NL2001314C2 - Bevestigingsinrichting almede ontgrendel- en plaatsingsgereedschap voor een dergelijke bevestigingsinrichting. - Google Patents

Description

Bevestigingsinrichting almede ontgrendel- en plaatsingsgereedschap voor een dergelijke bevestigingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsinrichting omvattende een buitenste 5 huls, een axiaal beweegbaar in de huls geplaatste kern, een in de huls geplaatst veerorgaan dat enerzijds aangrijpt op de kern en anderzijds aangrijpt op de huls, ten minste een opening in de wand van de huls en een borgorgaan dat radiaal beweegbaar door de opening reikt en aanligt tegen de kern, waarbij de kern aan een bovenzijde van de huls is voorzien van een contactdeel dat kan aangrijpen op een gereedschap voor 10 axiale verplaatsing van de kern tussen een vergrendelstand in welke een grendeldeel van de kern aanligt tegen het borgorgaan en een vrijgavestand in welke een in radiale richting relatief smal vrijgavedeel van de kern tegenover het borgorgaan ligt.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een ontgrendel- en plaatsingsgereedschap 15 voor het aanbrengen en losnemen van de bevestigingsinrichting.

Een dergelijke inrichting en het daarbij behorende ontgrendel- en plaatsingsgereedschap zijn bekend uit Nederlands octrooi NL-A-1 018 734. In dit octrooi wordt een systeem beschreven voor het vastzetten van profielen van 20 bijvoorbeeld stoelen, aan een vloer van een zaal, schouwburg, bioscoop en dergelijke. Hiertoe wordt de vloer voorzien van een bus met een inwendige omtreksgroef. Met een vorkvormig gereedschap wordt de kern aan een verbrede kop uit de huls tegen de veerkracht in omhoog getrokken. Hierdoor komt de kern vrij van kogels van het borgorgaan zodat deze kogels radiaal naar binnen in de huls kunnen worden verplaatst 25 en de huls in de bus kan worden neergelaten. Hierbij wordt een in te klemmen object tussen de ondergrond en een dwars uitstekende eindflens van de huls geplaatst. Na aanbrengen van de bevestigingsinrichting en losnemen van het wigvormig bevestigingsgereedschap, wordt de kern door de veer neerwaarts in de huls geduwd, zodat een verbreed kerndeel aangrijpt op de kogels die door de wand van de huls 30 radiaal naar buiten toe worden verplaatst. Hierbij vallen de kogels in de inwendige sleuf van de bus zodat de huls in axiale richting in de bus is geborgd.

20013 1 4- 2

De bekende inrichting heeft als nadeel dat de veerstijfheid relatief groot dient te zijn om een bedrijfszekere vergrendeling te verkrijgen. Door de grote veerconstante is gecontroleerde ontgrendeling moeizaam en dient het gereedschap om de inrichting te ontgrendelen en te plaatsen relatief zwaar te worden uitgevoerd. Hanteren van het 5 wigvormige gereedschap waarin de kop van de huls wordt geplaatst is relatief omslachtig. Tevens is de verbrede kop van de huls na vergrendeling vrijelijk toegankelijk, zodat deze zonder gereedschap, door onbevoegden zou kunnen worden losgenomen. Voorts is het niet mogelijk om met de bekende inrichting objecten met een verschillende dikte in te klemmen.

10

Het is daarom een doel van de uitvinding te voorzien in een bevestigingsinrichting die op gemakkelijk te hanteren wijze met geringe krachtsuitoefening kan worden bevestigd. Het is tevens een doel te voorzien in een bevestigingsinrichting die op eenvoudige wijze aan een gereedschap kan worden gekoppeld, en die zonder 15 gereedschap niet of zeer moeizaam kan worden losgenomen. Het is tenslotte een doel te voorzien in een universele bevestigingsinrichting waarmee objecten van verschillende dikte en afmeting kunnen worden bevestigd.

