NL2005382C2 - Inrichting voor het verplaatsen van een met de inrichting koppelbare container. - Google Patents

Description

Inrichting voor het verplaatsen van een met de inrichting koppelbare container

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verplaatsen 5 van een met de inrichting koppelbare container, welke inrichting is voorzien van een frame, van een kiepframe alsmede van een rondom een draaias draaibaar aandrijfmechanisme voor het om een zwenkas zwenken van het kiepframe ten opzichte van het frame tussen een nagenoeg horizontale eerste positie en een tweede kieppositie in welke positie het kiepframe een hoek insluit ten opzichte van 10 het frame, waarbij het kiepframe verder is voorzien van een koppel-verplaatsingsmechanisme voor het koppelen van de container met de inrichting alsmede het verplaatsen van de container ten opzichte van het frame, voor welke verplaatsing de inrichting nabij de zwenkas is voorzien van roteerbare rollen voor het tijdens deze verplaatsing geleiden van een met de inrichting gekoppelde container.

15 Een dergelijke inrichting is op zich bekend. In de bekende inrichting is het kiepframe zwenkbaar om een zwenkas vanuit een horizontale positie naar een kieppositie waarin deze normaliter een scherpe hoek insluit met het frame. De zwenkas is fysiek gescheiden van een rolas waaromheen de rollen roteren. Voor de rolas is bovendien vaak een het frame verzwakkende uitsparing nodig in het frame. 20 Het voordeel van het scheiden van de zwenkas en de rolas is dat door de relatief lage positie van de zwenkas de benodigde kracht die met behulp van het aandrijfmechanisme dient te worden opgewekt voor het kiepen van het kiepframe ten opzichte van het frame relatief beperkt is.

Door de fysiek van elkaar gescheiden zwenkas en rolas nabij het 25 uiteinde van het frame, dient het uiteinde van het frame vanwege de zwenkas en de krachten die op het frame worden uitgeoefend door het zwenken van het kiepframe en in bedrijf een daarop bevestigde container alsmede de krachten die op het uiteinde vrijkomen op de rollen, extra verstevigd te zijn, zodat een relatief lange levensduur van de inrichting kan worden gegarandeerd.

30 Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde inrichting te verschaffen.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding daardoor bereikt, dat de zwenkas op elk uiteinde is voorzien van een tussenstuk met 2 behulp waarvan elk uiteinde van de zwenkas is verbonden met een rolas waar omheen de rollen kunnen roteren, waarbij met behulp van het tussenstuk de hartlijn van de zwenkas lager is gelegen dan een virtuele horizontale lijn die de hartlijnen van de rolassen met elkaar verbindt, welke rollassen via het tussenstuk of via de zwenkas 5 met het frame zijn verbonden.

Door de zwenkas via het tussenstuk te verbinden met de rolassen, zijn er geen extra verstevigingen meer benodigd en is de inrichting minder complex, waardoor de inrichting volgens de onderhavige uitvinding relatief eenvoudig is en derhalve relatief kostengunstig te vervaardigen is. Bovendien is het met behulp van 10 het tussenstuk mogelijk om de zwenkas lager te positioneren dan de rolassen. Op deze wijze is er niet alleen meer ruimte beschikbaar voor de rollen, maar benodigd het aandrijfmechanisme door de relatief lage positie van de zwenkas relatief weinig krachten en dus energie voor het verplaatsen van het kiepframe.

Het frame kan ook geen onderdeel vormen van de inrichting, waarbij 15 in plaats van het frame van de inrichting gebruik wordt gemaakt van een frame, bijvoorbeeld het chassis, dat is voorzien op een voertuig.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat de zwenkas en elke rolas met behulp van het tussenstuk eendelig met elkaar zijn verbonden.

20 Op deze wijze wordt met behulp van een krukas-achtige constructie de rolassen met de zwenkas verbonden. Met behulp van de zwenkas zijn de rollassen aan het frame verbonden, waardoor tijdens het om de zwenkas zwenken van het kiepframe de rolassen zich verplaatsen ten opzichte van het frame.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 25 onderhavige uitvinding wordt daardoor gekenmerkt, dat het tussenstuk een koppelbus is, waarin de zwenkas excentrisch is gekoppeld ten opzichte van de rolassen.

