NL2000208C2 - Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan. - Google Patents

Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan. Download PDF

Info

Publication number
NL2000208C2
NL2000208C2 NL2000208A NL2000208A NL2000208C2 NL 2000208 C2 NL2000208 C2 NL 2000208C2 NL 2000208 A NL2000208 A NL 2000208A NL 2000208 A NL2000208 A NL 2000208A NL 2000208 C2 NL2000208 C2 NL 2000208C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sleeve
holder
container
heat treatment
vial
Prior art date
Application number
NL2000208A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Grisnigt
Original Assignee
Connexion Baexem B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Connexion Baexem B V filed Critical Connexion Baexem B V
Priority to NL2000208A priority Critical patent/NL2000208C2/nl
Priority to PCT/NL2007/050054 priority patent/WO2008026917A1/en
Priority to EP07715874A priority patent/EP2059447A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2000208C2 publication Critical patent/NL2000208C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B9/00Enclosing successive articles, or quantities of material, e.g. liquids or semiliquids, in flat, folded, or tubular webs of flexible sheet material; Subdividing filled flexible tubes to form packages
    • B65B9/10Enclosing successive articles, or quantities of material, in preformed tubular webs, or in webs formed into tubes around filling nozzles, e.g. extruded tubular webs
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B53/00Shrinking wrappers, containers, or container covers during or after packaging
    • B65B53/02Shrinking wrappers, containers, or container covers during or after packaging by heat
    • B65B53/06Shrinking wrappers, containers, or container covers during or after packaging by heat supplied by gases, e.g. hot-air jets
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D23/00Details of bottles or jars not otherwise provided for
    • B65D23/08Coverings or external coatings
    • B65D23/0842Sheets or tubes applied around the bottle with or without subsequent folding operations
    • B65D23/0878Shrunk on the bottle

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Packages (AREA)
  • Details Of Rigid Or Semi-Rigid Containers (AREA)

Description

Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen 5 van een beschermde houder en op een beschermde houder die volgens deze werkwijze kan worden vervaardigd.
Houders voor gevaarlijke of sterk werkende stoffen worden bijvoorbeeld gebruikt in de medische wereld als injectieflacon, of als houder voor bijvoorbeeld radioactieve stoffen. 10 Dergelijke houders worden gevuld met een medicinale of radioactieve stof en afgesloten met een afsluiter die, als een vloeistof wordt toegepast, eventueel met een injectienaald doorstoken kan worden. De injectieflacon is veelal nog voorzien van een beschermkap die vóór gebruik verwijderd dient te worden. Tijdens het produceren van de injectieflacons en andere houders voor gevaarlijke of sterk werkende stoffen is de kans 15 groot dat een dergelijke stof op de buitenkant van de flacons terecht komt. Daarom worden de flacons na het vullen en afsluiten afgespoeld om deze stof te verwijderen. Uit de praktijk is echter bekend dat de buitenkant van een flacon niet altijd schoon is, dat wil zeggen vrij van contaminatie met een actieve stof. Het spoelen heeft dan niet tot volledige verwijdering geleid en er zijn nog restanten van de actieve stof 20 achtergebleven. Soms is het achterblijven van restanten van een actieve of sterk werkende stof geen probleem, maar in bepaalde gevallen, zoals bij cytostatica en antibiotica bijvoorbeeld, ligt dat anders. Zo is het bekend dat cytostatica aan glas kunnen absorberen. Dit kan er dan toe leiden dat ziekenhuis- en apotheekmedewerkers, bij het omgaan met dergelijke flacons, ongewenst in aanraking komen met deze 25 mogelijk zeer toxische stoffen. In het geval van antibiotica is contaminatie aan de buitenkant ongewenst omdat dit kan leiden tot snellere resistentie van micro-organismen tegen de betreffende antibiotica wanneer deze micro-organismen in contact komen met de flacon, of wanneer de betreffende antibiotica in contact komen met micro-organismen die ziekenhuis- en apotheekmedewerkers bij zich dragen. Het 30 achterblijven van radioactieve resten op een houder is uiteraard eveneens ongewenst.
