een bevestigingselement volgens de figuren 1a tot en met 2b; 25 Figuren 4a en 4b tonen schetsmatig respectievelijk in perspectivisch aanzicht en in bovenaanzicht volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van een bevestigings-element volgens de uitvinding.Figures 3a to 3c show diagrammatically in side view three variants of retaining plates as can be used with a fastening element according to figures 1a to 2b; Figures 4a and 4b show diagrammatically respectively in perspective view and in top view according to a further preferred embodiment of a fastening element according to the invention.
Figuur 1a tot en met 1c tonen een deel van een plafondplaat 1 met daarin een rond gat 2 met centrum 15 waardoorheen hartlijn 9 zich uitstrekt. Gat 2 is 30 in plafondplaat 1 aangebracht om ter plaatse van gat 2 een object, zoals bijvoorbeeld een rookmelder, te voorzien. Hiertoe verschaft de uitvinding een bevestigings-element 11. Bevestigings-element 11 omvat een aanslaglichaam 12 dat in bovenaanzicht een ronde omtrek heeft met een diameter die groter is dan de 6 diameter van gat 2, bijvoorbeeld 20% groter. Het aanslaglichaam 12 heeft een centrum 8 met bijbehorend hartlijn 14. Aanslaglichaam 12 heeft verder aan de bovenzijde daarvan een aanslagvlak 13 dat aan de omtrek daarvan in toegepaste toestand volgens figuur 1c aanligt tegen de zichtzijde van plafondplaat 1 rondom het 5 gat 2 waarbij de hartlijnen 9 en 15 samenvallen (zie ook figuur 2a).Figures 1a to 1c show a part of a ceiling plate 1 with a round hole 2 with center 15 therein through which center line 9 extends. Hole 2 is provided in ceiling plate 1 to provide an object, such as for example a smoke detector, at the location of hole 2. To this end, the invention provides a fastening element 11. Fastening element 11 comprises a stop body 12 which, in top view, has a round circumference with a diameter that is larger than the diameter of hole 2, for example 20% larger. The stop body 12 has a center 8 with associated center line 14. Stop body 12 furthermore has a stop surface 13 on its circumference which, in the applied state of Figure 1c, abuts against the visible side of ceiling plate 1 around the hole 2 with the center lines 9 and 15 coincide (see also Figure 2a).
Het aanslaglichaam 12 is in figuur 1a schematisch weergegeven maar kan bijvoorbeeld verbindingsmiddelen, zoals klikmiddelen omvatten om, nadat het bevestigings-element 11 is voorzien, een object zoals een rookmelder daarmee te koppelen. Alternatief is het ook mogelijk dat het aanslaglichaam 12 zelf wordt 10 gevormd door een dergelijk object zoals bijvoorbeeld de eerder genoemde rookmelder, of althans door een deel van een dergelijk object.The stop body 12 is shown schematically in Figure 1a, but may, for example, comprise connecting means, such as snap means, for coupling an object such as a smoke detector after the fixing element 11 has been provided. Alternatively, it is also possible that the stop body 12 itself is formed by such an object such as, for example, the aforementioned smoke detector, or at least by a part of such an object.
