NL2002589C2 - Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder. - Google Patents

Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder. Download PDF

Info

Publication number
NL2002589C2
NL2002589C2 NL2002589A NL2002589A NL2002589C2 NL 2002589 C2 NL2002589 C2 NL 2002589C2 NL 2002589 A NL2002589 A NL 2002589A NL 2002589 A NL2002589 A NL 2002589A NL 2002589 C2 NL2002589 C2 NL 2002589C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
liquid
vessel
pressure
container
holder
Prior art date
Application number
NL2002589A
Other languages
English (en)
Inventor
Antonius Hermanus Petrus Gerardus Mullekom
Original Assignee
Antonius Hermanus Petrus Gerardus Mullekom
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Antonius Hermanus Petrus Gerardus Mullekom filed Critical Antonius Hermanus Petrus Gerardus Mullekom
Priority to NL2002589A priority Critical patent/NL2002589C2/nl
Priority to PCT/NL2010/050102 priority patent/WO2010101457A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2002589C2 publication Critical patent/NL2002589C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G27/00Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots
    • A01G27/003Controls for self-acting watering devices
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G27/00Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots
    • A01G27/04Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots using wicks or the like
    • A01G27/06Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots using wicks or the like having a water reservoir, the main part thereof being located wholly around or directly beside the growth substrate

