NL2003461C2 - Dispenseereenheid voor vloeistoffen, inrichting voor het afgeven van vloeistoffen voorzien van een dergelijke eenheid, en werkwijze voor koppeling van een dergelijke eenheid met een vloeistofreservoir. - Google Patents

Description

Dispenseereenheid voor vloeistoffen, inrichting voor het afgeven van vloeistoffen voorzien van een dergelijke eenheid, en werkwijze voor koppeling van een dergelijke eenheid met een vloeistofreservoir 5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een dispenseereenheid voor vloeistoffen en een werkwijze voor de montage daarvan. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een dispenseereenheid voor vloeistoffen en vloeibare voedingswaren waarin niet-vloeibare delen zijn opgenomen, zoals soep met groenten of gehaktballen. De uitvinding heeft tenslotte betrekking op een inrichting voor het afgeven van 10 vloeistoffen omvattende een dergelijke dispenseereenheid.

Dispenseereenheden voor vloeistoffen en vloeibare voedingswaren zijn op zich bekend, ook in combinatie met vloeistofreservoirs. De internationale octrooiaanvrage W02006/028375 toont een soepautomaat, omvattende een vloeistofreservoir, voorzien 15 van een dispenseereenheid. De getoonde constructie heeft echter diverse nadelen.

Allereerst is de impellor welke zich in de dispenseereenheid bevindt slecht bereikbaar voor onderhoud of vervanging. Daarnaast is de gehele dispenseereenheid slechts zeer omslachtig te demonteren. Tenslotte belemmert de dispenseereenheid de toegang tot andere onderdelen van de soepautomaat.

20

De onderhavige uitvinding heeft daarom ten doel de bovengenoemde nadelen ten minste gedeeltelijk op te heffen, danwel een bruikbaar alternatief te verschaffen.

De uitvinding verschaft daartoe een dispenseereenheid voor het afgeven van porties 25 vloeistof uit een reservoir, omvattende een opnameopening voor de vloeistof, ingericht voor losneembare koppeling met het reservoir, en in verbinding staand met het inwendige van een impellorbehuizing, een uitlaatopening, in verbinding staand met het inwendige van de impellorbehuizing; en een aandrijfbare impellor, voor het gecontroleerd van de opnameopening naar de uitlaatopening voeren van de vloeistof, 30 voorzien van een vanaf een buitenzijde van het impellorbehuizing toegankelijk koppelmiddel voor het met een aandrijving koppelen van de impellor.

Dankzij de losneembare koppeling met het reservoir kan de dispenseereenheid snel worden verwijderd van het vloeistofreservoir, waardoor onderhoud en/of vervanging 2 eenvoudig kan geschieden. Ook de assemblage van inrichtingen voor het afgeven van vloeistoffen voorzien van een dergelijke dispenseereenheid kan met een hogere snelheid geschieden dankzij een dergelijke losneembare koppeling.

5 In een uitvoeringsvorm is de opnameopening door middel van een snelkoppeling, zoals een bajonetsluiting of een klikverbinding ingericht voor koppeling met het vloeistofreservoir. Dit type verbindingen is betrouwbaar gebleken en in staat een lekvrije koppeling tot stand te brengen. In het geval van een bajonetsluiting kan deze sluiting een roteerbaar met de dispenseereenheid verbonden ring met naar binnen 10 gerichte uitkragingen omvatten, voor het aangrijpen van een contrabajonetsluiting verbonden met het vloeistofreservoir. Voor het verhogen van het bedieningsgemak bij het monteren en demonteren van de ring kan deze voorzien zijn van handvaten die zich vanaf de ring in radiale richting uitstrekken.

15 Het koppelmiddel voor het met een aandrijfrichting koppelen van de impellor is bij voorkeur ingericht voor het in één vloeiende beweging koppelen en ontkoppelen van de impellor met de aandrijving. Zo kan de impellor eenvoudig weggenomen worden voor vervanging , reiniging of inspectie, of kan de gehele dispenseereenheid na het losmaken van de koppeling met het vloeistofreservoir eenvoudig weggenomen worden, voor 20 dezelfde doeleinden.

