NL2001635C2

NL2001635C2 - Rotatie-inrichting voorzien van walsen met verwisselbare hulzen.

Info

Publication number: NL2001635C2
Application number: NL2001635A
Authority: NL
Inventors: Jean Henry Robert Madern
Original assignee: Madern Internat B V
Priority date: 2008-05-29
Filing date: 2008-05-29
Publication date: 2009-12-01

Description

Rotatie-inrichting voorzien van walsen met verwisselbare hulzen

De uitvinding heeft betrekking op een rotatie-inrichting, omvattende een gestel, een paar draaibaar in het gestel ondersteunde walsen die onderling een kneep insluiten 5 alsmede aandrijfiniddelen voor het in tegengestelde rotatierichting aandrijven van de walsen, van welke walsen tenminste een wals een oppervlaktestructuur bezit met verhogingen en/of verdiepingen in verband met het aanbrengen van sneden en/of een reliëf in een door de kneep te voeren velvormig materiaal, waarbij tenminste een wals een walslichaam, een het walslichaam omgevende verwisselbare huls, tenminste een 10 kanaal alsmede tenminste een in omtreksrichting rondlopende kamer in verbinding met een kanaal omvat, via welk kanaal een ten opzichte van de atmosferische druk onder overdruk verkerend medium aan de kamer toevoerbaar is zodanig dat de huls door expansie van de kamer vastzetbaar is op het walslichaam.

Een dergelijke rotatie-inrichting is bekend uit de Europese octrooiaanvrage 15 1.721.742. Deze bekende rotatie-inrichting kan worden toegepast voor het aanbrengen van reliëfs op een baan materiaal, zoals karton, papier en dergelijke. In het walslichaam is een zuiger aanwezig, die door middel van een spindel kan worden verschoven in een kanaal. Afhankelijk van de positie van de zuiger wordt op de kamer een druk uitgeoefend die het oppervlak van het walslichaam zodanig doet expanderen dat een 20 daarop vooraf opgeschoven huls wordt vastgeklemd. In die toestand kunnen de gewenste bewerkingen worden uitgevoerd. Andersom kunnen, door het op geschikte wijze bedienen van de spindel zodanig dat de zuiger teruggetrokken wordt, de druk zodanig worden verlaagd dat het oppervlak van het walslichaam in diameter afneemt. Vervolgens kan de huls van het walslichaam worden af geschoven, en eventueel 25 vervangen worden door een andere huls.

De betreffende kamer die wordt toegepast bij de wals volgens de stand van de techniek heeft een langsafmeting die ongeveer gelijk is aan de langsafmeting van de wals. Deze kamer heeft daardoor grote afmetingen, hetgeen betekent dat het uitwendig oppervlak van het walslichaam vooral in het midden tussen beide uiteinden van de wals 30 minder goed is ondersteund. Dit betekent dat ook de op dat uitwendig oppervlak van het walslichaam geschoven huls te wensen overlaat. Het doel van de uitvinding is daarom een rotatie-inrichting van het in de aanhef genoemde type te verschaffen dat een betere ondersteuning biedt voor de huls. Dat doel wordt bereikt doordat meerdere kamers (23,24) verdeeld zijn in de langsrichting van de wals.

2

Doordat de kamers bij de rotatie-inrichting volgens de uitvinding kleine afmetingen hebben, kunnen deze de huls op regelmatige afstanden in de langsrichting van het walslichaam stabiel ondersteund. Dit is van belang indien de op de wals uitgeoefende krachten hoog zijn, zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij het 5 aanbrengen van een geprononceerde reliëfs, rillijnen maar vooral bij het aanbrengen van sneden in het velvormig materiaal.

Bij voorkeur zijn de kamers verbonden met een en hetzelfde kanaal, zodanig dat deze op identieke wijze geëxpandeerd kunnen worden. Het is echter ook mogelijk om de kamers elk door een aparte leiding te voeden met het onder druk staande medium, 10 waarbij het ook mogelijk is om in de ene kamer een druk op te wekken die anders is dan de druk in de andere kamer. Het aantal kamers kan worden gevarieerd, afhankelijk van de gewenste vasthoudwerking. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn in dat verband tenminste drie kamers voorzien.

