NL2001604C2

NL2001604C2 - Bandenbouwtrommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band.

Info

Publication number: NL2001604C2
Application number: NL2001604A
Authority: NL
Inventors: Antonie Slots; Gerrit Mulder; Martin De Graaf
Original assignee: Vmi Epe Holland
Priority date: 2008-05-22
Filing date: 2008-05-22
Publication date: 2009-11-24
Also published as: RU2472622C2; JP5323929B2; CN102036810B; WO2009142482A1; TWI438079B; BRPI0913100B1; JP2011520662A; EP2293927A1; CN102036810A; BRPI0913100A2; RU2010152352A; KR101442887B1; EP2293927B1; KR20110015560A; TW201006665A

Description

Nr. NLP183168A

Bandenbouwtrommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een bandenbouw-trommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band met 5 bandcomponenten van rubber, waarbij de bandenbouwtrommel een centrale trommelas en twee althans nagenoeg in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte van het midden van de banden-bouwtrommel en om de trommelas aangebrachte trommelhelften omvat.

10 Een dergelijke bandenbouwtrommel is bekend uit EP-

Bl-1.439.054. Deze bekende bandenbouwtrommel omvat een basisspindel voor de omvouweenheden, om welke basisspindel coaxiaal een holle tweede spindel voor de hielringkern-klemeenheden is aangebracht. De basisspindel is met behulp 15 van een schakelbare koppeling koppelbaar aan de holle tweede spindel, zodat de beide spindels aan elkaar (voor verplaatsing van de gehele trommelhelft) en los van elkaar te koppelen zijn. Hoewel deze bekende bandenbouwtrommel door gebruik van in het bijzonder de basisspindel een 20 aanzienlijke verbetering met betrekking tot het synchroon heffen van de twee omvouwarmeenheden verschaft ten opzichte van andere bandenbouwtrommels waar gebruik wordt gemaakt van een pneumatische aandrijving voor de omvouwarmdraaglichamen, 2 heeft de bekende bandenbouwtrommel enkele nadelen. Zo vormt de schakelbare koppeling niet alleen een relatief duur en gecompliceerd aanvullend onderdeel, maar is deze schakelbare koppeling in geval van storing moeilijk te repareren. Verder 5 is de bandenbouwtrommel door gebruik van de twee coaxiale spindels relatief lang en omvangrijk.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

10 Het is onder meer een doel van de uitvinding een bandenbouwtrommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band te verschaffen die onderhoudsvriendelijker is en die compacter kan worden uitgevoerd.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een 15 bandenbouwtrommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band van de in de aanhef genoemde soort gekenmerkt doordat in de trommelas één spindel met schroefdraad is aangebracht, waarbij de schroefdraad aan weerszijden van het midden van de bandenbouwtrommel een even grootte spoed maar een 20 tegengestelde richting heeft, waarbij op de spindel aan weerszijden van het midden van de bandenbouwtrommel telkens een meeneemmoer is aangebracht, waarbij elke meeneemmoer via een verbindingsdeel vast verbonden is met de betreffende trommelhelft, waarbij de trommelas voorzien is van een 25 trommelassleuf voor het opnemen van het verbindingsdeel, waarbij de beide trommelhelften in axiale richting van de bandenbouwtrommel verplaatsbaar zijn, waarbij elke trommelhelft een omvouwarmeenheid met omvouwarmen omvat, die zwenkbaar met de betreffende trommelhelft verbonden zijn, 30 waarbij de omvouwarmeenheid in axiale richting van de bandenbouwtrommel verplaatsbaar is, waarbij elke trommelhelft verder een hielringkernklemeenheid omvat, bestemd voor het ondersteunen en klemmen van een hielringkern, waarbij de hielringkernklemeenheid aangebracht is op een cilindervormig 35 deel dat om de trommelas is aangebracht, waarbij het cilindervormige deel is voorzien van een cilindersleuf voor het opnemen van het verbindingsdeel en van een 3 borgmechanisme, waarbij het borgmechanisme in en uit aangrijping brengbaar is met de trommelas, waarbij bij aangrijping van het borgmechanisme in de trommelas de omvouwarmeenheid in axiale richting van de bandenbouwtrommel 5 ten opzichte van het cilindervormige deel verplaatsbaar is. Door gebruik van het borgmechanisme is het enerzijds (in de stand waarin het borgmechanisme uit aangrijping met de trommelas is) mogelijk de gehele trommelhelft axiaal te bewegen, en anderzijds (in de stand waarin het borgmecha-10 nisme in aangrijping met de trommelas is) mogelijk de omvouwarmeenheid axiaal ten opzichte van het cilindervormige deel te bewegen. Hierdoor is voor de bediening van de hielringkernklemeenheid en de bediening van de omvouwarmeenheid slechts één spindel nodig, waardoor de banden-15 bouwtrommel onderhoudsvriendelijker en compacter kan worden uitgevoerd.

