NL2001279C2 - Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker. - Google Patents

Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker. Download PDF

Info

Publication number
NL2001279C2
NL2001279C2 NL2001279A NL2001279A NL2001279C2 NL 2001279 C2 NL2001279 C2 NL 2001279C2 NL 2001279 A NL2001279 A NL 2001279A NL 2001279 A NL2001279 A NL 2001279A NL 2001279 C2 NL2001279 C2 NL 2001279C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transponder
antenna
carrier
assembly
signals
Prior art date
Application number
NL2001279A
Other languages
English (en)
Inventor
Reinerus Mathijs Willie Gerritsen
Maarten Jaco Jules Holdrinet
Matthijs Van Der Weg
Cees Verhoef
Original Assignee
Championchip B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Championchip B V filed Critical Championchip B V
Priority to NL2001279A priority Critical patent/NL2001279C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2001279C2 publication Critical patent/NL2001279C2/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G07CHECKING-DEVICES
    • G07CTIME OR ATTENDANCE REGISTERS; REGISTERING OR INDICATING THE WORKING OF MACHINES; GENERATING RANDOM NUMBERS; VOTING OR LOTTERY APPARATUS; ARRANGEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS FOR CHECKING NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE
    • G07C1/00Registering, indicating or recording the time of events or elapsed time, e.g. time-recorders for work people
    • G07C1/22Registering, indicating or recording the time of events or elapsed time, e.g. time-recorders for work people in connection with sports or games
    • G07C1/24Race time-recorders
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01QANTENNAS, i.e. RADIO AERIALS
    • H01Q1/00Details of, or arrangements associated with, antennas
    • H01Q1/12Supports; Mounting means
    • H01Q1/22Supports; Mounting means by structural association with other equipment or articles
    • H01Q1/2208Supports; Mounting means by structural association with other equipment or articles associated with components used in interrogation type services, i.e. in systems for information exchange between an interrogator/reader and a tag/transponder, e.g. in Radio Frequency Identification [RFID] systems
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01QANTENNAS, i.e. RADIO AERIALS
    • H01Q1/00Details of, or arrangements associated with, antennas
    • H01Q1/27Adaptation for use in or on movable bodies
    • H01Q1/273Adaptation for carrying or wearing by persons or animals

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Measurement Of The Respiration, Hearing Ability, Form, And Blood Characteristics Of Living Organisms (AREA)

