NL2005298C2 - Samenstel van buis en boorkop en werkwijze voor het vormen van een lichaam van materiaal in een bodem. - Google Patents

Description

SAMENSTEL VAN BUIS EN BOORKOP EN WERKWIJZE VOOR HET VORMEN VAN EEN LICHAAM VAN MATERIAAL IN EEN BODEM

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een samenstel 5 van een buis en een zich aan een uiteinde van de buis bevindende boorkop, waarbij het samenstel is ingericht om door boren grondverdringend ingedreven te worden in een bodem voor vormen van een lichaam van materiaal in de bodem door het vullen van het in de bodem gedreven samenstel met 10 het materiaal en het door trekken uit de bodem verwijderen van de buis. De uitvinding heeft voorts betrekking op een boorkop voor gebruik in het samenstel. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vormen van een lichaam van materiaal in een bodem.

15

Voor het vormen van een lichaam van materiaal in een ondergrond, zoals bijvoorbeeld een funderingspaal, is het bekend om een buis door boren in te drijven in de bodem. Aan de onderzijde van de buis is dan een plat deksel of 20 boordeksel voorzien. Het boordeksel doet hierbij dienst als boorkop en verdrijft de bodem zodat de buis grondverdringend kan worden ingebracht. Wanneer de buis de gewenste diepte in de bodem heeft bereikt wordt het inwendige van de buis, afgesloten door het boordeksel, gevuld met een uithardend 25 materiaal, zoals beton. Eventueel kan er voor het instorten nog bewapening worden aangebracht. Na het aanbrengen van het materiaal, wordt de buis uit de bodem teruggetrokken. Na uitharding van het materiaal is dan een funderingspaal gevormd.

Het boordeksel dat als boorkop dienst heeft gedaan, blijft hierbij achter in de bodem. Het is hierbij een nadeel dat 30 2 voor iedere funderingspaal een nieuw boordeksel moet worden gebruikt.

Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding om te 5 voorzien in een efficiënt, eenvoudig en/of duurzaam samenstel van buis en boorklep waarbij bovengenoemd nadeel althans deels is opgelost.

Hiertoe heeft het samenstel van de in de aanhef vermelde 10 soort als bijzonderheid dat ten minste tijdens gebruik de boorkop en de buis onderling vast zijn verboden en waarbij de boorkop beweegbaar is tussen een gesloten toestand, waarin de boorkop het uiteinde van de buis sluit, en een geopende toestand, waarin het uiteinde van de buis ten 15 minste gedeeltelijk open is voor het na vulling van het samenstel samen met de buis verwijderen van de boorkop. Doordat de boorkop tijdens gebruik, dat wil zeggen bij het indrijven en het uittrekken, vast verbonden is aan de buis en de boorkop geopend en gesloten kan worden, kan de boorkop 20 met de buis worden verwijderd na het aanbrengen van het materiaal. Bij het indrijven in de gesloten toestand sluit de boorkop het uiteinde van de buis zodanig af dat deze het te vullen materiaal kan houden zonder dat dit materiaal het inwendige verlaat. Het inwendige van het samenstel wordt in 25 dit verband omsloten door de binnenwand van de buis en het uiteinde in de vorm van de boorkop. Wanneer de buis verwijderd dient te worden uit de bodem, wordt het uiteinde geopend en kan de boorkop eenvoudig met de buis teruggevoerd worden naar de oppervlakte voor hergebruik. Bij voorkeur 30 wordt het uiteinde volledig geopend. Het materiaal, bij voorkeur een vloeistof of een vast materiaal of een combinatie daarvan, blijft hierbij achter in de bodem.

3

Bij voorkeur strekt de boorkop zich in geopende toestand uit buiten de ruimte gevormd door het verlengde van het inwendige van de buis. In andere woorden, gezien in een projectie op een vlak dwars op de lengterichting van de 5 buis, strekt de boorkop zich uit buiten een binnenwand van de buis. De boorkop raakt dan niet het gevormd lichaam in de buis bij het verwijderen van het samenstel. Meer bij voorkeur strekt de boorkop zich in geopende toestand althans in hoofdzaak uit in het verlengde van de wand van de buis.

