NL2001565C2 - Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen. - Google Patents

Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen. Download PDF

Info

Publication number
NL2001565C2
NL2001565C2 NL2001565A NL2001565A NL2001565C2 NL 2001565 C2 NL2001565 C2 NL 2001565C2 NL 2001565 A NL2001565 A NL 2001565A NL 2001565 A NL2001565 A NL 2001565A NL 2001565 C2 NL2001565 C2 NL 2001565C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
building element
building
flange
main surface
channel
Prior art date
Application number
NL2001565A
Other languages
English (en)
Inventor
Mark Vlaar
Original Assignee
Mark Vlaar
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mark Vlaar filed Critical Mark Vlaar
Priority to NL2001565A priority Critical patent/NL2001565C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001565C2 publication Critical patent/NL2001565C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/15Scaffolds primarily resting on the ground essentially comprising special means for supporting or forming platforms; Platforms
    • E04G1/152Platforms made of metal or with metal-supporting frame
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D3/00Roof covering by making use of flat or curved slabs or stiff sheets
    • E04D3/24Roof covering by making use of flat or curved slabs or stiff sheets with special cross-section, e.g. with corrugations on both sides, with ribs, flanges, or the like
    • E04D3/30Roof covering by making use of flat or curved slabs or stiff sheets with special cross-section, e.g. with corrugations on both sides, with ribs, flanges, or the like of metal
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D3/00Roof covering by making use of flat or curved slabs or stiff sheets
    • E04D3/24Roof covering by making use of flat or curved slabs or stiff sheets with special cross-section, e.g. with corrugations on both sides, with ribs, flanges, or the like
    • E04D3/32Roof covering by making use of flat or curved slabs or stiff sheets with special cross-section, e.g. with corrugations on both sides, with ribs, flanges, or the like of plastics, fibrous materials, or asbestos cement
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/15Scaffolds primarily resting on the ground essentially comprising special means for supporting or forming platforms; Platforms
    • E04G1/153Platforms made of plastics, with or without reinforcement
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G5/00Component parts or accessories for scaffolds
    • E04G5/08Scaffold boards or planks
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F2201/00Joining sheets or plates or panels
    • E04F2201/01Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
    • E04F2201/0138Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by moving the sheets, plates or panels perpendicular to the main plane

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Finishing Walls (AREA)

Description

P29263N LOO/ΜΕ
Korte aanduiding: Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een bouwelement, zoals een bouwelement dat wordt gebruikt voor het vormen van een loopoppervlak op een steiger, welk 5 loopoppervlak wordt gevormd door een bouwlichaam dat een aantal onderling gekoppelde bouwelementen in de vorm van planken omvat. Het bouwelement kan ook worden toegepast voor het vormen van een gevel- of dakbekleding die wordt gevormd door een bouwlichaam dat een aantal onderling gekoppelde bouwelementen in de vorm van platen omvat.
Bij werkzaamheden aan een gebouw, in het bijzonder aan de buitenzijde, bij het 10 optrekken of onderhouden daarvan, wordt in de regel gebruik gemaakt van steigers om personen, materiaal en machines op een geschikte hoogte te plaatsen en werkzaam te kunnen doen zijn. Dergelijke steigers omvatten een frame dat is opgebouwd uit onderling gekoppelde buizen. Op verschillende hoogten vormen een aantal buizen ondersteuningen voor platforms (of bouwlichamen) die zijn gevormd door een reeks aan elkaar grenzend 15 geplaatste bouwelementen. Deze bouwelementen, die elk twee tegenover gelegen hoofdoppervlakken, twee tegenover elkaar gelegen zijoppervlakken, en twee tegenover elkaar gelegen kopse oppervlakken omvatten, zijn gewoonlijk van massief hout vervaardigd, en mogelijk langs sommige van de genoemde oppervlakken, zoals de kopse oppervlakken, voorzien van een beschermende versteviging, bijvoorbeeld uitgevoerd als een metalen strip. 20 In de praktijk bestaan of ontstaan tussen aangrenzende bouwelementen kieren of openingen. De bouwelementen kunnen bijvoorbeeld geen perfect rechte zijoppervlakken hebben (hetgeen overigens bijna altijd het geval is, omdat het toegepaste basismateriaal van natuurlijke oorsprong is, en vervormt door uitwendige invloeden zoals (lucht)vochtighëid), waardoor de bouwelementen, hoewel zij tegen elkaar aanliggen, niet over de gehele lengte 25 daarvan met hun zijoppervlakken in contact met elkaar zijn. Ook kunnen aangrenzende bouwelementen niet tegen elkaar, maar ten opzichte van elkaar verschoven liggen als gevolg van een slordige initiële plaatsing of ten gevolge van gebruik van het door de bouwelementen gevormde platform, waarbij de bouwelementen als gevolg van daarop uitgeoefende schuifkrachten zijwaarts ten opzichte van de ondersteunende buizen zijn verplaatst. In deze 30 en andere gevallen is dus sprake van een platform dat doorgaande openingen omvat tussen de bovenzijde en de onderzijde van het platform.