Een inrichting omvattende een dergelijke excentrisch met behulp van het tussenstuk gepositioneerde zwenkas is relatief eenvoudig te vervaardigen. 30 Bovendien kan de koppelbus relatief eenvoudig worden gerepareerd of vervangen, waardoor de inrichting makkelijk te onderhouden is. Enkel de zwenkas met de rolas verbindende koppelbus is bij deze constructie bevestigd aan het frame. Bij voorkeur vormt de koppelbus zelfs de rolas waar omheen de rollen kunnen roteren.

3

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding waarbij wordt verwezen naar de navolgende figuren:

Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een inrichting volgens de 5 uitvinding met het kiepframe daarvan in een eerste positie;

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht een inrichting volgens de uitvinding met het kiepframe daarvan in een tweede positie;

Figuren 3a en 3b tonen in bovenaanzicht en in doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding; 10 Figuren 4a en 4b tonen in een exploded view en in doorsnede een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuren 5a-c tonen verschillende schematische doorsneden van een koppelbus van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding

In de verschillende figuren zijn overeenkomende onderdelen 15 voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

De inrichting 1 is bestemd om te worden gemonteerd op een niet nader getoond voertuig. Dergelijke voertuigen kunnen zowel van het zelfrijdende type als van het getrokken type zijn, waarbij de hoofd-rijrichting overeenkomt met pijl 2. De inrichting 1 is spiegelsymmetrisch ten opzichte van een denkbeeldig verticaal 20 spiegelvlak evenwijdig aan de hoofd-rijrichting 2 en door het midden van de breedte van de inrichting 1.

De inrichting 1 omvat een hoofdframe, hierna aangeduid met frame 3, omvattende langsliggers 4 en dwarsbalken 5 tussen de langsliggers 4. Aan eerste uiteinden van de langsliggers 4 is de inrichting 1 voorzien van rollichamen 7 voor 25 geleiding van een niet nader getoonde door de inrichting 1 te manipuleren en te verplaatsen container, meer specifiek het onderstel daarvan. De inrichting 1 omvat verder een kiepframe 11 met langsliggers 12. Het kiepframe 11 is zwenkbaar om horizontale zwenkas verbonden met het hoofdframe 3 welke zwenkas 15 in de figuren 1 en 2 schematisch door een stippellijn is weergegeven.

30 De inrichting 1 omvat tevens een koppel-verplaatsingsmechanisme 21 omvattende een langsbalk 22 en dwarsbalk 23. Aan de tegenover dwarsbalk 23 gelegen uiteinde van de langsbalk 22 omvat het koppel-verplaatsingsmechanisme 21 verder een mastorgaan 24. Het mastorgaan 24 omvat een verticale mastarm 25 aan 4 het bovenste uiteinde waarvan een haak 26 is voorzien. De haak 26 is bestemd om aan te grijpen in een oog dat is voorzien aan de te manipuleren container. Het koppel-verplaatsingsmechanisme 21 is zwenkbaar om een horizontale zwenkas 28 verbonden met de langsliggers 12 van het kiepframe 11. Voor het van het frame 3 en 5 het kiepframe 11 af en naar de grond verplaatsen van een container wordt met behulp van het aandrijfmechanisme 30 het koppel-verplaatsingsmechanisme 21 gezwenkt om de horizontale zwenkas 28 en blijven de langsliggers 12 van het kiepframe parallel liggen ten opzichte van de langsliggers 4 van het frame 3. Tevens omvat het koppel-verplaatsingsmechanisme 21 een telescopisch ten opzichte van de 10 langsbalk 22 in en tegengesteld aan de door pijl 2 aangegeven richting verplaatsbaar mastorgaan 24.

De omschrijving zoals bovenstaand gegeven van de inrichting 1 komt overeen met de omschrijving van inrichtingen volgens de stand van de techniek en is slechts bedoeld ter algemene inleiding. Een nadere gedetailleerde omschrijving 15 wordt derhalve niet noodzakelijk geacht, aangezien dergelijke inrichtingen 1 de vakman uitgebreid bekend zijn en bovendien hierin niet de kern van de onderhavige uitvinding is gelegen.

Figuur 2 toont een kiephandeling van de inrichting 1, waarbij het kiepframe 11 en het koppel-verplaatsingsmechanisme 21 star met elkaar zijn 20 gekoppeld en vergrendeld dusdanig dat de respectievelijke langsliggers 12 en langsbalk 22 ervan (danwel de respectievelijke verlengden daarvan) parallel aan elkaar zijn en tijdens de kiephandeling blijven gelegen. Tijdens de kiephandeling zal de container worden ondersteund met de rollen 7, welke rollen 7 tijdens het uitvoeren van de kiephandeling nagenoeg niet zullen rollen rondom de rolassen.