In een uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding omvat dat het borgmechanisme een pneumatisch activeerbaar zuigerdeel omvat, welk zuigerdeel 20 voorzien is van een zuigerdeelvertanding, waarbij de trommelas voorzien is van een trommelasvertanding, waarbij de zuigerdeelvertanding in aangrijping met de trommelasvertanding brengbaar is. Hierdoor is het mogelijk op een nauwkeurige wijze een aangrijping van het borgmechanisme en de 25 trommels te realiseren.

Wanneer het borgmechanisme ten opzichte van de cilindersleuf in omtreksrichting verschoven geplaatst is, kan de trommelhelft constructief relatief eenvoudig uitgevoerd worden.

30 In een uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding bevat het cilindervormige deel een zuigerruimte waarin een zuiger beweegbaar is, welke zuiger vast verbonden is met de omvouwarmeenheid. Hierdoor kan de bediening van de omvouwarmeenheid door de spindel worden 35 ondersteund.

In een voordelige uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding bevat elke trommelhelft een 4 pneumatisch activeerbare eenheid voor het radiaal verplaatsen van de hielringkernklemeenheid.

Een verdere voordelige uitvoering van een banden-bouwtrommel volgens de uitvinding omvat elke trommelhelft 5 een axiaal ten opzichte van het cilindervormige deel verplaatsbaar manteldekdeel, welk manteldekdeel een althans nagenoeg gesloten manteloppervlak vormt ter ondersteuning van rubbercomponenten en aan de omtrek voorzien is van uitsparingen voor het opnemen van de omvouwarmen. Op zich is 10 uit WO-01/68256-A1 een nagenoeg gesloten manteloppervlak ter ondersteuning van rubbercomponenten bekend. Hierin wordt het manteloppervlak echter gevormd door afzonderlijke manteloppervlakdelen die elk beweegbaar op een omvouwarm zijn aangebracht. In rustpositie van de omvouwarmen vormen 15 de manteloppervlakdelen gezamenlijk het nagenoeg gesloten manteloppervlak. Deze bekende uitvoering is echter een relatief complexe en dure uitvoering. Volgens de uitvinding wordt het manteldekdeel gevormd door een relatief eenvoudig en goedkoop te vervaardigen enkel cilindervormig deel. Door 20 axiale beweging van het manteldeel worden de rollen van de omvouwarmen vrijgegeven, waarna de omvouwarmen op grotere afstand van de trommelas bewogen kunnen worden. Dit geeft tevens de mogelijkheid om in een verdere uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding het manteldekdeel te 25 voorzien van een vacuüminrichting voor het op het manteldekdeel vasthouden van rubbercomponenten.

Een constructief relatief eenvoudige uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding wordt gerealiseerd wanneer de hielringkernklemeenheid een schou-30 derdeel omvat ter ondersteuning van een hielkern, welk schouderdeel door een mechanische verbinding mechanisch verbonden is met het manteldekdeel.

In een voordelige uitvoering van een bandenbouwtrommel volgens de uitvinding wordt de spindel door een 35 servomotor aangedreven. In het bijzonder wanneer het borg-mechanisme een zuigerdeel met vertanding omvat, kan de servomotor een positiesignaal aan de bediening van het 5 borgmechanisme afgeven wanneer de correcte positie is bereikt waarop het borgmechanisme geactiveerd dient te worden. Op deze wijze kan een uiterst nauwkeurig functionerende bandenbouwtrommel verkregen worden.