Wanneer een platform van een steiger openingen omvat, ontstaat het probleem dat vanaf het platform via de daarin aanwezige openingen vloeistof, droog stof en andere substanties onder het platform terecht kunnen komen, bijvoorbeeld op een ondergelegen -2- platform, en in het bijzonder op zich aldaar bevindende mensen, materiaal en machines. Voor de betreffende mensen betekent dit een verslechtering van de arbeidsomstandigheden, omdat zij bijvoorbeeld nat kunnen worden, stof kunnen inademen, en dergelijke. Voor de betreffende materialen betekent dit mogelijk een verandering of verslechtering van de 5 eigenschappen daarvan. Voor de betreffende machines betekent dit een mogelijk negatieve invloed op de werking daarvan.
Op het bovengelegen platform kan niet worden voorkomen dat vloeistof, stof of andere substanties door de openingen van het platform geraken, en onder het platform terechtkomen. Zo kan bij het metselen en voegen van muren lokaal specie gemorst worden.
10 Ook kan in het geval van regen het gehele platform of een substantieel deel daarvan onderworpen zijn aan de regen.
Teneinde te voorkomen dat enige substantie vanaf een platform daaronder geraakt, bijvoorbeeld vanaf een bovengelegen platform, via openingen daarin, op een daaronder gelegen platform terechtkomt, kunnen de bouwelementen zijn voorzien van in elkaar 15 grijpende koppelorganen aan de zij oppervlakken daarvan, zoals bijvoorbeeld geopenbaard in DE 20313709 U. De koppelorganen zijn ook in het geval van niet nauwkeurig rechte zijkanten van de bouwelement werkzaam, en voorkomen openingen tussen aan elkaar grenzende bouwelementen. Het platform wordt hiermee een gesloten oppervlak. Aldus kan weliswaar worden voorkomen dat enige substantie tussen de bouwelementen van een platform door 20 naar een plaats onder het platform lekt, maar daarbij ontstaat een nieuw probleem dat de afvoer van vloeistof, zoals (regen)water, van een uit van koppelorganen voorziene bouwelementen opgebouwd, horizontaal liggend platform niet is gewaarborgd. Juist door het platform vloeistofondoorlatend te maken, zal de vloeistof zich in grote hoeveelheden op het platform kunnen verzamelen, waardoor de omstandigheden op dit platform verslechteren, of 25 zelfs onacceptabel of gevaarlijk zijn.
Doel van de uitvinding is het verschaffen van verbeterde omstandigheden op en onder een platform, in het bijzonder wanneer substanties zoals vloeistoffen, bijvoorbeeld water in de vorm van regen, maar niet beperkt daartoe, op het platform terechtkomen.
Dit doel wordt volgens een eerste aspect van de uitvinding bereikt met een 30 bouwelement met twee tegenover elkaar liggende onderling evenwijdige hoofdoppervlakken, twee tegenover elkaar liggende zijoppervlakken, en twee tegenover elkaar liggende kopse oppervlakken. In een uitvoeringsvorm is het bouwelement zodanig vormgegeven, dat het hoofd oppervlak een hoofdoppervlaklengte en een hoofdoppervlakbreedte heeft, waarbij het zijoppervlak een zijoppervlaklengte en een zijoppervlakbreedte heeft, waarbij de 35 hoofdoppervlaklengte in hoofdzaak gelijk aan de zijoppervlaklengte is, en de hoofdoppervlakbreedte groter dan de zijoppervlakbreedte is. Het bouwelement omvat: koppelorganen voor het onderling koppelen van het bouwelement met een aangrenzend -3- bouwelement, welke koppelorganen aan de zijoppervlakken zijn aangebracht; en ten minste twee kanalen die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de hoofdoppervlakken en de zijoppervlakken in het inwendige van de bouwelement uitstrekken, waarbij een eerste hoofdoppervlak via een eerste reeks gaten in verbinding staat met een eerste kanaal, en een 5 tweede hoofdoppervlak via een tweede reeks gaten in verbinding staat met een tweede kanaal dat is gescheiden van het eerste kanaal, en waarbij elk kanaal aan ten minste een van de kopse oppervlakken uitmondt.