De huls kan een in langsrichting gezien uniforme dwarsdoorsnede hebben; 15 volgens een alternatieve uitvoering kan de huls nabij de axiale eindgedeelten een dikte hebben die groter is dan de dikte van het tussen die eindgedeelten zich bevindende middengedeelte. Dat kan bijvoorbeeld worden bereikt doordat de eindgedeelten van de huls een wanddikte bezitten die groter is dan de wanddikte van het middengedeelte van de huls.Verder kan daarbij zijn voorzien dat elk eindgedeelte in radiale richting 20 uitsteekt ten opzichte van het middengedeelte van de huls. Die eindgedeelten kunnen dan elk een loopring vormen door middel waarvan de walsen over elkaar afrolbaar zijn.

De huls kan ter plaatse van de overgang tussen elk eindgedeelte en het middengedeelte een in omtreksrichting zich uitstrekkende insnoering bezitten. In dat geval kan het relatief flexibele middengedeelte de gewenste vervorming ondergaan 25 terwijl de eindgedeelten relatief stijf zijn.

Het walslichaam kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Het kan bijvoorbeeld inwendige expansiekamers bezitten. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het walslichaam een drager alsmede de drager omgevende expansiebussen die elk een kamer begrenzen. Deze expansiebussen 30 kunnen radiaal uitsteken ten opzichte van het uitwendig oppervlak van de drager, of verzonken zijn in de drager. Het uitwendig oppervlak van de drager kan in wezen cilindrisch zijn. Door de drager kan zich tenminste een kanaal uitstrekken, welk kanaal kan uitmonden op een kopvlak van de drager. In verband met het handhaven van een 3 ingestelde druk in het medium dat zich in het kanaal en de bijbehorende kamer of kamer bevindt, kan het kanaal zijn voorzien van een afsluiter. Als alternatief kunnen de kanalen via een koppeling zijn verbonden met een regelinrichting, zodanig dat ook tijdens bedrijf van de rotatie-inrichting de druk ingesteld kan worden zodanig dat de 5 huls op de gewenste wijze wordt vastgehouden. De walsen kunnen identiek zijn al of niet met uitzondering van de oppervlaktestructuren van de hulzen daarvan. Zo kunnen de hulzen oppervlaktestructuren bezitten zoals groeven en richels voor het aanbrengen van rillen in een baan materiaal. In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de hulzen oppervlaktestructuren bezitten zoals snij organen voor het aanbrengen van de sneden in 10 een baan materiaal.

De walsen kunnen aan him axiale einden elk konusvormige uitsparingen bezitten, waarbij de aandrijfmiddelen dan zijn voorzien van aandrijfkonussen welke volgens de hartlijn van de walsen naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, welke aandrijfkonussen klemmend zijn opgenomen in telkens een konusvormige uitsparing.

15 De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het bedrijven van de hiervoor beschreven inrichting, omvattende de stappen van: -het via een kanaal in verbinding brengen van tenminste een der kamers met een bron van een onder overdruk verkerend medium, -het in radiale richting doen uitzetten van het walslichaam onder invloed van het 20 toevoeren van het onder overdruk verkerende medium aan die kamer, -het als gevolg van de radiale uitzetting van het walslichaam klemmen daarvan tegen het inwendig oppervlak van de huls.

Tevens betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een wals zoals hiervoor beschreven, omvattende de stappen van: 25 -het verschaffen van een wals met een huls waarvan het oppervlak bestemd is om bewerkt te worden, -het toevoeren van een onder overdruk verkerend medium aan de kamers, -het handhaven van de overdruk in die kamers, -het bewerken van het oppervlak van de huls terwijl de overdruk in de kamers 30 wordt gehandhaafd.

Deze werkwijze kan verder de stappen omvatten van: -het inspannen van de wals in een draaibank of slijpbank, 4 -het bewerken van het oppervlak van de huls van de wals met een snijbeitel of slijpsteen.