Om aan bovenstaande problematiek tegemoet te komen zijn houders ontwikkeld die van een beschermend omhulsel zijn voorzien. Het omhulsel wordt na vulling van de houder aangebracht en vermijd derhalve direct contact van een gebruiker met eventueel aan de 2 wand van de houder Wevende restanten gevaarlijke stof. Een werkwijze voor het aanbrengen van een nauwsluitend omhulsel om een houder is bijvoorbeeld bekend uit US 3 826 059. Hierin wordt een gevulde en afgesloten houder in een plastic omhulsel geplaatst, dat onder invloed van warmte op de houder wordt gekrompen. Het omhulsel 5 omvat een bodemdeel voor het bedekken van de bodem van de houder en een staand cilindrisch deel voor het bedekken van de zijwand van de houder en een gedeelte van een beschermkap die op de houder is aangebracht. Volgens de bekende werkwijze wordt de houder ingebracht in een omhulsel waarvan één uiteinde gesloten is, hetgeen moeilijkheden oplevert, onder andere gezien het feit dat lucht uit het omhulsel moet 10 kunnen ontsnappen, terwijl daar slechts weinig ruimte voor is. Voorts is er een kans dat lucht wordt ingesloten tussen het omhulsel en de houderwand wanneer het omhulsel op de houder wordt gekrompen.
De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel om de genoemde nadelen op te heffen en 15 zodoende de negatieve gevolgen daarvan te voorkomen. Daartoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een beschermde houder voor een gevaarlijke stof, omvattende de stappen van a) het verschaffen van een met de gevaarlijke stof gevulde houder met een zijwand, een bodem en een middels een afsluitorgaan afgesloten toegangsopening, b) het aanbrengen van een nauwsluitend omhulsel om de 20 houder, waarbij het omhulsel tenminste een eerste gedeelte en een tweede gedeelte omvat, die worden aangebracht op een eerste wandgedeelte, respectievelijk tweede wandgedeelte van de houder, waarbij beide gedeeltes elkaar althans gedeeltelijk overlappen. Hierdoor wordt een eventuele vervuiling die na het spoelen van de houder op de buitenkant van de houder achterblijft, ingekapseld tussen de houder en het 25 nauwsluitende omhulsel. Omdat het omhulsel volgens de uitvinding wordt aangebracht in tenminste twee delen wordt het nu mogelijk, afhankelijk van bijvoorbeeld de vorm van de houder, de vorm en positie op de houder van de tenminste twee gedeeltes dusdanig te kiezen dat het omhulsel gemakkelijk kan worden aangebracht en bovendien optimale bescherming wordt geboden. Bovendien kunnen de gedeeltes zo worden 30 gekozen dat zij nagenoeg getrouw de vorm van de houder volgen, waardoor deze bijvoorbeeld op stabiele wijze op een ondergrond kan worden geplaatst Door aanwezigheid van het omhulsel, wordt een gebruiker niet langer blootgesteld aan toxische stoffen, omdat de gebruiker niet de houder zelf maar het omhulsel zal aanraken. Doordat het omhulsel nauw past om de houder, behoudt men tijdens het 3 gebruik wel het normale fysieke "gevoel" met de houder, zodat de verdere verwerking ervan hetzelfde blijft. Met betrekking tot het ontwikkelen van resistentie krijgen micro-organismen nu geen kans om in contact te komen met restanten antibiotica aan de buitenzijde van de flacon. Een bijkomend voordeel is, dat het omhulsel zorgt voor extra 5 bescherming tegen breuk. Als een houder toch breekt, zorgt het omhulsel nog voor het bijeenhouden van de stukken glas, en mogelijkerwijs wordt weglekken van de gevaarlijke stof verhinderd.