In de praktijk van gebruik van het bouwelement als steigerplank zijn meerdere bouwelementen via de koppelorganen daarvan onderling gekoppeld voor het vormen van een 10 bouwlichaam in de vorm van een werkplatform. De hoofdoppervlakken zullen zich in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken, waarbij één van de hoofdoppervlakken van elk bouwelement naar boven is gericht, en het tegenoverliggende hoofdoppervlak van elk bouwelement naar beneden is gericht. Op het naar boven gekeerde hoofdoppervlak terechtkomende vloeistof, zoals (regen)water, vloeit door de zwaartekracht via een of meer 15 zich tussen het naar boven gekeerde hoofdoppervlak en het bijbehorende, in het inwendige van het bouwelement gevormde kanaal bevindende gaten naar het kanaal, en daardoorheen naar een kopse zijde van het bouwelement, waar de vloeistof het bouwelement verlaat. Er blijft derhalve nauwelijks vloeistof op het naar boven gekeerde hoofdoppervlak achter, wat de werkomstandigheden op dit hoofdoppervlak sterk verbetert. De van het naar boven gekeerde 20 hoofdoppervlak afkomstige vloeistof zal het naar beneden gekeerde hoofdoppervlak niet kunnen bereiken, omdat het bij het naar boven gekeerde hoofdoppervlak behorende kanaal niet in verbinding staat met het bij het naar beneden gekeerde hoofdoppervlak behorende kanaal. Voorts zal vloeistof via de koppelorganen naar een kopse zijde van het bouwelement kunnen vloeien. Aldus wordt geheel voorkomen dat op een naar boven gekeerde zijde van 25 het bouwlichaam (gevormd door onderling gekoppelde bouwelementen) terechtkomende vloeistof een zich onder het bouwlichaam bevindend gebied bereikt, zodat in een dergelijk gebied optimale werkomstandigheden kunnen heersen. Elk hoofdoppervlak van elk bouwelement is voorzien van een patroon van gaten dat een effectieve afvoer van vloeistof over de gehele oppervlakte van het hoofdoppervlak waarborgt.
30 In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het bouwelement een ruimte die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de hoofdoppervlakken en de zijoppervlakken in het inwendige van het bouwelement uitstrekt, in welke ruimte een losneembaar inzetstuk is aangebracht dat het eerste en het tweede kanaal bepaalt.
De ruimte is bijvoorbeeld een rechthoekige ruimte, waarbij het inzetstuk in een 35 uitvoeringsvorm een strip kan zijn om de ruimte in twee kanalen te verdelen, welke strip zich bijvoorbeeld in de ruimte uitstrekt vanaf een wand die een zijoppervlak vormt tot een tegenovergelegen wand die een tegenovergelegen zijoppervlak vormt. Eén van deze kanalen -4- kan via een reeks gaten in verbinding staan met een eerste hoofdoppervlak, en het tweede kanaal kan via een reeks gaten in verbinding staan met het tweede, tegenover het eerste hoofdoppervlak liggende hoofdoppervlak. Het inzetstuk kan ook zijn voorzien van ribben of wanden die zorgen voor een mechanische verbinding tussen wanden die de respectieve 5 hoofdoppervlakken vormen, ter versteviging van het bouwelement. Het feit dat het inzetstuk losneembaar is, vergemakkelijkt een onderhoud aan het bouwelement om zich in de loop der tijd in de kanalen verzamelend vuil, zoals specie, te verwijderen. Door het inzetstuk uit de zich in het bouwelement bevindende ruimte te verwijderen, bijvoorbeeld door dit uit de ruimte te schuiven via een kopse zijde van het bouwelement, wordt een uitstekende toegang tot het 10 inzetstuk verkregen, en is bovendien de ruimte in het bouwelement optimaal toegankelijk voor reinigingsmiddelen. Na de reiniging kan het inzetstuk teruggebracht worden in het bouwelement, dat vervolgens weer optimaal functioneert voor de afvoer van vloeistof van elk hoofdoppervlak van het bouwelement naar een kopse zijde daarvan.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding is een 15 dwarsdoorsnede van een gat bij het hoofdoppervlak kleiner dan een dwarsdoorsnede van het gat bij het kanaal.
Een op een dergelijke wijze gevormd gat kan bijvoorbeeld een afgeknot kegelvormige vorm hebben. De relatief kleine dwarsdoorsnede van het gat bij het hoofdoppervlak staat toe dat vloeistof vanaf het hoofdoppervlak door de werking van de zwaartekracht en eventuele 20 andere invloeden in het gat terechtkomt, maar voorkomt dat deeltjes met een dwarsdoorsnede die groter is dan die van het gat, in het gat terechtkomen. Deeltjes met een dwarsdoorsnede die kleiner is dan die van het gat, blijven niet steken in het gat om dit te verstoppen, maar passeren het gat gemakkelijk door de in de passagerichting uitlopende vorm van het gat, om vervolgens in het bijbehorende kanaal te belanden en door de zich 25 daarin bevindende vloeistof meegevoerd te worden naar een kopse zijde van het bouwelement.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding zijn de gaten in een verdiept gelegen deel van het hoofdoppervlak aangebracht.
Het hoofdoppervlak kan bijvoorbeeld zijn voorzien van sleuven die de verdiept gelegen 30 delen van het hoofdoppervlak vormen. Aldus verzamelt op het hoofdoppervlak terechtkomende vloeistof zich in eerste instantie door de werking van de zwaartekracht en eventuele andere invloeden in de verdiept gelegen delen, om van daaruit via de gaten een bijbehorend kanaal te bereiken. Verschillende gaten in een verdiept gelegen deel kunnen in verbinding staan met verschillende kanalen. Daarnaast zorgen de verdiept gelegen delen 35 voor een zekere profilering van het hoofdoppervlak, waardoor voor zich daarop bevindende personen en inrichtingen de grip op het hoofdoppervlak kan toenemen.