Verder kan de stap zijn voorzien van het aanbrengen van een oppervlaktestructuur op het met de snijbeitel of slijpsteen bewerkte oppervlak van de 5 huls.

De uitvinding betreft verder een werkwijze voor het vervaardigen van een van expansiebussen voorzien walslichaam. Deze werkwijze omvat de stappen van: -het verschaffen van een walslichaam dat een drager alsmede de drager omgevende expansiebussen omvat, welke expansiebussen elk een kamer begrenzen, 10 -het toevoeren van een medium onder overdruk aan die kamers zodanig dat het uitwendig oppervlak van de expansiebussen een uitgezette vorm verkrijgt, -het bewerken van het uitwendig oppervlak van de expansiebussen onder handhaving van de overdruk in de kamers.

Het walslichaam kan daarbij worden ingespannen in een draaibank of snijbank, 15 zodanig dat het uitwendig oppervlak van expansiebussen wordt bewerkt met een snijbeitel of slijpsteen. Het gevolg daarvan is dat het onder invloed van de inwendige overdruk enigszins een bol staande oppervlak van de expansiebussen in een min of meer cilindrische vorm gebracht wordt. Het voordeel van een dergelijke vorm is dat, na het opschuiven van de huls op het walslichaam, de expansiebussen in geëxpandeerde 20 toestand met hun dan in wezen cilindrische oppervlak over een groot vlak contact maken met het inwendig oppervlak van de huls, waardoor een goede bevestiging mogelijk is.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

25 Figuur 1 toont een zijaanzicht van een rotatie-inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een axiale doorsnede volgens Π-Π van Figuur 6 door een wals van de rotatie-inrichting volgens de uitvinding.

Figuur 3 toont een axiale doorsnede door een huls van de wals volgens Figuur 2.

Figuur 4 toont een axiale doorsnede volgens IV-IV van Figuur 6 door een 30 walslichaam van de wals volgens Figuur 2.

Figuur 5 toont een uiteengenomen aanzicht van de huls en het walslichaam in perspectief in doorsnede volgens Π-Π van figuur 6.

Figuur 6 toont het kopaanzicht volgens VI van figuur 2.

5

De in Figuur 1 weergegeven in rotatie-inrichting volgens een eerste variant van de uitvinding omvat een gestel 1 bestaande uit de grondplaat 2, kolommen 3 en de dwarsbalk 4 op de bovenzijde van de kolommen 3. In het gestel 1 is een tweetal walsen 5,6 opgehangen in de lagerblokken 7. De lagerblokken 7 dragen daartoe 5 aandrijfkonussen 30, die klemmend zijn opgenomen in overeenkomstig gevormde konische uitsparingen 20 aan beide einden van de walsen 5, 6. De onderlinge afstand van de walsen 5,6 is zodanig gekozen dat daartussen een kneep 8 is bepaald. Bij deze variant kan de algemene grootte van de kneep 8 kan worden ingesteld door de instelmiddelen 9, die de onderlinge positie van de lagerblokken 7 bepalen. Verder zijn 10 aandrijvingen 10 aangebracht door middel waarvan de walsen 5, 6 in tegengestelde draairichting op gelijke snelheid roteerbaar zijn Bij een tweede variant hangt de grootte van de kneep 8 af van de loopringen 17 aan beide uiteinden van de walsen, welke loopringen over elkaar afrollen.

De oppervlakken van de walsen 5,6 bezitten oppervlaktestructuren 11,12 die 15 bijvoorbeeld kunnen bestaan uit ribbels en groeven in verband met het aanbrengen van rillen in een baan materiaal die door de kneep 8 wordt gevoerd, zoals een baan karton of een plano, vel en dergelijke. Ook kunnen de oppervlaktestructuren 11,12 snijorganen bezitten voor het aanbrengen van de sneden in een dergelijke baan.

