NL2001185C2 - Inrichting en werkwijze. - Google Patents

Inrichting en werkwijze. Download PDF

Info

Publication number
NL2001185C2
NL2001185C2 NL2001185A NL2001185A NL2001185C2 NL 2001185 C2 NL2001185 C2 NL 2001185C2 NL 2001185 A NL2001185 A NL 2001185A NL 2001185 A NL2001185 A NL 2001185A NL 2001185 C2 NL2001185 C2 NL 2001185C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
foregoing
reservoir
water extraction
moisture
extraction surface
Prior art date
Application number
NL2001185A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Mattheus Maria Hoff
Original Assignee
Pmm Hoff Holding Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL2001185A priority Critical patent/NL2001185C2/nl
Application filed by Pmm Hoff Holding Bv filed Critical Pmm Hoff Holding Bv
Priority to ES08861046T priority patent/ES2432522T3/es
Priority to PCT/NL2008/050816 priority patent/WO2009078721A1/en
Priority to EA201070759A priority patent/EA201070759A1/ru
Priority to US12/808,407 priority patent/US8118917B2/en
Priority to CA 2709837 priority patent/CA2709837A1/en
Priority to AP2013007144A priority patent/AP2013007144A0/xx
Priority to BRPI0821199A priority patent/BRPI0821199A2/pt
Priority to PT08861046T priority patent/PT2230894E/pt
Priority to AP2010005293A priority patent/AP2847A/xx
Priority to JP2010539333A priority patent/JP5627467B2/ja
Priority to EP20080861046 priority patent/EP2230894B1/en
Priority to MX2013012743A priority patent/MX360388B/es
Priority to MX2010006674A priority patent/MX2010006674A/es
Priority to AU2008339163A priority patent/AU2008339163B2/en
Priority to CN2008801269412A priority patent/CN101945572A/zh
Publication of NL2001185C2 publication Critical patent/NL2001185C2/nl
Application granted granted Critical
Priority to ZA2010/04147A priority patent/ZA201004147B/en
Priority to EG2010060983A priority patent/EG26646A/en
Priority to IL206367A priority patent/IL206367A0/en
Priority to TN2010000283A priority patent/TN2010000283A1/fr
Priority to MA33010A priority patent/MA32124B1/fr
Priority to US13/399,219 priority patent/US8357231B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G27/00Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots
    • A01G27/02Self-acting watering devices, e.g. for flower-pots having a water reservoir, the main part thereof being located wholly around or directly beside the growth substrate
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G13/00Protecting plants
    • A01G13/02Protective coverings for plants; Coverings for the ground; Devices for laying-out or removing coverings
    • A01G13/0243Protective shelters for young plants, e.g. tubular sleeves

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Water Supply & Treatment (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Toxicology (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Description