Description

P83121NL00
Titel: Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker
De uitvinding heeft betrekking op een draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker.
Uit de praktijk is een systeem bekend, dat bijvoorbeeld kan worden 5 toegepast in de sport, om posities van sporters te meten, om start/finish-metingen te verrichten en dergelijke. Een dergelijk systeem kan geschikt zijn voor toepassing in diverse sporten, zoals atletiek, wielersport, ruitersport en/of andere sporten, of bijvoorbeeld andere toepassingen die geen betrekking op sport hebben. Een dergelijke systeem wordt door 10 aanvraagster in de praktijk gebruikt om sportprestaties van grote aantallen sporters bij te houden, bijvoorbeeld bij een marathon of ander sportevenement.
Bij een bekend systeem zijn de transponders voorzien van transponderbehuizingen met interne antennes. Voordeel is, dat dergelijke 15 transponders relatief compact kunnen worden uitgevoerd, comfortabel zijn te dragen, relatief weinig energie verbruiken, duurzaam zijn, weinig opslagruimte nodig hebben, en bovendien relatief goedkoop kunnen worden uitgevoerd. Een nadeel is dat transponderdetectie, althans detectie van een door een transponder uitgezonden signaal, soms niet vlekkeloos verloopt, of 20 niet voldoende precies is.
De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemde problemen te verminderen. In het bijzonder beoogt de uitvinding een gebruikersvriendelijk multifunctioneel systeem en werkwijze, waarbij de transponder goed en nauwkeurig kan worden gedetecteerd.
25 Volgens de uitvinding wordt hiertoe een draagbaar samenstel voorzien omvattende een drager, een transponder, en ten minste een 2 antenne, waarbij de ten minste ene antenne met de drager is geïntegreerd, en de transponder losmaakbaar aan de drager koppelbaar is, zodanig dat de transponder na koppeling met de antenne kan samenwerken ten behoeve van het via de antenne ontvangen en/of verzenden van signalen.
5 In het bijzonder kan de genoemde drager van het samenstel tijdens gebruik door een gebruiker, bijvoorbeeld een sporter, worden meegenomen. De drager kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een kledingstuk, rugnummer, startnummer, of dergelijke, omvatten. De antenne is met de drager geïntegreerd, terwijl de transponder losmaakbaar 10 aan de drager kan worden gekoppeld. In de samengestelde toestand (waarbij de transponder aan de drager is gekoppeld, en bij met de antenne kan samenwerken) kan bijvoorbeeld een positie van het samenstel nauwkeurig worden gedetecteerd, via de transponder en bij voorkeur onder toepassing van de integrale antenne (waarbij de antenne bijvoorbeeld op de 15 transponder is aangesloten, of indirect met de antenne kan samenwerken).
De transponder kan bovendien van de drager worden ontkoppeld, bijvoorbeeld indien de drager een bepaalde behandeling dient te ondergaan, bijvoorbeeld een wasbeurt of dergelijke. Bovendien kan de transponder op een andere (van een integrale antenne voorziene) drager worden 20 aangebracht, om door dezelfde of een andere gebruiker te worden ingezet. Verder kan de drager bijvoorbeeld zonder transponder door een gebruiker worden gebruikt, bijvoorbeeld indien geen prestatiemeting gewenst is.
Een bijzonder voordeel is dat de antenne van de drager een externe transponder-antenne kan leveren, zodat bijvoorbeeld een nauwkeurige, 25 goedgedefinieerde detectie van de drager kan plaatsvinden (althans indien het samenstel wordt toepast om de drager te lokaliseren en bijvoorbeeld prestaties van een respectieve gebruiker te meten). Bij voorkeur is de transponder een radiofrequentie-identificatie (RFID) transponder, ingericht om gebruiker-specifieke, unieke informatie te verzenden. Op deze manier 30 kan een extern detectiesysteem de transponder van andere transponders 3 onderscheiden, bijvoorbeeld voor toepassing in een sportevenement met een groot aantal deelnemers (waarvan alle deelnemers of slechts een deel van de deelnemers van een samenstel volgens de uitvinding zijn/is voorzien).
Volgens een voordelige uitwerking kan genoemde drager zijn 5 ingericht om door een gebruiker te worden gedragen. De drager kan bijvoorbeeld een kledingstuk of een deel van een kledingstuk omvatten.
Een aspect van de uitvinding verschaft voorts een samenstel dat is voorzien van een draagbare transponder, bijvoorbeeld een genoemd samenstel, waarbij de transponder is ingericht om elektromagnetische 10 signalen uit te zenden en/of ontvangen, waarbij het samenstel is voorzien van een resonator die in resonantie brengbaar is onder invloed van de elektromagnetische signalen, om die signalen te versterken, in het bijzonder om door de transponder uitgezonden signalen te versterken.
Op deze manier kan in het bijzonder op eenvoudige wijze het 15 transpondersignaal worden versterkt, zonder dat de transponder daarvoor specifiek hoeft te worden aangepast. De transponder kan bijvoorbeeld een reeds in omloop zijnde transponder zijn. Daarnaast kan de antenne (of resonator) bijvoorbeeld worden toegepast om uit een omgeving afkomstige signalen, bijvoorbeeld afkomstig van een externe transponder-detectie-20 inrichting, te versterken, en versterkt aan de transponder door te geven, bijvoorbeeld aan een transponder-antenne.
Opgemerkt wordt, dat een aparte resonator op zeer voordelige wijze kan worden gebruikt in combinatie met een transponder met een interne antenne, maar ook in combinatie met een transponder die is 25 voorzien van een ten minste gedeeltelijke externe antenne. In elk geval kan een dergelijke resonator bijvoorbeeld relatief zwakke transpondersignalen op vrij eenvoudige wijze, met relatief goedkope en lichtgewicht middelen, versterken.
Een werkwijze voor het meten van bijvoorbeeld (sportprestaties, 30 kan met voordeel gebruik maken van een samenstel volgens de uitvinding.
4
Volgens de werkwijze kan een gebruiker worden voorzien van het samenstel (bijvoorbeeld door de drager met zich mee te nemen, en in het bijzonder aan te trekken indien de drager een kledingstuk is), waarbij de drager van het samenstel is voorzien van een respectieve transponder die met de integrale 5 antenne kan samenwerken.
Een sporter kan bijvoorbeeld zelf kiezen, of hij zijn transponder al dan niet in combinatie met de drager met zich mee wenst te nemen. Zo kan de sporter de samenwerking tussen de antenne van de drager en de transponder achterwege laten indien de transponder slechts wordt gebruikt 10 om een globale indicatie van zijn sportprestaties te geven. Echter, indien de prestaties van de sporter nauwkeurig dienen te worden bepaald, kan de sporter de transponder aan de drager koppelen, zodanig dat de transponder en met de drager geïntegreerde antenne kunnen samenwerken. Een aspect van de uitvinding voorzien in een drager van een samenstel volgens de 15 uitvinding, waarbij ten minste een antenne met de drager is geïntegreerd en waarbij de drager is voorzien van koppelmiddelen om een transponder zodanig aan de drager te koppelen, dat de transponder met de antenne kan samenwerken.
Enkele niet limitatieve voordelige voorbeelden van een genoemde 20 drager omvatten: een startnummer en/of rugnummer, een kledingstuk, een drager welke is voorzien van zweetabsorberende middelen, en/of een schoen. De drager kan bijvoorbeeld geschikt zijn om door een mens te worden meegenomen, of door een dier. Een genoemd kledingstuk kan bijvoorbeeld zijn ingericht om door een bovenlijf, onderlijf, ledematen of hoofd van een 25 gebruiker te worden gedragen. Het kledingstuk kan bijvoorbeeld een broek, shirt, hemd, trui, zweetband, riem, hoofddeksel, helm, cap, sok, zadel, of een ander kledingstuk omvatten. Het kledingstuk kan specifiek bestemd zijn voor sportbeoefening (bijv. een zwempak, zwemcap, sporthelm). De drager kan ook een sportattribuut omvatten, bijvoorbeeld een hockeystick, een 5 estafettestokje, of dergelijke. De drager kan bijvoorbeeld bestemd zijn voor gebruik in water.
Verder levert de uitvinding een systeem om prestaties te meten, voorzien van ten minste één samenstel volgens de uitvinding, alsmede ten 5 minste één detectie-inrichting om passage van een of meer transponders van het ten minste ene samenstel te detecteren.
Nadere voordelige uitwerkingen van de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies. Thans zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld en de figuren. Daarin toont: 10 fig. 1 schematisch een systeem volgens een uitvoeringsvoorbeeld van een systeem om prestaties te meten; fig. 2 een uitvoeringsvoorbeeld van een elektronisch circuit van een transponder van het in fig. 1 weergegeven systeem; fig. 3 een schematisch bovenaanzicht van een deel van een 15 samenstel volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; fig. 4 een schematisch aanzicht over doorsnede-vlak III-III van fig.