De in Figuur 2 weergegeven wals 5 bezit een walslichaam 13, dat een uitwendig 20 oppervlak 14 bezit. Verder bezit de wals 5 een huls 15 met een cilindrisch inwendig oppervlak 16. Op het uitwendig oppervlak van de huls 15 zijn de hiervoor genoemde oppervlaktestructuren 11,12 aangebracht. De axiale einden van de huls 15 zijn uitgevoerd als loopringen 17 waarvan de uitwendige diameter groter is dan de uitwendige diameter van het middengedeelte 18 van de huls 15, dat zich uitstrekt tussen 25 de loopringen 17. Door middel van deze loopringen 17 kunnen de walsen 5, 6 ten opzichte van elkaar afrollen, zodanig dat een zekere kneep overblijft tussen de middengedeelten 18 van de walsen 5,6.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bestaat het walslichaam 13 uit de drager 19, die een in wezen cilindrisch uitwendig oppervlak 14 bezit, alsmede uit de 30 expansiebussen 21,22 op het uitwendige van de drager 19. De zich aan de uiteinden van de drager bevindende expansiebussen 21 bepalen de in omtreksrichting uitstrekkende kamers 23, die de loopringen 17 overlappen. De zich in het middengebied van de drager 19 bevindende expansiebussen 22 bepalen een vijftal 6 kamers 24 die zich eveneens in omtreksrichting uitstrekken. Verder zijn in de drager 19 kanalen 25 aangebracht (zie figuren 2 en 5) die uitmonden in de openingen 27 op het kopvlak 26 van de drager 19. Deze kanalen 25 staan via de radiale openingen 29 in verbinding met de kamers 23 in de zich aan de uiteinden van de drager 19 bevindende 5 expansiebussen 21. Daarnaast zijn in de drager 19 kanalen 30 aangebracht (zie figuur 4), die via de radiale openingen 31 in verbinding staan met de kamers 24 die zich in de expansiebussen 22 in het middengebied van de drager 19 bevinden. De kanalen 30 monden in de openingen 32 uit op het kopvlak 26 van de drager 19.

In bedrijf wordt aan de openingen 27 een onder overdruk staand fluïdum, zoals 10 olie, toegevoerd aan de kanalen 25. Daardoor wordt de expansiebus 21 door de kamers 23 stevig aangedrukt tegen het inwendig oppervlak van de huls 15, in het bijzonder ter hoogte van de loopringen 17 daarvan. Aldus wordt de huls 18 stevig gefixeerd ten opzichte van het walslichaam 13, in het bijzonder ten opzichte van de expansiebus 21 daarvan.

15 Via de kanalen 30 kan verder een onder overdruk staand fluïdum worden toegevoerd aan de kamers 24 in de expansiebussen 22 in het middengebied van de drager 19. Voor elke regelkamer 24 apart een bijbehorend kanaal zijn voorzien dat uitmondt op het kopvlak 26. Noodzakelijk is dat niet: aan alle kamers kan ook onder dezelfde overdruk in verband met het fixeren van de huls.

20 Ter hoogte van de overgang tussen de loopringen 17 en het middengedeelte 18 van de huls zijn verder insnoeringen 28 aanwezig. Deze insnoeringen 28 maken het mogelijk om het middengedeelte 18 van de huls 15 in diameter aan te passen, ondanks het stijve karakter van de loopringen 17 van de huls 15.

Hoewel in het voorgaande sprake is van walsen met loopringen, kan het regelen 25 van de grootte van de kneep ook worden uitgevoerd bij walsen die niet door middel van de loopringen op elkaar afrollen, zoals getoond in Figuur 1. Bij dergelijke walsen wordt de algemene grootte van de kneep 8 ingesteld door de aparte instelmiddelen 9.

Hoewel in het voorgaande de expansiebussen 21, 22 uitsteken ten opzichte van de buitenzijde van de drager 19, kunnen deze ook zijn verzonken in het oppervlak van de 30 drager. Het uitwendig oppervlak van de drager is in dat geval glad.