P83571NL00
Titel: Inrichting en werkwijze
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, omvattende een opvangstructuur met een waterwinoppervlak dat tijdens gebruik althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht.
5 Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit de
Internationale octrooipublicatie WO 2006/132526 voor het beschermen van jonge gewassen bij bosaanplant.
Na het planten van jonge gewassen is er vaak sprake van uitval door gebrek aan vocht. De jonge plant heeft namelijk geen of nauwelijks 10 wortelstructuren die in staat zijn water uit de ondergrond op te nemen, terwijl de plant wel vocht verliest door verdamping. Bovendien wordt door het graven van een plantgat de capillaire werking van de grond verbroken, waardoor er geen opdrachtig watertransport vanuit de ondergrond meer plaatsvindt. Uiteraard brengt de uitval na het planten van de jonge i 15 gewassen extra werkzaamheden met zich mee, zoals het verwijderen van dood plantmateriaal en het plaatsen van nieuwe gewassen.
De inrichting zoals beschreven in WO ‘526 is volumineus en daardoor duur in transport, opslag en distributie.
De uitvinding beoogt een inrichting volgens de aanhef te verkrijgen 20 waarbij met behoud van de voordelen, genoemde nadelen worden tegengegaan. In het bijzonder beoogt de uitvinding een inrichting te verkrijgen die minder volume inneemt bij transport, opslag en/of distributie. Daartoe is de opvangstructuur modulair koppelbaar aan een reservoir voor het opslaan van het gewonnen vocht en is de opvangstructuur nestbaar.
25 Door de opvangstructuur en het reservoir modulair uit te voeren en de opvangstructuur nestbaar te vormen kan een aanzienlijke ruimtebesparing worden gerealiseerd, terwijl montage relatief eenvoudig 2 blijft. Hierdoor nemen ook de kosten voor transport, opslag en/of distributie af.
Door toepassing van de opvangstructuur kan in de atmosfeer aanwezig vocht, zoals regen, hagel, en/of sneeuw, maar ook waterdamp 5 relatief gemakkelijk worden gewonnen. Het gewonnen vocht kan vervolgens worden gebruikt om het vochttekort van de plant aan te vullen.
De opvangstructuur vangt in de atmosfeer aanwezig vocht in vloeibare vorm op waarna het vocht onder invloed van de zwaartekracht naar lager gelegen delen van het waterwinoppervlak. Ook bevroren vocht, 10 zoals hagel en/of sneeuw, vindt op dergelijke wijze zijn weg naar de lager gelegen delen van de opvangstructuur.
Voorts is de opvangstructuur overeenkomstig de uitvinding tevens ingericht voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht in gasvormige fase, namelijk waterdamp. Bij geschikte omgevingscondities, zoals een 15 temperatuur van het waterwinoppervlak onder het dauwpunt en een voldoende hoge vochtigheid van de lucht, condenseert waterdamp op het waterwinoppervlak. De waterdamp slaat in de vorm van vochtdruppels neer op het ontvangstvlak. Onder invloed van de zwaartekracht glijden de vochtdruppeltjes naar beneden. Tijdens het naar beneden glijden van de 20 vochtdruppeltjes neemt hun omvang toe, aangezien de gecondenseerde druppeltjes zich door cohesie samenvoegen. Aangezien op deze wijze relatief veel vocht uit de atmosfeer kan worden gewonnen, kan ook relatief veel vocht aan de jonge plant worden toegevoerd ter aanvulling op het tekort aan vocht, zodat uitval van de jonge plant zal afnemen. Bij het winnen van in de 25 atmosfeer aanwezig vocht worden slechts passieve structuren toegepast die tijdens gebruik geen externe energie consumeren en geen bewegende onderdelen omvatten.
Opgemerkt wordt dat onder jonge plant wordt verstaan een jong gewas in een pril stadium, zoals een gekweekte plant, jonge boom of struik, 30 maar ook juist ontkiemd plantmateriaal, een zaadje of een spoor.
3
Bij voorkeur is de bovenzijde van het waterwinoppervlak voorts voorzien van een adhesieverlagende additief en/of afdeklaag, bijvoorbeeld van PET en/of teflon, en/of door het toepassen van kleine oneffenheden en/of verruwingen, eventueel met een toevoeging van maar niet beperkt tot een 5 waslaagje, een siliconen- of teflonproduct of een andere adhesieverlagende stof, zodat een waterafstotend effect wordt verkregen doordat de onderlinge cohesie van water toeneemt en/of de adhesie van water aan de oppervlakte van het instrument afneemt waardoor grotere druppels worden gevormd. Hierdoor, namelijk door de gewichtstoename van de druppels kunnen zij, als 10 gevolg van het toegenomen gewicht en daardoor toegenomen gevoeligheid voor zwaartekracht en door de naar verhouding lagere adhesie als gevolg van de grotere ontstane druppels, gemakkelijker de lager gelegen delen van het waterwinoppervlak bereiken, zodat de hoeveelheid gewonnen vocht toeneemt.
15 Op voordelige wijze is de openingshoek van het waterwinoppervlak tijdens bedrijf zoveel mogelijk van de aarde afgekeerd, zodat infrarode uitstraling naar de ruimte zoveel mogelijk wordt gestimuleerd. De temperatuur van het waterwinoppervlak zal hierdoor dalen. Door voorts het waterwinoppervlak aan de onderzijde te voorzien van thermische isolatie, 20 bijvoorbeeld door toepassing van isolatiemateriaal en/of door creatie van een luchtbuffer in een isolatiekamer, wordt de infrarode uitstraling van warmte uit het waterwinoppervlak minder snel gecompenseerd door warmte uit onder het waterwinoppervlak gelegen delen. Warmtetoevoer naar het waterwinoppervlak blijft hierdoor beperkt. Anders geformuleerd is de 25 warmteopname van het waterwinoppervlak relatief traag. Hierdoor kan een temperatuurverschil tussen het waterwinoppervlak en de omgevende lucht relatief snel tot stand komen en relatief lang in stand worden gehouden, bijvoorbeeld bij een heldere en/of koele nacht. Het waterwinoppervlak behoudt door toepassing van isolatie, bijvoorbeeld door tegen te gaan dat 30 warme lucht in contact komt met het waterwinoppervlak, langdurig een 4 relatief lage temperatuur, ook wanneer de temperatuur van de omgevingslucht toeneemt, zodat het condensatieproces, waarbij langsstromende warme lucht afkoelt en condensvorming optreedt, relatief lang in stand blijft en daarmee eveneens het waterwinningsproces. Zo volgt 5 de temperatuur van het oppervlak versneld het temperatuursverloop bij afkoeling en vertraagt het temperatuursverloop bij opwarming van de omgevende lucht. Zodra warme lucht in aanraking komt met het koude waterwinoppervlak, wordt de warme lucht afgekoeld, zodat het dauwpunt wordt bereikt en condensatie optreedt. Hierbij slaat optredende dauw neer 10 op het waterwinoppervlak. Ten einde temperatuurverschillen tussen de lucht en het blad zo lang mogelijk in stand te houden kan het waterwinoppervlak eveneens worden voorzien van of geheel bestaan uit materiaal dat een hoge soortelijke warmte heeft.
Doordat het waterwinoppervlak van de opvangstructuur in 15 hoofdzaak opwaarts is georiënteerd, verliest de structuur warmte door uitstraling. Hierdoor neemt de temperatuur van het waterwinoppervlak af, zodat in de atmosfeer aanwezig vocht condenseert op de structuur die dan een lagere temperatuur heeft dan de omgevingslucht. Dit natuurlijke proces, ook wel ‘uitgeven’ genoemd, wordt benut door de inrichting 20 overeenkomstig de uitvinding. Hierbij is de keuze aan materialen en geometrie gericht op het laten afkoelen en koel houden van het waterwinoppervlak om opwarming van genoemd vlak tegen te gaan.
Voorts heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het transporteren, opslaan en/of distribueren van inrichtingen voor het winnen 25 van in de atmosfeer aanwezig vocht.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden die in de tekening zijn weergegeven. In de tekening 30 toont: 5
Figuur 1 een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 2 een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van 5 een eerste uitvoeringsvorm vaïi het waterwinoppervlak van de inrichting van Fig. 1;
Figuur 3 een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van het waterwinoppervlak van de inrichting van Fig. 1; 10 Figuur 4 een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 5 een schematisch perspectivisch aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding in 15 gedeeltelijk opengewerkte toestand;
Figuur 6 een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van twee geneste inrichtingen van Figuur 5;
Figuur 7 een schematisch perspectivisch deelaanzicht van het waterwinopppervlak van de inrichting van Figuur 5 20 Figuur 8 een schematisch perspectivisch aanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 9 een schematisch perspectivisch aanzicht van een vijfde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 10 een eerste schematisch perspectivisch aanzicht van een 25 zesde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding; en
Figuur 11 een tweede schematisch perspectivisch aanzicht van de inrichting van Figuur 10.
De figuren zijn slechts schematische weergaven van de uitvinding en worden uitsluitend gegeven bij wijze van niet-beperkende 30 uitvoeringsvoorbeelden.
6
Figuur 1 toont een schematisch zijaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting 1 voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 1 omvat een koker 2 die een jonge plant 3 zijwaarts zodanig omgeeft dat de jonge plant 3 5 zijwaarts althans gedeeltelijk is omsloten. De koker 2 is aan de boven- en onderzijde open, zodat de plant benedenwaarts wortel kan schieten en bovenwaarts kan opgroeien. De jonge plant 3 is geworteld in een perskluit 4 die zodanig in de koker 2 is gepositioneerd, dat de wortelstructuur 4a van de plant 3 wordt omgeven door de koker 2, terwijl de onderzijde van de stengel 10 zich ter hoogte van de onderrand van een hierna beschreven waterwinoppervlak bevindt. Zo staat de plant 3 in het licht en is voldoende langsstromende lucht beschikbaar. De perskluit 4 omvat een substantie, bijvoorbeeld aarde of substraat en wordt geklemd aangebracht in de opening van de kokerwand 2. De substantie is optioneel voorzien van symbiotische 15 bacteriën, eitjes van dieren, zaden, schimmels, sporen, en/of organische en/of anorganische materialen ter voeding van de plant 3, de zogenaamde enting. Indien de inrichting 1 uit afbreekbaar organisch materiaal is vervaardigd, kan in dit materiaal ook een enting worden aangebracht. Voor een verbeterde stabiliteit kan de perskluit 4 eventueel verder onderin de 20 koker 2 worden aangebracht.
Voorts omvat de inrichting 1 tenminste één entingskokon 5 voor het toedienen van voedingsstoffen aan de jonge plant 3. De entingskokon 5 bevindt zich bij voorkeur in de perskluit 4 omsloten door de koker 2 en omvat tenminste één verpakking die onder invloed van erosie en/of 25 bacteriewerking gedurende een langere periode, bijvoorbeeld maanden of jaren, wordt afgebroken. In de verpakkingen) bevindt zich materiaal dat de groei van de plant 3 stimuleert en/of de conditie van de plant 3 verbetert, zoals bijvoorbeeld voedingsstoffen en/of symbiosebacteriën. Door verpakkingen met verschillende afbraakperiodes toe te passen komen de 30 daarin aanwezige stoffen gedoseerd ter beschikking van de plant 3, zodat 7 over een relatief lange termijn autonoom entingsstoffen aan de plant 3 kunnen worden toegediend. Zo kan de entingskokon zijn voorzien van verschillende afbraaklaagjes. Echter, het zal voor de vakman duidelijk zijn dat in plaats van een entingskokon 5 ook andere middelen kunnen worden 5 toegepast om de plant te voeden, zoals de eerder beschreven materialen in de perskluit 4.
De koker 2 is op het oppervlak 6 van een ondergrond 7 geplaatst. Bij voorkeur is de ondergrond 7 vooraf niet bewerkt of slechts licht geschraapt, zodat het capillair 23 van de ondergrond 7 niet is verbroken.