Het aanbrengen van een beschermend omhulsel vindt volgens de uitvinding plaats na 10 het vullen van de injectieflacon of andere houder, bij voorkeur nadat tevens de stap van het afsluiten van de houder heeft plaatsgevonden. Het heeft voordelen als de werkwijze wordt gekenmerkt doordat het eerste gedeelte en/of het tweede gedeelte zelfklevend is en onder drukuitoefening wordt aangebracht op het eerste, respectievelijk tweede wandgedeelte van de houder. Het betreffende gedeelte kan in deze voorkeursuitvoering 15 een sticker zijn, of elk ander de vakman bekend zelfklevend lichaam. Desgewenst wordt een dergelijke sticker voorzien van een identificatie, bijvoorbeeld in de vorm van een bedrukking met tekst, een code, of een ander identificatiemiddel.
In een andere voorkeursvariant van de werkwijze is het eerste gedeelte en/of het tweede 20 gedeelte uit kunststof vervaardigd en wordt deze na aanbrenging ervan aan een warmtebehandeling onderworpen, waarbij het eerste en/of het tweede gedeelte krimpt en zodoende nauwsluitend tegen de houder aan wordt getrokken. Kunststoffen die krimp vertonen onder invloed van warmte zijn op zich bekend en kunnen worden gekozen naargelang van het gewenste krimpgedrag.
25
Een bijzonder voordelige werkwijze wordt gekenmerkt doordat het eerste gedeelte een bodemdeel omvat dat tegen de bodem van de houder wordt aangebracht, en waarbij het tweede gedeelte een huls omvat die, nadat het eerste gedeelte werd aangebracht over ten minste de volledige zijwand van de houder wordt aangebracht, en daarbij het bodemdeel 30 althans gedeeltelijk overlapt langs de omtreksrand van de bodem. Bij voorkeur is de huls hierbij uit kunststof vervaardigd, en wordt deze met geringe tussenruimte om de houder geschoven, en vervolgens onderworpen aan een warmtebehandeling, zodanig dat de huls krimpt en zich zodoende nauwsluitend om de houder klemt. Een houder verkregen met deze voorkeurswerkwijze blijkt stabiel te kunnen worden neergezet, 4 biedt optimale bescherming aan de gebruiker, en wordt bovendien gemakkelijk en snel vervaardigd.
Om optimale bescherming te kunnen verkrijgen dienen huls en bodemdeel althans 5 gedeeltelijk te overlappen. Een bijzonder geschikte werkwijze om dit snel en goed te verwezenlijken heeft het kenmerk dat de van de huls voorziene houder in een eerste positie wordt geplaatst waarbij de huls niet verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel van de houder, en dat vervolgens de houder en/of de huls in een tweede positie wordt gebracht, waarbij de houder ten opzichte van de huls in axiale richting is 10 verschoven en de huls verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel van de houder.
In de eerste positie rusten houder en huls in deze voorkeurswerkwijze op een eerste gezamenlijk steunvlak, terwijl in de tweede positie de houder op een tweede steunvlak komt te rusten, dat axiaal is verschoven ten opzichte van de eerste positie, en zich doorgaans hoger zal bevinden dan de eerste positie, hoewel dit niet noodzakelijk is 15 volgens de uitvinding. Bij voorkeur wordt in de tweede positie althans het verder reikend gedeelte van de huls onderworpen aan een warmtebehandeling, zodanig dat dit gedeelte van de huls krimpt en zich zodoende nauwsluitend klemt om het bodemdeel langs de omtreksrand van de bodem. Na aanbrenging van althans het verder reikend gedeelte van de huls, wordt dan het overblijvend gedeelte van de huls aan een 20 warmtebehandeling onderworpen, waarbij dit gedeelte krimpt en zodoende eveneens nauwsluitend om de houder wordt geklemd.