Bevestigings-element 11 omvat een U-vormige beugel met een liggend deel 17 dat via een tussenlaag 18 is verbonden met aanslagvlak 13 van aanslaglichaam 12. Bij een alternatieve uitvoeringsvorm kan een U-vormige beugel 15 ook zonder tussenlaag direct met aanslaglichaam 12 verbonden zijn, bijvoorbeeld middels een schroef- of klikverbinding. De U-vormige beugel 16 omvat verder aan twee tegenover elkaar gelegen uiteinden van liggend deel 17 staande poten 19a, 19b met respectievelijke naar buiten gerichte haakdelen 20a, 21a en 20b, 21b. In het liggend deel 17 zijn twee doorgaande ronde gaten 22a, 22b aangebracht 20 waardoorheen zich buizen kunnen uitstrekken. In die buizen kan bedrading lopen voor elektrische bekrachtiging of aansturing van het betreffend object. Een dergelijke buis kan bijvoorbeeld van PVC zijn vervaardigd en van het flexibele type zijn met ribbelingen. Voor trekontlasting van een dergelijke geribbelde buis omvat de beugel 16 een V-vormige draadveer 23 waarbij de poten van de V-vorm zich nog juist binnen 25 de omtrek van de gaten 22a, 2b uitstrekken, zodat deze in een van de ribbels van een dergelijke geribbelde buis zouden kunnen vallen om als trekontlasting te dienen.Fastening element 11 comprises a U-shaped bracket with a horizontal part 17 which is connected via an intermediate layer 18 to stop surface 13 of stop body 12. In an alternative embodiment, a U-shaped bracket 15 can also be directly connected to stop body 12 without intermediate layer, for example through a screw or click connection. The U-shaped bracket 16 further comprises legs 19a, 19b with opposite outwardly directed hook parts 20a, 21a and 20b, 21b at two opposite ends of lying part 17. In the lying part 17 two continuous round holes 22a, 22b are provided through which tubes can extend. Wiring may run in those tubes for electrically energizing or controlling the object in question. Such a tube can for instance be made of PVC and be of the flexible type with corrugations. For strain relief of such a ribbed tube, the bracket 16 comprises a V-shaped wire spring 23, the legs of the V-shape still extending just within the circumference of the holes 22a, 2b, so that they fit into one of the ridges of such a ribbed tube could fall to serve as strain relief.
Aan ieder van de staande poten 19a, 19b is een vlakke opsluitplaat 31a, 31b voorzien. De vormgeving van opsluitplaten 31a, 31b is spiegelsymmetrisch ten opzichte van hartlijn 14. In de opsluitplaten 31a, 31b is een rij van regelmatig op 30 afstand van elkaar gelegen openingen 32a, 32b voorzien. In twee van deze openingen kunnen de twee haken 20a, 21a respectievelijk 20b, 21b grijpen zodat de opsluitplaten 31a, 31b op verschillende afstanden van het aanslaglichaam 12 kunnen worden gepositioneerd. Aldus kan, zoals ook uit het navolgende nog duidelijker zal 7 worden, ingespeeld worden op toepassing van het bevestigingselement 11 bij plafondplaten 1 met verschillende diktes. Alternatief zouden haakdelen als haakdelen 20a-21b ook aan de respectievelijke opsluitplaten 31a, 31b kunnen zijn voorzien waarbij gaten als gaten 32a, 32bjuist in de staande poten 19a, 19b zijn 5 voorzien. Ook in een dergelijke situatie kunnen de opsluitplaten 31a, 31b als in hoofdzaak vlak worden beschouwd.A flat retaining plate 31a, 31b is provided on each of the standing legs 19a, 19b. The shape of retaining plates 31a, 31b is mirror-symmetrical with respect to the center line 14. In the retaining plates 31a, 31b a row of regularly spaced openings 32a, 32b is provided. The two hooks 20a, 21a and 20b, 21b can engage in two of these openings, so that the retaining plates 31a, 31b can be positioned at different distances from the stop body 12. Thus, as will also become more clear from the following, it is possible to anticipate the use of the fixing element 11 with ceiling plates 1 with different thicknesses. Alternatively, hook parts such as hook parts 20a-21b could also be provided on the respective retaining plates 31a, 31b, holes such as holes 32a, 32 just being provided in the standing legs 19a, 19b. Also in such a situation, the retaining plates 31a, 31b can be considered as substantially flat.