3; fig. 5 een schematisch bovenaanzicht van een eerste gebruik van een samenstel volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; 20 fig. 6 een schematisch bovenaanzicht van een tweede gebruik van een samenstel volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; fig. 7 schematisch een vooraanzicht van een nadere uitwerking van de uitvinding; fig. 8A, 8B schematisch een vooraanzicht en bovenaanzicht van een 25 alternatieve nadere uitwerking van de uitvinding.
fig. 9A, 9B schematisch een vooraanzicht en bovenaanzicht van een nadere uitwerking van de uitvinding; fig. 10 schematisch een vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding; en 6 fig. 11-13 elk schematisch een nadere uitwerking van het in fig. 2 getoonde uitvoeringsvoorbeeld.
Gelijke of overeenkomstige maatregelen worden in de onderhavige aanvrage met gelijke of overeenkomstige verwijzingstekens aangeduid.
5 De figuren 1-6 tonen een uitvoeringsvoorbeeld van een meetsysteem, om bijvoorbeeld sportprestaties te meten. Het systeem is voorzien van ten minste één draagbaar samenstel 1, 20, 200, dat is ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepabng en positiebepaling van een respectieve gebruiker P (bijvoorbeeld een sporter). Enkele niet-10 limiterende voorbeelden van een dergelijk samenstel zijn weergegeven in figuren 7-10.
Het samenstel is 1, 20, 200 in het bijzonder voorzien van een drager 200, een transponder 1, en ten minste een antenne 20 (welke zich in het bijzonder buiten de transponder 1 uitstrekt), waarbij de ten minste ene 15 antenne 20 met de drager 200 is geïntegreerd, en de transponder 1 losmaakbaar aan de drager 200 koppelbaar is, zodanig dat de transponder 1 na koppeling met de antenne 20 kan samenwerken ten behoeve van het via de antenne 20 ontvangen en/of verzenden van signalen.
Genoemde antenne 20 en transponder 1 zijn bijvoorbeeld een 20 transponder-samenstel, dat signalen kan ontvangen en/of verzenden in een samengestelde toestand (in welke toestand de antenne 20 met de transponder kan samenwerken). Volgens een nadere uitwerking kan dat samenstel 1, 20 slechts signalen ontvangen en/of verzenden bij een dergelijke samengestelde toestand, bijvoorbeeld indien de transponder 1 als 25 zodanig geen antenne heeft (zie fig. 11), of indien de transponder 1 een eigen antenne heeft die serieel aan de antenne 20 is gekoppeld bij de samengestelde toestand (zie fig. 12). Volgens een alternatief kan althans de transponder 1 van dat samenstel 1, 20 tevens autonoom (zonder de antenne 20) signalen verzenden en/of ontvangen, bijvoorbeeld bij een uitvoering 7 waarbij de transponder 1 een eigen antenne heeft die de antenne 20 in resonantie kan brengen (zie figuren 2-6, 13).
Genoemde drager 200 draagt (i.e. is voorzien van) derhalve een respectieve antenne 20, en kan tevens worden voorzien van een respectieve 5 (afneembare) transponder 1.
Genoemde drager 200 is in het bijzonder door een respectieve gebruiker P meeneembaar (i.e. door de gebruiker draagbaar). Elke transponder 1 is in het bijzonder een radiofrequentie-identificatie (RFID) transponder (of “RFID tag"), ingericht om gebruikerspecifieke, unieke 10 informatie, bijvoorbeeld een unieke code te verzenden.
De transponder 1 kan op verschillende manieren losmaakbaar zijn. Bij voorkeur is de transponder 1 handmatig losmaakbaar, zonder dat daarbij aparte hulpmiddelen nodig zijn, en waarbij een ontkoppelde transponder wederom handmatig aankoppelbaar is. De losmaakbare 15 koppeling is derhalve in het bijzonder geen eenmalige, verbreekbare koppeling. In andere woorden: koppelingsmiddelen voor het aan- en afkoppelen van de transponder 1 zijn bij voorkeur vele malen herbruikbaar. De transponder 1 is in het bijzonder niet met een genoemde drager 200 geïntegreerd, maar kan bijvoorbeeld ook apart van de drager 200 door een 20 gebruiker worden gebruikt.
De transponder 1 kan bijvoorbeeld direct of indirect aan de drager 200 koppelbaar zijn. Slechts één of juist elk van de transponder 1 en drager 200 kan/kunnen zijn voorzien van koppelingsmiddelen om de koppeling tot stand te brengen. Zo kan de transponder 1 bijvoorbeeld zijn voorzien van 25 haakmiddelen of klemmiddelen, die losmaakbaar op een deel van de drager 200 kunnen aangrijpen om de transponder in een met de antenne 20 samenwerkende stand te houden. Verder kan de drager 200 bijvoorbeeld zijn voorzien van haakmiddelen, klemmiddelen, een houder, uitsparing of zak 215 (zie Fig. 8-10), die de transponder 1 in een genoemde positie kunnen 30 houden. Verder kunnen bijvoorbeeld knoop middelen, ritsmiddelen, 8 haakmiddelen, klikmiddelen, schroefiniddelen (bijv. van schroefdraad voorziene verbindingsmiddelen), klittenband en/of andere middelen zijn voorzien om de transponder 1 aan de drager te koppelen. Daarnaast kan de drager 200 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd om met een gebruiker P samen te 5 werken om de transponder 1 in een gewenste positie te houden, bijvoorbeeld tijdens gebruik door met de gebruiker P een transponderruimte te definiëren waarin de transponder 1 plaatsbaar of klembaar is.
Volgens een uitvoering kan de transponder 1 bijvoorbeeld direct mechanisch en/of elektrisch (i.e. galvanisch) aan de integrale antenne 20 10 koppelbaar zijn. In een nadere uitwerking is de transponder 1 voorzien van een antenneaansluiting 51 die elektrisch aan de met de drager 200 geïntegreerde antenne 20 koppelbaar is (zie figuren 11, 12, 13). Een dergelijke antenneaansluiting 51 is op diverse manieren uitvoerbaar hetgeen de vakman duidelijk zal zijn, en kan bijvoorbeeld een of meer 15 klemverbindingen, klikverbindingen, schroefverbindingen, connectoren, en/of ander typen antenne-aansluitmiddelen omvatten.
Zoals Fig. 1 toont kan het meetsysteem ten minste één detectie-inrichting 10 omvatten om passage van de samenstellen 1, 20, 200 te detecteren. Het systeem kan van verscheidene samenstellen 1, 20, 200 en/ of 20 verscheidene detectie-inrichtingen 10 zijn voorzien. Het meetsysteem kan bijvoorbeeld worden toegepast voor tijdregistratie van sportevenementen, of voor andere doeleinden. De detectie-inrichting 10 kan bijvoorbeeld zijn uitgevoerd om elektromagnetische transponderactivatiesignalen uit te zenden. Elke transponder 1 kan bijvoorbeeld zijn ingericht om 25 elektromagnetische transpondersignalen B uit te zenden, bijvoorbeeld onder invloed van ontvangst van ten minste één genoemd transponderactivatiesignaal. Anderzijds kan de transponder zijn ingericht om automatisch transpondersignalen B uit te zenden, bijvoorbeeld onafhankelijk van de detectie-inrichting 10.
9
Zoals fig. 1 toont, kan de detectie-inrichting 10 van het uitvoeringsvoorbeeld bijvoorbeeld zijn voorzien van een antenne 11, die langs een route van gebruikers P (met transponderdragers 200) kan zijn opgesteld. Een bewegingsrichting van de transponders 1 (althans, van 5 respectieve gebruikers P die van respectieve samenstellen 1, 20, 200 zijn voorzien) is met pijl Q aangegeven. De detectie-inrichting 10 van het uitvoeringsvoorbeeld kan genoemde antenne 11 bijvoorbeeld gebruiken om genoemde optionele activatiesignalen uit te zenden. Daarnaast kan de antenne 11 worden gebruikt om door transponders uitgezonden 10 transpondersignalen B te ontvangen, en/of om aan de transpondersignalen relateerde versterkte transpondersignalen B' uit te zenden (zie onder). Het systeem kan bijvoorbeeld zijn voorzien van één of meer dergelijke antennes 11. De antenne 11 omvat bijvoorbeeld een relatief lange lus die over de breedte van een te registreren doorgang, of routelocatie, wordt gelegd.
15 Transponders 1 steken tijdens gebruik bijvoorbeeld de antenne 11 over, om de transpondersignalen B nabij de antenne uit te zenden.
De detectie-inrichting 10 kan op zichzelf of verschillende manieren zijn geconfigureerd, hetgeen de vakman duidelijk zal zijn. Elke transponder 1 kan op zichzelf eveneens op verschillende manieren zijn ingericht. Zo kan 20 een transponder 1 bijvoorbeeld zijn voorzien van een optioneel ontvangstdeel om genoemde activeringssignalen te ontvangen, een zenddeel om transpondersignalen B uit te zenden, en bijvoorbeeld een besturing om ontvangst van signalen en/of verzending van signalen te besturen. Een dergelijke besturing kan bijvoorbeeld geschikte micro-elektronica, een 25 microcontroller, microprocessor, LSI design, of dergelijke omvatten, en/of in bijbehorende besturingssoftware zijn voorzien. Een transponder kan verder zijn voorzien van één of meer sensoren, bijvoorbeeld een accelerometer, hartslagmeter, en/of andere sensoren.