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

P87200NL00
Titel: Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergeliike houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder.
5 De uitvinding heeft betrekking op een houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, die zodanig aan elkaar gekoppeld zijn dat tussen de beide vaten een tussenruimte aanwezig is bestemd voor het opnemen van vloeistof, terwijl het tweede vat tenminste één doorvoer opening bezit die voor de toevoer van vloeistof naar het tweede vat samenwerkt met vloeistof 10 permeabel materiaal, waarbij de houder een toevoer regelinrichting omvat voor het vanuit de tussenruimte door het vloeistof permeabele materiaal regelbaar toevoeren van vloeistof naar het tweede vat.
Een dergelijke houder is bekend uit WO 2004/052084 Al. Bij deze houder, een plantenpot, wordt een kleine waterstroom door vloeistof permeabel spons 15 materiaal toegevoerd naar een tweede, binnenvat. Deze toevoer regelinrichting is voorzien van een klep, die uitsluitend instelbaar is in een open en een dicht stand. Van een echte regeling van de waterstroom is bij deze bekende houder geen sprake.
20 De uitvinding beoogt bij een houder van de bekende soort de vloeistoftoevoer in meerdere standen regelbaar te maken.
Volgens de uitvinding is de regelinrichting voorzien van een drukorgaan dat druk uitoefent op het vloeistof permeabele materiaal voor de regeling van de 25 vloeistof toevoer, welk drukorgaan in meerdere standen instelbaar is en vanaf de buitenzijde van de houder bedienbaar is. Op deze wijze kan de vloeistofstroom effectief aangepast worden aan de water behoefte van de plant, die bijvoorbeeld kan variëren door de groeifase van de plant, de tijd van het jaar en klimaatomstandigheden. Daarbij is het van bijzonder voordeel dat 30 het drukorgaan vanaf de buitenzijde van de houder instelbaar is, zodat bijvoorbeeld bij temperatuur wijzigingen snel de instelling van de vloeistofstroom gewijzigd kan worden.
2
Het is van voordeel als dat het vloeistof permeabele materiaal door het drukorgaan traploos instelbaar is. Hierdoor laat zich de vloeistofstroom continu en nauwkeurig regelen.
5 In een voorkeursvorm is het drukorgaan voorzien van een drukindicatie die de druk op het vloeistof permeabele materiaal aangeeft en die van de buitenzijde van de houder afleesbaar is. Met het aflezen van de drukindicatie kan de vloeistofstroom nauwkeurig worden ingesteld.
10 In nog een voorkeursvorm is tussen het eerste en tweede vat ten minste één compensatieveer aanwezig is ter compensatie van de druk van het drukorgaan op het vloeistof permeabele materiaal. Een dergelijke veer zorgt op voordelige wijze voor compensatie van het gewicht van de tweede pot en de plant en daarmee van de druk die pot en plant op het materiaal uitoefenen.
15 Verder kan hiermee overmatig indrukken van het materiaal en verlies aan verende eigenschappen voorkomen worden.
Een andere voorkeursvorm wordt gekenmerkt doordat het vloeistof permeabele materiaal op afstand boven de onderzijde van het tweede vat de 20 vloeistof toevoert naar het tweede vat. Op deze wijze kan vloeistof op of enige hoogte in de kluit stromen of druppelen, waarmee uitdrogen van de hogere delen van de kluit voorkomen wordt. In dit verband is het gunstig als het materiaal zowel op hoger als op bodem niveau water toevoert, waardoor de vloeistoftoevoer na vullen van de tussenruimte in fasen kan plaatsvinden.
25
De uitvinding heeft verder betrekking op een vloeistof permeabel materiaal toepasbaar bij een dergelijke houder. Volgens de uitvinding is het materiaal uitgevoerd als een ring- of schijfvormig element dat in onbelaste toestand over de omtrek een variërende hoogte heeft. Hierdoor is over de ring of schijf 30 meer materiaaloppervlak voor afdichting beschikbaar en kunnen tijdens gebruik in de houder onder de druk van het drukorgaan de vloeistof permeabele eigenschappen van het materiaal langer op het gewenste niveau blijven. Het is van voordeel gebleken in de ring of schijf een aantal regelmatig verdeeld liggende compensatieveren op te nemen. Ook is het gunstig de ring 35 of schijf uit te voeren als vervangbaar onderdeel.
3
De uitvinding heeft tevens betrekking op een watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder. Volgens de uitvinding is het element over althans een deel van de lengte aangebracht op langwerpige positioneringmiddelen, zoals een pen of staaf met een spits einddeel. Deze 5 elementen zijn bijvoorbeeld uit lontmateriaal samengesteld dat schroeflijnvormig in groeven in pennen gelegen is, met de pennen door een klik- of een schroefsysteem in het tweede vat vast gezet wordt en eenvoudig losneembaar en verwisselbaar is.
10 De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder. Volgens de uitvinding vindt de vloeistof toevoer na vullen van de tussenruimte naar het binnenvat in twee fasen plaats, waarbij in aansluiting op het vullen in de eerste fase althans in hoofdzaak de bovenzijde van de in het tweede vat aanwezige plantenkluit gecontroleerd in 15 afhankelijkheid van de ingestelde druk met vloeistof bevochtigd wordt, terwijl daarop in de tweede fase gecontroleerd in afhankelijkheid van de ingestelde druk het onderste deel van de plantenkluit bevochtigd wordt, waarbij in deze tweede fase de vloeistoftoevoer door een onder het tweede vat aanwezige luchtkamer verloopt.
20 In de eerste fase is de tussenruimte tot boven gevuld en vindt vloeistoftoevoer althans in hoofdzaak plaats door het hoger gelegen materiaal naar hogere delen van de kluit, terwijl in een tweede fase, nadat het vloeistofniveau in de tussenruimte is gezakt, de vloeistoftoevoer bij voorkeur door lontwerking door de bodem plaatsvindt naar de wortelzone van de plant, waarbij door de onder 25 het tweede vat aanwezige luchtkamer tevens lucht naar de kluit toegevoerd wordt. Bij voorkeur is een vloeistof overloop aanwezig die in de tweede fase tevens zorg draagt voor toevoer van lucht naar de luchtkamer.
Verdere voorkeursvormen worden hierna toegelicht aan de hand van een 30 aantal uitvoeringsvormen. In de tekening tonen:
Figuur 1 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm;
Figuur 2 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 35 tweede uitvoeringsvorm; 4
Figuur 3A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvorm;
Figuur 3B een onderaanzicht op de houder volgens figuur 3A;
Figuur 4A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 5 vierde uitvoeringsvorm;
Figuur 4B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 4A;
Figuur 5A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een vijfde uitvoeringsvorm;
Figuur 5B een doorsnede door het vloeistof permeabel materiaal in de houder 10 volgens figuur 5A uitgevoerd als een ring- of schijfvormig element;
Figuur 6 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een zesde uitvoeringsvorm;
Figuur 7A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een zevende uitvoeringsvorm, waarbij het buitenvat alleen schematisch 15 weergegeven is;
Figuur 7B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 7B;
Figuur 8 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een achtste uitvoeringsvorm;
Figuur 9 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 20 negende uitvoeringsvorm;
Figuur 10 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een tiende uitvoeringsvorm;
Figuur 11 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een elfde uitvoeringsvorm; 25 Figuur 12A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een twaalfde uitvoeringsvorm;
Figuur 12B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 12A;
Figuur 13A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een dertiende uitvoeringsvorm; 30 Figuur 13B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 13A;
Figuur 14A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een veertiende uitvoeringsvorm;
Figuur 14B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 14A;
Figuur 15A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 35 vijftiende uitvoeringsvorm; 5
Figuur 15B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 15A;
Figuur 16 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een zestiende uitvoeringsvorm;
Figuur 17 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 5 zeventiende uitvoeringsvorm;
Figuur 18A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een achttiende uitvoeringsvorm;
Figuur 18B een bovenaanzicht op de houder volgens figuur 18A;
Figuur 19 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 10 negentiende uitvoeringsvorm;
Figuur 20A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een twintigste uitvoeringsvorm;
Figuur 20B een schematisch bovenaanzicht op de houder volgens figuur 20A; Figuur 21 een doorsnede door een deel van de houder met het vloeistof 15 permeabele materiaal en een compensatieveer in een alternatieve uitvoeringsvorm van die volgens figuur 20;
Figuur 22 een doorsnede door een deel van de houder met het vloeistof permeabele materiaal en compensatieveren in een alternatieve uitvoeringsvorm: 20 Figuur 23 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een twintigste uitvoeringsvorm;
Figuur 24 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een eenentwintigste uitvoeringsvorm;
Figuur 25 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een 25 tweeëntwintigste uitvoeringsvorm;
Figuur 26 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een drieëntwintigste uitvoeringsvorm;
Figuur 27A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een vierentwintigste uitvoeringsvorm; 30 Figuur 27B een aanzicht volgens de pijl A in figuur 27A op het drukorgaan aanwezig in de houder;
Figuur 28A een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een vijfentwintigste uitvoeringsvorm;
Figuur 28B een aanzicht volgens de pijl B in figuur 28A op het drukorgaan 35 aanwezig in de houder; 6
Figuur 29 een dwarsdoorsnede door een houder volgens de uitvinding in een zesentwintigste uitvoeringsvorm.
De houder 1 getoond in figuur 1 is bestemd voor het opnemen van planten en 5 bevat een eerste, buitenpot of -vat 2 en een tweede, binnenpot of -vat 3, waarbij in de praktijk op niet weergegeven wijze de kluit en daarmee wortelzone van de plant zich in de binnenpot 3 bevindt. De beide potten 2 en 3 zijn zodanig aan elkaar gekoppeld dat tussen de potten een tussenruimte 4 aanwezig is, bestemd voor het opnemen van vloeistof, water zo nodig voorzien 10 van voedingsstoffen, dat toegevoerd moet worden naar de plantenkluit. De binnenpot 3 bezit althans in een basis- of bodemwand 3a tenminste één doorvoer opening 5, in de uitvoeringsvorm zijn twee openingen 5 weergegeven, maar afhankelijk van de waterbehoefte van de plant zijn meer openingen 5 mogelijk.