10 Hierdoor wordt tegengegaan dat onnodige verdamping optreedt van in de ondergrond 7 aanwezig vocht. Bovendien wordt hierdoor gestimuleerd dat een constante aanvoer van vocht blijft plaatsvinden vanuit de ondergrond naar boven door middel van het niet verbroken capillair. Ook treedt minder erosie op. Bovendien bespaart de hierboven beschreven werkwijze 15 arbeidsintensieve bewerkingen, zoals bijvoorbeeld het graven van een kuil in de ondergrond. Na het plaatsen van de plantkoker 2 wortelt de jonge plant 3 in de ondergrond 7 en komt direct in contact met het capillaire vocht 23, zodat de plant zowel vanuit de ondergrond 7 als vanuit de plantkoker direct een dagelijkse constante hoeveelheid vocht krijgt toegediend.
20 Overigens is het wel mogelijk de ondergrond 7 vooraf te bewerken, zodat de wortelstructuur van de plant in de ondergrond 7 kan worden gebracht. Hierdoor kan de kans op succesvol aanslaan van de plant 3 bij voldoende aanwezig vocht toenemen en kan een nog lagere uitval verwacht worden.
De inrichting 1 omvat voorts een in hoofdzaak trechtervormig 25 opvangstructuur 8 met een waterwinoppervlak 9 dat ontvangst- en verzamelvlakken 10, 11 omvat die in meer detail worden besproken aan de hand van Figuren 2 en 3. Het waterwinoppervlak 9 is bijvoorbeeld gevormd uit polypropyleen of een andere kunststof, en is voorzien van en adhesieverlagende afdeklaag en/of vervaardigd van waterafstotend 30 materiaal of anderszins chemisch en/of mechanisch bewerkt zodat het 8 oppervlak waterafstotend is om het kleven van waterdruppeltjes aan het oppervlak 9 tegen te gaan en cohesie tussen de waterdruppeltjes onderling te bevorderen. Zo kan het waterwinoppervlak althans gedeeltelijk waterafstotend zijn gevormd, bijvoorbeeld door een verruwingsproces toe te 5 passen. Door een verruwing op nanometerschaal toe te passen is het contactoppervlak met erop liggende waterdruppeltjes relatief klein, zodat ook adhesiekrachten relatief gering zijn. Hierdoor kunnen waterdruppeltjes onder invloed van het zwaartekrachtveld relatief gemakkelijk verplaatsen. Het verruwingsproces kan bijvoorbeeld een laser- en/of etsproces omvatten. 10 Daarnaast kan het waterwinoppervlak zijn voorzien van een siliconen toplaag, zodat een nog hogere waterafstotende werking wordt verkregen. Door toepassing van wasachtige stoffen kunnen waterdruppeltjes dan, ook wanneer het oppervlak bijna dwars op de zwaartekracht is georiënteerd, neerwaarts glijden en worden verzameld in een hierna beschreven reservoir. 15 Verzamelvlakken 11 monden alle, slechts ten dele of in het geheel niet uit in de koker 2, zodat gewonnen vocht uit de atmosfeer, zoals regenen condenswater, eventueel direct ten goede kan komen aan de jonge plant 3. Voorts zijn in het waterwinoppervlak 9 openingen 12 aangebracht die als inlaatpunten dienen voor het doorlaten van vocht op het waterwinoppervlak 20 9 naar een onder de opvangstructuur gelegen reservoir 13, zodat het gewonnen vocht kan worden opgeslagen. Door het reservoir in hoofdzaak onder het waterwinoppervlak aan te brengen kan het gewonnen water relatief koel blijven, zodat ongewenste verdamping wordt tegengegaan. Bovendien is hiermee een relatief stabiele constructie verkregen die minder 25 gemakkelijk omvalt bij het optreden van bijvoorbeeld windhozen. De jonge plant wordt zodoende beter beschermd tegen invloeden van buitenaf.
Het reservoir 13 rust op het oppervlak 6 van de ondergrond 7, zodat een stabiele positie van de inrichting 1 is verkregen. Voorts wordt door de bedekking van de omgeving van de jonge plant door de inrichting de 30 groei van plantmateriaal in de onmiddelijke nabijheid van de jonge plant 3 9 tegengegaan, zodat zoveel mogelijk licht en beschikbare voedingsstoffen in de ondergrond 7 ten goede komen aan de jonge plant 3. Ook beperkt de aanwezigheid van het reservoir 13 verdamping van vocht uit de ondergrond rondom de plant 3. In het getoonde reservoir 13 is reeds een hoeveelheid 5 vocht 19 aanwezig. Het reservoir 13 is voorzien van als één of een meervoudig aantal irrigatiepunten uitgevoerde irrigatiemiddelen voor het afgeven van in het reservoir 13 aanwezig vocht aan de daaronder gelegen ondergrond 7.
Het getoonde irrigatiepunt is uitgevoerd als een holle naald 14 die 10 als druppelaar dienst doet. Met behulp van de holle naald 14 kan het in het reservoir 13 aanwezige vocht gedoseerd worden in de ondergrond 7 worden ingebracht, zodat duurzame zoetwatervoorziening wordt gerealiseerd. Ook maakt het reservoir 11 met het irrigatiepunt het mogelijk om relatief grote hoeveelheden regenwater die in relatief korte tijd worden opgevangen toch 15 gedurende een relatief lange tijd af te géven aan de ondergrond 7. De holle naald 14 dient tevens als verankering voor het verder verhogen van de stabiliteit van de inrichting 1. Uiteraard is het mogelijk het irrigatiepunt anders te implementeren, bijvoorbeeld als een opening in de bodem 16 van het reservoir 13, of als één of een meervoudig aantal capillaire koorden. Een 20 capillair koord kan bijvoorbeeld katoen en/of vezels omvatten. Optioneel is de dosering van het debiet aan de ondergrond 7 af te geven vocht instelbaar met behulp van regelmiddelen. De regelmiddelen omvatten bijvoorbeeld een permeabel vlies of een membraan dat is aangebracht in de doorgang van de holle naald 14. Bij toepassing van een capillair koord kan bijvoorbeeld een 25 afknelinstrument, zoals een wartel, worden toegepast. Ook kunnen de regelmiddelen verplaatsbare afdekkingsmiddelen omvatten. Voorts kan het capillair door een opening in de wand van het reservoir reiken, waarbij de afstand van het uitstekende deel wordt gevarieerd om een debiet in te stellen. Ook kunnen de regelmiddelen één of een meervoudig aantal conisch 30 gevormde elementen omvatten die daarmee corresponderende openingen in 10 de bodem van het reservoir geheel of gedeeltelijk kunnen afsluiten. Aldus kan een debiet af te geven vocht worden ingesteld.
Het reservoir 13 omvat een uitstroomkanaal 15, ook wel overlooppijp genoemd, waarvan een eerste uiteinde 17 zich tijdens gebruik 5 boven de bodem 16 van het reservoir 13 bevindt en waarvan een tweede uiteinde 18 aansluit op het irrigatiepunt, in de getoonde uitvoeringsvorm de holle naald 14. Door toepassing van de overlooppijp 15 wordt bereikt dat vaste deeltjes in het opgeslagen vocht 19, zoals vuil en/of stof, die op de bodem 16 van het reservoir 13 liggen tot aan het niveau van het eerste 10 uiteinde 17 van de overlooppijp 15 niet via de irrigatiepunten de ondergrond 7 bereiken. Hierdoor wordt verstopping van de irrigatiepunten tegengegaan. De overlooppijp 15 fungeert zodoende als een eenvoudig aangebracht filter voor bezonken vaste deeltjes in het opgeslagen vocht 19.
De regelmiddelen kunnen bijvoorbeeld ook een permeabel vlies, een 15 capillair koord of een membraan omvatten dat is aangebracht in de doorgang van de holle naald 14.
Bovendien is het reservoir 13 voorzien van een overstroomopening 21 in de koker 22 van het reservoir 13, zodat overtollig vocht gemakkelijk weg kan stromen. De overstroomopening 21 is juist boven het niveau van 20 opening 12 gepositioneerd.
Onder het waterwinoppervlak 8 is thermisch isolatiemateriaal 20 aangebracht, zodat een temperatuurverschil tussen het waterwinoppervlak 9 en de omringende atmosfeer zo lang mogelijk in stand blijft ter bevordering van het vochtwinningsproces. De onderzijde van het 25 isolatiemateriaal 20 kan zowel horizontaal als hol of bol worden uitgevoerd, waarbij een holle vorm de verdamping van het in het reservoir 13 opgeslagen vocht tegengaat.
Voorts is de inrichting 1 aan de buitenzijde voorzien van ogen 29. Door de ogen 29 kan een verankerpen 30 worden aangebracht ter 30 verankering van de inrichting aan de ondergrond 7. Optioneel is aan de pen 11 op verschillende afstanden een haak 31 aangebracht die kan aangrijpen op een oog van de inrichting. Hierdoor kan een pen de inrichting op een gewenste hoogte dragen. Ook kan de oriëntatie van de inrichting worden ingesteld, zodat het hulpmiddel in hoofdzaak horizontaal boven een schuine 5 hellende ondergrond kan worden gepositioneerd. Bij voorkeur zijn de ogen op gelijkmatige wijze verdeeld over de omtrek van de inrichting, bijvoorbeeld om de 90°. De pen is voorts optioneel voorzien van armen die zich in hoofdzaak zijwaarts uitstrekken, zodat de pen zijwaarts kan worden gestabiliseerd tegen het oppervlak 6 van de ondergrond 7.
10 Het waterwinoppérvlak 9 vormt een opvangstructuur 8 voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht. Hierbij maakt het waterwinoppérvlak 9 tijdens werking van de inrichting 1 een hoek ten opzichte van de zwaartekrachtoriëntatie. Overeenkomstig een aspect van de uitvinding is de opvangstructuur 8 modulair gekoppeld aan het reservoir 13. 15 Voorts is de opvangstructuur 8 nestbaar.
Aangezien de opvangstructuur zich zijwaarts verder kan uitstrekken dan de koker van de inrichting, wordt het effectieve oppervlak voor het ontvangen van het vocht vergroot. Hierdoor komt meer water beschikbaar voor de jonge plant dan de binnenruimte van de koker op 20 zichzelf genomen aan neerslag zou kunnen verzamelen.
Door het door middel van condensatie winnen van water uit de atmosfeer is het mogelijk ook relatief droge 'en/of rotsachtige gebieden te beplanten. Ook gronden die zout of brak water bevatten komen in aanmerking voor aanplant, aangezien door de toegenomen beschikbare 25 vochthoeveelheid segmenten in de ondergrond met zoet water gevormd kunnen worden. Bovendien kunnen planten en bomen in een priller stadium worden aangeplant, aangezien het organisme beter wordt beschut en verzorgd door de inrichting overeenkomstig de uitvinding dan in het geval van het bekende planthulpmiddel. Uiteraard brengt dit als voordeel met 30 zich mee dat minder kosten zijn gemoeid voor het verkrijgen van de jongere 12 planten. Bovendien zijn transportkosten lager. Als gevolg van de constante watertoevoer kan de jonge plant op de bodem worden geplant in plaats van in een te graven plantgat. Hierdoor wordt het capillair van de grond niet verstoord en kan tevens op rotsachtige bodems worden geplant.
5 Voorts wordt opgemerkt dat de koker de jonge plant althans gedeeltelijk zijwaarts omgeeft. Uiteraard is het mogelijk de koker rondom gesloten uit te voeren, zodat de koker de plant geheel omsluit. Het is echter ook mogelijk een opening of spleet vrij te laten, bijvoorbeeld voor het aanbrengen van kiemmateriaal in de koker, nadat de inrichting op de 10 ondergrond is gepositioneerd. Bij voorkeur is de jonge plant zodanig aangebracht dat de koker de wortelstructuur of te vormen wortelstructuur althans gedeeltelijk omgeeft. De stengel, stam, takken en/of loof bevindt zich dan in hoofdzaak boven de bovenrand van de koker, zodat voldoende langsstromend lucht beschikbaar is voor de plant. Uiteraard is het ook 15 mogelijk de jonge plant anders te positioneren, bijvoorbeeld met het loof althans gedeeltelijk onder de bovenrand van de koker, zodat een betere mechanische bescherming van de jonge plant is verkregen.
De inrichting overeenkomstig de uitvinding functioneert aldus niet alleen ter bescherming van fysieke invloeden van buitenaf, maar ook voor 20 het ondersteunen van de plant en voor het stimuleren van groei van de jonge plant.
Door het waterwinoppervlak in hoofdzaak trechtervormig uit te voeren kan het gewonnen vocht gemakkelijk naar de binnenzijde van de koker worden geleid, zodat het vocht ten goede komt aan de plant.
25 Bovendien is relatief veel dag- en/of zonlicht en/of ventilatie beschikbaar voor de jonge plant zodat schimmelvorming wordt tegengegaan en assimilatie- en/of ventilatieprocessen minimaal worden beïnvloed. Het waterwinoppervlak kan echter kan anders worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als een afgeknotte kegel die aan de onderzijde de grootste doorsnede heeft.
30 Het gewonnen vocht kan daarbij aan de randen worden verzameld.
13