In figuur 2 is een blokschema van een mogelijk 30 uitvoeringsvoorbeeld van een genoemde transponder 1. De getoonde 10 transponder 1 is voorzien van schematisch met streeplijnen weergegeven behuizing H, waarin een microcontroller 2 is voorzien, die in het bijzonder ten minste is ingericht om transpondersignalen B te genereren. De transponder 1 van het uitvoeringsvoorbeeld is voorzien van één relatief 5 kleine, in hoofdzaak interne, zich in de behuizing H bevindende zend/ontvangstantenne 3, bijvoorbeeld om transpondersignalen B uit te zenden. De interne transponderantenne 3 is op geschikte wijze aan de microcontroller 2 gekoppeld, in het bijzonder via een capaciteit, of condensator, 5. Genoemde antenne 3 en condensator 5 vormen in het 10 bijzonder een LC-resonantiekring van de transponder. Verder kan de microcontroller 2 zijn aangesloten op een timerkristal 6. Bij voorkeur is de transponder een actieve transponder 1, welke is voorzien van een eigen voeding 7, bijvoorbeeld een accu of batterij. Bovendien kan een optionele comparator 4 zijn voorzien, waarvan een eerste ingang op de antenne 3 is 15 aangesloten, en een tweede ingang op de microcontroller 2, in het bijzonder via een Digitaal/Analoog convertor 8, bijvoorbeeld om een trigger-drempelwaarde te kunnen aansturen. Alternatief kan de transponder bijvoorbeeld niet zijn voorzien van een spanningsbron 7, en worden gevoed door middel van externe signalen, bijvoorbeeld door middel van door de via 20 een detector-antenne 11, van de detectieinrichting 10, uitgezonden signalen. De transponderantenne 3 kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, en bijvoorbeeld een ferrietantenne omvatten, een lusvormige antenne en/of dergelijke.
In de uitvoering van Fig. 2 is de behuizing H niet voorzien van een 25 antenneaansluiting om een externe antenne aan te sluiten. Figuren 11-13 tonen alternatieve transponder-circuits, die wel een dergelijke antenneaansluiting omvatten om de elektronica 2 van de transponder 1 bijvoorbeeld galvanisch aan de externe, met de drager 200 integrale, antenne 20 te koppelen. Bij de in figuren 11-13 schematisch getoonde 30 circuits is het externe antennedeel 20 naar verhouding relatief klein 11 weergegeven; duidelijk zal zijn dat de antenne 20 in werkelijkheid vele malen groter kan zijn dan een transponderbehuizing H.
Figuur 11 toont een voorbeeld waarbij de transponder la geen interne antenne heeft, en waarbij de behuizing H is voorzien van een 5 antenneaansluiting 51 om de met drager 200 geïntegreerde antenne 20 aan te sluiten. In dit geval vervangt antenne 20 de interne transponder-antenne 3 van het in fig. 2 getoonde voorbeeld. Na aansluiting van de antenne 20 vormen de externe antenne 20 en interne condensator 5 in het bijzonder een LC-resonantiekring van de transponder. Op deze manier kan een 10 lichtgewicht en compact transpondersamenstel la, 20 worden verkregen.
Figuur 12 toont een alternatief, waarbij een externe antenne 20 via een antenne aansluiting 51 van de behuizing H serieel aan de interne antenne 3 van de transponder lb koppelbaar is, om bijvoorbeeld een LC-resonantiekring te vormen met de interne condensator 5.
15 Figuur 13 toont een verdere variant van een transpondersamenstel 1, 20, waarbij de transponder lc is voorzien van een koppelsamenstel of transformator 3a, 3b, voorzien van een eerste (primair) deel 3a dat tijdens gebruik via elektrische inductie stroom opwerkt in een tweede (secondair) deel 3b. Het eerste deel 3a van het koppelsamenstel komt overeen met 20 bovenbeschreven interne antenne 3; het tweede deel 3a van het koppelsamenstel (bijvoorbeeld omvattende een spoel, winding of dergelijke) is op de antenneaansluiting 51 aangesloten, en vormt een gesloten lus met de externe antenne 20 wanneer die antenne 20 aan de aansluiting 51 is gekoppeld. In dit geval is de transponder tevens van een interne capaciteit 25 2Γ voorzien, zodanig dat die capaciteit 21’ in genoemde gesloten lus is opgenomen na aankoppeling van de antenne 20.
Volgens een bijzonder voordelige uitwerking is de met de drager 200 geïntegreerde antenne een resonator-antenne 20 die ten minste in resonantie brengbaar is onder invloed van door de transponder 1 30 uitgezonden signalen, bijvoorbeeld om die signalen te versterken. Een 12 dergelijk samenstel 1, 20 is in figuren 3 en 4, schematisch, weergegeven. Figuren 5 en 6 tonen schematisch twee voorbeelden van het gebruik van een dergelijk samenstel. De transponder 1 hoeft hierbij niet galvanisch aan de externe antenne 20 te zijn gekoppeld. Fig. 13 toont een alternatief, waarbij 5 de met de drager 200 geïntegreerde antenne een resonator-antenne 20 die in resonantie brengbaar is onder invloed van door het primaire koppeldeel 3a van de transponder lc uitgezonden signalen, waarbij de externe antenne 20 wel galvanisch aan een respectief intern resonatordeel 3b, 2Γ is gekoppeld.
In figuren 3-6 is een interne transponder-antenne 3 schematisch 10 met een cirkel in -6 getekend. Tijdens gebruik kan de transponder 1 een of meer genoemde (elektromagnetische) transpondersignalen B uitzenden via de eigen antenne 3. Het uitzenden van transpondersignalen B is in fig. 3 schematisch met een pijl B aangeduid.
Een genoemde, met een drager 200 geïntegreerde antenne (of 15 “resonator”) 20 is bijvoorbeeld in resonantie brengbaar onder invloed van door de respectieve transponder 1 uitgezonden signalen, om die signalen te versterken en als versterkte signalen B' uit te zenden. Tijdens gebruik kan de antenne 20 tevens dienen om door een detector-antenne 11 uitgezonden signalen versterkt aan de transponder door te geven. In een uitvoering kan 20 de antenne 20 bijvoorbeeld signalen vanuit een omgeving ontvangen, in het bijzonder de door de detector-antenne 11 uitgezonden signalen, om die signalen aan de transponder 1 door te geven.
Bovendien kan de antenne 20 in een zodanige stand worden gehouden, door gebruik, dat een zeer nauwkeurige positiemeting van een 25 gebruiker P kan worden uitgevoerd. Meer in het bijzonder is de drager 200 uitgevoerd om de antenne 20 tijdens gebruik in een gewenste, voorafbepaalde detectiepositie te houden, ten opzichte van een respectieve gebruiker (die het samenstel 1, 20, 200 met zich meeneemt).
Een eerste voordelige resonatorstand is bijvoorbeeld een hoofdzaak 30 transversale stand ten opzichte van een gebruikersdeel (bijvoorbeeld 13 lichaamsdeel of romp), bijvoorbeeld indien de antenne 20 zich transversaal om dat lichaamsdeel uitstrekt. Een andere voordelige stand is een hoofdzaak evenwijdige stand ten opzichte van een gebruikersdeel, bijvoorbeeld indien de antenne zich langs een voorzijde of achterzijde van 5 het gebruikers/lichaamsdeel uitstrekt, bijvoorbeeld evenwijdig aan een coronaal of sagittaal vlak (zoals bij het rugnummer 200).
Op zichzelf kan de antenne 20 op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Bij een nadere uitwerking is de antenne 20 bij een samengestelde toestand van het samenstel eenvoudig buiten de 10 transponderbehuizing geplaatst, bijvoorbeeld om door de transpondersignalen B in resonantie te worden gebracht.
Zoals de figuren tonen, kan de antenne 20 zodanig met de drager 200 zijn geïntegreerd, dat de antenne 20 tijdens gebruik (wanneer de drager door een gebruiker P in een gebruiksstand wordt gehouden) is voorzien van 15 ten minste één lus 20 ten behoeve van het inductief met de transponder 1 samenwerken om de transpondersignalen B te versterken. In figuren 3-4 is de resonatorlus een hoekige lus; in Fig. 5 heeft de antenne 20 bijvoorbeeld een ellipsvormige lus. De antenne 20 kan tevens anderszins zijn gevormd, zie bijv. figuren 11-13. De antenne 20 kan bijvoorbeeld een in hoofdzaak 20 gesloten lus omvatten (zie fig. 3-6), of een lus die is voorzien van open terminals om elektrisch/galvanisch aan een aansluiting 51 van de transponder 1 te worden gekoppeld (zie figuren 11-13). De lus kan zich bijvoorbeeld geheel buiten de transponderbehuizing H bevinden, zoals in figuren 2-6, of juist deels in de transponderbehuizing H, bijvoorbeeld zoals 25 in Fig. 13.
De antenne 20 kan zijn ingericht om een LC-resonantiekring te vormen, zodanig dat de kring in resonantie brengbaar is onder invloed van door de transponder 1 uitgezonden signalen. De LC-resonantiekring kan in het bijzonder zijn of worden afgestemd op een frequentie van door de 30 transponder 1 tijdens gebruik uitgezonden signalen. Voor de vakman zal 14 duidelijk zijn dat een dergelijke antenne 20 op diverse manieren kan zijn uitgevoerd. De antenne 20 kan bijvoorbeeld een constante LC-resonantiekring vormen, die in hoofdzaak onder invloed van een signaal van een bepaalde frequentie in resonantie brengbaar is. Daarnaast kan de 5 antenne 20 bijvoorbeeld instelbaar zijn, met een te wijzigen LC- resonantiekring, opdat de resonantiefreqentie kan worden aangepast, afhankelijk van de te versterken transpondersignalen B.