Een verdere voorkeurswerkwijze volgens de uitvinding omvat een eerste gedeelte in de vorm van een nauwsluitende huls die over ten minste de volledige zijwand van de 25 houder wordt aangebracht, en een tweede gedeelte dat een bodemdeel omvat dat, nadat het eerste gedeelte werd aangebracht, tegen de bodem van de houder wordt aangebracht, en daarbij de nauwsluitende huls gedeeltelijk overlapt langs de omtreksrand van de zijwand ter hoogte van de bodem. In deze voorkeursvariant wordt de huls bij voorkeur over slechts een gedeelte van de hoogte van de houder aangebracht, waarbij het 30 bodemdeel over de omtreksrand van de houderbodem opwaarts wordt gevouwen. Deze voorkeurswerkwijze heeft als bijkomend voordeel dat een houder wordt verkregen met gladde onderzijde, waardoor deze bijzonder stabiel op haar bodemvlak kan worden geplaatst.
5
Het heeft verder grote voordelen als de werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de houder binnen een dusdanig temperatuursbereik wordt gehouden dat nagenoeg geen condensatie optreedt op de wanden ervan voorafgaand aan stap b), en dat de temperatuur van de gevaarlijke stof niet uitstijgt boven een vooraf bepaalde 5 grenswaarde. Deze maatregel komt de beschermende werking van het omhulsel verder ten goede en zorgt er bovendien voor dat de in de houder aanwezige stof niet wordt aangetast of anderszins onbruikbaar wordt. Bij voorkeur wordt de werkwijze uitgevoerd in een op nagenoeg constante temperatuur gehouden ruimte. Het moge duidelijk zijn dat bovengenoemde grenswaarde van de temperatuur afhankelijk is van de aard van de 10 gevaarlijke stof. De capaciteit van de koelmiddelen kan hier op aangepast worden, indien gewenst. Van belang voor de uitvinding is dat het aanbrengen van het omhulsel in meerdere, ook in de tijd gespreide stappen plaatsvindt. Gebleken is dat op deze wijze de temperatuur gemakkelijker beneden de aangegeven grenswaarde kan worden gehouden.
15
De werkwijze volgens de uitvinding komt bijzonder goed tot zijn recht wanneer de gevaarlijke stof een medicinale stof omvat, gekozen uit de groep van cytostatica of antibiotica, en dat de vooraf bepaalde grenswaarde van de temperatuur ten hoogste 30°C bedraagt.
20
De uitvinding betreft eveneens een beschermde injectieflacon, omvattende een gevulde en afgesloten injectieflacon met een zijwand en een bodem, waarbij een nauwsluitend omhulsel is aangebracht om de gevulde en afgesloten injectieflacon, en waarbij het omhulsel een nauwsluitende huls en een bodemsticker omvat, waarbij de bodemsticker 25 tegen de bodem van de injectieflacon is aangebracht, en waarbij de huls over ten minste de volledige zijwand van de injectieflacon is aangebracht, en daarbij de bodemsticker gedeeltelijk overlapt langs de rand van de bodem. De voordelen van een dergelijke injectieflacon zijn hierboven reeds uitvoerig beschreven en zullen hier niet worden herhaald. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de beschermde injectieflacon, omvat de 30 nauwsluitende huls een geëxtrudeerde buis van een krimpfolie. Een dergelijke huls is eenvoudig te vervaardigen. In nog een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de beschermde injectieflacon omvat deze een nauwsluitende huls in de vorm van een naadloze geëxtrudeerde buis van een krimpfolie. Een dergelijke huls zorgt er onder andere voor dat de houder stabiel op een ondergrond kan worden geplaatst. Tevens 6 wordt een sterker omhulsel verkregen. Bij voorkeur wordt de krimpfolie uit een vinylchloride (co)polymeer vervaardigd. Dergelijke (co)polymeren bezitten de gewenste eigenschappen en zijn bovendien vlamdovend.
5 De uitvinding betreft eveneens een inrichting voor het vervaardigen van een beschermde houder voor een gevaarlijke stof. De inrichting omvat eerste en tweede middelen voor het aanbrengen van een eerste, respectievelijk tweede gedeelte van een nauwsluitend omhulsel, en verder tenminste één warmtebehandelingsruimte en koelmiddelen, waarbij de inrichting tevens transportmiddelen omvat voor het 10 verplaatsen van met de gevaarlijke stof gevulde houders met een zijwand, een bodem en een middels een afsluitorgaan afgesloten toegangsopening. De transportmiddelen omvatten bijvoorbeeld één of meerdere eindloze transportbanden, waarmee houders op continue wijze door de verschillende eenheden van de inrichting kunnen worden gevoerd.