15 Voor de toevoer van vloeistof naar de binnenpot 3 zijn door de openingen 5 watergeleidende elementen 6 geleid, in de uitvoeringsvorm samengesteld uit materiaal met de werking van een lont. Dit watergeleidend materiaal kan bijvoorbeeld zijn papier of katoen, wordt bijvoorkeur over de bodem 2a van de buitenpot 2 geleid en bezit aldaar een ring- of driehoekig verloop, van waaruit 20 de elementen 6 zich omhoog uitstrekken, zodanig dat de respectievelijke elementen elk ongeveer evenveel vloeistof toevoeren. In de binnenpot werken de elementen 6 samen met positioneringmiddelen met een spitse punt, zoals een verstevigde pen 7a, voorzien van een zich de lengte richting van de pen uitstrekkende geul waarin het element 6 de lontwerking kan uitoefenen, of 25 als verstevigde pen 7b, voorzien van een zich schroeflijnvormig uitstrekkende geul (vergelijkbaar met een boor) waarin het element 6 de lontwerking kan uitoefenen. De geul heeft een zodanige spoed dat sprake is van een dubbele sleuf. Met voordeel kan daarbij de ene sleuf dienen voor opname van het lontmateriaal, terwijl de andere sleuf voorzien is van lucht doorlatend 30 waterafstotend materiaal voor de luchttoevoer naar de kluit. De pennen 7a kunnen op niet weergegeven wijze door een kliksysteem in een slang 5a in de openingen 5 vast geklikt worden en zijn weer eenvoudig daaruit losneembaar. Op deze wijze laten de pennen 7a zich snel verwisselen, bijvoorbeeld door pennen van met elementen 6 van een ander watergeleidend type. Bij de 35 pennen 7b is een gunstig werkende alternatieve bevestiging aan de bodem 7 van de binnenpot weergegeven, waarbij aan de bodem een huls 5c met schroefdraad voorzien is en de pen 7b aan het ondereinde een bus 7c draagt, die geschroefd is in de huls 5c en vastgezet is door een moer 7d. De spitse punten van de pennen dringen gemakkelijk de kluit binnen en 5 vergemakkelijken het potten of overpotten van de planten. Opgemerkt wordt dat de pennen op alternatieve wijze ook kunnen zijn uitgevoerd met een kern van hard materiaal, waaromheen een sok uit watergeleidend materiaal getrokken is en die aan de bovenzijde voorzien is van een spitse punt. Tevens wordt opgemerkt dat de pennen in plaats van een cirkel een ovale 10 dwarsdoorsnede kunnen bezitten.
De elementen 6 sluiten met hun andere einde aan op vloeistof permeabel materiaal 8, zoals spons materiaal, dat ring- of schijfvormig gelegen is onder het onderste deel 3b van de omtrekswand van de binnenpot. Dit wanddeel 3b drukt voor de regeling van de vloeistoftoevoer naar de binnenpot 3 op het 15 materiaal 8, vormt een drukorgaan van de houder 1 en is onderdeel van een toevoer regelinrichting 9. De druk die het drukorgaan 3b uitoefent op het materiaal 8 laat zich regelen door de aanwezigheid van een trekstang 10, die met een draaibare verbinding 10a verbonden is met de bodem 2a van de buitenpot 2 en zich door een waterkering in de bodemwand 3a opwaarts tot 20 aan de bovenzijde van de houder uitstrekt, waar de stang 10 voor de regeling voorzien is van een draaiknoplOb. De knop 10b die van buiten de houder 1 bedienbaar is werkt aan de onderzijde samen met een alleen schematisch weergegeven glijbrug 10c, die vastzit aan de binnenwand van de binnenpot 3 en een schroeflijnvormig verloop bezit. De samenwerking verloopt volgens een 25 schroeflijn, waardoor de druk op het materiaal 8 traploos instelbaar is.
Verder zijn onder de knop vulringen lOd aanwezig, die in aantal wijzigbaar zijn, wat de mogelijkheid biedt het basisniveau van de druk aan te passen. Daarbij is het van voordeel de ringen een verschillende dikte te geven en een bijbehorende kleur. Zo kan een witte, dikkere ring in de winter zorg dragen 30 voor meer druk en dus minder water en een groene in de zomer voor minder druk en meer water. Ook is het van voordeel de ringen magnetische eigenschappen te geven, zodat ze magnetisch tegen de knop 10b kleven en niet in de pot kunnen vallen. De stand van de knop is voor de gebruiker een indicatie voor de druk op het materiaal 8 en daarmee voor de instelling van 35 de vloeistoftoevoer.
8
De ruimte 4a onder de luchtdoorlatend uitgevoerde bodemwand 3a en omgeven door het materiaal 8 vormt een opnamekamer, bestemd voor de vloeistof- en luchttoevoer door de bodemwand en de pennen 7a en 7b naar de wortelzone van in de het binnenvat aanwezige plant. Voor de toevoer van 5 lucht strekt zich vanuit de opnamekamer 4a een luchtbuis 4b langs de wand van de binnenpot 3 uit tot de bovenzijde van de pot. Om verstopping te vermijden kan de buis 4b tijdens het potten voorzien zijn van een dop.
De bodem 2a van de buitenpot kan op gunstige wijze voorzien zijn van een zich tot enige afstand boven de bodem 2a, bij voorkeur tot boven het 10 materiaal 8, uitstrekkende vloeistof overloop 2b, die zich onder de bodem 2a in buitenwaartse richting uitstrekt en overgaat in een transparant uitgevoerd opwaarts deel 2c. Voor toepassing als buitenpot kan volstaan worden met de overloop 2b die eindigt onder de bodem 2a. Aldus behoudt de ruimte 4a door de overloop 2b ook bij grotere vloeistof toevoer door het materiaal 8 de functie 15 van luchtkamer. Een dergelijke vloeistof overloop 2b kan met voordeel ook bij andere uitvoeringsvormen worden toegepast.
De houder 11 getoond in figuur 2 bevat een eerste, buitenpot of -vat 12 en een tweede, binnenpot of -vat 13 met daartussen een tussenruimte 14 voor 20 vloeistof. De binnenpot bezit geen eigen bodem, deze bodem 13a valt samen met die van de buitenpot. Op met de vorige uitvoeringsvorm vergelijkbare wijze is onder het onderste deel 13b van de omtrekswand van de binnenpot 13 ringvormig vloeistof permeabel spons materiaal 18 aanwezig dat door het deel 13b werkend als drukorgaan wordt aangedrukt. Voor de regeling van de 25 vloeistoftoevoer naar de binnenpot 13 is het drukorgaan als onderdeel van een toevoer regelinrichting 19 op het onderste deel van de omtrekswand van het binnenvat 13 voorzien van schroefdraad 13c die samenwerkt met schroefdraad 12b op een wanddeel 12a van het buitenvat 12. Op deze wijze kan de vloeistof/water toevoer traploos worden ingesteld door de beide potten 30 12 en 13 ten opzichte van elkaar te verdraaien en de druk op het materiaal 18 te regelen. De ingestelde druk laat zich aflezen door een indicatie van de onderlinge stand van de twee potten.
Verder is de houder uitgevoerd met een holle pen 13d die vanaf de buitenzijde in een hoger deel van de omtrekswand van de pot 13 gestoken is. Materiaal 35 18 is ook in de pen 13d aanwezig, dat op niet weergegeven wijze door een 9 drukorgaan wordt aangedrukt, waarbij het drukorgaan instelbaar is door een draaiknop 13 e met schaalverdeling voor het aflezen van de ingestelde druk. Na geheel vullen van de tussenruimte 14 zit de pen 13d aanvankelijk in een eerste fase onder de bovenzijde van het vloeistof niveau, waardoor 5 vloeistof/water door het materiaal 18 en een gaatje aan het peneinde druppelsgewijs uittreedt en een afhankelijk van de ingestelde druk gedoseerde bevochtiging oplevert van de bovenzijde van de planten kluit. Na zakken van het vloeistofniveau tot onder de pen vindt in een tweede fase alleen vloeistoftoevoer door het materiaal 18 aan de bodemzijde plaats.
10 De houder 11 is door het geringe aantal onderdelen met voordeel uitvoerbaar uit kunststof materiaal door middel van spuitgieten. Opgemerkt wordt dat op niet weergegeven wijze de binnenpot 13 aan het onderste deel 13b een aantal radiaal verlopende inkepingen kan bezitten, waardoor vloeistof druppelsgewijs naar de binnenpot kan bewegen. De hoeveelheid vloeistof is 15 hierbij afhankelijk van de druk waarmee het deel 13b drukt op het materiaal. Doordat de inkepingen de vloeistof toevoerende rol van het vloeistof permeabele materiaal ten dele of zelfs geheel kunnen overnemen, kan de dikte van de ring van materiaal 18 beperkt blijven of zelfs een ring uit ander, bijvoorbeeld rubber, materiaal worden toegepast.
20
De houder 21 getoond in figuren 3A en 3B bevat een vierkante eerste, buitenpot of -vat 22 en een vierkante tweede, binnenpot of -vat 23 met daartussen een tussenruimte 24 voor vloeistof. Tussen de bodemwand 23a van de binnenpot 23 en 24a van de buitenpot 24 ligt een vierkante schijf van 25 vloeistof permeabel spons materiaal 28 dat aangedrukt wordt door een drukorgaan van een toevoer regelinrichting 29 dat ook hier gevormd wordt door het onderste deel 23b van de omtrekswand van de binnenpot 23. In deze uitvoeringsvorm wordt de druk uitgeoefend op het materiaal 28 door het drukorgaan 23b traploos ingesteld door een bout 30, die door middel van een 30 moer 30a verbonden is met de binnenpot 23 en aan de onderzijde met een moer 30b tegen de onderzijde van de buitenpot 22 drukt. De moer 30b vormt één geheel met een bus 30c die zich vanaf de bodemwand 24a opwaarts uitstrekt tot ongeveer de bovenzijde van het materiaal 28 en, doordat de vloeistof kan weglekken tussen de schroefdraad, een werking heeft te 35 vergelijken met de overloop 2b in de uitvoering van de houder volgens figuur 10 1. Op alternatieve, niet weergegeven wijze, kan bij toepassing van de houder 21 bijvoorbeeld voor kamerplanten, in plaats van de overloop ter vloeistof afdichting van het gat in de bodem van de buitenpot 22 de bout 30 voorzien zijn van een afdichtingring. Als weergegeven in figuur 3B is de moer 30b star 5 verbonden met een radiaal gericht handvat 30d dat uitloopt in pijlvorm, terwijl de onderzijde van de bodemwand 24a van de buitenpot voorzien is van een schaalverdeling 30e, waarmee de stand van het handvat en daarmee de ingestelde druk kan worden afgelezen.
10 Opgemerkt wordt dat in plaats van een in boven/onderaanzicht vierkante binnen- en buitenpot als weergegeven in figuur 3 deze in een alternatieve uitvoering rechthoekig is. Bij een langwerpig rechthoekige uitvoering is het van voordeel als de druk uitgeoefend door het drukorgaan wordt ingesteld door middel van twee op onderlinge afstand gelegen slotbouten 30, elk 15 voorzien van een indicatie van de ingestelde druk.
De houder 31 getoond in figuren 4A en 4B bevat een buitenpot of -vat 32 en een binnenpot of -vat 33 met daartussen een tussenruimte 34 voor vloeistof. Ook hier ligt tussen de van gaten 33b voorziene bodemwand 33a van de 20 binnenpot 33 en de bodemwand 32a van de buitenpot 32 een schijf van vloeistof permeabel spons materiaal 38, aangedrukt door het onderste deel 33b van de omtrekswand van de binnenpot 33. In deze uitvoering wordt de druk ingesteld met behulp van een schroefbout 40 van een toevoer regelinrichting 39, welke bout star verbonden is met de buitenpot 32 en een 25 moer 40a draagt die star verbonden is met de bovenzijde van de bodemwand 33a. De tussenruimte 34 is aan de bovenzijde van de potten 32 en 33 tegen vervuiling van de vloeistof afgesloten door een doorzichtig deksel 35 voorzien van een vloeistof vulgat 35a en verbonden met de buitenpot 32. De binnenpot 33 is voor het instellen van de druk op het materiaal 38 draaibaar ten 30 opzichte van het deksel, Als weergegeven in figuur 4B draagt de binnenpot onder het deksel 35 een radiaal gerichte pijlindicator 40c, waarvan de stand voor het aflezen van de ingestelde druk kan worden afgelezen van een schaalverdeling 40c aanwezig op het deksel 35. Opgemerkt wordt dat een dergelijk deksel 35 ter afsluiting van de tussenruimte met voordeel ook in de 35 andere uitvoeringsvormen toepasbaar is.
11
Ter aflezing van het vloeistofniveau in de tussenruimte 34 is in de omtrekswand van de buitenpot 32 een kijkglas 32d aanwezig dat voorzien is van een indicatie van de vloeistof hoogte tussen een minimum een maximum niveau; ook in de andere uitvoeringsvormen kan de buitenpot van een 5 dergelijk kijkglas voorzien zijn.