In het bijzonder omvat de integrale antenne 20 ten minste één langwerpige, bij voorkeur flexibele elektrische geleider 20. De langwerpige 10 elektrische geleider kan met einden bijvoorbeeld op een capaciteit 21, bijvoorbeeld een condensator, van de antenne 20 zijn aangesloten om genoemde LC-resonantiekring te vormen (zie Fig. 3). De capaciteit 21 kan bijvoorbeeld eveneens met de drager 200 zijn geïntegreerd. Daarnaast kan de transponder 1 bijvoorbeeld zijn voorzien van de capaciteit 21’, 15 bijvoorbeeld zoals in Fig. 13 is weergegeven.
Verder kan een lengte van de antenne 20, of van een door de antenne 20 gevormde lus, zijn afgestemd op een frequentie van door de transponder 1 uit te zenden signalen, om die signalen te versterken. Indien gewenst is om de resonantiefrequentie van de resonator instelbaar te 20 maken, kunnen een resonator-luslengte en/of resonator-capaciteit 21, 21’ bijvoorbeeld instelbaar zijn uitgevoerd.
De drager 200 kan zodanig zijn uitgevoerd dat een deel van de integrale antenne 20, althans de langwerpige elektrische geleider 20, tijdens gebruik ten minste één keer om een aan de drager gekoppelde transponder 25 1 is gewikkeld. Verder kan de drager 200 zijn uitgevoerd om althans een elektrisch geleidend deel 20 van de antenne 20 zijn ingericht om zich ten minste één keer rondom een lichaamsdeel van een gebruiker uit te strekken. In het uitvoeringsvoorbeeld van Fig. 3-5 is het langwerpige elektrisch geleidende antenneresonatordeel 20 één keer om de transponder 1 30 gewikkeld, althans, vormt één lus om in resonantie te worden gebracht door 15 transpondersignalen B. In Fig. 5 is dit uitvoeringsvoorbeeld bovendien één keer om een lichaamsdeel van een gebruiker (bijvoorbeeld een persoon of een dier) P gewikkeld, bijvoorbeeld om een arm, been, torso, heup, pols, enkel, of dergelijke. Hierbij kan het betreffende lichaamsdeel de 5 transponder 1 dragen, waarbij de transponder 1 zich bijvoorbeeld tussen de resonator en de gebruiker uitstrekt. Verder kan de transponder 1 bijvoorbeeld op geschikte wijze aan de antenne 20 zijn gekoppeld.
Verder kan de antenne 20 zodanig met de drager 200 zijn geïntegreerd dat de antenne 20 tijdens gebruik ten minste een eerste lus 10 20A kan vormen, binnen welke eerste lus de transponder 1 opneembaar is, en ten minste een tweede lus 20B, welke tweede lus om een gebruiker brengbaar is. Zo toont Figuur 6 dat de resonator 20 kan zijn voorzien van een eerste lusdeel 20A, dat zich ten minste één keer om de transponder 1 heen uitstrekt, en van een overig tweede lusdeel 20B dat om de gebruiker P 15 is aangebracht. De lusdelen 20A, 20B kunnen dan in elkaar overgaan in bijvoorbeeld een kruising 20C (zie Fig. 6). De lusdelen 20A, 20B kunnen zich langs hetzelfde virtuele vlak uitstrekken, maar dat is niet noodzakelijk. In dit geval kan de antenne 20 bijvoorbeeld 8-vormig zijn.
In het bijzonder kan de antenne 20 tijdens gebruik zodanig door de 20 respectieve drager 200 worden opgesteld (i.e., indien de drager 200 zich in een gebruikspositie bevindt, en bijvoorbeeld door een gebruiker P wordt meegenomen of gedragen), dat een flux van door de transponder uitgezonden signalen B ten minste een door de antenne 20 gevormde lus doorloopt. Bij voorkeur doorloopt de flux transpondersignalen in hoofdzaak 25 de lus van de antenne 20. Hierbij geldt doorgaans: hoe beter de koppeling tussen transponderantenne 3 en antenne 20, hoe groter de van een externe detector 10 ontvangen en door een transponder 1 uitgezonden signalen zijn. Het door de antenne 20 uitzenden van versterkte transpondersignalen is in Fig. 4 schematisch met een pijl B' aangeduid. De versterkte 16 transpondersignalen B' kunnen goed door een externe detectie-inrichting 10 worden gedetecteerd.
Figuren 5 en 6 tonen het gebruik van het samenstel 1, 20, 200. De van de antenne (i.e. resonator) 20 voorziene drager 200 kan tijdens gebruik 5 bijvoorbeeld door een gebruiker P worden gedragen, waarbij de transponder 1 in een met de antenne 20 samenwerkende stand wordt gehouden. De transponder 1 kan signalen B uitzenden, waarbij de resonator 20 een geschikte resonantiekring vormt om de transpondersignalen te versterken. Bovendien kan de resonator 20 door een detectie-inrichting 10 uitgezonden 10 signalen versterkt aan de transponder 1 doorgeven.
Op deze manier kunnen bijvoorbeeld (sport-)prestaties van de gebruiker P nauwkeurig worden gemeten, of een energie-efficiënte wijze, onder gebruikmaking van relatief goedkope en lichtgewicht middelen, die comfortabel door de gebruiker P kunnen worden meegenomen. Het in 15 resonantie brengen van de resonator kan eenvoudig worden bereikt, door een resonator 20 te voorzien die is afgestemd op de frequentie van de transpondersignalen B, en door een flux van de transpondersignalen door de elektrisch geleidende lus van de resonator heen te voeren. Op deze manier kan de resonatorlus 20 goed in resonantie worden gebracht, onder 20 gebruikmaking van elektromagnetische inductie.
Verder kan de antennedrager 200 een gewenste positionering van de antenne/resonator 20 ten opzichte van een gebruiker bewerkstelligen, zodanig dat een gewenste nauwkeurige meting (bijv. van passage van een voorzijde, achterzijde, of juist een centraal deel) van een gebruikersdeel kan 25 worden bereikt. Hierbij kan genoemde detectieinrichting 10 specifiek zijn aangepast op detectie van een samenstel 1, 20, 200 met een bepaalde antenneoriëntatie, bijvoorbeeld door toepassing van een voor die detectie geschikt detectiealgoritme.
In het bijzonder maakt de resonator 20 tijdens gebruik geen direct 30 elektrisch contact met gevoelige transponderelektronica, hetgeen 17 bijvoorbeeld bescherming biedt tegen elektrostatische ontlading. Door de resonator 20 kan het effectieve transponder-antenneoppervlak worden vergroot en daarmee de uitleesafstand van de transponder 1.
In figuren 3-6 is de langwerpige resonator 20 telkens één keer om 5 de transponder 1 gewikkeld. Alternatief kan een dergelijke resonator 20 bijvoorbeeld verschillende manieren om een transponder 1 zijn gewikkeld. Verder kan de resonator bijvoorbeeld één keer of meer keren om een gebruiker zijn gewikkeld. Alternatief is de resonator bijvoorbeeld wel voorzien van een lus om transpondersignalen te ontvangen, maar niet van 10 een zich om een gebruiker uitstrekkende lus.
De integrale antenne 20 kan bijvoorbeeld ten minste een langwerpige, bij voorkeur flexibele of elastische (veerkrachtige), elektrische geleider omvat, bijvoorbeeld een geleidende draad. De antenne/geleider 20 kan bijvoorbeeld een of meer geleidende materialen omvatten, bijvoorbeeld 15 een of meer elektrisch geleidende metalen, legeringen, kunststoffen en/of dergelijke. De geleider kan bijvoorbeeld al dan niet zijn voorzien van een mantel, één of meer beschermende lagen en/of dergelijke. De antenne 20 kan op verschillende manieren integraal aan de drager 200 zijn voorbonden, bijvoorbeeld door weving, door middel van een adhesief middel, onder 20 gebruikmaking van daartoe geschikte verbindingsmiddelen en/of op een andere wijze. Een deel van materiaal waaruit de drager 200 is vervaardigd, kan bijvoorbeeld antenne-materiaal omvatten om de antenne 20 te leveren, terwijl een overig dragerdeel bijvoorbeeld niet uit dat antenne-materiaal bestaat. De antenne 20 kan bijvoorbeeld van geleidend textiel, geleidende 25 inkt of een andere geleidende substantie zijn vervaardigd, of van metaalfolie of metaaldraad, of dergelijke. Een veerkrachtige antenne 20 kan bijvoorbeeld tevens dienen om de drager 200 in een gewenste gebruiksstand te houden ten opzichte van een gebruiker, bijvoorbeeld om comfort te verhogen en/of om een optionele aangrijping van de drager 200 op de 18 gebruiker P te bevorderen. De antenne kan tevens op een andere manier met/in de drager 200 zijn geïntegreerd.