Hiertoe is een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de kem 20 door het veerorgaan in opwaartse richting in de vergrendel stand wordt geduwd, waarbij de kem door neerdrukken tegen de veerkracht in de vrijgavestand kan worden gebracht, waarbij de huls aan de bovenzijde is voorzien van een kopvlak dat een doorvoeropening heeft naar het contactdeel dat in de vergrendel stand in of onder het kopvlak is gelegen, en waarbij huls aan een buitenzijde is voorzien van een 25 schroefdraad en van een langs de schroefdraad verplaatsbaar klemorgaan.

De kem wordt ontgrendeld door daarop een drukkracht uit te oefenen. Dit kan met een zeer eenvoudig gereedschap op gecontroleerde wijze worden bewerkstelligd. Doordat de ontgrendeling plaats vindt door uitoefening van een drukkracht in de lengterichting 30 van de kem, kan dit gelijktijdig gebeuren met de bevestiging aan het ontgrendel- en plaastingsgereedschap en het aanbrengen van de huls in de ontvangende bus, welke beweging eveneens langs de langsas van kem is gericht.

3

Verder is geen verbrede kop van de kern benodigd om op aan te grijpen en kan de kem geheel worden verzonken in de huls zodat deze is beschermd tegen onbedoeld of onbevoegd losnemen. Tevens is gebleken dat de ontgrendeling met geringere kracht kan plaatsvinden en de veer lichter kan worden uitgevoerd in vergelijking met de 5 bekende inrichting aangezien de kem geheel in de huls kan zijn verzonken en zonder gereedschap niet toegankelijk is voor onbevoegden.

Aan een bovenzijde is de huls voorzien van een kopvlak dat een doorvoeropening heeft naar het contactdeel dat is gelegen in of onder het kopvlak. Het gereedschap kan een 10 handgreep omvatten en een ten opzichte van de handgreep uitstekende stift, waarbij de handgreep losneembaar verbindbaar is met de huls, waarbij bij verbinding de stift via de doorvoeropening in het eindvlak in aangrijping wordt gebracht met de kem op een zodanige wijze dat deze neerwaarts in de vrijgave stand wordt verplaatst, waarbij na losnemen van het gereedschap de veer de kem in de vergrendel stand verplaatst.

15

Aan een buitenzijde is de huls voorzien van een langs de huls verplaatsbaar klemorgaan. Dit klemorgaan kan een vleugelmoer zijn die om een uitwendige schroefdraad van de huls is geschroefd. Door aandraaien van de vleugelmoer tegen het te bevestigen object, kunnen objecten met verschillende diktes tolerantievrij worden 20 ingeklemd.

Opgemerkt wordt dat uit Amerikaans octrooi nummer 3,233,496 een vergrendelpen bekend is waarbij een veerbelast klemorgaan langs de buitenzijde van de huls verplaatsbaar is aangebracht. Door een gereedschap kan de vergrendelpen in de 25 vrijgavestand, waarbij de kem tegen de veerkracht in een neerwaartse richting is verplaatst, worden aangebracht. Het klemorgaan kan slechts een relatief kleine slag maken, waarbij de klemkracht bepaald is door de veerconstante. De bekende vergrendelpen is hierdoor minder geschikt om objecten met verschillende afmeting stevig tegen een ondergrond te bevestigen.

30 4

Verder is uit US 6,386,789 een snelkoppeling bekend waarbij om de huls een schroefdraad is aangebracht met daaromheen een moer voor het inklemmen van een voorwerp tegen een ondergrond, waarin de huls via door de stift in radiale richting naar buiten verplaatste kogels is vastgeklemd. De bekende snelkoppeling heeft als nadeel 5 dat de stift in de vergrendelstand buiten de huls uitsteekt en gemakkelijk toegankelijk is. Verder is bij de bekende snelkoppeling niet voorzien in bevestiging en losname door middel van een daarvoor speciaal ontworpen gereedschap, zodat het risico van bediening van de snelkoppeling door onbevoegden groot is. Tevens kan het voorkomen dat bij het inklemmen van een voorwerp tegen een zachte ondergrond, zoals een houten 10 vloer, deze hierdoor wordt beschadigd, en/of dat een onvoldoende klemming wordt verkregen.