-5- ln een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding heeft elk koppelorgaan een in hoofdzaak J-vormige dwarsdoorsnede met een van het zijoppervlak uitstekend lang been, een op het lange been aansluitend dwarsbeen, en een op het dwarsbeen aansluitend kort been.
5 Een koppelorgaan van een eerste bouwelement grijpt aan op een koppelorgaan van een tweede bouwelement voor het onderling koppelen van de twee bouwelementen. Daarbij haakt een koppelorgaan van het eerste bouwelement waarvan het korte been boven het lange been ligt (ook aan te duiden als een onderliggend koppelorgaan) in een koppelorgaan van het tweede bouwelement waarvan het korte been onder het lange been ligt (ook aan te 10 duiden als een bovenliggend koppelorgaan). De J-vormige dwarsdoorsnede maakt het daarbij mogelijk om tussen op elkaar aangrijpende koppelorganen een kanaal met een dwarsdoorsnede van betekenis te vormen, waardoor een effectieve afvoer van vloeistof die tussen bouwelementen op de koppelorganen terechtkomt, is gewaarborgd.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding omvat elk 15 koppelorgaan een langwerpige, door genoemd lang been gedefinieerde eerste flens die zich langs het zijoppervlak uitstrekt; een langwerpige, door genoemd dwarsbeen gedefinieerde tweede flens die aansluit op de eerste flens; en een langwerpige, door genoemd kort been gedefinieerde derde flens die aansluit op de tweede flens.
Met een dergelijk koppelorgaan wordt voorkomen dat vloeistof of andere substanties 20 tussen twee onderling gekoppelde bouwelementen doorlekt om daaronder terecht te komen. Bovendien vormt het samenstel van de eerste, tweede en derde flens een stevig koppelorgaan dat grote dwarskrachten op de bouwelementen (d.w.z. in een richting evenwijdig aan de hoofdoppervlakken en loodrecht op de zijoppervlakken) kan opvangen.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding is de tweede flens 25 aan een van het bouwelement afgekeerde zijde daarvan voorzien van uitsparingen.
De uitsparingen in de tweede flens bieden vloeistof een optimale gelegenheid om een spleet tussen een tweede flens van een bovenliggend koppelorgaan van een eerste bouwelement, en een zijoppervlak van een tweede bouwelement gemakkelijk te passeren om zich in een onderliggend koppelorgaan te verzamelen voor afvoer via een door het 30 bovenliggende koppelorgaan en het onderliggende koppelorgaan gevormde kanaal.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding is de derde flens aan een van de eerste flens afgekeerde zijde daarvan voorzien van uitsparingen.
De uitsparingen in de derde flens bieden vloeistof een optimale gelegenheid om een spleet tussen een derde flens van een bovenliggend koppelorgaan van een eerste 35 bouwelement, en een eerste flens van een onderliggend koppelorgaan van een tweede bouwelement gemakkelijk te passeren om zich in een onderliggend koppelorgaan te -6- verzamelen voor afvoer via een door het bovenliggende koppelorgaan en het onderliggende koppelorgaan gevormde kanaal.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding is de derde flens aan een naar het bouwelement toegekeerde zijde daarvan vormgegeven om tegen een 5 overeenkomstige zijde van een derde flens van een aangrenzend bouwelement te liggen.
Door de derde flens van elk bouwelement op deze wijze uit te voeren bereikt men een relatief grote dwarsdoorsnede van een door de met elkaar gekoppelde koppelorganen gevormd kanaal.
In een uitvoeringsvorm van het bouwelement volgens de uitvinding zijn een eerste 10 koppelorgaan aan een eerste zijoppervlak van het bouwelement en een tweede koppelorgaan aan een tweede zijoppervlak van het bouwelement spiegelbeeldig ten opzichte van een vlak loodrecht op een hoofdoppervlak uitgevoerd.
Zoals gezegd haakt een onderliggend koppelorgaan van een eerste bouwelement in een bovenliggend koppelorgaan van een aangrenzend bouwelement. Daarbij is het voordelig 15 om de koppelorganen van een bouwelement beide als onderliggend (of bovenliggend) uit te voeren. Wanneer men bij het koppelen van twee bouwelementen tot de ontdekking komt dat de koppelorganen van beide bouwelementen onderliggend (of bovenliggend) zijn, behoeft één van de bouwelementen slechts om één as te worden gedraaid om aldus de ligging van de hoofdoppervlakken daarvan te verwisselen, en een koppeling mogelijk te maken, omdat 20 het ene bouwelement dan onderliggende koppelorganen heeft en het aangrenzende bouwelement bovenliggende koppelorganen heeft.
In een uitvoeringsvorm is het bouwelement volgens de uitvinding vervaardigd van kunststof of metaal, in het bijzonder van glasvezelversterkte kunststof of aluminium.