Een voordeel van het (tijdens gebruik van het samenstel 1, 20, 200) om een gebruiker P (bijvoorbeeld een hardloper) wikkelen van althans een 5 deel (bijv. romp) van de antenne 20 is, dat daarmee de positie van de gebruiker P nauwkeurig kan worden bepaald. Zo worden door een tijdens gebruik resonerende antenne uitgezonden signalen B' doorgaans vanuit een midden van de respectieve resonatorlus uitgezonden. Zoals figuren 5 en 6 tonen, kan een dergelijk midden nagenoeg samenvallen met een midden van 10 de gebruiker. Derhalve zal een ontvangerinrichting 10 de door de antenne 20 versterkte signalen B' waarnemen als ware die signalen uitgezonden vanuit of van nabij het midden van de sporter P, in plaats van buiten de sporter P. In het bijzonder kan een transponder 1 met een zich om het midden van een romp van de sporter P uitstrekkende antenne een in 15 hoofdzaak eenparige beweging uitvoeren (bijv. vergeleken met een transponder die aan een schoen of voet van een hardloper P is verbonden), althans zodanig dat de oriëntatie en sterkte van uitgezonden transpondersignalen nagenoeg constant is tijdens passage van de detector-antenne 11. Dit komt nauwkeurige timing van sporterpassage ten goede.
20 In een nadere uitwerking van het in Fig. 6 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kan de lus 20 van de antenne 20 bijvoorbeeld in verschillende delen 20A, 20B scheidbaar of uitneembaar zijn, bijvoorbeeld ten behoeve van transport, opbergen of degelijke. Lusdelen 20A, 20B van de resonator kunnen bijvoorbeeld van elkaar ontkoppelbaar zijn.
25 Volgens een nadere uitwerking kan de resonator 20 bijvoorbeeld worden voorzien van een eerste resonatordeel 20A dat deel uitmaakt van de transponder 1 (zie tevens bijv. Fig. 13), en een tweede resonatordeel 20B dat zich buiten de transponder 1 uitstrekt en met de drager 200 is geïntegreerd.
In een nadere uitwerking kan de transponder 1 bijvoorbeeld op 30 zichzelf zijn voorzien van een, in het bijzonder intern, eerste lusdeel 20A, en 19 bij voorkeur tevens van een genoemde resonator-capaciteit 21’. Een dergelijk intern lusdeel 20A en de interne capaciteit 21’ kunnen kan dan bijvoorbeeld zijn opgesteld om inductief met de interne transponderantenne 3 samen te werken (bijvoorbeeld via inductie-koppeldelen 3a, 3b), analoog 5 hetgeen in het bovenstaande is beschreven. Een extern tweede lusdeel 20B kan dan bijvoorbeeld op het eerste lusdeel 20A, van de transponder 1, aansluitbaar zijn, bijvoorbeeld via de antenneaansluiting 51. Bij toepassing van een intern eerste lusdeel 20A kan de transponderbehuizing H daartoe bijvoorbeeld zijn voorzien van geschikte contacten 51, die reeds in 10 elektrische verbinding staan met het eerste lusdeel 20A en/of de resonator-capaciteit-21, indien deze op de transponder 1 is voorzien). Een extern tweede lusdeel 20B is dan eenvoudig met einden op die contacten 51 aansluitbaar, om de resonatorantenne 20 te vormen. Een voordeel is dat de transponder 1 op deze manier zonder tweede lusdeel 20A kan werken, en 15 slechts op de interne antenne 3. Bovendien hoeft het tweede lusdeel 20A tijdens gebruik geen direct elektrisch contact te maken met de gevoelige transponderelektronica, hetgeen bijvoorbeeld bescherming biedt tegen elektrostatische ontlading.
Wanneer de transponder 1 reeds van de resonator-condensator 21’ 20 is voorzien, is een voordeel, dat deze condensator 21’ zo niet in een externe lus of houder voor de transponder 1 hoeft te worden geïntegreerd.
Fig. 7 toont een nadere uitwerking van het samenstel, waarbij de drager een apart startnummer 200, of borst- of rugnummer, (e. bib) is, bijvoorbeeld door een van een (start)nummer voorzien vel 200 of dergelijke. 25 Een dergelijk startnummer 200 kan tijdens gebruik bijvoorbeeld op een rug (achterzijde) of borst (voorzijde) van een sporter worden gedragen, of op een andere geschikte locatie. De integrale antenne 20 is in Fig. 7 met een streeplijn getekend. Op deze manier kan bijvoorbeeld een startnummer 200 worden verkregen, waar een (relatief kleine) transponder 1 bij voorkeur 30 losmaakbaar mee kan worden verbonden, en waarbij het startnummer 200 20 met de integrale antenne 20 na bijvoorbeeld een sportwedstrijd niet ingeleverd hoeft te worden. Bij voorkeur is het startnummer onlosmaakbaar voorzien van althans de antennelus 20 of een lusdeel 20A van de genoemde resonator. Daarnaast kan ten minste een deel van de antenne 20 5 bijvoorbeeld losmaakbaar zijn van het startnummer 200. De werking van het in Fig. 7 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is bijvoorbeeld analoog de werking van bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeelden. Door toepassing van het startnummer 200 met integrale antenne 20 kan de positie en/of het passeren van een voorafbepaald deel of vlak (bijvoorbeeld een voorzijde, 10 hoofd, romp of dergelijke) van een startnummer-gebruiker ten opzichte van en/of langs de detector-antenne 11 nauwkeurig worden gedetecteerd.
Figuren 8-10 tonen nadere uitwerkingen van een samenstel volgens de uitvinding. De uitvoering volgens Figuren 8A, 8B verschilt daarin van het in Fig. 7 getoonde samenstel, dat een drager 200’ is voorzien 15 die een kledingstuk is (bijvoorbeeld een trui of T-shirt), en in het bijzonder door de romp van een gebruiker P draagbaar is. De drager 200 kan bijvoorbeeld in hoofdzaak van textiel, of een ander voor kleding geschikt materiaal, zijn vervaardigd. De drager 200’ is voorzien van een integrale antenne 20 (met streeplijn weergegeven), en is ingericht om met een 20 transponder 1 samen te werken. De drager 200’ is bijvoorbeeld voorzien van aangrijpmiddelen (bijvoorbeeld een zak of uitsparing 215, of dergelijke) om op de transponder 1 aan te grijpen en in een met de antenne 20 samenwerkende stand te houden. De antenne 20 bevindt zich in dit geval aan een voor- of achterzijde van de drager 200’ (welke voor- of achterzijde 25 zich tijdens gebruik voor resp. achter de romp van een gebruiker P
uitstrekt). De antenne 20 is in dit geval een lusvormige antenne, echter, dat is niet noodzakelijk.
Figuren 9A, 9B tonen een alternatief, dat daarin van het samenstel volgens Fig. 8 verschilt dat de drager 200” is voorzien van een integrale (in 30 dit geval tevens lusvormige) antenne 20 die zich in een transversale richting 21 uitstrekt. De drager 200 kan zijn uitgevoerd om de antenne 20 bijvoorbeeld in een gekromde stand te houden, of langs een virtueel gekromd vlak (zie Fig. 8B), of bijvoorbeeld recht (langs een recht vlak).
Figuur 10 toont een ander alternatief, waarin de drager 200’” een 5 broek omvat. De broek 200”’ is voorzien van een of meer langwerpige antennes 20’, die door middel van integrale bedrading 216 aan een losmaakbare transponder 1 (bijvoorbeeld elektrisch) koppelbaar zijn. In dit geval bevindt de transponder 1 zich tijdens gebruik op afstand van de integrale antenne(s) 20’.
10 Voor de vakman zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot het beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Diverse wijzigingen zijn mogelijk binnen het raam van de uitvinding zoals is verwoord in de navolgende conclusies.
Zo kan een genoemde drager 200 bijvoorbeeld van verschillende 15 antennes zijn voorzien, die bijvoorbeeld verschillende oriëntaties hebben (bijv. een antenne met een transversale oriëntatie zoals in Fig. 9, en een antenne met een evenwijdige oriëntatie zoals in Fig. 8, of anderszins verschillend). Op deze manier kan dezelfde drager verschillende gebruiker-detectie-mogelijkheden leveren. De ene antenne kan dan bijvoorbeeld 20 worden toegepast in samenwerking met een transponder 1 om metingen betreffende een respectief eerste gebruikersdeel (of positie) te verrichten, en de andere antenne kan (bijvoorbeeld gelijktijdig) met een (bijvoorbeeld andere) transponder 1 samenwerken om metingen betreffende een ander gebruikersdeel (of positie) te verrichten.
25 Volgens een nadere uitwerking kan een genoemde drager 200 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd om tijdens gebruik (wanneer de drager 200 door een gebruiker P wordt meegenomen) de integrale antenne 20 in een in wezen horizontale stand te houden, in een in wezen verticale stand, of in hoofdzaak schuin ten opzichte van een horizontaal vlak.
22
Verder kan een gebruiker bijvoorbeeld verschillende samenstellen 1, 20, 200 meenemen tijdens gebruik, waarbij elk samenstel bijvoorbeeld is voorzien van een unieke transponder, opdat een positie of passeren van de gebruiker (ten opzichte van de detectie-inrichting 10) bijzonder nauwkeurig 5 kan worden bepaald.
Verder kan de drager 200 bijvoorbeeld zijn voorzien van een (bijvoorbeeld vanuit een omgeving zichtbare, of leesbare) indicator, die is ingericht om een positie aan te geven waar een genoemde transponder 1 aan de drager dient te worden gekoppeld, in welke positie de transponder 1 met 10 de integrale antenne 20 kan samenwerken. Een genoemde indicator kan bijvoorbeeld een genoemd koppelmiddel (215) omvatten waarmee de transponder aan de drager 200 koppelbaar is, een markering, een logo, een pijl, en/of een ander type indicator.