7

Lijst van verwijzingstekens 1. Gestel 2. Grondplaat 3. Kolom 5 4. Dwarsbalk 5. Wals 6. Wals 7. Lagerblokken 8. Kneep 10 9. Instelmiddelen 10. Aandrijving 11. Oppervlaktestructuur 12. Oppervlaktestructuur 13. Walslichaam 15 14. Uitwendig oppervlak drager 19 15. Huls 16. Inwendig oppervlak huls 17. Loopring 18. Middengedeelte wals 20 19. Drager walslichaam 20. Conische uitsparing walslichaam 21. Expansiebus aan eind drager 22. Expansiebus in het midden van drager 23. Kamer van expansiebus 21 25 24. Kamer van expansiebus 22 25. Kanaal kamer 23 26. Kopvlak drager 27. Opening kanaal 25 op kopvlak 28. Insnoering 30 29. Radiale opening kamer 23 30. Kanaal kamer 24 31. Radiale opening kamer 24 32. Opening kanaal 30 op kopvlak

Claims

1. Rotatie-inrichting, omvattende een gestel (1), een paar draaibaar in het gestel ondersteunde walsen (5, 6) die onderling een kneep (8) insluiten alsmede 5 aandrijfimiddelen (10) voor het in tegengestelde rotatierichting aandrijven van de walsen (5, 6), van welke walsen tenminste een wals een oppervlaktestructuur (11,12) bezit met verhogingen en/of verdiepingen in verband met het aanbrengen van sneden en/of een reliëf in een door de kneep te voeren velvormig materiaal, waarbij tenminste een wals een walslichaam (13), een het walslichaam (13) omgevende verwisselbare 10 huls (15), tenminste een kanaal (25, 30) alsmede tenminste een in omtreksrichting rondlopende kamer (23,24) in verbinding met een kanaal (25, 30) omvat, via welk kanaal (25, 30) een ten opzichte van de atmosferische druk onder overdruk verkerend medium aan de kamer (23,24) toevoerbaar is zodanig dat de huls (15) door expansie van de kamer (23, 24) vastzetbaar is op het walslichaam (13), met het kenmerk dat 15 meerdere kamers (23, 24) verdeeld zijn in de langsrichting van de wals.

2. Rotatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de kamers zijn verbonden met een en hetzelfde kanaal (25,30)

3. Rotatie-inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij tenminste drie kamers (23, 24. zijn voorzien.

4. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij tenminste twee kamers (23,24) in verbinding zijn met een respectievelijke van twee kanalen (25, 30), zodanig dat de 25 kamers (23, 24) onafhankelijk van elkaar bedienbaar zijn met het onder overdruk verkerende medium.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de huls (15) nabij de axiale eindgedeelten (17) een dikte heeft die groter is dan de dikte van het tussen die 30 eindgedeelten (17) zich bevindende middengedeelte (18).

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de eindgedeelten (17) zich nabij de axiale einden van de wals (5, 6) bevindende kamers (23) overlappen.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de eindgedeelten (17) van de huls (15) een wanddikte bezitten die groter is dan de wanddikte van het middengedeelte (18) van de huls (15). 5

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de huls (15) ter plaatse van de overgang tussen elk eindgedeelte (17) en het middengedeelte (18) een in omtreksrichting zich uitstrekkende insnoering (28) bezit.

9. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, waarbij elk eindgedeelte (17) in radiale richting uitsteekt ten opzichte van het middengedeelte (18) van de huls (15).

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de eindgedeelten een loopring (17) vormen door middel waarvan de walsen (5,6) over elkaar afrolbaar zijn. 15

11. Inrichting volgens een der conclusies 5-10, waarbij de axiale afmeting van de zich nabij de axiale einden van de wals (5, 6) bevindende kamers (23) kleiner is dan de axiale afmeting van de andere kamers (24).

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het walslichaam (13) een drager (19) alsmede de drager (19) omgevende expansiebussen (21, 22) omvat, welke expansiebussen (21, 22) elk een kamer (23, 24) begrenzen.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de expansiebussen (21, 22) radiaal 25 uitsteken ten opzichte van het uitwendig oppervlak (14) van de drager (19).

14. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de expansiebussen zijn verzonken in het uitwendig oppervlak van de drager (19).

15. Inrichting volgens een der conclusies 12-14, waarbij aan beide axiale einden van de wals (5,6) een expansiebus (21) is voorzien.