10 Waarbij in gesloten toestand het uiteinde is afgesloten, ligt de boorkop in de geopende toestand in het verlengde van de wand van de buis. Dit wil zeggen, dat de dwarsdoorsnede van de geopende boorkop althans in hoofdzaak overeenkomt met de dwarsdoorsnede van de buis, of ten minste het uiteinde 15 daarvan. De boorkop is op deze manier eenvoudig te verwijderen met relatief weinig weerstand.

Opgemerkt moet worden dat de vinding niet beperkt is tot een buis of boorkop met een specifieke dwarsdoorsnede. Zo moet 20 onder een buis ook een hol lichaam met bijvoorbeeld een hoekige dwarsdoorsnede worden verstaan. Het heeft echter de voorkeur wanneer de buis een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft.

25 Volgens de voorkeursuitvoering van het samenstel volgens de uitvinding omvat de boorkop een veelheid aan kleppen die scharnierbaar zijn verbonden aan het uiteinde van de buis.

In de gesloten toestand sluiten de kleppen althans in hoofdzaak naadloos op elkaar aan voor het afsluiten van het 30 inwendige van het samenstel. Door het openen van deze kleppen wordt de boorkop naar zijn geopende toestand bewogen.

4

Bij voorkeur heeft het uiteinde van de buis een eenvoudig, meer bij voorkeur regelmatig, veelhoekige dwarsdoorsnede, waarbij de kleppen zich vanaf de zijden van de veelhoek uitstrekken. De zijden van de veelhoekige dwarsdoorsnede 5 zijn hierbij bij voorkeur even lang, zodat de bases van de kleppen die daaraan zijn verbonden ook een gelijke lengte hebben. De kleppen zijn bij voorkeur driehoekig uitgevoerd, waarbij in gesloten toestand de benen van de verschillende kleppen zich aanliggend uitstrekken voor het afsluiten van 10 het uiteinde. De bases van de driehoeken zijn dan scharnierend verbonden aan de zijden van de polygone dwarsdoorsnede van het uiteinde van de buis.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm zijn de kleppen 15 onderling verbonden voor het gelijktijdig bewegen van de kleppen tussen de geopende en de gesloten toestand van de boorkop en daarmee van het uiteinde van de buis. Wanneer de kleppen bijvoorbeeld worden geopend door toedoen van de zwaartekracht, wordt met een dergelijke verbinding verzekerd 20 dat alle kleppen tegelijk openen. Hetzelfde geldt voor de sluiting. Door alle kleppen tegelijk te sluiten, wordt verzekerd dat de kleppen in gesloten toestand nauw aan elkaar sluiten.

25 Bij voorkeur zijn de kleppen onderling verbonden met een verbindingsorgaan dat beweegbaar is ten opzichte van het uiteinde van de buis. Door het bewegen, bij voorkeur in de lengterichting van de buis, van het verbindingsorgaan ten opzichte van het uiteinde van de buis kan de boorkop worden 30 bewogen tussen de toestanden. Het uiteinde van de buis kan zijn voorzijn van een geschikte geleiding voor het verbindingsorgaan. Het verbindingsorgaan kan bijvoorbeeld ringvorming of buisvormig zijn uitgevoerd, waarbij het 5 verbindingsorgaan coaxiaal is aangebracht ten opzichte van de buis.

Ieder van de kleppen is bij voorkeur scharnierend met het 5 verbindingsorgaan, bijvoorbeeld in de vorm van een verbindingsring, verbonden op een radiale afstand die verschilt van de locatie waarmee de klep scharnierend is verbonden aan het uiteinde van de buis.

10 Meer bij voorkeur is het verbindingsorgaan voorzien van verankering voor het verankeren van het verbindingsorgaan in de bodem. Wanneer de buis nu door trekken wordt verwijderd uit de bodem, zal het verbindingsorgaan in eerste instantie achterblijven en zo bewegen ten opzichte van de buis. Aldus 15 wordt bij het uittrekken van de buis de boorkop automatisch geopend. Meer bij voorkeur omvat de verankering een spiraalvormig orgaan, dat bovendien dienst kan doen als grondverdringend orgaan.