De houder 31 getoond in figuren 5A en 5B is een variant van die getoond in figuur 4. Ook deze bevat een buitenpot 32 en een binnenpot 33 met daartussen een tussenruimte 34 voor vloeistof. De toevoer regelinrichting 39 10 omvat hier een schroefbout 40, op eenzelfde wijze star verbonden met de buitenpot 32 en met een moer 40a star verbonden met de binnenpot 33. Een rubberring 32b deelt de buitenpot 32 in twee onderling draaibare delen en zorgt voor een vloeistof afdichting tussen de twee delen van het buitenvat. Tussen de vaten 32 en 33 zijn stangen 35b aanwezig, die zodanig opgesteld 15 zijn dat bij draaien van het onderste deel van de buitenpot 32 de binnenpot 33 niet meedraait en deze gecentreerd blijft. Verder is de buitenpot ter hoogte van de ring 32b voorzien van een schaalverdeling 40c voor het aflezen van de ingestelde druk.
Als getoond in figuur 5B heeft de ring of schijf van vloeistof permeabel spons 20 materiaal 38 volgens de uitvinding althans in onbelaste toestand gerekend over de omtrek in axiale richting een variërende afmeting. Een alternatief hiervoor (niet getoond) is dat de axiale afmeting aan de binnenomtrek afwijkt van die van de buitenomtrek. Hierdoor is meer materiaaloppervlak voor afdichting aanwezig en kunnen tijdens gebruik in de houder onder de druk 25 van het drukorgaan de vloeistof permeabele eigenschappen van het materiaal 38 langer op het gewenste niveau blijven. Dergelijke ringen of schijven laten zich ook met voordeel in de andere uitvoeringsvormen toepassen. Van voordeel kan zijn bij een schijfvormige uitvoering in het sponsmateriaal 38 radiaal gerichte banen uit waterafstotend, luchtgeleidend materiaal op te 30 nemen, die lucht geleiden naar de gaten 33b. Deze luchtgeleidende banen kunnen ook een ander verloop bezitten, Dit luchtgeleidend materiaal strekt zich door de gaten 33b uit en ligt over de bovenzijde van de bodemwand 33a. Alternatief kunnen in deze uitvoeringsvorm op niet weergegeven wijze met voordeel op het spons materiaal 38 watergeleidende elementen 6 uit 35 lontmateriaal aansluiten, die zich over de bovenzijde van de bodemwand 33a 12 uitstrekken. Eventueel kunnen deze elementen zich tevens opwaarts tegen de zijwand van de pot 33 uitstrekken.
Als verder alternatief kunnen vanuit het spons materiaal 38 zowel de luchtgeleidende banen, alsook de watergeleidende elementen lopen naar de 5 bovenzijde van de bodem wand 33a.
Deze alternatieven kunnen ook bij andere uitvoeringen van de uitvinding toegepast worden.
De houder 31 getoond in figuur 6 is een verdere variant van de houder 10 getoond in figuur 4. Hier bestaat de toevoer regelinrichting 39 uit zich in de tussenruimte 34 opwaarts uitstrekkende trekstangen 40f, die elk op een draaipunt 40g met de bodem van de buitenpot 32 verbonden zijn en nabij het boveneinde voorzien zijn van schroefdraad 40h, die samenwerkt met een moer 40i met handvat en schaalverdeling voor het aflezen van de drukinstelling.
15 De stangen 40f zijn door beugels 40j draaibaar verbonden met de binnenpot 33. Op het hart van de bodem van de buitenpot is een centreerstaaf 32c aanwezig die zich uitstrekt tot in de bodem 33a en zeker stelt dat tijdens het instellen de binnenpot gecentreerd blijft ten opzichte van de buitenpot. Om de centreerstaaf 32c is tussen de bodems 32a en 33a een drukveer 40k gelegen 20 die dient ter compensatie van het gewicht van de inhoud van het binnenvat 33 op het vloeistof permeabele materiaal 38 en voorkomt dat het materiaal 38 teveel ingedrukt wordt. De zijwand van de pot 33 bevat onder de bodem 33a een in dwarsdoorsnede als in figuur 6 driehoekig einddeel 33b, terwijl op de bodem 32a een in dwarsdoorsnede tevens driehoekige ring 32d aanwezig is.
25 In de ruimte tussen de ring 32d en het einddeel 33b is materiaal 38 gelegen onder de druk ingesteld door de regelinrichting 39. Als weergegeven in figuur 6 zijn de afmetingen van de linker en rechter driehoek van de doorsnede van het einddeel 33b en die van de ring 32d onderling verschillend. Hiermee wordt een effect verkregen, vergelijkbaar met dat bij de ring van materiaal 38 30 in de uitvoering volgens figuur 5B. Aldus kunnen tijdens gebruik in de houder onder de druk van het drukorgaan de vloeistof permeabele eigenschappen van het materiaal 38 langer op het gewenste niveau blijven.
In deze uitvoeringsvorm sluit op het materiaal 38 tenminste één watergeleidend element 37 aan dat zich door openingen in de bodemwand 33a 35 uitstrekt. Het element 37 bestaat uit een papiersoort met de werking van een 13 lont en in werkt in het binnenvat samen met positioneringmiddelen, gevormd door een verstevigde ringen 37a en positiehouders 37b. Voor de dosering is het element aan de omtrek voorzien van een folie 37c met gaten, waarvan de grootte afhankelijk is van de gewenste dosering.
5
Ook de houder 31 getoond in figuren 7A en 7B bevat een eerste, buitenpot 32 en een tweede, binnenpot 33 met daartussen een tussenruimte 34 voor vloeistof. De binnenpot is voorzien twee onderling draaibare bodemdelen 33a, waai’van het onderste bodemdeel vast verbonden is met de binnenpot en 10 welke bodemdelen voorzien zijn van ongeveer in lijn liggende gaten, waardoor zich slangvormige, spits toelopende elementen 37 uitstrekken, voorzien ter hoogte van de gaten van het materiaal 38, waarbij door onderlinge draaiing van de bodemdelen 33a de druk op het materiaal ingesteld wordt. Hiertoe is een toevoer regelinrichting 39 aanwezig, omvattende een vastzetbare lier 401 15 en een kabel 40m, die vanaf de bovenzijde van de binnenpot 32 via een katrol 40n loopt naar de bovenste bodemwand 33a. Een veer 40p zorgt ervoor dat het bovenste bodemdeel 33a draaibaar belast wordt in de richting volgens de pijl A in fig.7b, tegen de trekrichting van de lier 401.
20 De houder 31 volgens figuur 8 bevat een eerste, buitenpot 32 en een tweede, binnenpot 33 met daartussen een tussenruimte 34 voor vloeistof die hoger gelegen is ten opzichte van de bodem van de binnenpot dan in de andere uitvoeringsvormen. Hierbij voert het vloeistof permeabele materiaal 38 op afstand boven de onderzijde van het binnenvat de vloeistof toe door de 25 tussenruimte bodem 34a naar het binnenvat via een slang 37, die zich in het binnenvat opwaarts uitstrekt, inwendig voorzien is van een papiersoort met de werking van een lont 37a en aan de omtrek voorzien is van doseergaten 37g. Voor de druk op het materiaal 38 is de toevoer regelinrichting 39 uitgerust met een duwstang 40q, die aan de bovenzijde van de houder 30 voorzien is van een knop 40r, die in meerdere standen instelbaar is via een vertanding. De stang 40q oefent via een draaipunt 40t en een drukplaat druk uit op het materiaal 38. Door de hoger gelegen tussenruimte wordt meer waterdruk verkregen in de slang 37.
14
Opgemerkt wordt dat meer slangen 37 aanwezig kunnen zijn, elk voorzien van een regelinrichting 39, terwijl de slang 37 binnen de pot 33 ook andere posities kan innemen, als aangegeven met de linkerslang 37.
Ook kan in deze uitvoeringsvorm, daar de bodems geen onderlinge beweging 5 maken, de bodem van de pot 33 samenvallen met die van de pot 32.
De houder 31 weergegeven in figuur 9 bevat een eerste, buitenpot 32 en een tweede, binnenpot 33 met daartussen een tussenruimte 34, waarbij de potten en gezamenlijke bodem bezitten. In deze uitvoeringsvorm is de omtrekswand 10 van de pot 33 nabij de bodem voorzien van door opstaande randen omgeven openingen 33c, afgedicht door het materiaal 38, waarbij een slangklem 40v het materiaal aandrukt. Een regelinrichting 39 omvat naast de slangklem 40v een draaiknop 40w die de druk van de klem op het materiaal instelt en die geleid wordt door een afdichtingring 40y.
15 In figuur 10 wordt een variant van een houder 31 op de uitvoeringsvorm volgens figuur 9 getoond, waarbij de druk op het materiaal 38 wordt uitgeoefend door de duwstangen 40q uit figuur 8 die aan de bovenzijde voorzien zijn van draaiknoppen 40r.
20 Figuur 11 toont een verdere variant van een houder 31 op de uitvoeringen volgens de figuren 3-6, waarbij voor de regelinrichting 39 op de binnenpot 33 twee of meer regelmatig verdeeld liggende duwstaven 40z aanwezig zijn, die de binnenpot neerwaarts duwen en daarmee de druk regelen op het materiaal 38 onder de omtreksrand van de pot 33. Voor de instelling van de druk 25 werken de duwstaven samen met trekstangen, voorzien van moeren die aan de buitenpot zijn bevestigd.
Figuren 12A en 12B tonen nog een variant van de houder 31 volgens de figuren 3-6, waarbij voor de regelinrichting 39 een U-vormige beugel 50 30 aanwezig is, die met telkens een draaipunt 51 met de buitenpot 32 en een draaipunt 52 met de binnenpot 33 verbonden is. Een staaf 53 is star verbonden met de pot 32 en houdt de pot 33 in positie. Een moer 54 zit vast aan de pot 32, terwijl een draaiknop 55 die drukt tegen de beugel 50 met schroefdraad 55a draaibaar met de moer verbonden is. Door draaien met de 35 knop 55 beweegt de binnenpot 33 in hoogte richting ten opzichte van de 15 buitenpot 32 en wordt de druk op het materiaal 38 traploos gewijzigd. De knop 55 is voorzien van een schaalverdeling 55b ter indicatie van de ingestelde druk.
5 Een variant voor de houder 31 volgens de figuur 12 is weergegeven in de figuren 13A en 13B, waarbij voor de regelinrichting 39 een U-vormige beugel 60 aanwezig is die voor de drukinstelling samenwerkt met de draaiknop 55. In deze uitvoeringsvorm is bij de draaipunten 52 de beugel 60 vast verbonden met van een staaf 60a, die zich radiaal buitenwaarts uitstrekt en steekt in 10 een U-vormige geleiding 61, die ervoor zorgt dat bij het in hoogterichting bewegen de binnenpot 33 in positie blijft.
Figuren 14A en 14B tonen een ander alternatief voor de houder 31 volgens de figuren 3-6, waarbij voor de regelinrichting 39 een aantal platen 56 aanwezig 15 zijn, in de uitvoeringsvorm een drietal, die regelmatig verdeeld opgesteld, vast verbonden zijn met de buitenpot 32 en zich in radiale richting naar de binnenpot 33 uitstrekken. De binnenpot 33 is aan de bovenzijde rondom voorzien van buitenwaarts gerichte schroefdraad 57, waarin de einden van de platen 56 steken. Verder is op de platen een handvat 58 aanwezig, met 20 behulp waarvan de twee potten 32 en 33 ten opzichte van elkaar gedraaid kunnen worden, waarbij een glijd beweging plaatsvindt van de einden van de platen 56 in de schroefdraad 57. Door draaien beweegt de binnenpot 33 in hoogte richting ten opzichte van de buitenpot 32 en wordt de druk op het materiaal 38 traploos gewijzigd en ingesteld. Met een schaalverdeling 58a op 25 de bovenzijde van de binnenpot laat zich de ingestelde druk aflezen. Een rubber afdichtingring 59 zorgt hierbij voor voldoende afdichting van de bovenzijde van de buitenpot 32.
Figuren 15A en 15B tonen een ander alternatief voor de houder 31 volgens de 30 figuren 3-6, waarbij voor de regelinrichting 39 op de bovenzijde van de buitenpot 32 een binnenwaarts gerichte plaat 61 aangebracht is, die een draaipunt 61a draagt van een duwstaaf 62, die met een bus 62a onder de draaiknop 55 verbonden is met de schroefdraad 55a en via een draaipunt 62b zich neerwaarts uitstrekt door de bodem van de binnenpot 33, waar een plaat 35 62c zorgt voor het overbrengen van de duwkracht op de bodem van de 16 binnenpot. Onder de bodem is op de bodem van de buitenpot 32 een buis 62d aanwezig voor geleiding van het einddeel van de staaf 62. Op een wijze als bij figuur 13 zijn radiale staven 60a aanwezig die elk gestoken zijn in een U-vormige geleiding 61, die ervoor zorgt dat bij het in hoogterichting bewegen 5 de binnenpot 33 in positie blijft.