Figuren 2 en 3 tonen een schematisch zijaanzicht van respectievelijk een eerste en een tweede uitvoeringsvorm van de opvangstructuur 8 van de inrichting 1 die als planthulpmiddel fungeert. De opvangstructuur 8 heeft een waterwinoppervlak 9 dat in hoofdzaak 5 bovenwaarts is georiënteerd voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht. Het waterwinoppervlak 9 omvat door een specifieke structuur tenminste één ontvangstvlak 10 en tenminste één verzamelvlak 11 voor het respectievelijk verkrijgen en verzamelen van het vocht. Het ontvangstvlak 10 maakt een eerste hoek α ten opzichte van de oriëntatie van de 10 zwaartekracht Z. Het verzamelvlak 11 maakt een tweede hoek B ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht Z. De eerste hoek α is kleiner dan de tweede hoek B, zodat druppeltjes op het ontvangstvlak 10 in principe sneller naar beneden glijden dan druppeltjes op het verzamelvlak 11. Aangezien het verzamelvlak 11 zich aan een onderste rand 10a grenst, 15 zullen relatief veel druppeltjes nabij het verzamelvlak 11 verzamelen en \ door cohesiekrachten grotere druppels vormen. Grotere druppels ondervinden relatief minder adhesiekrachten van het waterwinoppervlak 9, zodat een tweede hoek B die groter is dan de eerste hoek α, voldoende steil is om de druppels langs het verzamelvlak 11 naar beneden in de koker 2 of in 20 een opening 12 naar het reservoir 13 te laten glijden.
Door het oppervlak van het waterwinoppervlak 9 bijzonder waterafstotend uit te voeren, zoals hierboven beschreven, kan ook een effectieve inrichting voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht worden verkregen waarbij het waterwinoppervlak 9 slechts vlakken omvat 25 die onder één voorafbepaalde hoek ten opzichte van de zwaartekrachtrichting zijn georiënteerd.
Op gemerkt wordt dat een waterwinoppervlak met vlakken die slechts onder één vooraf bepaalde hoek zijn georiënteerd ten opzichte van de zwaartekrachtrichting niet alleen kan worden toegepast met de inrichting 30 overeenkomstig conclusie 1, maar eveneens meer in het algemeen in 14 combinatie met een inrichting voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, omvattende een opvangstructuur met een waterwinopperviak dat tijdens gebruik althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht, waarbij het 5 waterwinopperviak waterafstotend is uitgevoerd.
Waterdruppeltjes op het ontvangstvlak 10 worden verkregen door het opvangen van neerslag en/of waterdruppeltjes die door het waterwinningsproces uit de atmosfeer worden verkregen, zoals door dauw en/of condensatie, waarbij het ontvangstvlak 10 als condensvlak fungeert. 10 Vaste neerslag wordt op dezelfde wijze als natte neerslag opgevangen en verzameld.
Optioneel kan de inrichting 1 worden hergebruikt. Het is echter ook mogelijk de inrichting 1 te vervaardigen uit (biologisch) afbreekbaar materiaal, zoals biopolymeren, zodat ontmantelwerkzaamheden beperkt 15 blijven of in het geheel overbodig zijn. In laatstgenoemde situatie kan de inrichting 1 op voordelige wijze worden voorzien van tenminste één entingskokon 5. Bovendien kan de inrichting naderhand dienen als compost en/of groeibevorderende middelen omvatten.
Bij voorkeur is de inrichting ondoorzichtig, niet transparant, 20 uitgevoerd, zodat vorming van onkruid binnenin de inrichting wordt tegengegaan.
Figuur 4 toont een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting 1 overeenkomstig de uitvinding.
25 De tweede uitvoeringsvormen is in hoofdzaak op gelijke wijze uitgevoerd als de eerste uitvoeringsvorm zoals beschreven onder verwijzing naar Figuren 1-3. In Figuur 4 omvat het reservoir 13 een inlaatpijp 60 die met een eerste uiteinde 61 binnenwaarts aansluit op de rand van opening 12 in het waterwinopperviak 9. Door toepassing van een dergelijke 30 inlaatpijp 60 wordt verlies van in het reservoir 13 aanwezig vocht door 15 verdamping aanzienlijk gereduceerd. De hoeveelheid vocht die kan verdampen neemt over het algemeen namelijk toe als de grootte van het vloeistofoppervlak dat in gasverbinding staat met de opening 12, toeneemt. Omgekeerd neemt de hoeveelheid vloeistof die door verdamping wordt 5 verloren, af naarmate de grootte van het vloeistofoppervlak dat in gasverbinding staat met de opening, afneemt. Aangezien het vloeistofoppervlak in de inlaatpijp 60 veel geringer is dan het overige vloeistofoppervlak in het reservoir 13 is de verdamping door de opening 12 navenant geringer, en daarmee ook het verlies van vocht middels 10 verdamping uit het reservoir 13. Zo vormt de vloeistof in de inlaatpijp 60 een barrière voor vocht dat verdampt uit het overige vloeistofoppervlak in het reservoir 13.
Doordat de inlaatpijp 60 met een tweede uiteinde 62 tot juist boven de bodem 16 van het reservoir 13 reikt, functioneert de inlaatpijp 60 ook 15 indien slechts een geringe hoeveelheid vocht in het reservoir aanwezig is, omdat het tweede uiteinde 62 van de pijp 60 zich dan nog onder het j vloeistofoppervlak bevindt.
Bij voorkeur loopt de inlaatpijp 60 in de richting van het eerste uiteinde 61 taps toe, zodat verstoppingen onderin de inlaatpijp op voordelige 20 wijze wordt tegengegaan.
Voorts omvat het reservoir 13 een overlooppijp 70 die op \ vergelijkbare wijze met een eerste uiteinde 71 aansluit op de rand van de uitstroomopening 21 en met een tweede uiteinde 72 tot juist boven de bodem 16 van het reservoir 13 reikt, zodat verdamping van vocht door de 25 uitstroomopening 21 wordt tegengegaan. Om verstoppingen in de overlooppijp 70 tegen te gaan kan de pijp zodanig worden geconstrueerd, dat de pijp in de richting van het eerste uiteinde 61 taps toeloopt, evenals het geval is bij de inlaatpijp 60.
Ook in de tweede uitvoeringsvorm van de inrichting 30 overeenkomstig de uitvinding, zoals getoond in Figuur 4, is de 16 opvangstructuur 8 modulair gekoppeld aan het reservoir 13 en is de opvangstructuur 8 nestbaar uitgevoerd.
Figuur 5 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding in 5 gedeeltelijk opengewerkte toestand.
De inrichting 1 omvat een opvangstructuur 8 met een waterwinoppervlak 9 dat tijdens gebruik althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht. Voorts is de opvangstructuur 8 modulair koppelbaar aan het reservoir 13. Het 10 waterwinoppervlak 9 is evenals in de eerste en tweede uitvoeringsvorm uitgevoerd met een ontvangstvlak 10 en een verzamelvlak 11.
Voorts omvat de inrichting 1 een koker 2 die een jonge plant althans gedeeltelijk kan omgeven. De koker 2 en het reservoir 13 zijn integraal gevormd, zodat een besparing is gerealiseerd in het aantal 15 benodigde componenten voor het assembleren van de inrichting 1. De geïntegreerde koker en reservoir zijn als een module te koppelen aan de opvangstructuur. Bij voorkeur zijn de koker en het reservoir enerzijds en de opvangstructuur anderzijds vochtdicht en/of luchtdicht aan elkaar gekoppeld, zodat geen vocht verloren gaat. Daarnaast zijn de modules bij 20 voorkeur losneembaar, zodat de inrichting gemakkelijk kan worden ontmanteld. Voorts is de koppeling tussen de modules bij voorkeur zodanig dat een minimale warmteuitwisseling plaatsvindt. Hierdoor kan het waterwinoppervlak koel worden gehouden.
De opvangstructuur 8, de koker 2 en/of het reservoir kunnen 25 bijvoorbeeld in kunststof zijn uitgevoerd. Hierbij kan met voordeel gebruik worden gemaakt van een spuitgietproces of vergelijkbare fabricageprocessen.
Bij grote voorkeur zijn de geïntegreerde koker en reservoir ook nestbaar uitgevoerd, zodat de modules compact kunnen worden opgeslagen, 30 getransporteerd en gedistribueerd, bijvoorbeeld in eenheden van enkele 17 tientallen of honderdtallen. Ook wanneer de koker en het reservoir separaat zijn uitgevoerd, kan de koker en/of het reservoir nestbaar zijn vormgegeven. Figuur 6 toont een schematisch aanzicht van een dwarsdoorsnede van twee geneste inrichtingen van Figuur 5. Hierbij zijn twee reservoirs, die elk zijn 5 geïntegreerd met een koker, genest, terwijl ook twee opvangstructuren zijn genest.
Op voordelige wijze kan de hoek die een wandsegment van de koker, het reservoir en/of de opvangstructuur tijdens gebruik maakt ten opzichte van de zwaartekrachtrichting in afhankelijkheid van de wanddikte 10 worden geminimaliseerd. Zo kan genoemde hoek kleiner worden gekozen naarmate de wanddikte afneemt. Hierdoor is een compacte opslagmogelijkheid geschapen voor de modules van de inrichting terwijl ook een zo groot mogelijk volume beschikbaar is voor het reservoir. In een praktische uitvoeringsvorm heeft de wand 113 van het reservoir 15 bijvoorbeeld een hoek van circa 6° tot 10° ten opzichte van de zwaartekrachtrichting.
In de getoonde uitvoering is de koker taps gevormd, zodanig dat de koker op het laagste punt, aan de zijde die tegenover de opvangstructuur is gelegen, de grootste diameter heeft. Hierdoor kan de inrichting na verloop 20 van tijd eenvoudig worden verwijderd met geringe kans dat de plant of delen van de wortelkluit daarbij worden meegetrokken in opwaartse richting. In principe is de inrichting hierdoor zelflossend.
Optioneel is de koker, het reservoir en/of de opvangstructuur twee-of meerdelig uitgevoerd, zodat afzonderlijke delen door ontkoppeling kunnen 25 worden verwijderd. Hierdoor kan de inrichting ook na langere tijd, wanneer takken en loof zijn gevormd die zich zijwaarts en/of opwaarts uitstrekken, relatief eenvoudig worden ontmanteld zonder de plant te beschadigen. De afzonderlijke delen kunnen bijvoorbeeld met een kliksysteem onderling zijn bevestigd. Uiteraard zijn ook andere bevestigingstechnieken toepasbaar, 30 bijvoorbeeld een ophangsysteem. Voorts kan de inrichting niet geheel 18 gesloten zijn uitgevoerd, in bovenaanzicht, maar bijvoorbeeld in hoofdzaak een U-profiel vormen, zodat het geheel naderhand gemakkelijk zijwaarts kan worden weggetrokken.
Bij voorkeur zijn de dimensies van de inrichting en/of de modules 5 ervan zodanig gekozen dat de ruimte op een pallet optimaal kan worden benut. Zo kan een lengte-breedte verhouding worden gekozen van bijvoorbeeld circa 40 cm bij circa 60 cm, circa 50 cm bij circa 60 cm, circa 80 cm bij circa 60 cm en circa 100 cm bij circa 60 cm.
Opgemerkt wordt dat de inrichting als alternatief van relatief 10 zwaar materiaal kan worden vervaardigd, bijvoorbeeld van cement en/of metaal. Hierdoor kan de inrichting tevens dienen als bescherming tegen mechanische externe invloeden, zodat beschadiging van de plant kan worden tegengegaan.
De zijwand van het reservoir 13 kan althans gedeeltelijk 15 transparant worden uitgevoerd, zodat schadelijke bacteriën onder invloed van UV straling onschadelijk kunnen worden gemaakt. Bovendien kan dan gemakkelijk het vloeistofpeil visueel worden bepaald. Op alternatieve of aanvullende wijze kunnen middelen worden toegevoegd aan het verzamelde vocht ter bestrijding van bijvoorbeeld bacteriën, zoals legionellabacteriën.
20 Voorts kan de koker 2, het reservoir 13 en/of de opvangstructuur 8 zijn voorzien van verstijvingsribben, zodat een vooraf bepaalde stijfheid kan worden gerealiseerd met een relatief kleine wanddikte. Op voordelige wijze kan het reservoir 13 in bovenaanzicht asymmetrisch zijn gevormd. Hierdoor wordt bereikt dat het reservoir 13 enerzijds nestbaar is en anderzijds, 25 wanneer om en om wordt gestapeld, juist de onderzijde van een reservoir wordt gedragen door een bovenrand van de daaronder gepositioneerd reservoir. Door het reservoir aldus tegelijkertijd stapelbaar en nestbaar uit te voeren kan het reservoir ook een andere functie vervullen, bijvoorbeeld als opslagdoos.
19