5

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voor-10 beelduitvoering. Getoond wordt in:

Figuur 1 op schematisch wijze een bandenbouwtrommel voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band als deel van een groter bandenbouwsamenstel,

Figuren 2a tot en met 2f op schematische wijze in 15 doorsnede het bovenste deel van één trommelhelft in de verscheidene stadia van het bandenbouwproces, en

Figuren 3a tot en met 3d op schematische wijze in boven- en zijaanzicht een manteldekdeel met een omvouwarm in de positie waarin het manteldekdeel de rol van de omvouwarm 20 bedekt respectievelijk vrijgeeft.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Figuur 1 toont op schematisch wijze een 25 bandenbouwtrommel 1 voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band als deel van een groter bandenbouwsamenstel

In de Figuren 2a tot en met 2f wordt op schematische wijze in doorsnede een deel van de inventieve bandenbouwtrommel 1 getoond voor het bouwen van een ongevulka-30 niseerde band. De bandenbouwtrommel 1 is althans nagenoeg in hoofdzaak assymmetrisch ten opzichte van de longitudinale trommelhartlijn 2 en ten opzichte van het midden 3 (Figuur 1) van de trommel 1. Om deze reden is de weergave van de telkens tegenover gelegen bouwdelen niet in Figuur 2 35 weergegeven.

De bandenbouwtrommel omvat een centrale trommelas 4 en twee althans nagenoeg in hoofdzaak symmetrisch ten 6 opzichte van het midden van de bandenbouwtrommel en om de trommelas aangebrachte trommelhelften 5, 6 (Figuur 1). In de trommelas 4 is één spindel 7 met schroefdraad aangebracht. De schroefdraad heeft aan weerszijden van het midden 3 van 5 de bandenbouwtrommel 1 een even grootte spoed maar een tegengestelde richting. Op de spindel 7 is aan weerszijden van het midden 3 van de bandenbouwtrommel 1 telkens een meeneemmoer 8 (waarvan er slechts één in Figuur 2 is weergegeven) aangebracht, waarbij elke meeneemmoer 8 via een 10 verbindingsdeel 9 vast verbonden is met de betreffende trommelhelft 5 (zoals weergegeven in Figuur 2) . De trommelas 4 is voorzien van een trommelassleuf 10 voor het opnemen van het verbindingsdeel 9. De trommelassleuf 10 heeft een voldoende lengte om de voor de werking van de 15 bandenbouwtrommel nodige axiale beweging van het verbindingsdeel 9 toe te staan. Door aandrijving van de spindel 7 wordt de spindelmoer 8 over de spindel 7 bewogen, waarbij de spindelmoer 8 via het verbindingsdeel 9 de betreffende trommelhelft 5 meeneemt. Aldus zijn de beide trommelhelften 2 0 5, 6 in axiale richting van de bandenbouwtrommel 1 ver plaatsbaar .

De trommelhelft 5 heeft een omvouwarmeenheid 11 met omvouwarmen 12 die aan het vrije uiteinde voorzien zijn van een rol 13. Elke omvouwarm 12 is om een zwenkas 14 25 zwenkbaar met de trommelhelft 5 verbonden zijn. De omvouwarmeenheid 11 is gezamenlijk met de trommelhelft 5 door aandrijving van de spindel 7 in axiale richting van de bandenbouwtrommel 1 verplaatsbaar.

De trommelhelft 5 heeft verder een hielringkern-30 klemeenheid 15 die bestemd is voor het ondersteunen en klemmen van een hielringkern 16. De hielringkernklemeenheid 15 is aangebracht op een cilindervormig deel 17 (slechts gedeeltelijk gearceerd ten behoeve van eenvoud van tekening) dat om de trommelas 4 is aangebracht. Het cilindervormige 35 deel 17 is voorzien van een cilindersleuf 18 voor het opnemen van het verbindingsdeel 9. De cilindersleuf 18 en de trommelassleuf 10 staan met elkaar in communicatie zodat het 7 verbindingsdeel 9 door beide sleuven van de meeneemmoer 8 naar de trommelhelft 5 reikt. Het cilindervormige deel 17 is verder voorzien van een borgmechanisme 19. In het in Figuur 2 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omvat het borgmechanisme 5 19 een pneumatisch activeerbaar zuigerdeel 20, welk zuigerdeel 20 voorzien is van een zuigerdeelvertanding 20a, waarbij de trommelas 4 voorzien is van een trommelasvertanding 21, waarbij de zuigerdeelvertanding in aangrijping met de trommelasvertanding brengbaar is.