20 Opgemerkt moet worden dat hoewel gesproken wordt over het verbinden van de kleppen aan het uiteinde van de buis, hieronder ook een buisvormig deel van de boorkop dat verbonden kan worden aan de buis moet worden begrepen. De term uiteinde van de buis moet derhalve worden 25 geïnterpreteerd als het uiteinde van een buisvormig deel van het samenstel. Onder uiteinde moet het vlak dat zich dwars op de lengterichting van de buis uitstrekt worden voorstaan. Wanneer het uiteinde bijvoorbeeld is geopend, is er voorzien van een doorgang in ten minste een gedeelte van de bodem van 30 de buis, en bij voorkeur is de hele bodem open.

Volgens de verdere voorkeursuitvoering van het samenstel van de uitvinding is de boorkop puntvormig uitgevoerd. Dit 6 voorziet in een efficiëntere boring. Bij voorkeur is de boorkop voorzien van ten minste een spiraalvormig grondverdringend orgaan. Meer bij voorkeur omvat de boorkop meerdere van dergelijke organen, zodat bij het inboren de 5 grond van de bodem efficiënt wordt weggevoerd van de boorkop.

Volgens de verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het samenstel van de uitvinding omvat het samenstel voorts een 10 toevoerbuis voor vloeistof, waarbij een uitvoer van de toevoerbuis zich in gesloten toestand van de boorkop uitstrekt buiten het inwendige van het samenstel omsloten door de buis en de boorkop. Het toevoeren van vloeistof bij het boren vergemakkelijkt het indrijven van de buis met 15 boorkop. De vloeistof wordt hierbij vrijgegeven buiten het inwendige van het samenstel. Bij voorkeur strekt de uitvoer van de toevoerbuis zich uit voorbij het uiteinde en doet de uitvoer ook dienst als boororgaan. Meer bij voorkeur is de uitvoer hiertoe voorzien van een grondverdringend orgaan.

20

Bij voorkeur strekt de toevoerbuis zich uit in de buis, waarbij de boorkop is ingericht om de toevoerbuis in gesloten toestand te omsluiten. De toevoerbuis is hierbij bij voorkeur coaxiaal aangebracht met de buis. In het geval 25 kleppen worden gebruikt in de boorkop, zijn de kleppen ingericht om de toevoerbuis, in het bijzonder de uitvoer daarvan, te omsluiten voor het vormen van een afgesloten inwendige in de gesloten toestand. Bijvoorbeeld in het geval van de driehoekige kleppen zoals hierboven genoemd, kunnen 30 de toppen van de driehoeken enigszins zijn afgeplat voor het vormen van een nauwe omsluiting met de uitvoer.

7

Volgens de voorkeursuitvoering van het samenstel van de uitvinding zijn de boorkop en de buis integraal gevormd. Dit voorziet in een stevige verbinding. De boorkop kan bijvoorbeeld zijn vast gelast aan de buis. Wanneer het nodig 5 is de boorkop te vervangen, kan de boorkop worden losgezaagd en worden vervangen door een nieuwe. Echter, in het bijzonder wanneer gebruik wordt gemaakt van de kleppen zoals hierboven beschreven, kunnen versleten onderdelen, bijvoorbeeld in de vorm van de kleppen, worden vervangen.

10 Aldus is er voorzien in een robuuste en duurzame inrichting.

Het kan echter ook mogelijk zijn dat de boorkop en de buis door losmaakbare verbindingen met elkaar zijn verbonden, bijvoorbeeld in de vorm van bouten en moeren of samenwerkend 15 schroefdraad.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een boorkop voor gebruik in het samenstel volgens de uitvinding. Bij voorkeur is de boorkop voorzien van een buisvormig deel voor 20 verbinding aan de buis, waarbij bijvoorbeeld de kleppen zijn verbonden aan het uiteinde van het buisvormige deel.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vormen van een lichaam van materiaal in een bodem, 25 omvattende de stappen van: - het verschaffen van een buis met een zich aan een uiteinde bevindende boorkop, waarbij de boorkop het uiteinde van de buis afsluit; - het door boren indrijven van de buis in de bodem, 30 waarbij de boorkop de grond verdringt; - het vullen van het inwendige van de buis en de boorkop met het materiaal; 8 — het openen van de boorkop voor het openen van het uiteinde van de buis, en; - het uit de bodem verwijderen van de buis met geopende boorkop.