Onder het waterwinoppervlak 9 is een isolatiekamer 110 gelegen voor het isoleren van genoemd oppervlak. Hierdoor blijft het waterwinoppervlak langer koel wanneer ondergelegen structuren opwarmen. De isolatiekamer is aan de bovenzijde begrensd door het 5 waterwinoppervlak. Voorts is de isolatiekamer 110 zijwaarts begrensd door een neerwaarts georiënteerde flens 111 van de opvangstructuur 8. De onderzijde van de isolatiekamer 110 wordt gevormd door een plaatvormig element 112 dat modulair boven het reservoir is aangebracht: Door toepassing van het plaatvormige element 112 kan op eenvoudige wijze een 10 isolatiekamer worden gevormd.
Desgewenst kan in de isolatiekamer 110 isolatiemateriaal worden aangebracht. Het is echter ook mogelijk dat in de kamer 110 aanwezig lucht als isolatie dient.
Opgemerkt wordt dat delen van het waterwinoppervlak onder een 15 relatief grote hoek ten opzichte van de zwaartekrachtrichting zijn georiënteerd zodat het uitstralende effect van het oppervlak zoveel mogelijk wordt benut.
Voorts is het reservoir voorzien van een bijvulopening 114 voor het eventueel handmatig of machinaal bijvullen van het reservoir. Hierdoor kan 20 een jonge plant van meer vloeistof worden voorzien dan beschikbaar is op basis van uit de atmosfeer gewonnen vocht. Ook kunnen op deze wijze andere ingrediënten worden toegevoegd, bijvoorbeeld voedingssupplementen. Op voordelige wijze is de bijvulopening via de opvangstructuur toegankelijk. Door de bijvulopening relatief hoog aan te 25 brengen kan een maximale ruimte voor het reservoir worden benut.
Figuur 7 toont een schematisch perspectivisch deelaanzicht van het waterwinopppervlak 9 van de inrichting zoals getoond in Figuren 5 en 6. De bijvulopening 114 is nabij het laagste punt van het waterwinoppervlak 9 gelegen, zodat ook een maximale ruimte beschikbaar is voor de 30 isolatiekamer. In de getoonde uitvoeringsvorm is het laagste punt ongeveer 20 in het midden van het waterwinoppervlak gelegen, nabij de koker 2.
Rondom de koker is een goot 115 gelegen waarin het verzamelde vocht terecht komt, zodanig dat het via de inlaatpijp 60 naar het reservoir 13 wordt geleid. Aan de radiale binnenzijde van goot 115 is een opstaande rand 5 117 aangebracht, zodat een extra wateropslag, op het waterwinoppervlak, is gerealiseerd.
Door toepassing van de opstaande rand 117 nabij lager gelegen delen van het waterwinoppervlak kan het waterwinoppervlak, bijvoorbeeld tijdens en direct na een hevige regenbui dienst doen als tijdelijk 10 waterreservoir. Bij hevige regenval kan de hoeveelheid gewonnen regenwater per tijdseenheid namelijk groter zijn dan de afvoercapaciteit van het waterwinoppervlak naar het reservoir. Het in het tijdelijke waterreservoir opgevangen regenwater kan dan naderhand worden afgevoerd via opening 12, eventueel voorzien van een inlaatpijp 60, naar het 15 eigenlijke reservoir. Bij afwezigheid van de opstaande rand 117 zou een overmaat aan regenwater direct de koker instromen en zodoende verloren gaan om in een later stadium via het reservoir toe te dienen aan de plant.
Opgemerkt wordt dat het zodanig vormen van het waterwinoppervlak dat deze tevens althans gedeeltelijk dienst kan doen als 20 tijdelijk reservoir voor door de inrichting verzameld vocht niet alleen kan worden toe gepast met de inrichting overeenkomstig conclusie 1, maar eveneens meer in het algemeen in combinatie met een inrichting voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, omvattende een opvangstructuur met een waterwinoppervlak dat tijdens gebruik althans 25 gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht.
Op voorde lige wijze is de bij vulopening 114 afsluitbaar door een bijvuldop 116 die bij voorkeur luchtdicht is uitgevoerd. Hiertoe kan de bijvuldop bijvoorbeeld op diameter zijn afgesloten en een bajonetsluiting 30 omvatten. Uiteraard zijn talloze alternatieven denkbaar, bijvoorbeeld met 21 behulp van afsluitringen. Echter, door de bijvuldop op diameter af te sluiten kan op elegante wijze met een enkelvoudig element een in hoofdzaak luchtdichte afsluiting worden verkregen.
In de getoonde uitvoering is de bijvulopening 114 gerealiseerd door 5 het plaatvormige element 112 uit te voeren met een opening. Aangezien de opening 114 nabij het laagste punt van het waterwinoppervlak 9 is gerealiseerd, is het reservoir direct toegankelijk vanaf het waterwinoppervlak 9 en zijn geen extra voorzieningen zoals een extra koker of dergelijk, nodig.
10 Opgemerkt wordt dat een reservoir voorzien van een bijvulopening niet alleen kan worden toegepast met de inrichting overeenkomstig conclusie 1, maar eveneens meer in het algemeen in combinatie met een inrichting voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, omvattende een opvangstructuur met een waterwinoppervlak dat tijdens gebruik 15 althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht.
Figuren 10 en 11 tonen een eerste en tweede schematisch perspectivisch aanzicht van een zesde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding. De inrichting komt in grote lijnen overeen 20 met de derde uitvoeringsvorm van een inrichting overeenkomstig de uitvinding zoals getoond in Figuren 5-7. Zo is de inrichting voorzien van een opvangstructuur 8 met een waterwinoppervlak 9. De opvangstructuur 8 is gekoppeld aan het reservoir met reservoirwand 13. Voorts omvat het waterwinoppervlak 9 een overloopstructuur om een overmaat aan 25 opgevangen vocht buitenwaarts af te voeren. De overloopstructuur heeft een overlooppad waarvan het hoogste traject, gezien in de zwaartekrachtrichting, lager is dan de bovenkant van de opstaande kokerrand 117. Aldus vormt het overlooppad een traject voor een overmaat van vocht vanuit lager gelegen delen van het waterwinoppervlak 9 tot 30 buiten de zijrand 122 van de inrichting. Hierdoor kan een overmaat van 22 opgevangen vocht, bijvoorbeeld tijdens een hevige regelval, dat de koker dreigt in te stromen, buitenwaarts worden afgevoerd.
Wanneer in korte tijd veel vocht wordt gewonnen loopt het vocht via de goot 115 en de inlaatpijp 60 in het reservoir. Wanneer de inlaatpijp 5 60 het opgevangen vocht niet meer kan verwerken ontstaat op het onderste deel van het waterwinoppervlak 9 een tijdelijke opslagruimte waarbij de opstaande rand 117 rondom de koker tegengaat dat het vocht de koker instroomt, zoals hierboven beschreven. Stijgt het vochtpeil in de tijdelijke opslagruimte nog verder, zo ver dat het vocht toch over de opstaande rand 10 117 de koker in dreigt te stromen, dan vloeit het overmatige vocht via de overloopstructuur buitenwaarts af, zodat alsnog wordt tegengegaan dat een overmaat aan vocht de koker instroomt. Het vocht stroomt buitenwaarts uit de inrichting via één of een meervoudig aantal overlooppaden van de overloopstructuur.
15 De in de Figuren 10 en 11 getoonde overloopstructuur is geïmplementeerd als een kanaal 120 waarvan het hoogste traject 121 zich nabij de buitenrand 122 van het waterwinoppervlak 9. In de getoonde uitvoeringsvorm loopt het kanaal 120 door de buitenrand 122. Uiteraard is het ook mogelijk de overloopstructuur anders te construeren, bijvoorbeeld 20 als een meervoudig aantal kanalen, zodat bij plotselinge overloop een meer stabiele situatie ontstaat. Wanneer de kanalen bij verschillende, bij voorkeur tegenover elkaar liggende segmenten van buitenranden 122 zijn aangebracht, kan het overmatige vocht ook buitenwaarts wegstromen wanneer de inrichting niet geheel verticaal is geplaatst.
25 Het kanaal 120 is in een lager gelegen deel van het waterwinoppervlak 9 gelegen, in de getoonde uitvoering in een verzamelvlak. Hierdoor gaat relatief weinig of geen oppervlakte van ontvangstvlakken, en daarmee ontvangstcapaciteit van de inrichting verloren.
23
Optioneel is het reservoir op voordelige, meer eenvoudige wijze zonder overlooppijp 70 uitgevoerd, aangezien door de overloopstructuur op het waterwinoppervlak reeds een structuur is aangebracht voor het verwijderen van overmaat aan vocht.
5 Op gemerkt wordt dat een waterwinoppervlak dat een overloopstructuur omvat om een overmaat aan op gevangen vocht buitenwaarts af te voeren niet alleen kan worden toegepast met de inrichting overeenkomstig conclusie 1, maar eveneens meer in het algemeen in combinatie met een inrichting voor het winnen van in de atmosfeer 10 aanwezig vocht, omvattende een opvangstructuur met een waterwinoppervlak dat tijdens gebruik althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht.
De uitvinding is niet beperkt tot het hier beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Vele varianten zijn mogelijk.
15 Zo kan het waterwinoppervlak in verschillende kleuren zijn uitgevoerd. Door het oppervlak te voorzien van een lichte kleur is de warmteopname door middel van zonlicht relatief gering, zodat een condensatieproces voor het winnen van water relatief lang effectief blijft.
Voorts kan de opvangstructuur niet alleen in combinatie met een 20 een planthulpmiddel, maar ook zelfstandig worden toegepast voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, bijvoorbeeld met behulp van bevestigingsmiddelen ter bevestiging op gebouwen, vaartuigen, zoals zeilschepen, of op andere drijvende constructies buitengaats. Het gewonnen vocht kan worden bewerkt voor het verkrijgen van drinkwater of 25 anderszins, bijvoorbeeld voor chemische processen en/of irrigatie doeleinden.
Figuur 8 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van een inrichting 200 overeenkomstig de uitvinding. Hierbij is de opvangstructuur 208 met het waterwinoppervlak 209 als dak op een woning 210 bevestigd, zodat neerslag en andere uit de 30 atmosfeer gewonnen vocht kan worden opgevangen. Het reservoir is 24 uitgevoerd als een vat 211 dat is aangesloten op het waterwinoppervlak 209. Voorts is het vat 211 voorzien van een tapkraan 212 voor het aftappen van het verzamelde vocht. Opgemerkt wordt dat een dergelijke inrichting ook op andere typen utiliteitsbouw kan worden toegepast, zoals op kantoren of 5 industriële panden. Door de ribstructuur van de opvangstructuur 208 is een bijzonder stijf geheel verkregen dat aldus relatief goed bestand tegen schokken, zoals aardschokken of aardbevingen.
Figuur 9 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een vijfde uitvoeringsvorm van een inrichting 300 overeenkomstig de uitvinding. 10 Hierbij is de opvangstructuur 308 met het waterwinoppervlak 309 bevestigd aan de bovenzijde van een fles 310 die als reservoir dienst doet. Bijgevolg kan op elegante en gemakkelijk wijze vocht worden gewonnen en opgeslagen in een fles, bijvoorbeeld een fles voor frisdrank. Op voordelige wijze kan de onderzijde van de opvangstructuur 308 worden voorzien van een 15 schroefdraad die correspondeert met de schroefdraad van de fles, zodanig dat de opvangstructuur als een dop op de fles kan worden gedraaid.
Hierdoor is een eenvoudige, robuuste en waterdichte verbinding met de fles verkregen. De opvangstructuur 308 wordt hierbij met behulp van een schroefverbinding met corresponderende maatvoering modulair gekoppeld 20 aan het reservoir dat is uitgevoerd als een fles 310. Uiteraard zijn ook andere koppelingstechnieken van de opvangstructuur en de fles mogelijk, bijvoorbeeld een klikverbinding. De fles met opvangstructuur kan op of in de grond worden geplaatst. Bij plaatsing in de grond vormt de neerwaarts georiënteerde flens 311 van het waterwinoppervlak 309 bij ingraving van de 25 fles in de grond, een zijrand van een isolatiekamer zoals hierboven beschreven. Echter, het waterwinoppervlak 309 kan in principe ook zonder neerwaarts georiënteerde flens 311 worden uitgevoerd, bijvoorbeeld om het fabricageproces van de opvangstructuur 308 te vereenvoudigen.
25
Toepassing van een inrichting overeenkomstig de uitvinding is voorts mogelijk door plaatsing boven zout of brak water, aangezien condensatie van verdampt zout of brak water tot zoetwaterproductie leidt.
Optioneel is boven het waterwinoppervlak een gaasstructuur 5 aangebracht, zodat vraat van de plant door dieren die zich in de omgeving van de inrichting ophouden, wordt tegengegaan.
Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