10 Teneinde meer constructieve vrijheid te verkrijgen is het voordelig het borgmechanisme ten opzichte van de cilindersleuf in omtreksrichting verschoven te plaatsen, hoewel voor eenvoud van tekening in Figuur 2 de uitvoering weergegeven is waarin de sleuf en het borgmechanisme in één 15 vlak liggen.

Wanneer het borgmechanisme 19 in aangrijping met de trommelas 4 gebracht is, is de omvouwarmeenheid 11 in axiale richting van de bandenbouwtrommel 1 ten opzichte van het cilindervormige deel 17 (en dus ten opzichte van de 20 hielringkernklemeenheid 15) verplaatsbaar. Hierdoor worden de omvouwarmen 12 wanneer het borgmechanisme 19 in aangrijping met de trommelas 4 is, bij bediening van de spindel 7, om de zwenkas 14 omhoog gezwenkt, zoals schematisch in Figuur 2f weergegeven is. Wanneer het borgmechanisme uit 25 aangrijping is, zorgt bediening van de spindel voor beweging van de trommelhelft in zijn geheel.

Voor specifieke (met name relatief zware) bandcom-ponenten 4, is het voordelig wanneer het omhoog zwenken van de omvouwarmen wordt ondersteund. Dit ondersteunen wordt in 30 de weergegeven uitvoering gerealiseerd doordat het cilindervormige deel 17 een zuigerruimte 22 bevat waarin een zuiger 23 beweegbaar is, welke zuiger 23 vast met de omvouwarmeenheid 11 verbonden is. Door aan druk P2 (Figuur 2f) op de zuiger 23 aan te leggen, wordt het omhoog zwenken 35 van de omvouwarmen 12 door bediening van de spindel 7 ondersteund.

De trommelhelft 5 heeft een (op zich bekende) 8 pneumatisch (aangegeven door P3 in Figuur 2b) activeerbare eenheid 24 voor het radiaal verplaatsen van de hielring-kernklemeenheid 13 voor het klemmen van de hielringkern 16.

De trommelhelft 5 heeft verder een axiaal ten 5 opzichte van het cilindervormige deel 17 verplaatsbaar manteldekdeel 25 (zie ook Figuren 3a tot en met 3d) . Het manteldekdeel 25 vormt een althans nagenoeg gesloten man-teloppervlak ter ondersteuning van rubbercomponenten waaruit de groene band vervaardigd wordt. Het manteldekdeel is aan 10 de omtrek voorzien van uitsparingen 26 (Figuur 3a) voor het opnemen en bij het omhoog zwenken doorlaten van de omvouwarmen 12. In de situatie zoals weergegeven in Figuren 2a en 2b bedekt het manteldekdeel 25 de rollen 13 van de omvouwarmen 12 zodat deze opgesloten liggen binnen het 15 manteldekdeel 25. In de situatie zoals weergegeven in

Figuren 2c tot en met 2f is het manteldekdeel 25 ten op zichte van de rollen 13 naar rechts (zoals gezien in de tekening) bewogen, zodat de rollen 13 niet meer opgesloten zijn en het toegestaan wordt dat de omvouwarmen 12 door de 20 uitsparingen 26 van het manteldekdeel 25 heen omhoog bewogen kunnen worden. Hoewel niet weergegeven in de Figuren is het in een uitvoering van de uitvinding mogelijk dat het manteldekdeel 25 is voorzien van een vacuüminrichting voor het op het manteldekdeel vasthouden van rubbercomponenten, 25 waardoor de vervaardiging van een groene band nauwkeuriger uitgevoerd kan worden. Doordat de armen 12 met rollen 13 omhoog gezwenkt worden, wordt een zijwand 29 (Figuur 2f) om de hielringkern 16 en tegen een gebombeerd karkasdeel 30 aangedrukt.