5

Met de werkwijze volgens de uitvinding is het mogelijk een veelheid aan lichamen van materiaal in een bodem te vervaardigen, met gebruikmaking van een enkele buis met boorkop, in het bijzonder het samenstel zoals hierboven 10 beschreven. Zoals reeds hierboven beschreven wordt de boorkop in de gesloten toestand door boren in de bodem gedreven en kan daarna worden gevuld met het materiaal. Doordat de boorkop te openen is, kan deze eenvoudig met de buis uit de bodem worden verwijderd, waarbij het materiaal 15 achterblijft in de boring die gevormd is in de bodem.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het materiaal een uithardend materiaal, zoals beton, en omvat de werkwijze voorts de stap van het aanbrengen van bewapening in het 20 inwendige van de buis, voorafgaand aan de stap van het vullen. Wanneer de buis met boorkop tot de gewenste diepte in de bodem is aangebracht, kan eerst een bewapeningsconstructie worden aangebracht in het inwendige van de buis. Bij voorkeur is het uiteinde hierbij 25 afgesloten. Vervolgens wordt de buis met de geopende boorkop uit de bodem getrokken terwijl het materiaal nog niet volledig is uitgehard. Bij voorkeur wordt de buis met boorkop verwijderd vlak na het inbrengen van het materiaal. Het materiaal is dan het meest vloeibaar, wat het 30 terugtrekken van de buis vergemakkelijkt. Na volledige uitharding van het materiaal is dan een funderingspaal vervaardigd in de bodem.

9

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt bij het indrijven van de buis een vloeistof vrijgegeven nabij de boorkop naar het uitwendige van de buis en de boorkop. Het injecteren van vloeistof bij het boren vermindert de 5 weerstand van de boorkop en de buis ten opzichte van de bodem.

Volgens verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt de boorkop geopend door het verwijderen van de buis uit de bodem. Bij 10 voorkeur opent de boorkop, meer in het bijzonder de kleppen daarvan, onder invloed van de weerstand van de boorkop bij het uitrekken van de buis met boorkop. Meer in het bijzonder is de boorkop voorzien van een verbindingsorgaan zoals hierboven al besproken, waarbij het verbindingsorgaan is 15 voorzien van een verankering. Het verbindingsorgaan beweegt bij uittrekken van de buis met boorkop ten opzichte van de buis, waarbij de aan het verbindingsorgaan verbonden kleppen worden geopend.

20 Volgens een andere uitvoering is het mogelijk dat bijvoorbeeld de kleppen van de boorkop worden geopend door het aanbrengen van het materiaal en/of een bewapening in het inwendige. Door bijvoorbeeld de druk van het aangebrachte materiaal zal de boorkop dan automatisch openen.

25

De onderhavige uitvinding wordt verder geïllustreerd aan de hand van de volgende figuren, die een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergeven, en zijn niet bedoeld om de reikwijdte 30 van de uitvinding op enige manier in te perken, waarbij: - Figuur 1 schematisch een zijaanzicht van de boorkop in gesloten toestand met buis toont; 10 - Figuur 2 schematisch een doorsnede van de boorkop in gesloten toestand toont; 5 - Figuur 3a schematisch de boorkop in gesloten toestand in perspectief toont; - Figuur 3b schematisch de boorkop uit figuur 3a in uiteengenomen toestand toont; 10 - Figuren 4 schematisch een eindaanzicht van de boorkop in gesloten toestand toont; - Figuur 5 schematisch een zijaanzicht van de boorkop in 15 geopende toestand met buis toont; - Figuur 6 schematisch een doorsnede van de boorkop in geopende toestand toont; 20 - Figuren 7 schematisch de boorkop in geopende toestand in perspectief toont; - Figuren 8 schematisch een eindaanzicht van de boorkop in geopende toestand toont, en; 25 - Figuur 9 schematisch de verschillende stappen van het vervaardigen van een funderingspaal toont.