Bij voorkeur omvat de handgreep van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding een vlak, magnetisch verbindingsvlak van waaruit de stift uitsteekt over een lengte die 15 ten minste overeenstemt met de axiale afstand tussen het grendeldeel en het vrijgavedeel van de kem en waarbij de aangrijpmiddelen van de huls vlak zijn uitgevoerd en uit een magnetisch materiaal zijn gevormd. Hierdoor kan de bevestigingsinrichting op eenvoudige wijze aan het ontgrendel en plaatsingsgereedschap worden bevestigd. Hierbij wordt de kracht die voor 20 ontgrendeling benodigd geheel geleverd door de magnetische aantrekkingskracht die bij voorkeur overeenstemt of groter is dan de door de veer op de kem uitgeoefende opwaartse kracht.

In een verdere uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding is 25 de opneembus nabij een bovenzijde voorzien van een zich dwars op een langsrichting van de bus uitstrekkende klemflens voor samenwerking met het klemorgaan. Hierbij kan een in te klemmen voorwerp stevig worden vastgeklemd tussen de klemflens en het klemorgaan, waarbij de opneembus de klemkracht levert. Hierdoor kunnen ook bij zachte ondergronden, zoals houten vloeren, voorwerpen stevig worden ingeklemd, 30 zonder dat daardoor beschadigingen optreden.

Een uitvoeringsvorm van een bevestigingsinrichting en een ontgrendel- en plaatsingsgereedschap volgens de uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont: 5 5 Fig. 1 een dwarsdoorsnede van een samenstel van een bevestigingsinrichting, een kogelvormig ontgrendel en plaatsingsgereedschap en een opneembus volgens de uitvinding, in de grendelpositie,

Fig. 2 een dwarsdoorsnede van het samenstel volgens fig. 1 in de operationele stand in de vrijgavepositie, en 10 Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm van een samenstel volgens fig. 2 waarbij de opneembus is voorzien van een klemflens.

Figuur 1 toont een bevestigingsinrichting 1, een losneembaar daarmee te verbinden gereedschap 2 en een opneembus 3. De bevestigingsinrichting 1 omvat een huls 5 15 waarin axiaal beweegbaar een kem 7 is opgenomen. Om de kern 7 is een schroefveer 8 geplaatst die enerzijds aanligt tegen een aanslag 9 op de kem en anderzijds tegen een inwendige schouder 10 van de wand 6 van de huls 5. Door de veer 8 wordt de kem in opwaartse richting geduwd naar de getoonde vergrendelstand. In deze stand ligt een grendeldeel 12 van de kem 7 aan tegen kogels 13, 14 die door openingen in de wand 6 20 van de huls 5 steken. Op een axiale afstand Δ van grendeldeel 12 van de kem ligt een relatief smal vrijgavedeel 15, dat door neerwaartse verplaatsing van de kem 7 tegen de veerkracht in, tegenover de kogels 13, 14 komt te liggen. In de vrijgavestand kunnen de kogels 13, 14 via de openingen in de wand 6 van de huls 5 in radiale richting naar binnen toe worden verplaatst.

25

Aan een bovenzijde 19 is de huls 5 voorzien van een kopvlak 20 met een doorvoeropening 21 via welke opening toegang wordt verkregen tot een contactdeel 22 van de kem 7.

30 Een vleugelmoer 25 is met de huls 5 verbonden en kan langs een uitwendige schroefdraad 26 langs de huls in axiale richting worden verplaatst.