De omtrek van de opsluitplaten 31a, 31b wordt bepaald door de achtereenvolgende punten 41 tot en met 46 (uitsluitend weergegeven voor opsluitplaat 31b). Tussen punten 44 en 46 strekt zich via punt 45 een eerste 10 langsrand 51 van opsluitplaat 31b uit. Aan de tegenover gelegen zijde strekt zich tussen punten 41 en 42 een tweede langsrand 52 uit. Verder heeft de omtrek van opsluitplaten 31a, 31b een bovenrand 53 tussen punten 46 en 41 en een onderrand 54 tussen punten 42, 43. In de onderhavige uitvoeringsvorm is de lengte van bovenrand 53 en de lengte van onderrand 54 aan elkaar gelijk maar dit is niet 15 essentieel voor de onderhavige uitvinding. Tussen punten 43 en 44 tenslotte is er nog sprake van een korte langsrand 55. Een dergelijke langsrand 55 kan ook langer zijn zoals bijvoorbeeld is weergegeven in de alternatieve uitvoeringsvormen voor opsluitplaten 31a, 31b zoals weergegeven in de figuren 3a tot en met 3c.The circumference of the retaining plates 31a, 31b is determined by the successive points 41 to 46 (shown only for retaining plate 31b). Between points 44 and 46 a first longitudinal edge 51 of retaining plate 31b extends via point 45. On the opposite side a second longitudinal edge 52 extends between points 41 and 42. Furthermore, the circumference of retaining plates 31a, 31b has an upper edge 53 between points 46 and 41 and a lower edge 54 between points 42, 43. In the present embodiment, the length of upper edge 53 and the length of lower edge 54 are equal to each other but this is not Essential for the present invention. Finally, between points 43 and 44 there is still a short longitudinal edge 55. Such a longitudinal edge 55 can also be longer, as is shown, for example, in the alternative embodiments for retaining plates 31a, 31b as shown in Figs. 3a to 3c.
In onbelaste toestand is er tussen punten 43, 44, 46 enerzijds en 20 hartlijn 14 door het centrum 8 van aanslaglichaam 12 (gezien in het vlak volgens de figuren 2a en 2b of althans een daaraan evenwijdig vlak) anderzijds sprake van een afstand d1 en is er tussen punt 45 en de hartlijn door punt 15 sprake van een afstand d2. Afstand d2 is groter dan de straal van gat 2 terwijl afstand d1 kleiner is dan de straal van gat 2.In the unloaded state there is a distance d1 between points 43, 44, 46 on the one hand and center line 14 through the center 8 of stop body 12 (seen in the plane according to figures 2a and 2b or at least one plane parallel thereto) there is a distance d2 between point 45 and the center line through point 15. Distance d2 is greater than the radius of hole 2 while distance d1 is smaller than the radius of hole 2.
25 Langsrand 51 is neusvormig waarbij punt 45 de punt van de neus vormt. Ter plaatse van punt 45 is langsrand 51 afgerond. Het langsranddeel 51a dat zich uitstrekt tussen punten 44 en 45 is grotendeels (namelijk met uitzondering van de afronding ter plaatse van punt 45) rechtlijnig. Dit rechtlijnige deel van langsranddeel 51a sluit een hoek in van ongeveer 30° met een (in dit voorbeeld 30 horizontaal georiënteerd) normaal vlak dat zich loodrecht op de hartlijn 14 door centrum 8 uitstrekt. Het langsranddeel 51b dat zich uitstrekt tussen punten 45 en 46 is eveneens grotendeels rechtlijnig. Dit rechtlijnige deel maakt een hoek van circa 55° met een normaal vlak dat zich uitstrekt loodrecht op hartlijn 14.Longitudinal edge 51 is nose-shaped with tip 45 forming the tip of the nose. Longitudinal edge 51 is rounded off at point 45. The longitudinal edge part 51a extending between points 44 and 45 is largely linear (namely, with the exception of the rounding at the location of point 45), linear. This linear part of longitudinal edge part 51a encloses an angle of approximately 30 ° with a normal surface (in this example 30 horizontally oriented) extending through center 8 perpendicular to the center line 14. The longitudinal edge portion 51b extending between points 45 and 46 is also largely linear. This linear part forms an angle of approximately 55 ° with a normal plane extending perpendicular to the center line 14.