15
In een voorkeursuitvoering van de inrichting omvatten de eerste en/of de tweede middelen drukmiddelen voor het onder druk aanbrengen van het eerste, respectievelijk tweede gedeelte op het eerste, respectievelijk tweede wandgedeelte van een houder. Bij voorkeur omvatten de eerste en/of de tweede middelen tevens 20 warmtebehandelingsmiddelen voor het laten krimpen en zodoende nauwsluitend tegen de houder aan laten trekken van het eerste en/of het tweede gedeelte. In een zeer bijzondere variant omvatten de eerste middelen een etiketteereenheid waarmee het eerste gedeelte in de vorm van een zelfklevend bodemdeel tegen de bodem van een houder kan worden aangebracht onder uitoefening van druk, en de tweede middelen een 25 hulsaanbrengeenheid waarmee het tweede gedeelte in de vorm van een op geschikte lengte gebrachte huls over ten minste de volledige zijwand van een houder kan worden aangebracht. Zowel een etiketteereenheid als een hulsaanbrengeenheid zijn op zich bekend bij de vakman voor andere toepassingen. Een hulsaanbrengeenheid wordt in het betreffende vakgebied ook wel aangeduid met “sleeve unit” of “sleeving unit”. Het is 30 gebruikelijk in dergelijke eenheden om de bij voorkeur naadloze huls in nagenoeg platte vorm vanaf een rol aan te voeren en deze huls vervolgens op mechanische wijze te openen, bijvoorbeeld door deze over een doom heen te voeren. De huls wordt vervolgens in geopende toestand over een houder getrokken en middels een snijdeenheid op de gewenste lengte afgesneden. De houder is dan voorzien van een 7 relatief loszittende huls, die samen met de houder op eenzelfde steunvlak rust, bijvoorbeeld een transportband.
De inrichting is volgens de uitvinding tevens voorzien van tweede middelen in de vorm 5 van een warmtebehandelingseenheid. In deze eenheid wordt de huls van een houder nauwsluitend om een houder geklemd door de huls te onderwerpen aan dusdanige warmte dat deze krimpt. De warmtebehandelingseenheid is hiertoe voorzien van warmtetoevoermiddelen in de vorm van bijvoorbeeld een oven en/of één of meerdere blaasmonden waar warme lucht door wordt aangevoerd.
10
Een bijzondere voorkeursvariant van de inrichting wordt gekenmerkt doordat de tweede middelen verder positioneermiddelen omvatten waarmee een van een huls voorziene houder in een eerste positie kan worden geplaatst en wel dusdanig dat de huls niet verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel van de houder, en waarmee 15 vervolgens de houder en/of de huls in een tweede positie kunnen worden gebracht, en wel dusdanig dat de houder ten opzichte van de huls in axiale richting is verschoven en de huls verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel van de houder. De positioneermiddelen zorgen er voor dat althans het verder reikende gedeelte van de huls vrij komt te hangen waardoor dit gedeelte eventueel kan worden gemanipuleerd en 20 vervormd om een gedeelte van de houder te bedekken. Bij voorkeur is de inrichting daartoe voorzien van blaasmonden gericht op het verder reikend gedeelte van de huls, welke blaasmonden althans dit gedeelte in de tweede positie van de houder kunnen onderwerpen aan een warmtebehandeling, zodanig dat dit gedeelte van de huls krimpt en zich zodoende nauwsluitend klemt om het bodemdeel langs de omtreksrand van de 25 bodem. De huls wordt in een dergelijk geval dus met het bodemdeel vastgehouden aan de houder. Het overblijvend gedeelte van de huls blijft vooralsnog in relatief losse toestand om de houder zitten.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt de inrichting verder voorzien van een 30 warmtebehandelingseenheid die zich na de positioneermiddelen bevindt, en die blaasmonden omvat die het overblijvend gedeelte van de huls aan een warmtebehandeling kunnen onderwerpen, waarbij dit gedeelte krimpt en zodoende nauwsluitend om de houder wordt geklemd. Door met behulp van bovengenoemde voorkeursvariant van de inrichting de houder in tenminste twee stappen te voorzien van 8 een nauwsluitende huls worden luchtinsluitingen grotendeels voorkomen, en wordt er bovendien voor gezorgd dat de inhoud van de houder niet te warm wordt doordat de warmte gedoseerd aan de houder kan worden toegevoerd. Om te voorkomen dat de houder op een te hoge temperatuur komt wordt de warmtebehandelingseenheid verder 5 bij voorkeur voorzien van een transportband met koeling.