30 Zoals weergegeven in de Figuren 2a tot en met 2f heeft de hielringkernklemeenheid 15 een (op zich bekend) schouderdeel 27 ter ondersteuning (in de situatie zoals weergegeven in Figuren 2c tot en met 2f) van een hielkern 16. Dit schouderdeel 27 is volgens de uitvinding door een 35 mechanische verbinding 28 mechanisch verbonden met het manteldekdeel 25. Door deze mechanische verbinding 28 vindt het in de ondersteunende stand brengen van het schouderdeel 9 27 en de axiale verplaatsing van het manteldekdeel 25 voor het vrijgeven van de rollen 13 gelijktijdig plaats.

In het bijzonder wanneer de spindels 7 door eigen servomotor wordt aangedreven, kan een uitermate nauwkeurige 5 aandrijving gerealiseerd worden. De servomotor kan tevens gebruikt worden om te garanderen dat beide vertandingen 20a en 21 correct in elkaar grijpen. Daar de configuratie van het borgmechanisme 19 bekend is, en de positie van de trommelhelft 5 ten opzichte van de trommelas 4 als gevolg 10 van de servomotor bekend is, kan de servomotor op de juiste positie een positiesignaal aan de bediening van het borgmechanisme afgeven om ervoor te zorgen dat de aangrijping plaatsvindt.

In het kort wordt hierna de werking van de banden-15 bouwtrommel 1 volgens de uitvinding beschreven aan de hand van de Figuren 2a tot en met 2f. In Figuur 2a is de situatie weergegeven waarin de onderdelen van de trommelhelft 5 zich in rustpositie bevinden. In de situatie van Figuur 2b is door het uit aangrijping zijn van het borgmechanisme 19, 20 2 0 en de trommelas 4 en door drukhandhaving PI in de zuigerruimte 22 de hielringkermklemeenheid 15 gekoppeld aan de omvouwarmeenheid 11. Door rotatie van de spindel 7 kan de gehele trommelhelft 5 axiaal verplaatst worden naar de positie waarin de hielringkern 16 geplaatst kan worden. Na 25 het aanbrengen van de bandcomponenten en de hielringkernen kan de hielringkern 16 geklemd worden door het pneumatisch activeren van de eenheid 24 en zorgt radiale beweging van het segment 31 voor de klemming. In de situatie zoals weergegeven in Figuur 2c wordt het schouderdeel 27 30 geactiveerd door aandrijving van de spindel 7 ondérsteund door pneumatische activering (P4). Tegelijkertijd wordt het manteldekdeel 25 axiaal teruggetrokken. In Figuur 2d wordt de gehele trommelhelft 5 axiaal verplaatst waarbij de rubbercomponenten van het te bouwen product gedeeltelijk 35 worden opgeblazen. In Figuur 2e wordt de situatie getoond waarin het borgmechanisme 19, 20 in aangrijping met de trommelas 4 wordt gebracht. Verdere aandrijving van de 10 spindel 7 en het aanleggen van een druk P2 in de zuigerruimte 22 zorgt ervoor dat de omvouwarmen omhoog en naar het midden 3 van de bouwtrommel 1 toe worden bewogen zodat de zijwand 29 om de hielringkern en tegen het 5 opgeblazen karkas 30 wordt aangedrukt. Hierna kunnen de onderdelen weer in de situatie zoals getoond in Figuur 2a gebracht worden.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te 10 illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding, in het bijzonder zoals gedefinieerd door de bijgaande 15 conclusies.