88
Opsluitplaten 31a, 31b zijn van elastisch plaatmateriaal, zoals bijvoorbeeld een metaal als verenstaal of kunststof, vervaardigd. Vanwege de ondersteuning van opsluitplaten 31a, 31b door de staande poten 19a, 19b kan het veerkrachtige karakter van het materiaal van de opsluitplaten 31a, 31b zich met 5 name manifesteren aan de naar punt 45 gerichte zijde van de staande delen 19a, 19b.Enclosure plates 31a, 31b are made of elastic sheet material, such as, for example, a metal such as spring steel or plastic. Because of the support of retaining plates 31a, 31b by the standing legs 19a, 19b, the resilient nature of the material of the retaining plates 31a, 31b can in particular manifest itself on the side of the standing parts 19a, 19b facing point 45.
De figuren 1a tot en met 1c tonen in drie achtereenvolgende fasen hoe bevestiging van het bevestigings-element 11 aan plafondplaat 1 kan plaatsvinden. In eerste instantie wordt, zoals in figuur 1a weergegeven, het 10 bevestigings-element 11 volgens pijl 61 in de richting van gat 2 bewogen waarbij de hartlijnen 9 en 14 samenvallen. Daarbij is het verder van belang te constateren dat de afstand tussen de bovenranden 53 van de twee opsluitplaten 31a, 31b kleiner is dan de diameter van gat 2 en dat de lengte van deze bovenranden 53 dusdanig klein is dat deze bovenranden 53 gat 2 ongemoeid kunnen passeren.Figures 1a to 1c show in three successive phases how fixing of the fixing element 11 to ceiling plate 1 can take place. In the first instance, as shown in figure 1a, the fastening element 11 is moved in the direction of hole 2 in the direction of arrow 61, whereby the center lines 9 and 14 coincide. It is furthermore important to note that the distance between the upper edges 53 of the two retaining plates 31a, 31b is smaller than the diameter of hole 2 and that the length of these upper edges 53 is such that these upper edges 53 can pass through hole 2 without interference. .
15 Bij voortgaande beweging volgens pijl 61 zullen op een gegeven moment het eerste langsranddeel 51b van beide opsluitplaten 31a, 31b in contact komen met de omtrek van het gat 2. In ieder geval vanaf dat moment dient men enerzijds de beweging volgens pijl 61 te continueren maar anderzijds ook een verdraaiing volgens pijl 62 van het bevestigings-element 11 uit te voeren. Tijdens die 20 verdraaiing lopen de tweede langsranden 52 voor op de eerste langsranden 51 van de bijbehorende opsluitplaat 31a, 31b. De betreffende schroefbeweging en het contact met de omtrek van gat 2 zullen er zorg voor dragen dat de opsluitplaten 31a, 31b elastisch naar binnen toe vervormen, meer specifiek ter plaatse van het gebied van opsluitplaten 31a, 31b dat wordt bepaald door punten 44, 45 en 46. Vanwege 25 schuine oriëntatie van langsranddeel 51b zal de vervorming van de opsluitplaten 31a, 31b toenemen waarbij d2 afneemt totdat punt 45 binnen gat 2 is gelegen en d2 gelijk is geworden aan de straal van gat 2. Een verder voortgaande beweging van bevestigings-element 11 in de richting van pijl 61 zal er vervolgens toe leiden dat punten 45 van de opsluitplaten 31a, 31b het gat 2 volledig zullen passeren en de 30 opsluitplaten 31a, 31b weer terug zullen veren en d2 weer toeneemt tot de oorspronkelijke waarde. De opsluitplaten 31a, 31b nemen hun oorspronkelijke vlakke vorm weer aan. Daarbij is de afstand tussen langsranddeel 51a en aanslagvlak 13 dusdanig op de dikte van plafondplaat 1 afgestemd, dat de plafondplaat 1 wordt 9 ingeklemd tussen langsranddeel 51a en het aanslaglichaam 12, met name indien nog een kleine rotatiebeweging wordt gemaakt tegengesteld aan richting 62 zodat langsranddeel 51a zich als het ware kan vastgrijpen in de plafondplaat 1 aan de tegenover de zichtzijde gelegen achterzijde daarvan ter plaatse van de omtrek van 5 gat 2. Aldus kan op uitermate eenvoudige wijze het bevestigings-element 11 aan de plafondplaat 1 worden bevestigd.With continuing movement according to arrow 61, the first longitudinal edge part 51b of both