De diverse aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende niet-limitatieve beschrijving onder verwijzing naar bijgevoegde figuren, waarin: 10 figuur 1 een schematisch vooraanzicht toont van een inrichting volgens onderhavige uitvinding, figuur 2 een dwarsdoorsnede toont van een beschermde houder volgens onderhavige uitvinding, 15 figuur 3 schematisch de positioneereenheid toont van een voorkeursvariant van de inrichting volgens onderhavige uitvinding, figuur 4 schematisch een detail toont van de positioneereenheid van figuur 3, en figuren 5 A - 5C tenslotte schematisch het positioneerplatiörm toont in verschillende posities.
20
Figuur 1 toont een inrichting 10 voor het vervaardigen van een beschermde houder 1 voor een gevaarlijke stof 2. Inrichting 10 omvat eerste middelen (niet getoond) en tweede middelen 11 voor het aanbrengen van een eerste gedeelte 100, respectievelijk tweede gedeelte 101 van een nauwsluitend omhulsel, en verder tenminste één 25 warmtebehandelingsruimte 12 en koelmiddelen (niet getoond). De van een beschermend omhulsel te voorziene houders 1 worden door middel van transportmiddelen in de vorm van meerdere op elkaar aansluitende transportbanden (13a, 13b, 13c,...) op continue wijze door de verschillende eenheden van inrichting 10 gevoerd. De houders 10 zijn vooraf met een gevaarlijke stof 2 gevuld en omvatten een 30 zijwand 3, een bodem 4 en een middels een afsluitorgaan 5 afgesloten toegangsopening 7. Desgewenst is de houder tevens voorzien van een beschermkap 6. In de in figuur 1 getoonde voorkeursvariant omvatten de eerste middelen (niet getoond) een etiketteereenheid waarmee het eerste gedeelte 100 in de vorm van een zelfklevend bodemdeel 100 tegen de bodem 4 kan worden aangebracht onder uitoefening van druk.
9
Het zelfklevend bodemdeel 100 kan bijvoorbeeld een bodemsticker omvatten die uit een continu vel wordt genomen en onder zekere druk met de klevende zijde op de bodem 4 wordt aangebracht. De tweede middelen omvatten een hulsaanbrengeenheid 11 waarmee het tweede gedeelte in de vorm van een op geschikte lengte gebrachte huls 5 101 over ten minste de volledige zijwand 3 van een houder 1 kan worden aangebracht.