6

Het gereedschap 2 omvat een kogelvormige handgreep 30, een magnetisch verbindingsvlak 31 en een zich dwars op het verbindingsvlak over een lengte H uitstekende stift 32.

De lengte H is tenminste even groot als de afstand Δ tussen het grendeldeel 12 en het 5 vrijgavedeel 15 van de kern 7. Wanneer het magnetische verbindingsvlak 31 van het gereedschap 2 met het vlakke kopvlak 20 wordt verbonden, grijpt de stift 32 via de doorvoeropening 21 aan op het contactdeel 22 van de kern 7 en wordt de kem over een afstand Δ neerwaarts verplaatst. Hierdoor komt de bevestigingsinrichting 1 in de vrijgavestand en kan deze worden opgetild aan de handgreep 30, zodat de huls 5 in de 10 bus 3 kan worden ingebracht. Hierbij zoekt de afgeschuinde onderzijde 35 van de huls 5 zelf zijn centrale positie op door contact met een conische bodem 36 van de bus 3. De kogels 13, 14 vallen in de ringvormige sleuf 40. Na losname van het gereedschap 1 zal de kem 7 in de bus 3 terugkeren naar de vergrendelstand die wordt getoond in figuur 1 en worden de kogels 13, 14 in radiale richting tegen de wand van de sleuf 40 geduwd. 15

Fig. 2 toont het samenstel van de bevestigingsinrchting 1 en het via magnetische aantrekkingkracht daarmee verbonden gereedschap 2. De stift 32 duwt de kem 7 tegen de veerkracht van de schroefveer 8 in de vrijgavestand waarin het vrijgavedeel 15 tegenover de kogels 13, 14 ligt. De opneembus 3 is in een ondergrond 42 bevestigd, op 20 chemische wijze en/of via een uitwendige schroefdraad 44. Een klemmend te verankeren voorwerp 41 is op de ondergrond 42 geplaatst op een zondanige wijze dat een gat 45 in het voorwerp boven de opneembus 3 ligt. Hangend aan het gereedschap 2, kan de bevestigingsinrichting 1 door het gat 45 in de huls 3 worden ingebracht. Na verwijdering van het gereedschap 2 veert de kem 7 naar boven en duwt het grendeldeel 25 12 van de kem de kogels 13,14 radiaal naar buiten in de sleuf 40, zodat de huls 5 in axiale richting is verankerd. Door aandraaien van de vleugelmoer 25 tegen het voorwerp 41 wordt dit voorwerp ingeklemd tussen de ondergrond 42 en de vleugelmoer 25 en wordt de speling uit de verbinding verwijderd, ongeacht de dikte van het voorwerp 41.

30 7

Fig. 3 toont het bevestigingssamenstel 1 waarbij de bus 3 is voorzien van een klemflens 50 die zich dwars op de langsrichting van de bus 3 uitstrekt. Een voorwerp 41 kan tussen het klemorgaan 25 en de klemflens 50 stevig worden ingeklemd, zonder dat de druk hierdoor op de ondergrond te sterk toeneemt.

5 In de getoonde uitvoeringsvorm is de klemflens 50 verzonken om op gelijk niveau te liggen met de ondergrond, maar het is tevens mogelijk om de klemflens 50 enigszins boven het vlak van de ondergrond te laten uitsteken of enigszins daaronder te plaatsen.

De inrichting volgens de uitvinding is geschikt voor het snel en bedrijfszeker 10 bevestigen van een veelheid van voorwerpen zoals stoelen of banken aan een vloer of drager, panelen aan een verticale of horizontale ondergrond, onderlinge bevestiging van componenten van uit delen opgebouwde voorwerpen zoals tijdelijke accommodaties, stands, meubels, en dergelijke, afdekzeilen op vrachtwagens, boten, enz.