Door het bouwelement te vervaardigen van kunststof of metaal kan de vormvastheid 25 van het bouwelement te waarborgen, en wordt vermeden dat het materiaal van het bouwelement vloeistof opneemt, waardoor het gewicht daarvan op nadelige wijze zou veranderen. Aldus worden dergelijke nadelen van traditionele, van hout vervaardigde bouwelementen vermeden.
Volgens een tweede aspect heeft de heeft de uitvinding betrekking op een 30 samengesteld bouwlichaam, omvattende een aantal onderling gekoppelde bouwelementen volgens de uitvinding. Een dergelijk bouwlichaam kan goedkoop en licht van gewicht worden samengesteld, waarbij een uitstekende afvoer van op een hoofdoppervlak van een bouwelement terechtkomende vloeistof plaatsvindt, zonder dat de vloeistof een gebied onder het bouwlichaam kan bereiken. Een voorbeeld van een bouwlichaam is een (zich in 35 horizontale richting uitstrekkend) steigerplatform. Een ander voorbeeld van een bouwlichaam is een gevel- of dakbekleding, in het bijzonder een dergelijke bekleding die zich in horizontale -7 - richting of onder een hoek van minder dan 90 graden met de verticale richting uitstrekt, maar niet beperkt daartoe.
In het navolgende zullen de technische maatregelen, voordelen en andere aspecten van de bouwelement volgens de uitvinding worden toegelicht aan de hand van niet-5 beperkende uitvoeringsvoorbeelden. In de tekening is:
Figuur 1 een doorsnede-aanzicht in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van een bouwelement volgens de uitvinding in de vorm van een steigerplank; en
Figuur 2 een aanzicht van een deel van kopse oppervlakken van verschillende bouwelementen volgens de uitvinding ter illustratie van een koppeling daartussen.
10 In de verschillende figuren hebben gelijke verwijzingscijfers betrekking op soortgelijke onderdelen of onderdelen met een soortgelijke functie.
Figuur 1 toont een steigerplank 2 met een eerste (uitwendig) hoofdoppervlak 4, een tweede (uitwendig) hoofdoppervlak 6, een eerste (uitwendig) zijoppervlak 8, en een tweede (uitwendig) zijoppervlak 10. De steigerplank 2 heeft voorts een eerste (uitwendig) kops 15 oppervlak en een tweede (uitwendig) kops oppervlak aan tegenover elkaar liggende uiteinden van de steigerplank 2, waarbij beide kopse oppervlakken evenwijdig aan het doorsnedevlak 12 zoals getoond aan in figuur 1 zijn.
In het holle inwendige van de steigerplank 2 zijn kanalen 16a en 16b gevormd, die zich evenwijdig aan een hoofdoppervlak 4, 6 en evenwijdig aan een zijoppervlak 8, 10 uitstrekken. 20 De kanalen 16a, 16b kunnen bijvoorbeeld zijn gevormd door een separate, als inzetstuk bestemde strip 18, bijvoorbeeld voorzien van centrerende uitsteeksels (niet getoond) in het inwendige van de steigerplank 2 te plaatsen. De strip 18 kan anderzijds ook als integraal deel van het bouwelement 2 zijn gevormd. De kanalen 16a, 16b monden uit aan een van de kopse oppervlakken van het bouwelement 2, of aan beide kopse oppervlakken van het 25 bouwelement 2, waar zij in open verbinding met de omgeving staan.
Het bouwelement 2 is aan het eerste hoofdoppervlak 4 en het tweede hoofdoppervlak 6 daarvan voorzien van reeksen (rijen) gaten 20 die een open verbinding vormen tussen een van de hoofdoppervlakken 4, 6 en bijbehorende kanalen 16a resp. 16b. Een kanaal dat via gaten in verbinding staat met een hoofdoppervlak, staat derhalve niet in verbinding met het 30 andere hoofdoppervlak.
De reeksen gaten 20 zijn aangebracht ter plaatse van verdiept gelegen delen (sleuven) 22 van de hoofdoppervlakken 4, 6. De gaten 20 hebben bij het hoofdoppervlak 4, 6 een kleinere dwarsdoorsnede dan bij het bijbehorende kanaal 16a resp. 16b, en lopen dus uit van het hoofdoppervlak 4, 6 naar het bijbehorende kanaal 16a, 16b. De gaten 20 hebben in figuur 35 1 een afgeknotte kegelvorm, maar zij kunnen ook andere uitlopende vormen hebben, of recht (niet uitlopend) zijn.