In een dergelijke eenheid 11 wordt een bij voorkeur naadloze huls 101 in nagenoeg platte vorm vanaf een rol 110 aangevoerd en vervolgens op mechanische wijze geopend (niet in detail getoond). Huls 101 wordt vervolgens in geopende toestand over een houder 1 getrokken en middels een (niet in detail getoonde) snijdeenheid op de 10 gewenste lengte afgesneden. Zoals getoond in figuur 4 is de houder 1, nadat deze door de hulsaanbrengeenheid 11 is gevoerd, voorzien van een relatief loszittende huls 101, die op bijvoorbeeld een gedeelte van een transportband (13a, 13b, 13c, ...) rust. Inrichting 10 omvat verder positioneermiddelen 14 waarmee de huls 101 en houder 1 van een van een huls 101 voorziene houder 1 relatief ten opzichte van elkaar in axiale 15 richting kunnen worden verschoven om althans een gedeelte van het manteloppervlak van de huls 101 vrij te maken. De axiale richting komt hierbij overeen met de richting X (zie figuur 2), die nagenoeg loodrecht op de bodem van houder 1 verloopt. Positioneerinrichting 14 omvat in de in figuur 3 getoonde voorkeursvariant een transportband 141 waarmee de houders 1 worden getransporteerd in de doorvoerrichting 20 Y, en die een aantal positioneerplatforms 142 draagt. Positioneerinrichting 14 is verder voorzien van een tweede transportband 143 die een aantal grijporganen 144 voert voor het passend opnemen van het afsluitorgaan 5 of de beschermkap 6 van de houders 1. Zoals meer in detail getoond in figuur 4 worden houder 1 en huls 101 aangevoerd volgens positie A. Met behulp van de positioneerplatforms 142 worden houder 1 en huls 25 101 vervolgens in een eerste positie geplaatst (positie B), die overeenkomt met een onderlinge positie van huls 101 en houder 1, waarbij de huls 101 niet verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel 100 van houder 1. In deze, ten opzichte van de aanvoerpositie A, verhoogde positie B wordt de houder 1 via haar afsluitorgaan 5 of beschermkap 6 in een betreffend grijporgaan 144 opgenomen. Vervolgens wordt de huls 30 101 in een tweede positie C gebracht door het positioneerplatform 142 te laten zakken, waardoor de houder 2 ten opzichte van de huls 101 in axiale richting X is verschoven en huls 101 verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel 100 van houder 1. Volgens de in figuur 4 getoonde positie C komt althans het verder reikende gedeelte van huls 101 vrij te hangen. Door de positioneermiddelen 14 verder te voorzien van blaasmonden 10 145 gericht op het verder reikend gedeelte van huls 101 waardoor een verwarmd medium, bijvoorbeeld lucht of een inert gas, kan worden geblazen. Hierdoor wordt het vrije gedeelte van de huls 101 verwarmd waardoor dit gedeelte krimpt en zich zodoende nauwsluitend klemt om het bodemdeel 100 langs de omtreksrand van de bodem 4. Het 5 omtreksgedeelte van de huls 101 blijft hierbij vooralsnog in relatief losse toestand om houder 1 zitten. De houder 1 wordt vervolgens via transportbanden (13a, 13b, 13c, ...) verplaatst naar een warmtebehandelingseenheid 12 die zich met betrekking tot de doorvoerrichting van de houders 1 na de positioneermiddelen 14 bevindt. Warmtebehandelingseenheid 12 is op zich bekend aan de vakman en kan bijvoorbeeld 10 een oven zijn, die wordt verwarmd met een geschikte medium, bijvoorbeeld lucht of een inert gas. Om de verwarming gericht uit te kunnen voeren omvat warmtebehandelingseenheid 12 desgewenst Maasmonden (niet getoond) die gericht zijn op het overblijvend gedeelte van huls 101 en deze aan een warmtebehandeling onderwerpt waarbij dit gedeelte krimpt en zodoende nauwsluitend om de houder 1 15 wordt geklemd. Om te voorkomen dat houder 1 op een te hoge temperatuur komt wordt de warmtebehandelingseenheid 12 verder voorzien van een transportband 13c voorzien van koeling. Dit kan bijvooibeeld luchtkoeling zijn en/of vloeistofkoeling, zoals bijvoorbeeld waterkoeling omvatten.