Figuur 16 toont een uitvoeringsvorm van een houder 31 in een halfronde uitvoering, bijvoorbeeld geschikt om aan een wand te worden opgehangen. De houder bevat een eerste, buitenpot 72 en een tweede, binnenpot 73 en een 10 tussenruimte 74. De buitenpot bevat een bodemplaat 75, terwijl tussen de bodemplaat 75 en de bodem van de binnenpot het materiaal 38 gelegen is. De regelinrichting 39 omvat in deze uitvoering een van schaalverdeling voorziene draaiknop 76 aan de onderzijde van de buitenpot 72, terwijl de as 76a van de knop onder de bodemplaat 75 van in een buis 76b is geleid. Een 15 afdichtingring 76c voorkomt lekken van vloeistof. Een moer 76d is vast verbonden met de binnenpot 73.
In figuur 17 wordt een houder 31 getoond in een uitvoeringsvorm met een afwijkend uitgevoerde eerste, buitenpot 82 en tweede, binnenpot 83, 20 waartussen een tussenruimte 84 voor de vloeistof aanwezig is. Vanuit de tussenruimte 84 voert vloeistof permeabele spons materiaal 38 de vloeistof op afstand boven de onderzijde naar de binnenpot toe. De binnenpot 83 bestaat uit twee delen 83a en 83b, waarbij tussen de opstaande wanden een ring 38a van het materiaal 38 gelegen is, van onderen ondersteund door een 25 rondlopende drukplaat 85. De bodem van de binnenpot 83 is bedekt met een watergeleidende lont 37a, die aansluit op de ring 38a. Deze kan zich als weergegeven met voordeel ook vanaf de ring 38a opwaarts langs de wand uitstrekken. Het deel 83b rust met de onderzijde op de bodem van de buitenpot 82 en wordt door een met de pot 82 verbonden staaf 82a in positie 30 gehouden. De regelinrichting 39 omvat in deze uitvoering een tweetal draaiknoppen 86, elk verbonden met trekstaven 86a die nabij het boveneinde voorzien zijn van schroefdraad 86b en draaibaar zijn in moeren 86c, aanwezig op platen 83c, die vast verbonden zijn met de bovenzijde van het deel 83a van de binnenpot 83. Elke staaf 86a is op ongeveer halve hoogte geleid in een oog 35 en aan de onderzijde in een draaipunt 86e verbonden met de bodem van de 17 buitenpot 82. Staven 83d aan het deel 83b steken met hun einde in hoogterichting beweegbaar in bussen 83 e die vastzitten aan het deel 83b. Het naar de kluit toevoeren van vloeistof op afstand boven de bodem is gunstig voor bepaalde planten. Als hiervoor vermeld bij de uitvoering volgens figuur 2 5 is het van voordeel een dergelijke vloeistof toevoer te combineren met een bodemtoevoer. Hiertoe kan op niet weergegeven wijze het deel 83b van de binnenpot aan de bodem voorzien zijn van vloeistoftoevoer openingen. Ook bij andere uitvoeringsvormen kan additioneel een dergelijke vloeistoftoevoer op afstand van de bodem aanwezig zijn.
10
De figuren 18A en 18B tonen een houder 31 in een variant van de uitvoeringen volgens de figuren 9 en 10. Hierbij zijn een eerste, buitenpot 92 en een tweede, binnenpot 93 aanwezig, waarbij de bodem van de pot 93 gevormd wordt door de bodem van de pot 92. Tussen de beide potten is een 15 tussenruimte 94 aanwezig. De regelinrichting 39 omvat in deze uitvoering een draaiknop 95 aanwezig nabij de onderzijde van de buitenpot 92, die verbonden is met een trekstang 95a, voorzien nabij de knop 95 van een schroefdraad 95b, die draaibaar is in een moer 95c, die vast verbonden is met de buitenpot 92 en voorzien is van een afdichtingring. De stang 95a is met 20 een draaipunt 95d verbonden met een ring 96 die draaibaar om het onderste deel van de omtrekswand van de pot 93 gelegen is en een arm 96a draagt die in een huis 97 steekt. De arm 96a is aan het einde voorzien van een drukplaat 96b die aandrukt tegen vloeistof permeabele spons materiaal 38 dat aanligt tegen een plaat 98 en dat de vloeistof toevoer vanuit de tussenruimte 94 naar 25 de binnenpot 93 regelt.
Een alternatief voor de houder 31 volgens figuur 18 is weergegeven in figuur 19, waarin de regelinrichting 39 in deze uitvoering aan de draaiknop 95 is voorzien van een stang 95 e die een deel 95f en een deel 95g bevat, waarbij de 30 delen respectievelijk van linkse en rechtse schroefdraad voorzien zijn en tussen de delen een lager 95h de stang 95 e draaibaar verbindt met de potten. De delen 95f en 95g zijn draaibaar in moeren 95i die vast verbonden zijn met drukplaten 95j die aangedrukt liggen tegen materiaal 38, dat de vloeistof toevoer vanuit de tussenruimte 94 naar de binnenpot 93 regelt.
35 18
In de uitvoering volgens de figuren 20A en 20B is een variant van de uitvoering volgens figuur 7, waarbij in de houder 31 een slang-, pijp- of buisvormig element 99 aanwezig is dat zich vanuit de tussenruimte 94 tot in de binnenpot 93 uitstrekt en aldaar voorzien is van een huis 99a. De 5 regelinrichting 39 is in deze uitvoering voorzien van een drukorgaan, omvattende een draaiknop 100, aanwezig aan de bovenzijde van de houder, verbonden met een stang 100a die draaibaar geleid is door een oog 100b aan de binnenpot 93 en nabij de onderzijde is voorzien van schroefdraad 100c, die draaibaar is in een moer lOOd, die vast verbonden is met het boveneinde van 10 het huis 99a. Het einddeel van de stang 100a steekt in het huis 99a en duwt tegen het vloeistof permeabele materiaal 38, dat in het huis de vloeistof toevoer naar de binnenpot 93 regelt. In het element 99 sluit een lont 99b aan op het materiaal 38, waarbij het element 99 met de lont 99b aansluit op een verstevigde pen 99c, waarvan de constructie vergelijkbaar is met die van de 15 pen 7b in figuur 1. Als weergegeven in figuur 20B is het element 99 met een koppeling 99d verbonden met de binnenpot 93 en op de bodem van de binnenpot 93 voorzien van gaten 99 e, waarvan de grootte in relatie staat met de gewenste vloeistof dosering. Zo kan indien gewenst ook een druppeltoevoer aanwezig zijn, eventueel kan het element ook als z.g. zweetslang zijn 20 uitgevoerd.
Verder zijn verstelbare steunen 101 aanwezig die ervoor zorg dragen dat de binnenpot 93 niet door de vloeistof omhoog kan drijven. Ook is voor de toevoer een luchtbuis 4b in de binnenpot 3 aanwezig als in de uitvoering volgens figuur 1.
25 Nabij de bovenzijde van de houder kan in de binnenpot 93 een schijf van vloeistof permeabel materiaal 38 gelegen zijn dat vloeistof vanuit de tussenruimte 94 toevoert naar de bovenzijde van de kluit. De tussenruimte is aan de bovenzijde afgedekt door een doorzichtig deksel 102.
30 In figuur 21 is getoond hoe bij een houder 31 als in figuur 20 op alternatieve wijze het spons materiaal 38 verlijmd kan liggen binnen de slang 99 en de stang 100a met de schroefdraad 100c aan het onderste einde een stamper 100 e draagt en vastgezet is door de moer lOOd, die opgenomen is in een huis lOOf. Ter vermijding van teveel indrukken van het materiaal 38 is in de slang 99 35 binnen het materiaal 38 onder de stamper 100e een compensatieveer lOOg 19 aanwezig. Deze uitvoering laat zich eveneens op gunstige wijze toepassen bij de pen 13d van de houder 11 volgens figuur 2, waarbij de stang 100a de draaiknop 13e draagt.
5 In figuur 22 is een deel van de houder 31 met het vloeistof permeabele materiaal 38 en gewicht- en materiaal indruk compensatieveren weergegeven in een uitvoering van de houder, vergelijkbaar bijvoorbeeld met die in figuur 1 of figuur 11. Hier bestaat het ringvormig opgestelde materiaal 38 uit bovenste, grover sponsmateriaal 38a en onderste fijner sponsmateriaal 38b, 10 terwijl in de ring een aantal, bijvoorbeeld 4, regelmatig verdeeld liggende gewicht/materiaalindruk compensatieveren 103 ingebouwd zijn. Onder- en bovenzijde van de veren liggen opgesloten tussen starre ringen 103a. Deze veren dragen zorg voor compensatie van het gewicht en daarmee de druk van de binnenpot en de plant. Ook wordt ermee een overmatige indrukking van 15 het materiaal 38 voorkomen, zodat het materiaal de verende eigenschappen behoudt. Aan de bovenzijde van de ring is een rubber ring 104 verlijmd, aan de onderzijde een starre ring 105. Eventueel kan een ring 104 tevens onder de ring 105 verlijmd aanwezig zijn. Door deze integratie van het materiaal 38 met de veren 103 en de opdeling van de sponseigenschappen in een onderste 20 en een bovenste deel wordt een gunstig werkende regeling van de regelinrichting 39 verkregen. Het is van voordeel als de ring van materiaal 38 en de daarin opgenomen veren 103 door bijvoorbeeld klikken of schroeven losneembaar aangebracht zijn, waardoor de ring zich gemakkelijk laat vervangen door één van een type met andere eigenschappen.
25
In figuur 23 is getoond hoe bij een houder 31 met een eerste, buitenpot 106 en een tweede, binnenpot 107 de tussenruimte met een deel 108a gelegen is tussen de opstaande wanden, maar voor een in volume groter deel 108b gelegen is onder de bodem 107a, die in lijn ligt met een wand 106a in de 30 eerste pot 106. In de wand 106a is een afvoergat 109 aanwezig, dat kan worden afgesloten door een vlotter 110, die een rubber afsluiter 110a en een drijver 110b bezit. Verder is onder de wand 106a een vulbuis 111 gelegen, die uitsteekt tot buiten de pot 106 en dient voor het vullen van het deel 108b, maar ook kan werken als lucht toevoer en als overloop.
20
De bodem 107a is voorzien van luchtgaten 112, terwijl op de bodem 106b van de eerste pot 106 sponsmateriaal 38 aanwezig is dat samenwerkt met de toevoer regelinrichting 39, die een buis 113 kan bevatten die zich vanaf het materiaal 38 tot nabij de bodemwand 106a uitstrekt of een kortere buis 114, 5 waarin een buis 115 gestoken is die zich uitstrekt tot de wand 106a. Vanaf het materiaal 38 strekt zich opwaarts uit een vloeistof geleidend element 116 bestaande uit papier lontmateriaal, dat zich boven de bodem 107a bevindt in een boor 117, die geschroefd zit in een van schroefdraad 107b voorzien boorgat in de bodem 107a. De buis 115 is ter hoogte van de uittreding uit de 10 buis 114 afgesloten door een rubber afdichting 118. In de buis 113 is een pen 119 gelegen, die boven de buis zich opwaarts uitstrekt door de bodem 107a, langs welke pen het element 116 geleid is. Op een wijze als hiervoor aangegeven is boven de houder een draaiknop 120 aanwezig, verbonden met een stang 121 respectievelijk 122, die gestoken is door een moer 123 die vast 15 zit aan de bodem 107a. De stang 121 bevat nabij de onderzijde schroefdraad die door een door ringen 124 opgesloten arm 125 gestoken is. Aldus kan door draaien van de knop 120 via de stang 121 de druk op de buis 113 ingesteld worden en daarmee op het materiaal 38. In de uitvoering met de buis 114 kan door draaien van de knop 120 via de stang 122 en een arm 126 vast aan de 20 buis de druk op het materiaal 38 gewijzigd worden.
Alternatief is de arm 125 zo uitgevoerd dat deze door een verlenging 125a tevens verbonden is met een pen 127, waarlangs het element 116 geleid is en die aan de onderzijde op materiaal 38 drukt. Daardoor kan door draaien van de ene knop 120 op meer plaatsen de druk op het materiaal worden ingesteld. 25 In dit geval is het van voordeel het materiaal 38 uit te voeren als een ring.