Claims (36)

1. Inrichting voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, omvattende een opvangstructuur met een waterwinoppervlak dat tijdens gebruik althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht, waarbij de opvangstructuur modulair koppelbaar is 5 aan een reservoir voor het opslaan van het gewonnen vocht en waarbij de opvangstructuur nestbaar is.
2. Inrichting volgens conclusie 1, voorts omvattende een op de opvangstructuur koppelbare koker voor het althans gedeeltelijk zijwaarts omgeven van een in de opvangstructuur plaatsbare jonge plant.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de koker en het reservoir integraal zijn gevormd.
4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de koker en/of het reservoir eveneens nestbaar is uitgevoerd.
5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het 15 reservoir de koker althans gedeeltelijk omgeeft.
6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hoek die een wandsegment van de koker, het reservoir en/of de opvangstructuur tijdens gebruik maakt ten opzichte van de zwaartekrachtrichting in afhankelijkheid van de wanddikte is geminimaliseerd.
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de opvangstructuur modulair is gekoppeld aan het reservoir.
8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het waterwinoppervlak een ontvangstvlak omvat dat tijdens gebruik een eerste hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht, en een aan 25 een onderste rand van het ontvangstvlak grenzend verzamelvlak dat tijdens gebruik een tweede hoek maakt ten opzichte van de oriëntatie van de zwaartekracht, waarbij de eerste hoek kleiner is dan de tweede hoek.
9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het waterwinoppervlak in hoofdzaak trechtervormig is.
10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het reservoir in hoofdzaak onder het waterwinoppervlak is gelegen.
11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij onder het waterwinoppervlak een isolatiekamer is gelegen.
12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattende een plaatvormig element dat modulair boven het reservoir is aangebracht ter vorming van althans een deel van de onderzijde van de 10 isolatiekamer.
13. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, voorts omvattende isolatiemateriaal dat onder het waterwinoppervlak is aangebracht.
14. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 15 opvangstructuur een neerwaarts georiënteerde flens omvat ter vorming van een zijwand van de isolatiekamer.
15. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het reservoir is voorzien van een bijvulopening.
16. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 20 bijvulopening via de opvangstructuur toegankelijk is.
17. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de bijvulopening nabij de koker en/of nabij het laagste punt van het waterwinoppervlak is gelegen.
18. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 25 bijvulopening wordt gevormd door een uitsparing van de modulair, boven het reservoir aangebrachte plaatvormige structuur die aansluit op een uitsparing in de opvangstructuur.
19. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de koker, het reservoir en/of de opvangstructuur is voorzien van verstijvingsribben.
20. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het reservoir in bovenaanzicht asymmetrisch is gevormd.
21. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de koker in hoofdzaak taps is gevormd met de grootste diameter aan de zijde die 5 tegenover de opvangstructuur is gelegen.
22. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de opvangstructuur is voorzien van een neerwaarts georiënteerde flens ter vorming van een zijwand van de isolatiekamer.
23. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 10 zijwand van het reservoir althans gedeeltelijk transparant is uitgevoerd.
24. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het waterwinoppervlak althans gedeeltelijk waterafstotend is gevormd.
25. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het waterwinoppervlak een verruwingsproces heeft ondergaan.
26. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het waterwinoppervlak een adhesieverlagende toplaag omvat, die optioneel een siliconen of teflon materiaal omvat.
27. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij delen zijn opgebouwd uit biologisch afbreekbaar materiaal.
28. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het reservoir is voorzien van irrigatiemiddelen voor het afgeven van in het reservoir aanwezig vocht aan een daaronder gelegen ondergrond.
29. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de irrigatiemiddelen zijn voorzien van regelmiddelen voor het regelen van een 25 debiet af te geven vocht.
30. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de opvangstructuur is voorzien van een opstaande rand grenzend aan lager gelegen delen van het waterwinoppervlak.
31. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 30 opstaande rand de bovenrand van de koker vormt.
32. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het waterwinoppervlak een overloopstructuur omvat om een overmaat aan opgevangen vocht buitenwaarts af te voeren.
33. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 5 overloopstructuur een overlooppad heeft waarvan het hoogste traject, gezien in de zwaartekrachtrichting, lager is dan de bovenkant van de opstaande rand.
34. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het overlooppad een traject vormt vanuit lager gelegen delen van het 10 waterwinoppervlak tot buiten een zijrand van de inrichting.
35. Werkwijze voor het transporteren, opslaan en/of distribueren van inrichtingen voor het winnen van in de atmosfeer aanwezig vocht, waarbij elk van de inrichtingen een opvangstructuur omvatten met een waterwinoppervlak dat althans gedeeltelijk een hoek maakt ten opzichte 15 van de oriëntatie van de zwaartekracht, waarbij de opvangstructuur modulair koppelbaar is aan een reservoir voor het opslaan van het gewonnen vocht en waarbij de werkwijze het nesten van de opvangstructuren omvat.
36. Werkwijze voor het toevoegen van bacteriebestrijdende middelen 20 aan een reservoir waarin uit de atmosfeer gewonnen vocht wordt opgeslagen.
NL2001185A 2007-12-18 2008-01-15 Inrichting en werkwijze. NL2001185C2 (nl)

