NL2005942A - Leidingtrekker. - Google Patents

Description

Leidingtrekker

Deze uitvinding heeft betrekking op een leidingtrekker voor het uit de bodem trekken van een horizontale leiding door deze in zijn lengterichting te verplaatsen.

GB2270963, NL1000664 (Visser & Smit Hanab) en NL1006932 (J & D Leidingsystemen) openbaren elk een leidingtrekker. Voor uitgebreide technische achtergrond wordt naar deze publicaties verwezen. Bij de leidingtrekker volgens NL1000664, die een aangedreven liertrommel ontbeert, wordt door hydraulische zuigers de lengte van het frame voortdurend vergroot en verkleind tijdens het uit de grond trekken van de leiding, met welke slagbeweging de uittrekbeweging wordt gegenereerd. Bij de leidingtrekker volgens NL1006932, die is uitgerust met een aangedreven liertrommel, kan het frame geen slagbeweging maken en levert de aandrijving van de liertrommel alle energie voor het uit de grond trekken van de leiding.

Deze uitvinding borduurt voornamelijk voort op de in NL1006932 geopenbaarde leidingtrekker.

Belangrijke ontwerpeisen voor een leidingtrekker zijn robuust, duurzaam, onderhoudsarm, compact, licht van gewicht, veilig, goed toegankelijk gegeven de beperkte beschikbare ruimte in het gat in de grond waarin de leidingtrekker wordt geplaatst, beperkte afmeting van het benodigde gat in de grond en de vrije ruimte daar omheen (werkzaamheden worden vaak uitgevoerd in een siertuin die zoveel mogelijk moet worden ontzien) . Deze ontwerpeisen stellen hoge eisen aan de motorlier die zo licht, krachtig, klein en betrouwbaar mogelijk moet zijn.

Het doel van de uitvinding is een verbeterde leidingtrekker waarmee, onder handhaving of zelfs verbetering van de levensduur van de trekkabel, een langere leiding in één keer uit de grond kan worden getrokken.

De leidingtrekker volgens de uitvinding omvat, gezien in zijn gebruikstoestand: een zich verticaal uitstrekkend frame dat aan zijn onderzijde een in hoofdzaak verticaal steunoppervlak met een opening voor het doorlaten van de kabel draagt en op afstand van de onderzijde een elektrische motorlier met een liertrommel draagt; een gedeeltelijk op de liertrommel gewikkelde trekkabel die voorzien is van verankeringsmiddelen voor verankering van de kabel aan een zich in de grond bevindende, te verwijderen leiding; een onder de motorlier, ter hoogte van het verticale steunoppervlak, roteerbaar aan het frame opgehangen omleidingswiel voor de kabel; langs het door de kabel gevolgde traject tussen de motorlier en het omleidingswiel een splijter voor het voortgaand in de lengte splijten van de leiding terwijl die uit de grond wordt getrokken zodat voordat de kabel op de liertrommel wordt gewikkeld deze kan worden bevrijd van het uit de grond getrokken deel van de leiding.

Verder omvat de leidingtrekker van de uitvinding langs het door de kabel gevolgde traject tussen de liertrommel en het omleidingswiel, bij voorkeur tussen liertrommel en splijter, een kabelschijf die vrij roteerbaar gemonteerd is op een aan het frame gemonteerde en aan de draai-as van de liertrommel evenwijdige kabelschijfas en bij voorkeur vrij verplaatsbaar is langs deze kabelschijfas over een afstand die bij voorkeur in hoofdzaak gelijk is aan en volledig overlapt wordt door de werkbreedte van de liertrommel.

Liertrommel en kabelschijf zijn bij voorkeur zodanig wederzijds gemonteerd, dat het van de kabelschijf naar de liertrommel lopende deel van de kabel een hoek maakt met het van de kabelschijf naar het omleidingswiel lopende deel van de kabel, welke hoek bij voorkeur tussen 90 en 180 graden bedraagt. Het van de kabelschijf naar het omleidingswiel lopende deel van de kabel loopt bij voorkeur verticaal.

In de momenteel meest voordelige uitvoering bevindt de liertrommel zich aan de zijde van het frame die gekeerd is in de richting van waaruit de uit de grond te trekken leiding komt, zodat de kabel, van opzij op de leidingtrekker gezien, een traject volgt vanaf de liertrommel tot in de leiding in de grond even voorbij het omleidingwiel, dat in hoofdzaak vergelijkbaar is met de vorm van een liggende U waarvan de ene poot wijst naar de liertrommel en de andere in de leiding in de grond steekt.