-8-
Verschillende reeksen gaten 20 kunnen in verbinding staan met verschillende kanalen. In figuur 1 is bij wijze van voorbeeld met een streep-puntlijn 24 schematisch een zigzag-gewijze configuratie van wanden aangeduid, waarmee een reeks gaten 20 behorend bij een sleuf 22 van één van de hoofdoppervlakken 4 of 6 in verbinding staat met één kanaal, en een 5 andere reeks gaten 20 behorend bij een andere sleuf 22 van één van de hoofdoppervlakken 4 of 6 in verbinding staat met een ander kanaal, dat niet in verbinding staat met het eerstgenoemde kanaal. Het zal duidelijk zijn dat nog talloze andere configuraties van het inwendige van het bouwelement 2 toegepast kunnen worden voor het vormen van kanalen daarin, waarbij een kanaal steeds via gaten 20 met slechts één van de hoofdoppervlakken 4, 10 6 van het bouwelement 2 in open verbinding staat. Er is dus sprake van ten minste twee onderling gescheiden kanalen in het inwendige van het bouwelement 2. De wanden in het inwendige van het bouwelement 2 die de kanalen definiëren kunnen deel uitmaken van een losneembaar inzetstuk, om integraal met het bouwelement 2 zijn gevormd.
Aan de zijoppervlakken 8,10 van het bouwelement 2 zijn koppelorganen 30 15 aangebracht voor het onderling koppelen van het bouwelement 2 met ten minste één, en ten hoogste twee aangrenzende bouwelementen 2 via de koppelorganen 30 daarvan. Elk koppelorgaan 30 heeft een in hoofdzaak J-vormige dwarsdoorsnede met een van een zijoppervlak 8, 10 (in de dwarsdoorsnede gezien) uitstekend lang been 32, een op het lange been 32 (in de dwarsdoorsnede gezien) aansluitend dwarsbeen 34, en een op het dwarsbeen 20 34 (in de dwarsdoorsnede gezien) aansluitend kort been 36. Aldus omvat elk koppelorgaan 30 een langwerpige, door genoemd lang been 32 gedefinieerde eerste flens 38 die zich langs een zijoppervlak 8, 10 uitstrekt, een langwerpige, door genoemd dwarsbeen 34 gedefinieerde tweede flens 40 die aansluit op de eerste flens 38, en een langwerpige, door genoemd kort been 36 gedefinieerde derde flens 42 die aansluit op de tweede flens 40. De tweede flens 40 25 is aan een van het bouwelement 2 afgekeerde zijde voorzien van uitsparingen 44. De derde flens 42 is aan een van de eerste flens 38 afgekeerde zijde voorzien van uitsparingen 46. Hoewel in figuur 1 is weergegeven dat de uitsparingen 44 en 46 op elkaar aansluiten, kunnen zij ook versprongen ten opzichte van elkaar zijn aangebracht, bijvoorbeeld gedeeltelijk overlappend.
30 Het koppelorgaan 30 aan een eerste zijoppervlak 8 van het bouwelement 2 en het koppelorgaan 30 aan het tweede zijoppervlak 10 van het bouwelement 2 zijn spiegelbeeldig ten opzichte van een (denkbeeldig) vlak loodrecht op het hoofdoppervlak 4 of 6 uitgevoerd. Met andere woorden: het bouwelement 2 is aan beide zijoppervlakken voorzien van een koppelorgaan 30 waarvan de derde flens 42 zich boven de eerste flens 38 bevindt, of 35 waarvan de derde flens 42 zich onder de eerste flens bevindt. Bij koppeling van een bouwelement 2 met een aangrenzend bouwelement 2 worden een koppelorgaan 30 van een -9- eerste bouwelement 2 (met het hoofdoppervlak 4 boven) en een koppelorgaan 30 van een tweede, aangrenzend bouwelement 2 (met het hoofdoppervlak 4 onder) in elkaar gehaakt.
Het is natuurlijk ook mogelijk, dat de koppelorganen 30 van een bouwelement niet spiegelbeeldig ten opzichte van een vlak loodrecht op het hoofdoppervlak 4 of 6 zijn 5 uitgevoerd, maar spiegelbeeldig ten opzichte van een (denkbeeldige) lijn die evenwijdig aan de hoofdoppervlakken 4, 6 en de zijoppervlakken 8, 10, en centraal in het bouwelement 2 gelegen. Aldus heeft het betreffende bouwelement langs één zijoppervlak daarvan een koppelorgaan 30 waarvan de derde flens 42 zich boven de eerste flens 38 bevindt, en langs het tegenoverliggende zijoppervlak daarvan een koppelorgaan 30 waarvan de derde flens 42 10 zich onder de eerste flens 38 bevindt.
Figuur 2 illustreert een koppeling tussen bouwelementen 60, 62, elk voorzien van een koppelorgaan 30 met een eerste flens 38, een tweede flens 40 die van uitsparingen 44 is voorzien, en een derde flens 42 die van uitsparingen 46 is voorzien. Een zijde van de derde flens 42 die naar een zijoppervlak van het bijbehorende bouwelement 60 is gericht, stoot 15 tegen een overeenkomstige zijde van de derde flens 42 van het andere bouwelement 62. Aldus wordt tussen de koppelorganen 30 een kanaal 64 met een aanzienlijke dwarsdoorsnede gevormd.