Priority Applications (22)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001185A NL2001185C2 (nl) 2008-01-15 2008-01-15 Inrichting en werkwijze.
MX2013012743A MX360388B (es) 2007-12-18 2008-12-18 Dispositivo y metodo para recuperar humedad en la atmosfera.
EP20080861046 EP2230894B1 (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture present in the atmosphere
US12/808,407 US8118917B2 (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
CA 2709837 CA2709837A1 (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
AP2013007144A AP2013007144A0 (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
BRPI0821199A BRPI0821199A2 (pt) 2007-12-18 2008-12-18 dispositivo e métodos para recuperar unidade presente na atmosfera, e, método para adicionar meios antibacterianos a um reservatório.
PCT/NL2008/050816 WO2009078721A1 (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
AP2010005293A AP2847A (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
MX2010006674A MX2010006674A (es) 2007-12-18 2008-12-18 Dispositivo y metodo para recuperar humedad en la atmosfera.
ES08861046T ES2432522T3 (es) 2007-12-18 2008-12-18 Dispositivo y método para recuperar la humedad presente en la atmósfera
EA201070759A EA201070759A1 (ru) 2007-12-18 2008-12-18 Устройство и способ извлечения влаги в атмосфере
JP2010539333A JP5627467B2 (ja) 2007-12-18 2008-12-18 大気中の水分を回収するための装置及び方法
AU2008339163A AU2008339163B2 (en) 2007-12-18 2008-12-18 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
CN2008801269412A CN101945572A (zh) 2007-12-18 2008-12-18 用于回收大气中水分的设备和方法
PT08861046T PT2230894E (pt) 2007-12-18 2008-12-18 Dispositivo e método para recuperar a humidade na atmosfera
ZA2010/04147A ZA201004147B (en) 2007-12-18 2010-06-10 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
EG2010060983A EG26646A (en) 2007-12-18 2010-06-10 A device and method for extracting moisture in the atmosphere
IL206367A IL206367A0 (en) 2007-12-18 2010-06-14 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
TN2010000283A TN2010000283A1 (en) 2007-12-18 2010-06-17 Device and method for recovering moisture in the atmosphere
MA33010A MA32124B1 (fr) 2007-12-18 2010-07-14 Dispositif et procede de recuperation d'humidite atmospherique
US13/399,219 US8357231B2 (en) 2007-12-18 2012-02-17 Device and method for recovering moisture in the atmosphere