Het is een verrassing dat gebleken is dat door toevoegen van de kabelschijf waar de trekkabel overheen loopt vanaf het omleidingswiel naar de liertrommel, de levensduur van de trekkabel toeneemt en tegelijk een langere leiding in één keer uit de grond kan worden getrokken, zelfs zonder een motorlier met een groter vermogen te hoeven gebruiken. De kabelschijf zorgt ervoor dat tijdens het uittrekken van een leiding uit de grond, de trekkabel een vaste positie heeft ten opzichte van de splijter, hetgeen de betrouwbaarheid van de werking van de splijter verhoogt.

De leidingtrekker bezit bij voorkeur één of meer van het volgende: afsteunmiddelen voor het afsteunen van het frame tegen een overspanning over het gat in de grond waarin het frame wordt geplaatst; een bijvoorbeeld V- of U-vormige omtreksgroef in het omleidingswiel en/of de kabelschijf om te verhinderen dat de trekkabel onbedoeld van wiel resp. schijf glijdt; de splijter is uitgevoerd als een mes met een evenwijdig aan de draai-as van de liertrommel lopende snijkant, zodat na passeren van het omleidingswiel de leiding door de splijter wordt geschild zodat de leidingwand op twee plaatsen wordt doorsneden door de splijter waardoor de leiding in twee delen wordt gesneden door de splijter; de afstand tussen twee of meer van de liertrommel, kabelschijf, splijter en omleidingswiel is constant of variabel, bijvoorbeeld doordat het frame een vaste respectievelijk variabele lengte heeft, welk aspect in het bijzonder betrekking heeft op het wel of niet kunnen aanpassen van het frame en/of de positie van de onderdelen aan het frame waarover de kabel is geleid, aan verschillen in niveau waarop de uit de grond te trekken leidingen liggen; het frame heeft een vaste lengte en de onderdelen aan het frame waarover de kabel is geleid hebben een vaste wederzijdse positie tenminste gedurende iedere periode terwijl een leiding uit de grond wordt getrokken met de leidingtrekker, met andere woorden bij het uittrekken van de leiding wordt geen gebruik gemaakt van een bewegen van bijvoorbeeld het frame zoals dat wel het geval is bij de leidingtrekker volgens NL1000664; de leidingtrekker is ingericht zodat de aandrijving van de liertrommel alle energie voor het uit de grond trekken van de leiding dient te leveren.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het uit de bodem verwijderen van een leiding met twee losse uiteinden, waarvan het ene uiteinde uitmondt in een gat in de bodem, en waarbij de volgende stappen worden uitgevoerd: een leidingtrekker met vormvast frame wordt in het gat in de bodem geplaatst; van een van de liertrommel van de leidingtrekker afgewikkelde trekkabel wordt het vrije kabeleinde in het ene vrije uiteinde van de leiding gestoken en aan die leiding verankerd zodat de leiding het kabeleinde omhult; de trekkabel wordt opgewikkeld op de liertrommel zodat het kabeleinde met de daaraan verankerde leiding in lengterichting van de leiding uit de bodem worden getrokken; het uit de bodem getrokken kabeleinde met daaromheen de leiding wordt geleid over een omleidingswiel van de leidingtrekker zodat door teactie een gedeelte van een op het kabeleinde uitgeoefende trekkracht wordt doorgeleid naar de leiding; tijdens het uittrekken uit de bodem wordt de leiding, die het kabeleinde omhult, na het passeren van het omleidingswiel continu gespleten en van het kabeleinde gescheiden; na het passeren van het omleidingswiel wordt het kabeleinde geleid over een kabelschijf van de leidingtrekker, en bereikt vervolgens de liertrommel.

Hierna wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van een momenteel voordelige uitvoering die getoond is in de tekening. Deze leidingtrekker is gebaseerd op de in fig. 1 en 2 van NL1006932 getoonde leidingtrekker. Voor een bespreking van deze leidingtrekker wordt daarom verwezen naar NL1006932, vooral het tekstdeel dat betrekking heeft op de fig. 1 en 2 ervan. Nu wordt ingegaan op de verschillen van de leidingtrekker van de uitvinding met de in fig. 1 en 2 van NL1006932 getoonde leidingtrekker: de toevoeging van de kabelschijf en de gewijzigde plaatsing van de liertrommel aan het frame.