In een praktische uitvoeringsvorm kan het koppelmiddel voor het met een aandrijfrichting koppelen van de impellor een bus omvatten, voor het daarin opnemen van een aandrijfbare as (of vice versa waarbij de impellor een as omvat die opgenomen 25 kan worden in een bus van een aandrijving), waarbij de as en de bus zijn voorzien van middelen voor het verschaffen van grip in tangentiele richting van de as. Hierdoor wordt bereikt dat impellor of de gehele dispenseereenheid door verplaatsing in axiale richting van de as en/of bus losgenomen kan worden.

30 Om bij het koppelen en ontkoppelen van de impellor en de aandrijving enige bewegingsvrijheid en tolerantie te creëren, kan de aandrijfbare as een flexibele homokineet omvatten, voor het uitlijnen van de as en de impellor tijdens het koppelen.

3

De impellorbehuizing omvat in een verdere uitvoeringsvorm een in hoofdzaak cilindervormige vormholte, voor een in hoofdzaak schoepenradvormige ten minste gedeeltelijk flexibele impellor, waarbij een diameter van de vormholte over een deel van de omtrek kleiner is dan de diameter van de impellor. De kleinere diameter bevindt 5 zich bij een linksom draaiende impellor bijvoorbeeld aan de rechterzijde, waarbij de linkerzijde een slechts iets kleinere diameter heeft dan de impellor. Hierdoor wordt de bij het linksom draaien vanaf uitstroomopening de inhoud verkleind waardoor er bij het passeren van instroomopening een zuigwerking ontstaat. Hierdoor wordt de vloeistof als het ware in de schoepen van de impellor getrokken. Bij het passeren van 10 uitstroomopening wordt enerzijds door de zwaartekracht en anderzijds door de druk van de kleiner worden ruimten tussen de schoepen van de impellor de vloeistof uit de impellor gedrukt.

In een verdere voordelige uitvoeringsvorm is de buitenzijde van de impellorbehuizing in 15 hoofzaak busvormig. Hierdoor neemt deze een minimum aan ruimte in beslag in de behuizing van een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen waarin deze is opgenomen, zoals een soepautomaat, terwijl de impellorbehuizingen volgens de stand van de techniek in hoofdzaak kubusvormig zijn, en aldus relatief veel ruimte innemen in een dergelijk inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, en onderhoud van achter de 20 impellorbehuizing geplaatste delen bemoeilijken.

De hoofdzakelijke busvorm heeft bij voorkeur een maximale wanddikte tussen de 2 en de 20, en in het bijzonder tussen de 5 en de 15 mm. De wanddikte kan langs de gehele omtrek van de bus gelijk zijn, of variëren, bijvoorbeeld zodanig dat de buitenzijde van 25 de impellorbehuizing in een doorsnede in hoofdzaak rond is.

Deze impellorbehuizing heeft bij voorkeur ten minste één losneembaar wanddeel, zoals een voor- of achterwand, onder verwijdering waarvan de vormholte voor de impellor toegankelijk is. Op deze manier kunnen onderhouds- en vervangingswerkzaamheden 30 snel en efficiënt worden uitgevoerd. Bij voorkeur is het wanddeel naar zodanige zijde van de inrichting voor het afgeven van vloeistoffen waarin de dispenseereenheid is opgenomen gericht, dat het openen van de inrichting voor het afgeven van vloeistoffen eenvoudig toegang tot het wanddeel verschaft.

4

Voor het snel kunnen verwijderen van het wanddeel kan de dispenseereenheid een poelietrekker of een soortverwante sluiting, zoals een klem of clip omvatten voor het op zijn plaats behouden danwel vrijgeven van het ten minste éne losneembare wanddeel. Evenwel kunnen er met deze sluiting meerdere wanddelen tegelijk vastgehouden 5 worden, zoals een voor- en een achterwand.

Ter verdere vereenvoudiging van het onderhoud en in het bijzonder de montage en demontage van de dispenseereenheid kan deze voorzien zijn van verplaatsings- en in het bijzonder kantelmiddelen, voor zodanig verplaatsbaar of kantelbaar in een inrichting 10 voor het afgeven van vloeistoffen opnemen van de dispenseereenheid, dat de opnameopening van het reservoir af en naar het reservoir toe bewogen kan worden wanneer de koppeling met het reservoir ontgrendeld is.