In figuren 1 tot en met 4 is de boorkop 3 in gesloten 30 toestand afgebeeld. De boorkop 3 is aangebracht aan een uiteinde van een buis 2. De buis 2 is voorzien van boorspiralen 5a. Ook de boorkop 3 is voorzien van dergelijke spiraalvormige elementen 5b, 5c.

35 De boorkop 3 is aan het uiteinde voorzien van acht kleppen 4, zie in het bijzonder figuur 4. De kleppen 4 sluiten het uiteinde van het samenstel van de buis 2 en de boorkop 3 af.

11

De kleppen 4 zijn driehoekig van vorm en zijn nabij hun basis verbonden aan de boorkop 3, dat in dit verband het uiteinde van het samenstel van de buis 2 en de boorkop 3 vormt.

5

Ook is er voorzien in een toevoerbuis 7 voorzien van een spuitkop 6. De spuitkop 6 is voorzien van een spiraalvormige structuur, zodat de kop 6 ook dienst kan doen als boorkop.

De kop 6 is voorzien van een uitvoer 6a, zie figuur 2, voor 10 het injecteren van vloeistof om het boren te vergemakkelijken. Zoals in het bijzonder zichtbaar is in de figuren 2 en 4 sluiten de kleppen 4 vrijwel naadloos op elkaar en de uitvoer 6 van de toevoerbuis 7 aan.

15 Zoals beter zichtbaar is in figuren 2 en 3b, is de boorkop 3 uit twee delen opgebouwd. De ene helft wordt gevormd door de kragen 8, 12 die verbonden zijn aan een binnenste buis 11 van de boorkop 3. Het buisdeel 11 is zo vast verbonden aan de buis 2. Aan de binnenste buis 11 zijn nokken 10 20 aangebracht, waarbij tussen de nokken 10 en de binnenste buis 11 een U-vormige gleuf wordt gevormd. De uiteinden van de nokken 10 zijn voorzien van een doorgang voor het ontvangen van een pal van een scharnier.

25 De andere helft van de boorkop 3 wordt gevormd door een veelheid aan staven 15 waaraan de boorspiralen 5b zijn verbonden. Boorspiralen 5b fungeren hierbij als verankering zoals later meer in detail zal worden besproken. De staven 15 zijn bovendien verbonden aan een verbindingsorgaan in de 30 vorm van een ring 9. De ring 9 kan bewegen in de U-vormige gleuf tussen de nokken 10 en de binnenste buis 11, vergelijk bijvoorbeeld de situatie zoals zichtbaar is in figuur 6.

12

De kleppen 4 zijn middels twee scharnieren 41 en 42 verbonden aan het samenstel. Het eerste scharnier 41 verbindt een klep 4 via een overbrenging 16 aan de nokken 10. Hoewel het scharnierpunt 41 kan bewegen door 5 overbrenging 16, is het via de nok 10 vast verbonden aan de buis 2. Een tweede scharnier 42 verbindt een klep 4 aan de ring 9. Zichtbaar in figuur 2 is dat de scharnieren 41 en 42 zich op een afstand, gezien in de radiale richting, van elkaar bevinden op de klep 4.

10

De boorkop 3 volgens de vinding is in geopende toestand getoond in de figuren 5 en met 8. Het openen en sluiten van de boorkop 3 zal nu worden uitgelegd aan de hand van in het bijzonder de doorsneden van figuren 2 en 6.

15

Wanneer de boorkop 3 volgens de vinding geopend moet worden, zal de buis 2 in een richting aangegeven met V uit de bodem 100 worden getrokken, zie ook figuur 9. Echter, door de verankering in de vorm van boorspiralen 5b die via staven 10 20 zijn verboden aan de ring 9, zal de ring 9 in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting V van de buis 2 bewegen. De ring 9 zal dus naar beneden, zoals getekend in figuur 6, bewegen in de gleuf tussen de nokken 10 en de buis 11. Wanneer figuren 3 en 7 worden vergeleken is zichtbaar de 25 ring 9 met de staven 15 is verplaatst ten opzichte van de nokken 10.