Bijgaande fig. 1 toont schematisch in een aanzicht van voren de leidingtrekker.

Fig. 2 toont de leidingtrekker van fig. 1, van opzij.

In fig. 1 ontbreken de liertrommel en motorlier (in fig. 2 samen aangeduid met cijfer 5) . De leidingtrekker bezit een star frame 7. De plaats is aangegeven van de met de leidingtrekker te verwijderen leiding 8 in de grond ten opzichte van de leidingtrekker. Vanaf de liertrommel 5 loopt de trekkabel (niet getoond) schuin neerwaarts naar de kabelschijf 1 en vanaf daar verticaal naar het omleidingswiel 3. Tussen de schijf 1 en het wiel 3 passeert de kabel de splijter 2. Met de voet 4 steunt tijdens bedrijf de leidingtrekker tegen de opstaande wand van het gat in de grond. Met de ophangbeugel 6 (afsteunmiddelen) wordt het frame 7 opgehangen aan een overspanning over het gat in de grond waarin het frame 7 wordt geplaatst.

De liertrommel 5 bevindt zich aan de zijde van het frame 7 die gekeerd is in de richting van waaruit de uit de grond te trekken leiding 8 komt. Dus de trekkabel volgt, van opzij op de leidingtrekker gezien, een traject vanaf de liertrommel 5 tot in de leiding 8 in de grond even voorbij het omleidingwiel 3, dat in hoofdzaak vergelijkbaar is met de vorm van een liggende U waarvan de ene poot wijst naar de liertrommel 5 en de andere in de leiding 8 in de grond steekt.

Claims (2)

1. Leidingtrekker die, gezien in zijn gebruikstoestand, omvat: een zich verticaal uitstrekkend, tijdens bedrijf vormvast frame (7) dat aan zijn onderzijde een in hoofdzaak verticaal steunoppervlak (4) met een opening voor het doorlaten van de trekkabel (8) draagt en op afstand van de onderzijde een elektrische motorlier (5) met een liertrommel draagt; een gedeeltelijk op de liertrommel gewikkelde trekkabel die voorzien is van verankeringsmiddelen voor verankering van de trekkabel aan een zich in de grond bevindende, te verwijderen leiding; een onder de liertrommel, ter hoogte van het verticale steunoppervlak, roteerbaar aan het frame opgehangen omleidingswiel (3) voor de trekkabel; langs het door de trekkabel gevolgde traject tussen de liertrommel en het omleidingswiel een splijter (2) voor het voortgaand in de lengte splijten van de leiding terwijl die uit de grond wordt getrokken zodat voordat de trekkabel op de liertrommel wordt gewikkeld deze kan worden bevrijd van het uit de grond getrokken deel van de leiding, GEKENMERKT door een kabelschijf (1) langs het door de trekkabel gevolgde traject tussen de liertrommel en het omleidingswiel, op een plaats tussen liertrommel en splijter, welke kabelschijf vrij roteerbaar gemonteerd is op een aan het frame gemonteerde en aan de draai-as van de liertrommel evenwijdige kabelschijfas en vrij verplaatsbaar is langs deze kabelschijfas over een afstand die in hoofdzaak gelijk is aan en volledig overlapt wordt door de werkbreedte van de liertrommel, terwijl liertrommel en kabelschijf zodanig wederzijds gemonteerd zijn, dat het van de kabelschijf naar de liertrommel lopende deel van de kabel een hoek maakt met het van de kabelschijf naar het omleidingswiel lopende deel van de kabel, welke hoek tussen 90 en 180 graden bedraagt en het van de kabelschijf naar het omleidingswiel lopende deel van de kabel in hoofdzaak verticaal loopt.

2. Leidingtrekker volgens conclusie 1, de liertrommel bevindt zich aan de zijde van het frame die gekeerd is in de richting van waaruit de uit de grond te trekken leiding komt, zodat de trekkabel, van opzij op de leidingtrekker gezien, een traject volgt vanaf de liertrommel tot in de leiding in de grond even voorbij het omleidingwiel, dat in hoofdzaak vergelijkbaar is met de vorm van een liggende U waarvan de ene poot wijst naar de liertrommel en de andere in de leiding in de grond steekt.