16. Inrichting volgens een der conclusies 12-15, waarbij het uitwendig oppervlak (14) van de drager (19) in wezen cilindrisch is.

17. Inrichting volgens een der conclusies 12-16, waarbij tenminste een kanaal 5 (25, 30) is voorzien in de drager (19).

18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij tenminste een kanaal (25, 30) zich uitstrekt door het inwendige van de drager (19).

19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, waarbij elk kanaal (25, 30) uitmondt op een kopvlak (26) van de drager (19).

20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elk kanaal (25, 30) voorzien is van een afsluiter. 15

21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,waarbij de walsen (5, 6) identiek zijn al of niet met uitzondering van de oppervlaktestructuren (11,12) van de hulzen (15) daarvan.

22. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies waarbij de hulzen (15) oppervlaktestructuren (11, 12) bezitten zoals groeven en richels voor het aanbrengen van rillen in een baan materiaal.

23. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de hulzen (15) 25 oppervlaktestructuren (11,12) bezitten zoals snijorganen voor het aanbrengen van de sneden in een baan materiaal.

24. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij instelmiddelen (7) zijn voorzien voor het instellen van de hartafstand van de walsen (5, 6). 30

25. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de walsen (5, 6) aan hun axiale einden elk konusvormige uitsparingen (29) bezitten, en de aandrijfiniddelen zijn voorzien van aandrijfkonussen (30) welke volgens de hartlijn van de walsen (5, 6) naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn, welke aandrijfkonussen (30) klemmend zijn opgenomen in telkens een konusvormige uitsparing (29).

26. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kamers (23, 24) respectievelijk expansiebussen (21, 22) zich in omtreksrichting van de wals uitstrekken.

27. Werkwijze voor het bedrijven van een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: 10 -het via een kanaal in verbinding brengen van tenminste een der kamers met een bron van een onder overdruk verkerend medium, -het in radiale richting doen uitzetten van het walslichaam onder invloed van het toevoeren van het onder overdruk verkerende medium aan die kamer, -het als gevolg van de radiale uitzetting van het walslichaam klemmen daarvan 15 tegen het inwendig oppervlak van de huls.

28. Werkwijze voor het vervaardigen van een wals voor de inrichting volgens een der conclusies 1- 26, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een wals (5, 6) met een huls (15) waarvan het oppervlak 20 bestemd is om bewerkt te worden, -het toevoeren van een onder overdruk verkerend medium aan de kamers (23, 24), -het handhaven van de overdruk in die kamers (23, 24), -het bewerken van het oppervlak van de huls (15) terwijl de overdruk in de 25 kamers (23, 24) wordt gehandhaafd.

29. Werkwijze volgens conclusie 28, omvattende de stappen van: -het inspannen van de wals (5,6) in een draaibank of slijpbank, -het bewerken van het oppervlak van de huls (15) van de wals (5, 6) met een 30 snijbeitel of slijpsteen.

30. Werkwijze volgens conclusie 28 of 27, omvattende de stap van het aanbrengen van een oppervlaktestructuur (11,12) op het met de snijbeitel of slijpsteen bewerkte oppervlak van de huls (15).

31. Werkwijze voor het vervaardigen van een walslichaam volgens een der conclusies 12-19, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een walslichaam (13) dat een drager (19) alsmede de drager (19) omgevende expansiebussen (21,22) omvat, welke expansiebussen (21, 22) elk een kamer (23, 24) begrenzen, 10 -het toevoeren van een medium onder overdruk aan die kamers (23, 24) zodanig dat het uitwendig oppervlak van de expansiebussen (21, 22) een uitgezette vorm verkrijgt, -het bewerken van het uitwendig oppervlak van de expansiebussen (21, 22) onder handhaving van de overdruk in de kamers (23, 24). 15

32. Werkwijze volgens conclusie 31, omvattende de stappen van: -het inspannen van het walslichaam (13) in een draaibank of slijpbank, -het bewerken van het oppervlak van de expansiebussen (21, 22) van het walslichaam (13) met een snijbeitel of slijpsteen.