Claims (22)

1. Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker, bijvoorbeeld een sporter, waarbij het samenstel is voorzien van een drager (200), een transponder (1), en ten minste een antenne (20), waarbij de ten 5 minste ene antenne (20) met de drager (200) is geïntegreerd, en de transponder (1) losmaakbaar aan de drager (200) koppelbaar is, zodanig dat de transponder (1) na koppeling met de antenne (20) kan samenwerken ten behoeve van het via de antenne (20) ontvangen en/of verzenden van signalen.
2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij de met de drager geïntegreerde antenne (20) is voorzien van ten minste één lus.
3. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de antenne (20) ten minste een langwerpige, bij voorkeur flexibele, elektrische geleider omvat, bijvoorbeeld een geleidende draad.
4. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij althans een deel van de antenne (20) in een samengestelde toestand van het samenstel ten minste één keer om de transponder (1) is gewikkeld.
5. Samenstel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij genoemde drager (200) is ingericht om door een gebruiker te worden 20 gedragen, en bijvoorbeeld een kledingstuk of een deel van een kledingstuk omvat.
6. Samenstel volgens conclusie 5, waarbij de antenne (20) zodanig met de drager (200) is geïntegreerd dat, tijdens gebruik, de antenne· (20) zich ten minste één keer rondom een lichaamsdeel van een de drager (200) 25 dragende gebruiker uitstrekt.
7. Samenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de drager (200) is ingericht om de antenne (20) in een hoofdzaak transversale stand ten opzichte van een gebruikersdeel te houden.
8. Samenstel volgens conclusie 5 of 6, waarbij de drager (200) is 5 ingericht om de antenne (20) in een hoofdzaak evenwijdige stand ten opzichte van een gebruikersdeel te houden.
9. Samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij genoemde antenne (20) een resonator (20) is die in resonantie brengbaar is onder invloed van elektromagnetische signalen, om die signalen te 10 versterken, bijvoorbeeld om door de transponder (1) uitgezonden signalen te versterken.
10. Samenstel volgens conclusie 9, waarbij de resonator (20) is ingericht om een resonantiekring te vormen, zodanig dat de kring in resonantie brengbaar is onder invloed van door de transponder uitgezonden 15 signalen, waarbij de resonantiekring in het bijzonder is afgestemd of afstembaar is op een frequentie van door de transponder (1) tijdens gebruik uitgezonden signalen.
11. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies 9-10, waarbij de transponder is voorzien van transponderbehuizing (H) met een interne 20 antenne (3) om genoemde transpondersignalen uit te zenden en/of om signalen te ontvangen, waarbij genoemde resonator ten minste deels buiten de transponderbehuizing plaatsbaar is of geplaatst is, in het bijzonder om door de transpondersignalen in resonantie te worden gebracht.
12. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies 9-11, waarbij de 25 resonator is ingericht om tijdens gebruik ten minste een eerste lus (20A) te vormen, binnen welke eerste lus de transponder opneembaar is, en ten minste een tweede lus (20B), welke tweede lus om een gebruiker brengbaar is.
13. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 30 transponder (1) is ingericht om slechts signalen te verzenden en/of ontvangen wanneer de antenne (20) in een met de transponder samenwerkende stand is gebracht.
14. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de transponder (1) is voorzien van antenne-aansluitmiddelen (51) om 5 genoemde antenne (20) aan de transponder (1) te koppelen, om via de antenne (20) genoemde transpondersignalen uit te zenden en/of om signalen te ontvangen.
15. Samenstel voorzien van een draagbare transponder, bijvoorbeeld een samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de 10 transponder (1) is ingericht om elektromagnetische signalen uit te zenden en/of ontvangen, waarbij het samenstel is voorzien van een resonator (20) die in resonantie brenghaar is onder invloed van de elektromagnetische signalen, om die signalen te versterken, in het bijzonder om door de transponder (1) uitgezonden signalen te versterken.
16. Een drager van een samenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste een antenne met de drager is geïntegreerd en waarbij de drager is voorzien van koppelmiddelen (215) om een transponder zodanig aan de drager te koppelen, dat de transponder (1) met de antenne (20) kan samenwerken.
17. Drager volgens conclusie 16, waarbij de drager een startnummer en/of rugnummer is.
18. Drager volgens conclusie 16, waarbij de drager een kledingstuk is.
19. Drager volgens een der conclusies 16-18, waarbij de drager is voorzien van zweetabsorberende middelen.
20. Drager volgens een der conclusies 16-19, waarbij de drager een schoen is.
21. Gebruik van een samenstel volgens één der voorgaande conclusies 1-14, waarbij de drager (200) van het samenstel is voorzien van de transponder (1), en door een gebruiker wordt gedragen tijdens verplaatsing 30 van de gebruiker, waarbij de transponder (1) signalen uitzendt en/of ontvangt onder gebruikmaking van de met de drager (200) geïntegreerde antenne, waarbij genoemde signalen worden verwerkt ten behoeve van ten minste één van een tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling.
22. Systeem om prestaties te meten, voorzien van ten minste één 5 samenstel volgens één der conclusies 1-15, alsmede van ten minste één detectie-inrichting (10) om passage van een of meer transponders (1) van het ten minste ene samenstel te detecteren.
NL2001279A 2008-02-12 2008-02-12 Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker. NL2001279C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001279A NL2001279C2 (nl) 2008-02-12 2008-02-12 Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001279 2008-02-12
NL2001279A NL2001279C2 (nl) 2008-02-12 2008-02-12 Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001279C2 true NL2001279C2 (nl) 2009-08-13