In het geval van kantelmiddelen is het voordelig wanneer een kantelas waarom de 15 kantelmiddelen de dispenseereenheid kantelen normaal ligt op een rotatieas van de impellor, en normaal ligt op ten minste een doorstroomrichting door de opnameopening of de uitlaatopening. Op deze wijze kan de dispenseereenheid nadat de koppeling met het vloeistofreservoir is losgemaakt, naar beneden worden gekanteld, en daarna uit een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen waarin deze is opgenomen worden 20 weggenomen, of in de gekantelde stand onderhouden worden. De kantelmiddelen kunnen bijvoorbeeld een hevel- of wipinrichting omvatten, welke kan zijn voorzien van aandrijfmiddelen voor de kantelbeweging. Ook kan een transleerinrichting voorzien zijn, waarmee de dispenseereenheid naar beneden geschoven kan worden.

25 De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende niet-limitatieve figuren, waarin gelijke nummers in verschillende figuren op gelijke onderdelen duiden, en waarin: - Figuren la en lb een dispenseereenheid tonen volgens de onderhavige uitvinding; 30 - Figuur 2 een deel van een losneembare koppeling toont;

Figuur 3 een doorsnede toont van kantelmiddelen;

Figuur 4 een perspectivisch aanzicht toont van de kantelmiddelen;

Figuur 5 een perspectivisch aanzicht toont van een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen voorzien van een dispenseerinrichting volgens de uitvinding.

5

Figuur la toont een dispenseereenheid 1 volgens de onderhavige uitvinding het afgeven van porties vloeistof uit een vloeistofreservoir (niet getoond). De dispenseereenheid 1 omvat een opnameopening 2 voor vloeistof, ingericht 3 voor losneembare koppeling 5 met het vloeistofreservoir, en in verbinding staand met het inwendige 4 van een impellorbehuizing 5. De dispenseereenheid is tevens voorzien van een uitlaatopening 6, die eveneens in verbinding staat met het inwendige 4 van de impellorbehuizing 5. In de behuizing bevindt zich een aandrijfbare impellor (zie figuur lb), voor het gecontroleerd van de opnameopening 2 naar de uitlaatopening 6 voeren van de vloeistof, welke 10 impellor is voorzien van een vanaf een buitenzijde van de impellorbehuizing 5 toegankelijk koppelmiddel (niet weergegeven) voor het met een aandrijving (niet weergegeven) koppelen van de impellor 7. De impellorbehuizing 5 is voorzien van een losneembaar wanddeel 10, dat in het getoonde voorbeeld naar een voorzijde van een soepautomaat gericht is gelegen, en op zijn plaats gehouden wordt door een eveneens 15 vanaf de voorzijde van de soepautomaat toegankelijke poelietrekker 11.

Figuur lb toont een doorsnede van de dispenseereenheid 1 uit figuur la, in doorsnede langs de in figuur la weergegeven lijn A. Zichtbaar is de schoepenradvormige impellor 7, welke ten minste gedeeltelijk van een flexibel materiaal, zoals rubber is vervaardigd, 20 en schematisch is weergegeven in een toestand die deze zou aannemen wanneer deze zich niet in de behuizing 5 zou bevinden. Te zien is dat de in hoofdzaak cilindervormige vormholte waarin de impellor zich bevindt een binnenwand 8 heeft met een kleinere diameter heeft dan een diameter van de impellor in een niet-ingeklemde toestand. Hierdoor klemt de impellor 7 met een voorspanning in de in hoofdzaak cilindervormige 25 vormholte van de impellorbehuizing 5, hetgeen tot een vloeistofdichte afsluiting leidt. Te zien is dat de radius van de binnenwand 8 van de impellorbehuizing 5 varieert, waardoor de impellor tijdens het roteren daarvan om de as 9 op locatie B meer wordt ingedrukt dan op locatie C. Hierdoor wordt de bij het linksom draaien vanaf uitstroomopening 6 de inhoud tussen de schoepen verkleind waardoor bij het passeren 30 van instroomopening 2 er een zuigwerking ontstaat. Hierdoor wordt de vloeistof als het ware in de schoepen van de impellor 7 getrokken. Bij het passeren van uitstroomopening 6 wordt enerzijds door de zwaartekracht en anderzijds door de druk van de kleiner worden ruimten de vloeistof uit de impellor gedrukt.