Claims

1. Bandenbouwtrommel (1) voor het bouwen van een ongevulkaniseerde band met bandcomponenten van rubber, waarbij de bandenbouwtrommel een centrale trommelas (4) en twee althans nagenoeg in hoofdzaak symmetrisch ten opzichte 5 van het midden (3) van de bandenbouwtrommel (1) en om de trommelas (4) aangebrachte trommelhelften (5, 6) omvat, met het kenmerk, dat in de trommelas (4) één spindel (7) met schroefdraad is aangebracht, waarbij de schroefdraad aan weerszijden van het midden (3) van de bandenbouwtrommel (1) 10 een even grootte spoed maar een tegengestelde richting heeft, waarbij op de spindel (7) aan weerszijden van het midden (3) van de bandenbouwtrommel (1) telkens een mee-neemmoer (8) is aangebracht, waarbij elke meeneemmoer (8) via een verbindingsdeel (8) vast verbonden is met de be-15 treffende trommelhelft (5), waarbij de trommelas (4) voorzien is van een trommelassleuf (10) voor het opnemen van het verbindingsdeel (9), waarbij de beide trommelhelften (5, 6) in axiale richting van de bandenbouwtrommel (1) verplaatsbaar zijn, 20 waarbij elke trommelhelft (5, 6) een omvouwarmeenheid (11) met omvouwarmen (12) omvat, die zwenkbaar met de betreffende trommelhelft (5) verbonden zijn, waarbij de omvouwarmeenheid (11) in axiale richting van de bandenbouwtrommel (1) verplaatsbaar is, waarbij elke 25 trommelhelft (5, 6) verder een hielringkernklemeenheid (15) omvat, bestemd voor het ondersteunen en klemmen van een hielringkern (16), waarbij de hielringkernklemeenheid (15) aangebracht is op een cilindervormig deel (17) dat om de trommelas (4) is aangebracht, waarbij het cilindervormige 30 deel (17) is voorzien van een cilindersleuf (18) voor het opnemen van het verbindingsdeel (9) en van een borgmecha- nisme (19), waarbij het borgmechanisme (19) in en uit aangrijping brengbaar is met de trommelas (4), waarbij bij aangrijping van het borgmechanisme (19) in de trommelas (4) de omvouwarmeenheid (11) in axiale richting van de banden-5 bouwtrommel (1) ten opzichte van het cilindervormige deel (17) verplaatsbaar is.

2. Bandenbouwtrommel (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het borgmechanisme (19) een pneumatisch activeerbaar zuigerdeel (20) omvat, welk zuigerdeel (20) 10 voorzien is van een zuigerdeelvertanding (20a), waarbij de trommelas (4) voorzien is van een trommelasvertanding (21), waarbij de zuigerdeelvertanding (20a) in aangrijping met de trommelasvertanding (21) brengbaar is.

3. Bandenbouwtrommel (1) volgens conclusie 1 of 2, 15 met het kenmerk, dat het borgmechanisme (19) ten opzichte van de cilindersleuf (18) in omtreksrichting verschoven geplaatst is.

4. Bandenbouwtrommel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het cilinder- 20 vormige deel (17) een zuigerruimte (22) bevat waarin een zuiger (23) beweegbaar is, welke zuiger (23) vast verbonden is met de omvouwarmeenheid (11).

5. Bandenbouwtrommel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke trommel- 25 helft (5, 6) een pneumatisch activeerbare eenheid (24) bevat voor het radiaal verplaatsen van de hielringkernklemeenheid (15) .

6. Bandenbouwtrommel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke trommel- 30 helft (5, 6) een axiaal ten opzichte van het cilindervormige deel (17) verplaatsbaar manteldekdeel (25) omvat, welke manteldekdeel (25) een althans nagenoeg gesloten manteloppervlak vormt ter ondersteuning van rubbercomponen-ten en aan de omtrek voorzien is van uitsparingen (26) voor 35 het opnemen en doorlaten van de omvouwarmen (12).

7. Bandenbouwtrommel (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het manteldekdeel (25) is voorzien van een vacuüminrichting voor het op het manteldekdeel (25) vasthouden van rubbercomponenten.

8. Bandenbouwtrommel (1) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de hielringkernklemeenheid (15) een 5 schouderdeel (27) omvat ter ondersteuning van een hielkern (16), welk schouderdeel (27) door een mechanische verbinding (28) mechanisch verbonden is met het manteldekdeel (25).

9. Bandenbouwtrommel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spindel (7) 10 door een servomotor wordt aangedreven. -o-o-o-o-o-o-o-o- AS/HZ