Onder invloed van de beweging van de ring 9 waaraan de scharnieren 42 zijn aangebracht, zullen de kleppen 4 openen 30 in een richting aangegeven met III in figuur 2. De afstand tussen de scharnieren 41 en 42 vormen hierbij een arm, waarbij door beweging van de scharnieren 42 in de lengterichting van de buis 2 de kleppen te openen en te 13 sluiten zijn. Doordat alle kleppen 4 zijn verbonden met de ring 9, zullen de kleppen 4 tegelijkertijd bewegen naar de geopende toestand. In de geopende toestand strekken de kleppen 4 zich uit in het verlengde van de wand van buis 2, 5 zoals het meest duidelijk zichtbaar is in figuur 8.

De boorkop 3 zal naar zijn gesloten toestand bewegen door het indrijven van de boorkop 3. De kleppen 4 worden hierbij naar hun dichte toestand gedrukt. Door toedoen van de ring 9 10 zullen alle kleppen 4 tegelijkertijd sluiten, zodat verzekert wordt in een goede afsluiting van het uiteinde zoals is getoond in figuur 4.

Met de buis 2 en boorkop 3, die integraal zijn uitgevoerd in 15 dit voorbeeld, is het mogelijk een veelheid aan funderingspalen te maken. De vervaardiging van een dergelijke paal zal worden uitgelegd aan de hand van figuur 9.

20 In de eerste stap, aangegeven met A, bevindt de buis 2 met boorkop 3 zich boven het oppervlak van de bodem 100. De boorkop 3 bevindt zich hierbij in de gesloten toestand, zie figuur 3a. De buis 2 met kop 3 wordt met behulp van een kraan 120 met geschikte aandrijving vastgehouden. De kraan 25 120 is voorzien van een aandrijving om de paal 2 te roteren, zoals aangegeven is met de pijl in stap A. Door boren zal de buis 2 in een richting VI in de grond gedreven worden, hierbij de grond verdringend, totdat het samenstel de gewenste diepte heeft bereikt, zie stap B. Vervolgens kan in 30 een volgende stap C bewapening 13 worden aangebracht in het inwendige van het samenstel van de buis 2 en de boorkop 3. Hierna kan een uithardend materiaal in de vorm van beton 14 worden gestort in de buis 2 die wordt afgesloten door de 14 boorkop 3, zie stap D. Om de buis 2 te verwijderen uit de bodem 100, wordt de boorkop 3 geopend door het trekken van de buis 2 in richting V zoals hierboven beschreven. De kleppen 4 van de boorkop 4 blokkeren nu niet langer het 5 uiteinde van de buis 2, zodat de buis 2 met boorkop 3 eenvoudig over het gevormde lichaam uit beton 14 geschoven kan worden, zie stap E. Na volledige verwijdering van het samenstel is een funderingspaal 101 gevormd.

10 De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvormen, maar strekt zich ook uit tot andere uitvoeringsvormen, die vallen binnen de reikwijdte van de aangehechte conclusies. Zo is het mogelijk het samenstel en de werkwijze volgens de vinding te gebruiken voor andere 15 doeleinden dan het vormen van funderingspalen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een steunvloeistof wordt aangebracht in de boring, waarbij na verwijdering van het samenstel een geprefabriceerd element kan worden ingedreven in de bodem. Ook is het mogelijk om een gat boren met 20 gesloten boorkop, om vervolgens bijvoorbeeld een prefab heipaal of ander lichaam in de buis plaatsen. Daarna wordt de boorkop geopend en wordt de buis met boorkop teruggetrokken. Tijdens het terugtrekken van de buis met boorkop wordt steunvloeistof gespoten via de toevoerbuis of 25 via de buis zelf om de ruimte tussen de bodem en de heipaal op te vullen. Ook kan het mogelijk zijn een vochtonttrekkend materiaal in te brengen om veranderingen aan te brengen aan het grondwaterpeil. Bovendien is het mogelijk andere mechanismen dan het hierboven openings- en 30 sluitingsmechanisme te gebruiken. Zo is het denkbaar actuatoren, bijvoorbeeld in de vorm van pneumatische of hydraulische cilinders, te gebruiken.