25 Daarnaast dient te worden opgemerkt dat mastarm 25 haaks, of althans in hoofdzaak haaks, is georiënteerd op de telescopisch verplaatsbare langsbalk 20 van het koppel-verplaatsingsmechanisme 21. Tijdens het kiepen wordt een container, waarvan de bodem zich parallel aan de langsliggers 12 en langsbalk 22 uitstrekt vanuit de in figuur 1 getoonde positie met behulp van een 30 aandrijfmechanisme 30 naar een hellende in figuur 2 getoonde oriëntatie gebracht, waarbij de container blijft hangen aan haak 26 en lading die aanwezig is in de container aan de achterzijde (gezien in de hoofd-rijrichting 2) uit de container kan schuiven. Zwenking vindt daarbij plaats om zwenkas 15.

5

Daarnaast kan de inrichting 1 worden ingezet voor het op-/afzetten van een container oftewel voor het vanaf de grond op de inrichting plaatsen van een container, danwel het vanaf de inrichting 1 weer op de grondplaatsen van een dergelijke container. Voor een dergelijke verplaatsing wordt het aandrijfmechanisme 5 30 zoals hierboven reeds besproken alsmede het koppel-verplaatsingsmechanisme 21 toegepast voor het met behulp van de om de rolassen roteerbare rollen 7 op de grond of op het frame 3 positioneren van de container.

Het aandrijfmechanisme 30 voor de inrichting 1 omvat twee hydraulische cilinders 31 met een cilinderlichaam 32 en een in en uit het 10 cilinderlichaam 32 uitschuifbare zuigerstang 33. De voet van elk cilinderlichaam 32 is zwenkbaar om een horizontale draaias verbonden met het frame 3. Het vrije uiteinde van elke zuigerstang 33 is scharnierbaar om een horizontale scharnieras 40 verbonden met de Iangsbalk22.

Aan de hand van de figuren 3a, 3b, 4a, 4b en 5a-c zal de inrichting 15 volgens de onderhavige uitvinding worden toegelicht.

In de figuren 3a en 3b is een eerste uitvoeringvorm van de inrichting 1 volgens de uitvinding getoond, waarin voor de duidelijkheid het frame 3 is weggelaten. Hierin is getoond hoe de zwenkas 15 van het kiepframe 11 via een dwars daarop uitstrekkend tussenstuk 41 is verbonden met de rolassen 43 20 waaromheen de rollen 7 roteren. Om de zwenkas 15 is een buisvormige dwarsligger 45 van het kiepframe 11 gelegen, welke dwarsligger 45 star is verbonden met de langsliggers 12 van het kiepframe. De bevestigingsflenzen 51 waarin de zwenkas 15 roteerbaar is gelegen, is star verbonden met het frame 3, dat zoals aangegeven voor de duidelijkheid niet is getekend in figuur 3a en 3b. Uiteraard is het ook mogelijk om 25 de zwenkas 15 zonder de bevestigingsflenzen 51 rechtstreeks aan het frame 3 te bevestigen zodanig dat deze roteerbaar in het frame 3 is gelegen.

In figuur 3b is getoond hoe een virtuele horizontale lijn 53 welke samenvalt met de hartlijn van elke rolas 43 hoger is gelegen dan de zwenkas 15. De afstand tussen de hartlijn 55 van de zwenkas 15 en de virtuele horizontale lijn 53 is 30 kleiner dan de diameter d1 van de rolas 43 en ook kleiner dan de diameter d2 van de zwenkas 15. Door de afstand tussen de hartlijnen van de zwenkas 15 en de hartlijnen van de rolassen 43 relatief klein te houden, wordt van buitenaf de indruk gewekt alsof de inrichting slechts een enkele as heeft, in plaats van twee van elkaar gescheiden 6 assen 15, 43.

Door de zwenkas 15, het tussenstuk 41 en de rolassen 43 eendelig uit te voeren kan in elke kieppositie een lager gelegen zwenkas 15 ten opzichte van de rolassen 43 worden gegarandeerd, waardoor de met het aandrijfmechanisme 30 5 verschafte kracht voor het kiepen van het kiepframe 11 relatief laag is, waardoor deze relatief weinig energie verbruikt. Tegelijkertijd liggen de rolassen 43 relatief laag ten opzichte van het frame 3 waardoor de rollen 7 relatief groot en robuust kunnen worden uitgevoerd voor het geleiden van het onderstel van de container. De eendelige uitvoeringsvorm is verder relatief robuust en onderhoudsarm.