Bij gebruik van het bouwelement 2, 60, 62 komt vloeistof, bijvoorbeeld water in de vorm van regen, op een bovenliggend hoofd oppervlak 4 terecht. De vloeistof vloeit naar verdiept 20 gelegen delen (sleuven 22) van het hoofdoppervlak 4, en vervolgens door de gaten 20 in het hoofdopperviak 4 naar het kanaal 16a, dat de vloeistof afvoert naar een kops oppervlak van het bouwelement 2, 60, 62. Ter plaatse van gekoppelde koppelorganen 30 (figuur 2) vloeit de vloeistof via uitsparingen 44 van de flens 40 van een bovenliggend koppelorgaan 30 en via uitsparingen 46 van de flens 42 van het bovenliggende koppelorgaan 30 in het kanaal 64, dat 25 de vloeistof afvoert naar een kops oppervlak van het bouwelement 2, 60, 62.
Het bouwelement 2 met koppelorganen 30 kan door middel van extrusie, co-extrusie, pultrusie of dergelijke fabricagewerkwijzen worden gevormd. Wanden in het inwendige van het bouwelement kunnen als in het inwendige van het bouwelement 2 te schuiven en te fixeren, separaat te produceren inzetstuk worden vervaardigd, of kunnen direct in het primaire 30 proces van fabricage van het bouwelement worden gevormd.
Een aantal onderling gekoppelde bouwelementen 2 vormt een bouwlichaam dat kan dienen als steigerplatform, of ook bijvoorbeeld als gevelbekleding of dakbekleding. Dankzij de gaten in de hoofdoppervlakken van de bouwelementen, waarbij elk van de hoofdoppervlakken via daarin aangebrachte gaten in verbinding staat met een afzonderlijk 35 kanaal, wordt op een hoofdoppervlak terechtkomende vloeistof, zoals water, in het bijzonder regenwater, naar een rand van het bouwlichaam afgevoerd zonder dat dit aan de zijde van het tegenoverliggende hoofdoppervlak terecht kan komen. Ook aan een zijde van het -10- bouwlichaam op de koppelorganen terechtkomend water wordt via een door in elkaar grijpende koppelorganen gevormd kanaal naar een rand van het bouwlichaam afgevoerd zonder dat dit aan een tegenoverliggende zijde van het bouwlichaam terecht kan komen.
Er dient te worden opgemerkt dat de uitvinding in het voorgaande slechts bij wijze van 5 voorbeeld is beschreven, teneinde de deskundige in staat te stellen de uitvinding te begrijpen en na te werken. Er zijn echter vele andere uitvoeringsvormen van uitvinding mogelijk zonder het kader van de uitvinding, zoals gedefinieerd in de conclusies, te verlaten.
10

Claims (12)

1. Bouwelement (2, 60, 62) met twee tegenover elkaar liggende onderling evenwijdige hoofdoppervlakken (4, 6), twee tegenover elkaar liggende zijoppervlakken (8, 10), en twee 5 tegenover elkaar liggende kopse oppervlakken, welke bouwelement omvat: koppelorganen (30) voor het onderling koppelen van het bouwelement met een aangrenzend bouwelement, welke koppelorganen aan de zijoppervlakken zijn aangebracht; en ten minste twee kanalen (16a, 16b) die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de 10 hoofdoppervlakken en de zijoppervlakken in het inwendige van de bouwelement uitstrekken, waarbij een eerste hoofdoppervlak via een eerste reeks gaten (20) in verbinding staat met een eerste kanaal, en een tweede hoofdoppervlak via een tweede reeks gaten in verbinding staat met een tweede kanaal dat is gescheiden van het eerste kanaal, en waarbij elk kanaal aan ten minste een van de kopse oppervlakken uitmondt. 15
2. Bouwelement volgens conclusie 1, waarbij het bouwelement een ruimte omvat die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de hoofdoppervlakken en de zijoppervlakken in het inwendige van het bouwelement uitstrekt, in welke ruimte een losneembaar inzetstuk (18) is aangebracht dat het eerste en het tweede kanaal bepaalt. 20
3. Bouwelement volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een dwarsdoorsnede van een gat bij het hoofdoppervlak kleiner is dan een dwarsdoorsnede van het gat bij het kanaal.
4. Bouwelement volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de gaten in een verdiept gelegen deel (22) van het hoofdoppervlak zijn aangebracht.
5. Bouwelement volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk koppelorgaan een in hoofdzaak J-vormige dwarsdoorsnede heeft met een van het zijoppervlak uitstekend 30 lang been (32), een op het lange been aansluitend dwarsbeen (34), en een op het dwarsbeen aansluitend kort been (36).
6. Bouwelement volgens conclusie 5, waarbij elk koppelorgaan omvat: een langwerpige, door genoemd lang been gedefinieerde eerste flens (38) die zich 35 langs het zijoppervlak uitstrekt; een langwerpige, door genoemd dwarsbeen gedefinieerde tweede flens (40) die aansluit op de eerste flens; en -12- een langwerpige, door genoemd kort been gedefinieerde derde flens (42) die aansluit op de tweede flens.