retaining plates 31a, 31b will come into contact with the circumference of the hole 2. At least from that moment onwards, the movement according to arrow 61 must be continued, but on the other hand also to perform a rotation according to arrow 62 of the fixing element 11. During that rotation, the second longitudinal edges 52 lead the first longitudinal edges 51 of the associated retaining plate 31a, 31b. The relevant screw movement and the contact with the circumference of hole 2 will ensure that the retaining plates 31a, 31b deform inwards elastically, more specifically at the area of the retaining plates 31a, 31b which is determined by points 44, 45 and 46. Due to oblique orientation of longitudinal edge part 51b, the deformation of the retaining plates 31a, 31b will increase with d2 decreasing until point 45 is located within hole 2 and d2 has become equal to the radius of hole 2. A further progressive movement of fastening element 11 in the direction of arrow 61 will then cause points 45 of the retaining plates 31a, 31b to completely pass through the hole 2 and the retaining plates 31a, 31b will spring back again and d2 increases again to the original value. The retaining plates 31a, 31b resume their original flat shape. The distance between longitudinal edge part 51a and stop surface 13 is thereby adjusted to the thickness of ceiling plate 1 such that the ceiling plate 1 is clamped between longitudinal edge part 51a and the abutment body 12, in particular if a small rotational movement is still made opposite to direction 62 so that longitudinal edge part 51a as it were, can engage in the ceiling plate 1 on the rear side thereof opposite the visible side at the circumference of hole 2. Thus, the fastening element 11 can be attached to the ceiling plate 1 in an extremely simple manner.
Voor het losnemen van het bevestigingselement 11 van plafondplaat 1, waarvan twee achtereenvolgende situaties in figuren 2a en 2b zijn weergegeven, wordt een vergelijkbare werkwijze gevolgd: bevestigings-element 11 wordt in de 10 richting van de pijl 62 verdraaid en in de richting tegengesteld aan pijl 61 uit gat 2 getrokken. Vanwege de scheve oriëntatie van langsranddeel 51a zullen de opsluitplaten 31a, 31b geleidelijk naar binnen vervormen waarbij de afstand tussen punt 45 en hartlijn 9 dusdanig afneemt dat deze gelijk is aan de straal van gat 2 (figuur 2b). Vanaf dat moment kunnen de opsluitplaten 31a, 31b het gat 2 neerwaarts 15 passeren waarmee bevestigings-element 11 volledig kan worden losgenomen van plafondplaat 1. Zowel het bevestiging van het bevestigingselement 11 aan plafondplaat 1 als het daar weer van losnemen van het bevestigingselement 11 kan met een relatief eenvoudige en weinig kracht vergende handmatige beweging worden uitgevoerd waarbij gebruik van slechts één hand nodig is. Bovendien is de 20 mate van verdraaiing niet dusdanig groot dat dit tot problemen leidt in het geval er sprake is van bekabeling die meedraait.A similar method is followed for detaching the fastening element 11 from ceiling plate 1, two successive situations of which are shown in Figures 2a and 2b: fastening element 11 is rotated in the direction of the arrow 62 and in the direction opposite to the arrow 61 out of hole 2. Due to the crooked orientation of longitudinal edge part 51a, the retaining plates 31a, 31b will gradually deform inwards, the distance between point 45 and center line 9 decreasing such that it is equal to the radius of hole 2 (Fig. 2b). From that moment on, the retaining plates 31a, 31b can pass the hole 2 downwards, with which fastening element 11 can be completely detached from ceiling plate 1. Both the fastening element 11 can be fastened to ceiling plate 1 and the fastening element 11 can be detached therefrom again. a relatively simple and effortless manual movement can be carried out requiring the use of only one hand. Moreover, the degree of twist is not so great that this leads to problems in the case of wiring that turns with it.