In deze uitvoering worden de delen 108a en 108b van de tussenruimte van boven af met water gevuld, terwijl de vlotter 110 bij het stijgen het deel 108b afsluit, zodat zich boven het wateroppervlak een luchtkamer vormt, die vanuit de vulbuis belucht wordt. Als het wateroppervlak gezakt is doordat 30 water naar de plantenkluit geleid is, opent de vlotter 110 en wordt vanuit het deel 108a water toegevoerd naar het deel 108b. Aldus wordt onder de binnenpot 107 de voorraad water automatisch bijgevuld.
In de uitvoering van de houder 31 volgens figuur 24 met een eerste pot 128 en 35 een tweede pot 129 is de tussenruimte 130 geheel onder de dubbele bodem 21 129a/129b van de tweede pot 129 gelegen. Onder de bodem is een vulbuis 131 aanwezig, vergelijkbaar met de vulbuis 111 in figuur 23. Op de bodem 130a van de pot 128 ligt spons materiaal, waarop buizen 132 drukken, die zich opwaarts uitstrekken en onder de bodem 129b tandwielen 133a dragen, 5 waartussen een tussenwiel 134a opgesteld is, dat gelagerd is om een as 134c, verbonden met de bodem 129a/129b. In de tekening is weergeven hoe de linker buis 132 aan de onderzijde inwendig een moer 135a draagt, die samenwerkt met een bout 136 op de bodem 130a. De onderzijde van de rechterbuis 132 is uitwendig voorzien van schroefdraad die samenwerkt met 10 een huls 136 op de bodem 130a. Opgemerkt wordt dat in een voorkeursvorm van de houder de beide buizen 132 van het linker of rechter type zijn. Door de buizen 132 is vanaf het materiaal 38 een vloeistof geleidend element 137 in de vorm van een lont gestoken, die boven de bodem 129a op de wijze als in figuur 23 langs een boor 138 geleid is. De beide boren 138 zijn elk vast verbonden is 15 een tandwiel 133b, terwijl tussen de tandwielen 133b een tussenwiel 134b aanwezig is, draaibaar om de as 134c, Deze tandwielen bevinden zich in de ruimte tussen de bodem 129a en 129b. Boven de boor is aanvankelijk de lont 137 buitenwaarts geleid langs een breekpen 139, die na aanbrengen van de plantenkluit omgebogen en daardoor afgebroken wordt, waardoor de lont 20 boven op de kluit komt te liggen, De toevoer regelinrichting 39 bevat in deze uitvoering naast een eerste draaiknop 140a een stang 141a met een centraal tandwiel 142a dat in ingrijping is met het tandwiel 133a. Ook hier is een centrale drukinstelling door middel van één knop mogelijk. In plaats van een centraal tandwiel kan met voordeel een snaar aandrijving worden toegepast. 25 Alternatief is in deze houder de regelinrichting 39 volgens figuur 7 met voordeel toepasbaar.
Om de draaiknop 140a ligt een tweede draaiknop 140b, verbonden met een buis 141b, die aan het einde een centraal tandwiel 142b draagt, dat in ingrijping is met het tandwiel 133b. Het bedienen van de tweede draaiknop 30 140b leidt via de tandwieloverbrenging tot een draaien van de beide boren 138. Daarmee kan effectief worden voorkomen dat de kluit locaal vanuit de lont teveel water zou krijgen. Het kan van voordeel zijn een dergelijke draaibare opstelling van de boren 138 ook in andere beschreven uitvoeringvormen toe te passen. Het aantal boren 138 kan afhankelijk van de 35 grootte van de pot 129 en/of de waterbehoefte van de kluit uiteenlopen. Zo 22 kan volstaan worden met één boor 138, maar kan ook met voordeel een drie-of viertal boren 138 aanwezig zijn,
Ook in de uitvoering van de houder 31 volgens figuur 25 met een eerste pot 5 143 en een tweede pot 144 is de tussenruimte 145 geheel onder de bodem 144a van de tweede pot 144 gelegen en ringvormig materiaal 38 op de bodem 143a aanwezig. Hierop drukt een plaat 146, waarop buizen 147 lekdicht aangebracht zijn. Als in figuur 24 is een lont 137 door de buizen geleid, waarbij het einde van de lont ligt binnen een ruimte omsloten door het 10 materiaal 38 en de plaat 146. Boven de buizen ligt de lont geleid langs een boor 138, vast verbonden met de bodem 144a.
De regel inrichting 39 omvat een draaiknop 148 en een stang 149 die draaibaar geleid is in een moer 150 en via een stangenstelsel 151 verbonden is met de plaat 146. Ook op deze wijze is een centrale drukinstelling door 15 middel van één knop mogelijk. Op niet weergegeven wijze kan de tussenruimte via een vlotter verbonden zijn met een waterleiding slang, waardoor deze houder bijvoorbeeld gunstig toepasbaar is op een balkon.
In figuur 26 is een uitvoering van de houder 31 weergegeven, waarbij een 20 eerste pot 152 en een daarboven gelegen tweede pot 153 onderling op enige afstand gelegen zijn. Hierdoor wordt de gebruiker een keuze mogelijkheid voor de eerste pot 152 geboden. De tweede pot 153 draagt aan de bovenrand een tweetal beugels 154 waarop telkens een moer 155 aanwezig is, waarin een draaistang 156 bestaande uit draadeind geschroefd is, die aan de 25 bovenzijde van de pot 153 voorzien is van een draaiknop 157. Beide stangen 156 strekken zich vanaf de bovenrand van de pot 153 elk schuin neerwaarts uit in een buis 158 die door de bodem 153a gestoken is en met een verstelbare buisklem 159 aan de onderzijde van de bodem vastgezet is. Het ondereinde van de buizen 158 drukt op materiaal 38 dat aan de andere zijde opgesloten 30 ligt door middel van een plaat 160 en een daarmee star verbonden moer 161. Het materiaal 38 sluit aan op een watergeleidend element 162 uit papier lontmateriaal dat vanaf de onderzijde door de buis 158 geleid is en juist boven de bodem 153a zich langs de buitenzijde van de buis naar boven uitstrekt. Als de kluit aangebracht is in de pot 153 wordt het element 162 over de kluit 35 bovenzijde geslagen als in figuur 24 en afgedekt met een folie 163. Op 23 alternatieve wijze kunnen de buizen 158 met de stangen 156 in plaats van schuin opgesteld recht neerwaarts gepositioneerd zijn. Doordat de buis/stang regelinrichting 39 uitgevoerd kan zijn als een losse eenheid heeft de gebruiker van deze pottencombinatie een redelijke keuze in maatvoering van de potten.
5 De werking van deze houder 31 is vergelijkbaar met vorige uitvoeringen, water uit de pot 152 wordt via het materiaal 38 en het element 162 regelbaar geleid naar de kluit. In deze uitvoering behoeven beide potten 152 en 153 niet onderling verbonden te zijn. Zo is het alternatief ook mogelijk door gebruik te maken van een flexibele buis/stang regelinrichting 39 met de regelbare 10 vloeistof toevoer de combinatie van potten naast elkaar op te stellen.
In figuur 27A en 27B is getoond hoe bij een houder 31 met een eerste pot of bak 163 en een tweede pot of bak 164 een drukorgaan aanwezig is gevormd door een glijplaat 165 die in de lengterichting verschuifbaar geleid ligt tussen 15 beugels 166 tegen de onderzijde van de bodem 164a van de bak 164. Aan een einde is de plaat 165 verbonden met een schroefdraad 167, die als in vorige uitvoeringsvormen van de regelinrichting 39 draaibaar is in een moer 168 aan de bak 163 en een draaiknop 169 draagt, voorzien van schaalverdeling ter instelling van de druk. Vanaf de bodem van de bak strekken zich een aantal 20 pennen 170 opwaarts uit, die door de bodem 164a gestoken zijn en boven de bodem als een boor 170a uitgevoerd zijn. Lontmateriaal 171 is langs de pennen geleid en heeft in deze uitvoering tevens vloeistof permeabele eigenschappen. Daarmee kan in deze en de hierna volgende uitvoering het sponsmateriaal 38 achterwege blijven. In figuur 27B is weergegeven hoe de 25 drie pennen 170 met het lontmateriaal 171 gevoerd zijn door boorgaten 165a in de plaat 165. Door draaien aan de knop 169 kan de plaat 165 verschoven worden, bij voorbeeld in de richting volgens de pijl C, waarbij de druk op het lontmateriaal 171 in de drie gaten 165a toeneemt en de vloeistofstroom door de lont ter plaatse van het gat 165a geknepen wordt. Aldus kan op een 30 compacte wijze met een gering aantal onderdelen een houder volgens de uitvinding worden gerealiseerd. Opgemerkt wordt dat bij voorbeeld bij een uitvoering van de houder 31 voor plantenkwekers grotere aantallen pennen 170 mogelijk zijn, waarbij het van voordeel kan zijn in de bak 164 tussen de pennen schotten te plaatsen.
35 24
In figuur 28A en 28B is een variant van de vorige uitvoering getoond, met een houder 31, waarbij naast een eerste pot 172 en een tweede pot 173 een drukorgaan aanwezig is, opnieuw gevormd door een glijplaat 174 die in de lengterichting verschuifbaar geleid ligt tussen beugels 166 tegen de 5 onderzijde van de bodem 173a van de pot 173. De plaat 174 ligt in deze uitvoering met drie in een driehoek opgestelde gaten 174a als drukorgaan aan tegen het lontmateriaal 171, waardoor door draaien van de knop 169 de druk gewijzigd en daarmee de vloeistof toevoer geregeld kan worden. Alternatief is in deze houder de regelinrichting 39 volgens figuur 7 met een 10 draaibare plaat met voordeel toepasbaar.
In figuur 29 is een uitvoering van de houder 31 weergegeven, waarbij een eerste pot 175 naast een tweede pot 176 opgesteld is. De eerste pot 175 is bestemd voor de opname van vloeistof, de tweede pot voor de plant en kluit, 15 waarbij de potten voor overbrengen van vloeistof onderling gekoppeld zijn door een slang 177 die tevens als tussenruimte werkt.
.De slang sluit na passeren van de bovenste opening van de pot 176 aan op een boorvormig deel 177a met een spits einddeel, dat het in de kluit aanbrengen van het deel 177a vergemakkelijkt. In de slang is lontmateriaal 20 171 opgenomen dat water geleidt van de pot 175 naar de kluit in de pot 176.
Nabij het deel 177a is het lontmateriaal 171 naar de buitenzijde geleid en als in vorige uitvoeringsvormen schroeflijnvormig om het deel 177a geleid. Eventueel kan het deel 177a als bij de boor 7b in figuur 1 tevens voorzien zijn van luchtgeleidend materiaal. De regelinrichting 39 omvat in deze 25 uitvoeringsvorm een drukorgaan, gevormd door een van een schaalverdeling voorziene draaiknop 178 en een knijpelement 179. Althans ter plaatse van het knijpelement heeft het lontmateriaal vloeistof permeabele eigenschappen, als in de twee vorige uitvoeringen, waardoor verstelling van het drukorgaan leidt tot aanpassing van de vloeistofstroom van de eerste naar de tweede pot. 30
De uitvinding is niet beperkt tot de weergeven details en de in de conclusies omschreven maatregelen. De uitvinding betreft ook mengvormen van onderdelen van de diverse uitvoeringsvormen. Zo kan in een houder volgens één der uitvoeringsvormen met voordeel een andere vorm bezitten dan 35 weergegeven, zoals langwerpig of ovaal, in een houder de 25 gewicht/indrukcompensatie veer in de uitvoering volgens figuur 6 of 21 of in plaats van een schroefveer andere veermiddelen ter compensatie zijn toegepast, het vloeistof permeabele materiaal op uiteenlopende locaties aanwezig zijn of bestaan uit ander materiaal, zoals klei met vergelijkbare 5 vloeistof permeabele eigenschappen of een regelinrichting 39 met een drukorgaan worden toegepast met een combinatie van onderdelen volgens de diverse figuren om het vloeistof permeabele materiaal regelbaar aan te drukken. Verder kunnen, waar het risico bestaat dat plantenwortels daardoor groeien, de gaten in de binnenpot aan de binnenzijde afgedekt zijn door 10 worteldoek met water en lucht doorlatende eigenschappen.
De regelinrichting 39 kan op alternatieve wijze voor het overbrengen van kracht op het vloeistof permeabele materiaal gebruik maken van middelen als een bowdenkabel, een snaaraandrijving of pneumatisch, elektrisch of elektromagnetisch aangedreven middelen.
15