2001314-

Claims (10)

1. Bevestigingsinrichting (1) omvattende een buitenste huls (5), een axiaal 5 beweegbaar in de huls geplaatste kern (7), een in de huls geplaatst veerorgaan (8) dat enerzijds aangrijpt op de kern (7) en anderzijds aangrijpt op de huls (5), ten minste een opening in de wand (6) van de huls en een borgorgaan (13,14) dat radiaal beweegbaar door de opening reikt en aanligt tegen de kern (7), waarbij de kern aan een bovenzijde (19) van de huls (5) is voorzien van een 10 contactdeel (22) dat kan aangrijpen op een gereedschap (2) voor axiale verplaatsing van de kern (7) tussen een vergrendel stand in welke een grendeldeel (12) van de kern aanligt tegen het borgorgaan en een vrijgavestand in welke een in radiale richting relatief smal vrijgavedeel (15) van de kern tegenover het borgorgaan ligt, met het kenmerk dat, de kern (7) door het 15 veerorgaan (8) in opwaartse richting in de vergrendel stand wordt geduwd, waarbij de kern door neerdrukken tegen de veerkracht in de vrijgavestand kan worden gebracht, waarbij de huls (5) aan de bovenzijde (19) is voorzien van een kopvlak (20) dat een doorvoeropening (21) heeft naar het contactdeel (22) dat in de vergrendel stand in of onder het kopvlak (20) is gelegen, en waarbij huls (5) 20 aan een buitenzijde is voorzien van een schroefdraad en van een langs de schroefdraad verplaatsbaar klemorgaan (25).

2. Bevestigingsinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij het kopvlak (20) is voorzien van aangrijpmiddelen voor losneembare verbinding met een 25 ontgrendel- en plaatsingsgereedschap (2).

3. Bevestiginginrichting (1) volgens een der volgende conclusies met het kenmerk dat het borgorgaan een of meer kogels omvat.

4. Samenstel van een ontgrendel- en plaatsingsgereedschap (2) en een bevestigingsinrichting (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 5, waarbij het gereedschap (2) een handgreep (30) omvat en een vanuit de handgreep uitstekende stift (32), waarbij de handgreep losneembaar verbindbaar is met de 20013 1 4 - huls (5), waarbij bij verbinding de stift (32) in aangrijping wordt gebracht met de kem (7), op een zodanige wijze dat deze neerwaarts in de vrijgave stand wordt verplaatst, waarbij na losname van het gereedschap (2) het veerorgaan (8) de kem (7) in de vergrendelstand verplaatst. 5

5. Samenstel volgens conclusie 4, waarbij de handgreep (30) een vlak, magnetisch verbindingsvlak (31) omvat van waaruit de stift (32) uitsteekt over een lengte (H) die overeenstemt met de axiale (Δ) afstand tussen het grendeldeel (12) en het vrijgavedeel (15) van de kem (7) en waarbij de aangrijpmiddelen 10 van de huls vlak zijn uitgevoerd en uit een magnetisch materiaal zijn gevormd.

6. Samenstel volgens conclusie 5 waarbij de magnetische aantrekkingkracht tussen het verbindingsvlak (31) en de aangrijpmiddelen nagenoeg overeenstemt met of groter is dan de door het veerorgaan (18) op de kem (7) uitgeoefende 15 opwaartse kracht.

7. Samenstel van een bevestigingsinrichting volgens één der conclusies 1 tot en met 3 en een opneembus (3) voorzien van een inwendige ringvormige sleuf (40) en van een uitwendige schroefdraad (44). 20

8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de opneembus (3) nabij een bovenzijde is voorzien van een zich dwars op een langsrichting van de bus uitstrekkende klemflens (50) voor samenwerking met het klemorgaan (25).

9. Gereedschap (2) voor toepassing met een bevestigingsinrichting volgens een der conclusies 1 tot en met 3, omvattende een magnetisch verbindingsvlak (31) met dwars daarop een stift (32).

10. Gereedschap (2) volgens conclusie 9, met een handgreep (30) die 30 bolvormig is uitgevoerd. 2001314-