Figuren 3a tot en met 3c tonen drie alternatieve uitvoeringsvormen van opsluitplaten als opsluitplaten 31a en 31b.Figures 3a to 3c show three alternative embodiments of retaining plates as retaining plates 31a and 31b.
Bij de uitvoeringsvorm 131 volgens figuur 3a zijn de eerste 25 langsrand 151 en de tweede langsrand 152 enigszins in de richting van hart 8 gebogen zoals met name uit het bovenaanzicht blijkt. Het voordeel is dat het aanbrengen en losnemen van het complete bijbehorende bevestigingselement gepaard gaat met een minder zware of althans minder schrapende belasting op de omtreksrand van gat 2 in plaat 1. Daarbij wordt opgemerkt dat bij een excentrische of 30 scheve positionering van uitvoeringsvorm 131 tijdens het aanbrengen of losnemen daarvan het altijd mogelijk is dat een tweede langsrand 152 in contact komt met de omtreksrand van gat 2.In the embodiment 131 according to Figure 3a, the first longitudinal edge 151 and the second longitudinal edge 152 are slightly bent in the direction of the heart 8, as is apparent in particular from the plan view. The advantage is that the fitting and detachment of the complete associated fastening element is accompanied by a less heavy or at least less scraping load on the peripheral edge of hole 2 in plate 1. It is noted here that with an eccentric or crooked positioning of embodiment 131 during the applying or removing it, it is always possible for a second longitudinal edge 152 to come into contact with the peripheral edge of hole 2.
Opsluitplaat 231 volgens figuur 3b heeft een langsranddeel 251a 10 met vertandingen voor een beter grip op de plaat.Locking plate 231 according to Figure 3b has a longitudinal edge part 251a with teeth for a better grip on the plate.
Opsluitplaat 331 volgens figuur 3c is een variant waarbij de eerste langsrand 351 en de tweede langsrand volledig gekromd zijn vormgegeven en elkaar in punt 399 ontmoeten.Locking plate 331 according to Figure 3c is a variant in which the first longitudinal edge 351 and the second longitudinal edge are completely curved in shape and meet at point 399.
5 Figuren 4a en 4b tonen een mogelijk alternatief voor de combinatie van beugel 16 met oplsuitplaten 31a en 31b. Dit alternatief behelst een buis 401 van verenstaal waarin door het aanbrengen van althans in hoofdzaak C-vormige sneden zijn aangebracht waardoor, vanwege de elastische eigenschappen van het verenstaal, flappen 431a en 431b zijn gevormd. Dit alternatief zou bijvoorbeeld zeer 10 goed kunnen passen voor het bevestigen van een inbouwspot.Figures 4a and 4b show a possible alternative for the combination of bracket 16 with retaining plates 31a and 31b. This alternative comprises a spring steel tube 401 in which, due to the provision of at least substantially C-shaped cuts, flaps 431a and 431b have been formed because of the elastic properties of the spring steel. This alternative could, for example, fit very well for mounting a recessed spot.