10 In de figuren 4a, 4b en 5a-c is een tweede uitvoeringvorm van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. De bevestigingsflenzen 51 van het kiepframe 11 zijn in deze uitvoeringsvorm met behulp van een eendelig daarmee verbonden dwarsligger 61 star met elkaar verbonden. In figuur 4b is duidelijker de constructie van deze tweede uitvoeringsvorm getoond. De van een 15 afdekplaatje 63 voorziene rollen 7 zijn elk om een rolas 143 roteerbaar. De rolas 143 is verschaft met behulp van het als koppelbus 141 uitgevoerde tussenstuk. Aan de van de holle rolas 143 afgekeerde zijde is de holle koppelbus 141 voorzien van een opneemdeel 160 waarin de zwenkas 115 bevestigbaar is. De hartlijn 155 van de zwenkas 155 is lager gelegen dan de virtuele de hartlijnen van de rolassen 143 20 verbindende horizontale lijn 153. De buisvormige dwarsligger 45 is zwenkbaar om de zwenkas 115 voor het zwenken van het kiepframe 11 tussen een eerste nagenoeg horizontale en in figuur 1 getoonde positie naar een tweede kieppositie zoals is getoond in figuur 1. Door de holle uitvoering van de koppelbus 141 is deze bovendien relatief licht van gewicht.

25 De diameter van elke rolas 143 is d3 en deze diameter is in verhouding tot de diameter d2 van de rolas 43 relatief groot. De diameter d1 van de zwenkas 115 is nagenoeg gelijk aan de diameter d1 van de zwenkas 15.

In figuur 5a-c zijn verschillende schematische aanzichten en doorsneden van de koppelbus 141 getoond waarin duidelijk zichtbaar is dat de 30 zwenkas excentrisch is gelegen ten opzichte van de rolassen.

Het frame kan ook geen onderdeel vormen van de inrichting, waarbij in plaats van het frame van de inrichting gebruik wordt gemaakt van een frame dat aanwezig is op een voertuig waarop de inrichting is geïnstalleerd.

7

Tevens is het mogelijk om het mastorgaan onverplaatsbaar te bevestigen aan de langsbalk 22.

Tevens is het mogelijk om in plaats van een starre mastarm 25 een kantelbare en onder een scherpe hoek met de langsbalk 20 vastzetbare mastarm 25 5 toe te passen.

Claims (6)

1. Inrichting voor het verplaatsen van een met de inrichting koppelbare container, welke inrichting is voorzien van een frame, van een kiepframe alsmede van een rondom een draaias draaibaar aandrijfmechanisme voor het om een 5 zwenkas zwenken van het kiepframe ten opzichte van het frame tussen een nagenoeg horizontale eerste positie en een tweede kieppositie in welke positie het kiepframe een hoek insluit ten opzichte van het frame, waarbij het kiepframe verder is voorzien van een koppel-verplaatsingsmechanisme voor het koppelen van de container met de inrichting alsmede het verplaatsen van de container ten opzichte 10 van het frame, voor welke verplaatsing de inrichting nabij de zwenkas is voorzien van roteerbare rollen voor het tijdens deze verplaatsing geleiden van een met de inrichting gekoppelde container, met het kenmerk, dat de zwenkas op elk uiteinde is voorzien van een tussenstuk met behulp waarvan elk uiteinde van de zwenkas is verbonden met een rolas waar omheen de rollen kunnen roteren, waarbij met behulp 15 van het tussenstuk de hartlijn van de zwenkas lager is gelegen dan een virtuele horizontale lijn die de hartlijnen van de rolassen met elkaar verbindt, welke rollassen via het tussenstuk of via de zwenkas met het frame zijn verbonden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zwenkas en elke rolas met behulp van het tussenstuk eendelig met elkaar zijn verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tussenstuk een koppelbus is, waarin de zwenkas excentrisch is gekoppeld ten opzichte van de rolassen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met behulp van het aandrijfmechanisme en het koppel-verplaatsingsmechanisme 25 de container verplaatsbaar is van een nagenoeg horizontaal op het kiepframe gelegen positie naar een nagenoeg horizontaal op een ondergrond gelegen positie.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het koppel-verplaatsingsmechanisme een mastorgaan omvat dat telescopisch ten opzichte van een langsbalk in en uitschuifbaar is.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand tussen de hartlijn van de zwenkas en de virtuele horizontale lijn van de rolas kleiner is dan de diameter van zowel de rolas als de zwenkas.