Claims (20)

1. Houder voor planten, omvattende een eerste en een tweede vat, die zodanig aan elkaar gekoppeld zijn dat tussen de beide vaten een tussenruimte 5 aanwezig is bestemd voor het opnemen van vloeistof, terwijl het tweede vat tenminste één doorvoer opening bezit die voor de toevoer van vloeistof naar het tweede vat samenwerkt met vloeistof permeabel materiaal, waarbij de houder een toevoer regelinrichting omvat voor het vanuit de tussenruimte door het vloeistof permeabele materiaal regelbaar toevoeren van vloeistof 10 naar het tweede vat, met het kenmerk dat, de regelinrichting is voorzien van een drukorgaan dat druk uitoefent op het vloeistof permeabele materiaal voor de regeling van de vloeistof toevoer, welk drukorgaan in meerdere standen instelbaar is en vanaf de buitenzijde van de 15 houder bedienbaar is.
2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het vloeistof permeabele materiaal door het drukorgaan traploos instelbaar is.
3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het drukorgaan is voorzien van een drukindicatie die de druk op het vloeistof permeabele materiaal aangeeft en die van de buitenzijde van de houder afleesbaar is.
4. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het 25 vloeistof permeabele materiaal zich nabij de onderzijde van de houder tussen het eerste - en tweede vat bevindt, grenst aan de tussenruimte en onder druk staat, uitgeoefend door het drukorgaan.
5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk dat het vloeistof permeabele 30 materiaal ring-, strook- of schijfvormig is, terwijl de omtrekswand van het tweede vat aan de onderzijde als deel van het drukorgaan op het materiaal drukt.
6. Houder volgens conclusie 5, met het kenmerk dat het drukorgaan een schroefelement omvat en het tweede vat door middel van het schroefelement gekoppeld is met het eerste vat en door schroefbeweging de druk wijzigbaar is.
7. Houder volgens conclusie 6, met het kenmerk dat het schroefelement schroefdraad omvat, aanwezig op het onderste deel van de omtrekswand van het tweede vat en dat samenwerkt met schroefdraad op een wanddeel van het eerste vat.
8. Houder volgens één der conclusies 5-7, met het kenmerk dat zich onder het tweede vat de ruimte omgeven door het vloeistof permeabele materiaal een opnamekamer vormt, bestemd voor vloeistof- en luchttoevoer naar de wortelzone van in de het tweede vat aanwezige plant, welke opnamekamer desgewenst uitvoerbaar is met een overloop. 15
9. Houder volgens één der conclusies 4-8, met het kenmerk dat op het vloeistof permeabele materiaal tenminste één watergeleidend element aansluit dat zich door een wand van het tweede vat uitstrekt en in het tweede vat samenwerkt met positioneringmiddelen, zoals een verstevigde pen of ring. 20
10. Houder volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk dat zich vanuit de tussenruimte een slang-, pijp- of buisvormig element tot in het tweede vat uitstrekt, waarbij voor het regelen van de vloeistofstroom door het element het element samenwerkt met het vloeistof permeabele materiaal. 25
11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk het drukorgaan druk uitoefent op een elastisch uitgevoerd deel van het slang-, pijp- of buisvormig element, waarin het vloeistof permeabele materiaal aanwezig is.
12. Houder volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het tweede vat twee onderling draaibare bodemdelen omvat, voorzien van in lijn liggende gaten en het slang-, pijp- of buisvormig element zich met het elastische deel door de gaten uitstrekt, waarbij door onderlinge draaiing van de bodemdelen de druk op het vloeistof permeabele materiaal ingesteld wordt. 35
13. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat tussen het eerste en tweede vat tenminste één compensatieveer aanwezig is ter compensatie van het de druk van het drukorgaan op het vloeistof permeabele materiaal. 5
14. Houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het vloeistof permeabele materiaal op afstand boven de onderzijde van het tweede vat de vloeistof toevoert naar het tweede vat.
15. Vloeistof permeabel materiaal toepasbaar bij de houder volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het materiaal uitgevoerd is als een ring- of schijfvormig element dat in onbelaste toestand over de omtrek een variërende hoogte heeft en/of dat in hoogterichting verschillende materiaaleigenschappen bezit. 15
16. Vloeistof permeabel materiaal toepasbaar bij de houder volgens één der conclusies 1 -14, met het kenmerk dat het materiaal uitgevoerd is als een ring- of schijfvormig element en daarin druk compensatie-veermiddelen opgenomen zijn. 20
17. Watergeleidend element toepasbaar bij de houder volgens één der conclusies 1 - 14, met het kenmerk dat het element over althans een deel van zijn lengte aangebracht is op langwerpige positioneringmiddelen, zoals een pen of staaf met een spits einddeel. 25
18. Watergeleidend element volgens conclusie 17, met het kenmerk dat de positioneringsmiddelen als draaibare boor uitgevoerd zijn, bij voorkeur voorzien van een schroeflijnvormige dubbele sleuf, waarbij in de ene sleuf het watergeleidend element aangebracht is en in de andere sleuf lucht doorlatend 30 materiaal voor de luchttoevoer naar de kluit.
19. Watergeleidend element volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk dat het element over althans een deel van de lengte tevens vloeistof permeabele eigenschappen bezit. 35
20. Werkwijze voor de toepassing van de houder volgens één der conclusies 1 - 14, met het kenmerk dat de vloeistof toevoer na vullen van de tussenruimte naar het tweede vat in twee fasen plaatsvindt, waarbij in aansluiting op het vullen in de eerste fase althans in hoofdzaak de bovenzijde van de in het 5 tweede vat aanwezige plantenkluit gecontroleerd in afhankelijkheid van de ingestelde druk met vloeistof bevochtigd wordt, terwijl daarop in de tweede fase gecontroleerd in afhankelijkheid van de ingestelde druk het onderste deel van de plantenkluit bevochtigd wordt, waarbij in deze tweede fase de vloeistoftoevoer door een onder het tweede vat aanwezige luchtkamer 10 verloopt. 15 20 25 30 35
NL2002589A 2009-03-03 2009-03-03 Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder. NL2002589C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002589A NL2002589C2 (nl) 2009-03-03 2009-03-03 Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder.
PCT/NL2010/050102 WO2010101457A1 (en) 2009-03-03 2010-03-02 Holder for plants, comprising a first and second container, liquid permeable material and water guiding element usable with such a holder, and method for the use of such a holder