7. Bouwelement volgens conclusie 6, waarbij de tweede flens aan een van het 5 bouwelement afgekeerde zijde daarvan is voorzien van uitsparingen (44).
8. Bouwelement volgens conclusie 6 of 7, waarbij de derde flens aan een van de eerste flens afgekeerde zijde daarvan is voorzien van uitsparingen (46).
9. Bouwelement volgens een van de conclusies 6-8, waarbij de derde flens aan een naar het bouwelement toegekeerde zijde daarvan is vormgegeven om tegen een overeenkomstige zijde van een derde flens van een aangrenzend bouwelement te liggen.
10. Bouwelement volgens een van de conclusies 5-9, waarbij een eerste koppelorgaan aan 15 een eerste zijoppervlak van het bouwelement en een tweede koppelorgaan aan een tweede zijoppervlak van het bouwelement spiegelbeeldig ten opzichte van een vlak loodrecht op een hoofdoppervlak zijn uitgevoerd.
11. Bouwelement volgens een van de voorgaande conclusies, vervaardigd van kunststof of 20 metaal, in het bijzonder van glasvezelversterkte kunststof of aluminium.
12. Samengesteld bouwlichaam, omvattende een aantal onderling gekoppelde bouwelementen volgens een van de voorgaande conclusies.
NL2001565A 2008-05-08 2008-05-08 Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen. NL2001565C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001565A NL2001565C2 (nl) 2008-05-08 2008-05-08 Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001565A NL2001565C2 (nl) 2008-05-08 2008-05-08 Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen.
NL2001565 2008-05-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001565C2 true NL2001565C2 (nl) 2009-11-11

Family

ID=40193916

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001565A NL2001565C2 (nl) 2008-05-08 2008-05-08 Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001565C2 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6500041A (nl) * 1964-03-25 1965-09-27
GB2180877A (en) * 1985-07-31 1987-04-08 Shimizu Construction Co Ltd Perforated formwork for increasing durability of concrete
US5882136A (en) * 1997-07-18 1999-03-16 Safway Steel Products, Inc. End cap system for scaffolding planks
DE20313709U1 (de) * 2003-09-04 2004-02-12 Ehrmaier, Johann Bodenbelag für Freilandräume
GB2395135A (en) * 2002-11-06 2004-05-19 Malcolm John Dorman Artificial sports surface
DE202006012140U1 (de) * 2006-08-08 2006-10-26 Kehrle, Rolf Modularer, begehbarer Belag für Gerüste

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL6500041A (nl) * 1964-03-25 1965-09-27
GB2180877A (en) * 1985-07-31 1987-04-08 Shimizu Construction Co Ltd Perforated formwork for increasing durability of concrete
US5882136A (en) * 1997-07-18 1999-03-16 Safway Steel Products, Inc. End cap system for scaffolding planks
GB2395135A (en) * 2002-11-06 2004-05-19 Malcolm John Dorman Artificial sports surface
DE20313709U1 (de) * 2003-09-04 2004-02-12 Ehrmaier, Johann Bodenbelag für Freilandräume
DE202006012140U1 (de) * 2006-08-08 2006-10-26 Kehrle, Rolf Modularer, begehbarer Belag für Gerüste

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9995032B2 (en) Linear drain assemblies
US7766174B2 (en) Expandable self-draining footwear rack
JP5269601B2 (ja) タイル床を敷設するシステム、タイル床を敷設する方法、並びにタイル床を修繕する方法
US20200240100A1 (en) Perimeter Drain
NL2001565C2 (nl) Bouwelement, en bouwlichaam samengesteld uit dergelijke bouwelementen.
DK1865117T3 (en) Drain with upright edge
AU2020273318B2 (en) Formwork system and method
JP6910797B2 (ja) 軒先排水構造
KR101685445B1 (ko) 배수 트렌치용 그레이팅
KR101544206B1 (ko) 산책로용 탄성데크 제작방법
US9464509B2 (en) Dripping off mat
KR101018441B1 (ko) 신발 흙 털이 깔판
JP5006072B2 (ja) 水貯留槽用の構造部材
EP3321421B1 (en) A slot drain
JP6279251B2 (ja) 止水構造
NL1032135C1 (nl) Afvoergoot met aansluitmiddelen.
JP4424325B2 (ja) コンクリートブロックの組積構造
JP7193594B2 (ja) インターロッキング舗装レンガアセンブリ
JP6359954B2 (ja) シート保持部材
KR101213401B1 (ko) 옥외형 방수 배기덕트의 배출구
KR102639237B1 (ko) 데크조립체
JP6856186B2 (ja) 水切り
KR20100084801A (ko) 갱폼용 작업발판 및 그 제조방법
NL1031504C2 (nl) Waterafvoerrooster voor een afvoergoot.
NL1041812B1 (nl) Werkwijze om op een ondervloer een vloerlaag met een vooraf bepaalde hellingshoek te creëren, en hulpmiddel voor gebruik in een dergelijke werkwijze.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20111201