Family

ID=39338334

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001279A NL2001279C2 (nl) 2008-02-12 2008-02-12 Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001279C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN103706110A (zh) * 2014-01-20 2014-04-09 昆山鑫盛盟创科技有限公司 智能跑步记圈***

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3795907A (en) * 1973-03-12 1974-03-05 R Edwards Race calling system
FR2780187A1 (fr) * 1998-06-19 1999-12-24 Eyraud Ets Dispositif et procede pour le chronometrage de masse de sportifs
WO2001048687A1 (fr) * 1999-12-23 2001-07-05 Nagraid Sa Etiquette electronique
WO2001059877A1 (en) * 2000-02-10 2001-08-16 Koninklijke Philips Electronics N.V. Portable device antenna
WO2003071474A1 (en) * 2002-02-25 2003-08-28 Koninklijke Philips Electronics N.V. Fabric antenna for tags
EP1661478A1 (en) * 2003-08-22 2006-05-31 YKK Corporation Fastener and securement subject having the fastener secured thereto

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3795907A (en) * 1973-03-12 1974-03-05 R Edwards Race calling system
FR2780187A1 (fr) * 1998-06-19 1999-12-24 Eyraud Ets Dispositif et procede pour le chronometrage de masse de sportifs
WO2001048687A1 (fr) * 1999-12-23 2001-07-05 Nagraid Sa Etiquette electronique
WO2001059877A1 (en) * 2000-02-10 2001-08-16 Koninklijke Philips Electronics N.V. Portable device antenna
WO2003071474A1 (en) * 2002-02-25 2003-08-28 Koninklijke Philips Electronics N.V. Fabric antenna for tags
EP1661478A1 (en) * 2003-08-22 2006-05-31 YKK Corporation Fastener and securement subject having the fastener secured thereto

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN103706110A (zh) * 2014-01-20 2014-04-09 昆山鑫盛盟创科技有限公司 智能跑步记圈***

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10213158B2 (en) Systems and methods for biometric sensing with sensor fusion
EP3332698B1 (en) Wireless data communication and power transmission athletic apparel module
US10943695B2 (en) Sensor module for personal performance monitoring and related arrangement and method
US9782124B2 (en) Apparel for physiological telemetry during athletics
US11278245B2 (en) Enhancing optical cardiac activity measurement
KR102367623B1 (ko) 착탈 가능한 모듈을 갖는 웨어러블 물품
JP6828035B2 (ja) アクティビティの識別及び追跡
US20170333752A1 (en) Enhancing monitoring of swimming
US20050010096A1 (en) EKG enabled apparel with detachable electronics
EP1508298B1 (en) Heartbeat detection device
JP2008209965A (ja) 移動体の移動経路検出システム及び装身具
US20240221486A1 (en) Method and electronic device
CN104720772A (zh) 一种体育活动监测方法及***
US20220012990A1 (en) Peripheral vision notification system and method
GB2563065A (en) Sensor module for personal performance monitoring and related arrangement and method
NL2001279C2 (nl) Draagbaar samenstel ingericht voor ten minste één van tijdmeting, snelheidsbepaling en positiebepaling van een respectieve gebruiker.
US8467861B2 (en) Accessory for performance-monitoring device
CN204861547U (zh) 一种具***表功能的手环
US11140928B2 (en) Connection between two intelligent pieces of clothing
WO2018103817A1 (en) Garment for measuring physiological data
CN205003747U (zh) 一种车辆计时装置及其***
WO2008029316A2 (en) An apparatus, a monitoring system and a method for spectroscopic bioimpedance measurements
WO2019068902A1 (en) CLOTHING FOR MEASURING PHYSIOLOGICAL DATA
FI127898B (en) Sensor module for monitoring personal performance and related arrangement and method
US20230263446A1 (en) Heart rate monitor

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190301