Claims (15)

1. Samenstel van een buis en een zich aan een uiteinde van de buis bevindende boorkop, waarbij het samenstel is 5 ingericht om door boren grondverdringend ingedreven te worden in een bodem voor vormen van een lichaam van materiaal in de bodem door het vullen van het in de bodem gedreven samenstel met het materiaal en het door trekken uit de bodem verwijderen van de buis, met het 10 kenmerk dat ten minste tijdens gebruik de boorkop en de buis onderling vast zijn verboden en waarbij de boorkop beweegbaar is tussen een gesloten toestand, waarin de boorkop het uiteinde van de buis sluit, en een geopende toestand, waarin het uiteinde van de buis ten minste 15 gedeeltelijk open is voor het na vulling van het samenstel samen met de buis verwijderen van de boorkop.

2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de boorkop zich in de geopende toestand althans in hoofdzaak uitstrekt 20 in het verlengde van de wand van de buis.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de boorkop een veelheid aan kleppen omvat die scharnierbaar zijn verbonden aan het uiteinde van de buis. 25

4. Samenstel volgens conclusie 3, waarbij het uiteinde van de buis een eenvoudig, bij voorkeur regelmatig, veelhoekige dwarsdoorsnede heeft, waarbij de kleppen zich vanaf de zijden van de veelhoek uitstrekken. 30

5. Samenstel volgens conclusie 3 of 4, waarbij de kleppen onderling zijn verbonden voor het gelijktijdig bewegen van de kleppen tussen de geopende en de gesloten toestand van de boorkop.

6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij de kleppen onderling zijn verbonden met een verbindingsorgaan dat beweegbaar is ten opzichte van het uiteinde van de buis, 5 waarbij het verbindingsorgaan bij voorkeur is voorzien van verankering voor het verankeren van het verbindingsorgaan in de bodem.

7. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot 10 en met 6, waarbij de boorkop puntvormig is uitgevoerd en bij voorkeur is voorzien van ten minste een spiraalvormig grondverdringend orgaan.

8. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot 15 en met 7, voorts omvattende een toevoerbuis voor vloeistof, waarbij een uitvoer van de toevoerbuis zich in gesloten toestand van de boorkop uitstrekt buiten het inwendige van het samenstel omsloten door de buis en de boorkop. 20

9. Samenstel volgens conclusie 8, waarbij de toevoerbuis zich uitstrekt in de buis, waarbij de boorkop is ingericht om de toevoerbuis in de gesloten toestand te omsluiten. 25

10. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 9, waarbij de boorkop en de buis integraal zijn gevormd.

11. Boorkop voor gebruik het samenstel volgens een van de voorgaande conclusies 1 tot en met 9.

12. Werkwijze voor het vormen van een lichaam van materiaal in een bodem, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een buis met een zich aan een uiteinde bevindende boorkop, waarbij de boorkop het uiteinde van de buis afsluit; - het door boren indrijven van de buis in de bodem, 5 waarbij de boorkop de grond verdringt; - het vullen van het inwendige van de buis en de boorkop met het materiaal; - het openen van de boorkop voor het openen van het uiteinde van de buis, en; 10. het uit de bodem verwijderen van de buis met geopende boorkop.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij het materiaal een uithardend materiaal, zoals beton, omvat en voorts 15 omvattende de stap van het aanbrengen van bewapening in het inwendige van de buis voorafgaand aan de stap van het vullen.

14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, waarbij bij het 20 indrijven van de buis een vloeistof wordt vrijgegeven nabij de boorkop naar het uitwendige van de buis en de boorkop.

15. Werkwijze volgens conclusie 12, 13 of 14, waarbij het 25 boorkop wordt geopend door het verwijderen van de buis uit de bodem.