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002589A NL2002589C2 (nl) 2009-03-03 2009-03-03 Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder.
NL2002589 2009-03-03

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2002589C2 true NL2002589C2 (nl) 2010-09-06

Family

ID=41165637

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2002589A NL2002589C2 (nl) 2009-03-03 2009-03-03 Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2002589C2 (nl)
WO (1) WO2010101457A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB201013108D0 (en) * 2010-07-30 2010-09-22 Plummer Norman D A plant feeding assembly

Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2885825A (en) * 1957-07-23 1959-05-12 Russell S Longacre Self-watering flower pot assembly
US3758987A (en) * 1972-07-05 1973-09-18 W Crane Automatic plant watering device
FR2309468A1 (fr) * 1975-01-03 1976-11-26 Landriault Olivier Dispositif permettant l'alimentation en liquide et son reglage
US4236352A (en) * 1978-10-18 1980-12-02 Heaney William B Plant watering device
WO1987006095A2 (en) * 1986-04-08 1987-10-22 Domenico Tricarico Automatic watering system for plants in pots or in open ground
US4741125A (en) * 1986-03-21 1988-05-03 Donald Demorest Wick-based liquid delivery system for plants
US4782627A (en) * 1986-11-14 1988-11-08 Hauk Thomas D Plant feeding and watering method and apparatus

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
YU40632B (en) * 1975-04-01 1986-04-30 Obrad Brankovic Device for the continuous watering of plantes cultivated in flower pots and jardinieres
US6176038B1 (en) * 1997-07-17 2001-01-23 Lynn Morlier Houseplant maintenance device and method
US6370819B1 (en) * 1999-11-10 2002-04-16 Steven M. Reiss Plant watering system
ITLU20010003A1 (it) * 2001-03-20 2002-09-20 Filiac Holding S A Vaso per piante in genere, munito di una propria riserva idrica con dispositivo di raccolta e di lenta immissione capillare dell'acqua allo
GB0228987D0 (en) * 2002-12-11 2003-01-15 Eggleton Averil G Improvements relating to devices for watering pot plants

Patent Citations (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2885825A (en) * 1957-07-23 1959-05-12 Russell S Longacre Self-watering flower pot assembly
US3758987A (en) * 1972-07-05 1973-09-18 W Crane Automatic plant watering device
FR2309468A1 (fr) * 1975-01-03 1976-11-26 Landriault Olivier Dispositif permettant l'alimentation en liquide et son reglage
US4236352A (en) * 1978-10-18 1980-12-02 Heaney William B Plant watering device
US4741125A (en) * 1986-03-21 1988-05-03 Donald Demorest Wick-based liquid delivery system for plants
WO1987006095A2 (en) * 1986-04-08 1987-10-22 Domenico Tricarico Automatic watering system for plants in pots or in open ground
US4782627A (en) * 1986-11-14 1988-11-08 Hauk Thomas D Plant feeding and watering method and apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
WO2010101457A1 (en) 2010-09-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20140182197A1 (en) Rotary type automatic agricultural cultivating equipment
NL2002589C2 (nl) Houder voor planten, omvattende een eerste en tweede vat, vloeistof permeabel materiaal en watergeleidend element toepasbaar bij een dergelijke houder, alsmede werkwijze voor de toepassing van een dergelijke houder.
US2062900A (en) Adhesive feeder
CN201383926Y (zh) 可调多用取种器
CN201957423U (zh) 玉米精量播种机
CN205320777U (zh) 可调节营养液或杀虫剂浓度的浇花喷壶
CN212306092U (zh) 弹性收缩型低点扩撑播种式芝麻精播装置
CN211482121U (zh) 一种新型精准滴灌的石斛育苗装置
CN205284117U (zh) 集分段和连续播种于一体的深浅可调式多功能播种机
CN113854138B (zh) 一种农业种植用无土栽培营养液输送***
CN105594497A (zh) 一种能实现自行浇水施肥的花卉种植盆
CN206402656U (zh) 一种多功能农用机
CN205327747U (zh) 一种家庭花卉盆栽用高精度可调式定时滴灌瓶盖
CN218680910U (zh) 一种用于油茶种植用无土栽培装置
CN207948100U (zh) 一种直播机排种滚轮装置
CN205320531U (zh) 一种圆盘式小籽粒作物精量条播装置
CN108521954B (zh) 一种新型播种装置
KR970005442Y1 (ko) 화분식물용 관수 조절구
CN220571243U (zh) 一种能够控制营养物厚度的花生芽培育装置
CN221241150U (zh) 一种间距可调的滴灌装置
CN216362523U (zh) 一种用于生态环境修复保护的绿化装置
CN220235439U (zh) 一种营养液滴灌装置
CN220606742U (zh) 一种药材幼苗分隔式培育箱
CN108849464A (zh) 一种带有雨水收集器的无土栽培装置
CN216392251U (zh) 一种可控水花盆套

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20141001