De uitvinding is niet beperkt tot de bovenstaand omschreven uitvoeringsvormen maar wordt primair bepaald door de navolgende conclusies: 15The invention is not limited to the embodiments described above, but is primarily determined by the following claims:
Claims (14)
Priority Applications (1)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| NL2008026A NL2008026C2 (en) | 2011-12-23 | 2011-12-23 | ATTACHMENT ELEMENT FOR ATTACHING AN OBJECT TO A PLATE AT THE PLACE OF A HOLE THEREIN. |
Applications Claiming Priority (2)
| Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
|---|---|---|---|
| NL2008026A NL2008026C2 (en) | 2011-12-23 | 2011-12-23 | ATTACHMENT ELEMENT FOR ATTACHING AN OBJECT TO A PLATE AT THE PLACE OF A HOLE THEREIN. |
| NL2008026 | 2011-12-23 |
Publications (1)
| Publication Number | Publication Date |
|---|---|
| NL2008026C2 true NL2008026C2 (en) | 2013-06-26 |
Family
ID=45952607
Family Applications (1)
| Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
|---|---|---|---|
| NL2008026A NL2008026C2 (en) | 2011-12-23 | 2011-12-23 | ATTACHMENT ELEMENT FOR ATTACHING AN OBJECT TO A PLATE AT THE PLACE OF A HOLE THEREIN. |
Country Status (1)
| Country | Link |
|---|---|
| NL (1) | NL2008026C2 (en) |
Citations (3)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US3921261A (en) * | 1974-11-18 | 1975-11-25 | Illinois Tool Works | Fastener |
| US4393551A (en) * | 1980-08-25 | 1983-07-19 | Phillips Plastics Corp. | Rotatably engaging head for fastener |
| US6575682B1 (en) * | 2000-11-16 | 2003-06-10 | Illinois Tool Works Inc. | Quarter turn fastener |
-
2011
- 2011-12-23 NL NL2008026A patent/NL2008026C2/en not_active IP Right Cessation
Patent Citations (3)
| Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
|---|---|---|---|---|
| US3921261A (en) * | 1974-11-18 | 1975-11-25 | Illinois Tool Works | Fastener |
| US4393551A (en) * | 1980-08-25 | 1983-07-19 | Phillips Plastics Corp. | Rotatably engaging head for fastener |
| US6575682B1 (en) * | 2000-11-16 | 2003-06-10 | Illinois Tool Works Inc. | Quarter turn fastener |
Similar Documents
| Publication | Publication Date | Title |
|---|---|---|
| US5740994A (en) | Cable support and method | |
| US8079727B2 (en) | Recessed lamp support structure | |
| TW580540B (en) | Mounting body for attachment to bolt body and nut body | |
| US20140326838A1 (en) | Apparatus, System, and Method for Photovoltaic-Related Wire Management | |
| KR20200051510A (en) | Fastener feedback feature | |
| TWI446666B (en) | Connecting device of a cable management arm | |
| JPH06327124A (en) | Cable fixture and cable support matter | |
| NL2008026C2 (en) | ATTACHMENT ELEMENT FOR ATTACHING AN OBJECT TO A PLATE AT THE PLACE OF A HOLE THEREIN. | |
| JP5821048B2 (en) | Clamping tool | |
| US9080695B2 (en) | Strut and trapeze system | |
| US8464987B1 (en) | Adjustable conduit clamp | |
| US20240068269A1 (en) | Wire strand attachment clip | |
| CN216602776U (en) | Clamping device | |
| US9334981B2 (en) | Conduit hanger | |
| WO2013136054A2 (en) | A cable clip | |
| EP3838680A1 (en) | Roof rack foot assembly for a roof rack and a roof rack for a vehicle | |
| CN112577726A (en) | Universal type damper test detection device | |
| US4235355A (en) | Device for carrying sheet or panel material | |
| US20170227036A1 (en) | Securing device | |
| RU155833U1 (en) | ELECTRODE CLAMP | |
| JP7311386B2 (en) | Fallen tree countermeasure cable suspension device | |
| EP0728953A1 (en) | Stud fastener | |
| US11598115B2 (en) | Wire strand attachment clip | |
| JP5067933B2 (en) | Shower hook device | |
| NL8105802A (en) | SUSPENSION FOR PIPES. |
Legal Events
| Date | Code | Title | Description |
|---|---|---|---|
| PD | Change of ownership |
Owner name: HZ SOLUTIONS B.V.; NL Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: WISKERKE HOLDING B.V. Effective date: 20180706 |
|
| MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20230101 |