6

De door de impellor getransporteerde vloeistof met de daarin opgenomen vaste delen zoals in het geval van soep groenten, vermicelli of ballen, wordt tijdens het van de opnameopening 3 doorvoeren naar de uitlaatopening 6 ingeklemd, en ter hoogte van de uitlaatopening 6 weer vrijgegeven. Zichtbaar is verder dat de as 9 voorzien is van 5 afgevlakte kanten, voor het verschaffen van grip in tangentiele richting van de as 9.

Figuur 2 toont een deel 12 van een snelkoppeling, welke tezamen met de uitkragingen 3 van de dispenseereenheid getoond in figuur la een bajonetshiking vormt, voor koppeling van de dispenseereenheid 1 met een reservoir van een inrichting voor het 10 afgeven van vloeistoffen, zoals een soepautomaat (niet weergegeven). De snelkoppeling is ingericht om te worden bevestigd aan het vloeistofreservoir, en omvat een schroefdraad voor het aangrijpen van de uitkragingen 3 aan de dispenseereenheid. Door middel van de handvaten 14 kan de koppeling van de dispenseereenheid len het reservoir snel en eenvoudig tot stand worden gebracht en weer worden opgeheven.

15

Figuur 3 toont de dispenseereenheid uit figuur la en lb in een lengtedoorsnede. De dispenseereenheid is gekoppeld met een aandrijving 18, door middel van een centrale as 9 die zich uitstrekt tot in een busvormige uitsparing 16 in de impellor 7 van de dispenseereenheid. In de centrale as 9 is een homokinetische koppeling 15 opgenomen, 20 voorzien van een met rubber bekleed koppelstuk, voor een geluidarme krachtoverbrenging, welke een hoekverdraaiing of knik in de lengte van de centrale as 9 toelaat. Een dergelijke koppeling vergemakkelijkt het koppelen van de dispenseereenheid 1 met een aandrijving 18. Het samenstel van de dispenseereenheid en de aandrijving is kantelbaar rond een kantelpunt 17, teneinde het losnemen van de 25 dispenseereenheid 1 te vergemakkelijken nadat de koppeling van de opnameopening 2 met het reservoir (niet afgebeeld) is losgenomen.

Figuur 4 toont een perspectivisch aanzicht van de dispenseereenheid 1 gekoppeld met de aandrijving, alsook kantelmiddelen 19, waarmee de dispenseereenheid 1 rond een 30 kantelpunt 17 gekanteld kan worden. De kantelmiddelen 19 kunnen voorzien zijn van een (niet afgebeelde) zuigerveer voor het vereenvoudigen van het kantelen van de dispenseereenheid en de aandrijving. Tevens is het deel 12 van de snelkoppeling getoond, voor het met een opening van een reservoir koppelen van de dispenseereenheid 1.

7

Figuur 5 toont een perspectivisch aanzicht van een soepautomaat 20, voorzien van een dispenseereenheid 1 volgens de onderhavige uitvinding, in een gekantelde toestand, waarbij het deel 12 van de snelkoppeling bevestigd is aan de opening van het reservoir 5 21 voor de vloeistof. Van de soepautomaat 20 is een deel van een frontbeplating de zich in een gebruikstoestand voor de voorzijde 10 van de dispenseereenheid bevindt voor de duidelijkheid niet weergegeven. De dispenseereenheid bevindt zich in een gekantelde toestand, waarbij de opnameopening 2 niet verbonden is met een opening van het reservoir 21.

10

Naast de getoonde voorbeelden zijn er vele varianten van de onderhavige uitvinding mogelijk, welke alle geacht worden te vallen onder de beschermingsomvang van de navolgende conclusies.