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001185A NL2001185C2 (nl) 2008-01-15 2008-01-15 Inrichting en werkwijze.
NL2001185 2008-01-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001185C2 true NL2001185C2 (nl) 2009-07-16

Family

ID=39689408

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001185A NL2001185C2 (nl) 2007-12-18 2008-01-15 Inrichting en werkwijze.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2001185C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB723239A (en) * 1952-02-28 1955-02-02 British Electricon London Ltd Atmospheric moisture precipitation apparatus for use in arid regions
WO2006132526A2 (en) * 2005-06-08 2006-12-14 P.M.M. Hoff Holding B.V. Plant aid, water collection sheet and method
US20070062114A1 (en) * 2005-08-15 2007-03-22 Kruer Thomas R Pot-in-pot growing system for plants

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB723239A (en) * 1952-02-28 1955-02-02 British Electricon London Ltd Atmospheric moisture precipitation apparatus for use in arid regions
WO2006132526A2 (en) * 2005-06-08 2006-12-14 P.M.M. Hoff Holding B.V. Plant aid, water collection sheet and method
US20070062114A1 (en) * 2005-08-15 2007-03-22 Kruer Thomas R Pot-in-pot growing system for plants

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8118917B2 (en) Device and method for recovering moisture in the atmosphere
NL1029307C2 (nl) Planthulpmiddel, waterwinblad en werkwijze.
KR102436407B1 (ko) 건조지역에서의 식물 재배를 위한 물 수확, 관개장치 및 식물재배를 위한 실시방법
US20170273257A1 (en) Encapsulated and segregated growth containers
NL2001099C1 (nl) Inrichting en werkwijze.
NL2001185C2 (nl) Inrichting en werkwijze.
US20190335682A1 (en) Encapsulated and segregated growth containers
AU2011253814B2 (en) Plant aid, water collection sheet and method
AU2013200272B2 (en) Device and method for recovering moisture in the atmosphere
AU734129B1 (en) Microclimate cone
TR2021014815A2 (tr) Kendinden Sulama Sistemine Sahip Fidan Yetiştirme Kabı
BRPI0611810B1 (pt) A plant aid for protecting a young plant, a water collection sheet provided with a water collection surface for collecting moisture present in the atmosphere, and a method for collecting moisture present in the atmosphere

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up