Claims (18)

1 .Dispenseereenheid voor het afgeven van porties vloeistof uit een vloeistofreservoir, omvattende: 5. een opnameopening, voor de vloeistof, ingericht voor losneembare koppeling met het vloeistofreservoir, en in verbinding staand met het inwendige van een impellorbehuizing; een uitlaatopening, in verbinding staand met het inwendige van de impellorbehuizing; 10. een aandrijfbare impellor, voor het gecontroleerd van de opnameopening naar de uitlaatopening voeren van de vloeistof, en voorzien van een vanaf een buitenzijde van het impellorbehuizing toegankelijk koppelmiddel voor het met een aandrijving koppelen van de impellor.

2. Dispenseereenheid volgens conclusie 1, waarbij opnameopening door middel van een snelkoppeling, zoals een bajonetsluiting, is ingericht voor koppeling met het reservoir.

3. Dispenseereenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij het koppelmiddel voor het met een aandrijfrichting koppelen van de impellor is ingericht voor het in één vloeiende 20 beweging koppelen en ontkoppelen van de impellor met de aandrijving.

4. Dispenseereenheid volgens conclusie 3, waarbij het koppelmiddel voor het met een aandrijfrichting koppelen van de impellor een bus omvat, voor het daarin opnemen van een aandrijfbare as of vice versa, waarbij de as en de bus zijn voorzien van middelen 25 voor het verschaffen van grip in tangentiele richting van de as.

5. Dispenseereenheid volgens conclusie 4, waarbij de aandrijfbare as een flexibele homokineet omvat, voor het uitlijnen van de as en de impellor tijdens het koppelen.

6. Dispenseereenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de impellorbehuizing een in hoofdzaak cilindervormige vormholte omvat, voor een in hoofdzaak schoepenradvormige ten minste gedeeltelijk flexibele impellor, waarbij een diameter van de vormholte over een deel van de omtrek kleiner is dan de diameter van de impellor.

7. Dispenseereenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een buitenzijde van de impellorbehuizing in hoofdzaak busvormig is.

8. Dispenseereenheid volgens conclusie 7, waarbij de hoofdzakelijke busvorm een maximale wanddikte tussen de 2 en de 20, en in het bijzonder tussen de 5 en de 15 mm heeft.

9. Dispenseereenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de 10 impellorbehuizing ten minste één losneembaar wanddeel, zoals een voor- of achterwand heeft, onder verwijdering waarvan de vormholte voor de impellor toegankelijk is.

10. Dispenseereenheid volgens conclusie 9, omvattende een poelietrekker voor het op zijn plaats behouden van het ten minste éne losneembare wanddeel. 15

11. Dispenseereenheid volgens één van de voorgaande conclusies, voorzien van kantelmiddelen, voor zodanig kantelbaar in een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen opnemen van de eenheid, dat de opnameopening van het reservoir af en naar het reservoir toe bewogen kan worden wanneer de koppeling met het reservoir 20 ontgrendeld is.

12. Dispenseereenheid volgens conclusie 11, waarbij een kantelas normaal ligt op een rotatieas van de impellor, en normaal ligt op ten minste een doorstroomrichting door de opnameopening of de uitlaatopening. 25

13. Dispenseereenheid volgens conclusie 11 of 12, waarbij de kantelmiddelen een hevel- of wipinrichting omvatten.

14. Dispenseereenheid volgens een van de conclusies 11-13, waarbij de kantelmiddelen 30 voorzien zijn aandrijftniddelen voor de kantelbeweging.

15. Inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, omvattende een dispenseereenheid volgens één van de voorgaande conclusies.

16. Werkwijze voor het bedrijven van een inrichting voor het afgeven van vloeistoffen, omvattende: - het verschaffen van een dispenseereenheid volgens één van de conclusies 1-14; - het door middel van een snelkoppeling koppelen danwel ontkoppelen van de 5 dispenseereenheid met een vloeistofreservoir.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, omvattende het ten opzichte van de vloeistofhouder kantelbaar opstellen van de dispenseereenheid.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, omvattende het in een enkelvoudige beweging met een aandrijfeenheid koppelen of ontkoppelen van de dispenseereenheid.