20 De werking van positioneerplatform 142 wordt in detail getoond in figuren 5A - 5C. Positioneerplatform 142 omvatten een behuizing 400 voor twee geneste (of met andere woorden coaxiale), en in verticale richting X verplaatsbare assen (402, 502) waarvan de eindvlakken een steunvlak (403, 503) vormen voor een houder 2 in de eerste, respectievelijk tweede positie. Assen (402, 502) zijn verticaal in de richting X 25 verplaatsbaar door verticale verplaatsing van steunrollen (408, 508), die onder invloed van door veren (409,509) geleverde veerkracht steunen op loopvlakken (406,506). Door de loopvlakken (406,506) een oplopend en/of aflopend profiel te geven, zoals is getoond in figuur 3, worden steunrollen (408, 508) in verticale richting X in een verhoogde, respectievelijk verlaagde positie gebracht. In de in figuren 5A - 5C 30 getoonde voorkeursvariant is steunrol 408 verticaal verplaatsbaar door deze scharnierend 404 te verbinden met een aan het steunlichaam 400 bevestigde arm 401 en steunrol 405. De verbinding loopt via rond scharnier 404 roteerbaar steunlichaam 407. In figuur 5A wordt de aanvoerpositie getoond (overeenkomstig positie A in figuur 4). In deze positie zijn steunrollen (408, 508) dusdanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd 11 dat steunvlakken (403, 503) in één vlak liggen. In figuur 5B wordt de eerste positie getoond (overeenkomstig positie B in figuur 4). In deze eerste positie zijn steunrollen (408, 508) dusdanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat steunvlakken (403, 503) nog altijd in één vlak liggen, doch verhoogd ten opzichte van de aanvoerpositie. De 5 verhoogde positie wordt bereikt doordat steunrol 405 over een verhoogd steunvlak 406 beweegt waardoor steunlichaam 407 rond scharnier 404 wordt geroteerd in de aangegeven richting R. In figuur 5C tenslotte wordt de tweede positie getoond (gelijkaardig aan positie C in figuur 4). In deze tweede positie zijn steunrollen (408, 508) dusdanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd dat steunvlakken (403, 503) niet 10 meer in één vlak liggen, doch ten opzichte van elkaar axiaal zijn verplaatst. Dit kan bijvoorbeeld door steunvlak 403 naar beneden te brengen, waardoor as 502 vrijkomt. Hoewel in figuur 5C het steunvlak 403 maximaal naar beneden is bewogen (tot in de laagste positie) is dit niet noodzakelijk. Ook een tussenliggende positie is mogelijk. De tweede positie wordt bereikt doordat steunrol 405 over een ten opzichte van positie B 15 verlaagd steunvlak 406 beweegt waardoor steunlichaam 407 rond scharnier 404 wordt geroteerd en wel tegengesteld aan de aangegeven richting R. Steunrol 508 wordt hierbij over een ten opzichte van de aanvoerpositie verhoogd steunvlak 506 bewogen.
In figuur 2 is een dwarsdoorsnede getoond van een gevulde en afgesloten beschermde 20 injectieflacon 1 volgens de onderhavige uitvinding. De beschermde injectieflacon 1 bestaat uit een op zich bekende glazen injectieflacon met een zijwand 3, een bodem 4 en een toegangsopening 7. In de injectieflacon 1 bevindt zich een medicinale vloeistof 2. De beschermde injectieflacon 1 is desgewenst voorzien van een doorprikbaar afsluitorgaan 5, bijvoorbeeld van rubber, en een beschermkap 6, bijvoorbeeld van 25 metaal of kunststof. Aan de buitenzijde van de injectieflacon 1 is een omhulsel (101, 100) nauwsluitend aangebracht over nagenoeg de gehele flacon 1, onder vrijlating van de beschermkap 6. Het omhulsel (101, 100) omvat een bodemsticker 100 die de bodem 4 van de injectieflacon 1 bedekt en een huls 101 die de zijwand 3 bedekt en de bodemsticker 100 langs de rand van de bodem 4 gedeeltelijk overlapt. De huls 101 is bij 30 voorkeur gemaakt van een transparante kunststof, bijvoorbeeld een folie van PE, PP, PVC of dergelijke. De bodemsticker 100 is eveneens bij voorkeur uit een transparante kunststof vervaardigd. Het heeft de voorkeur dat de bodemsticker 100 zelfklevend is, maar dat is niet noodzakelijk in het kader van de uitvinding. Een geschikte waarde voor de dikte van de huls 101 is 0,05 mm maar de waarde voor de dikte kan ook hoger of 12 lager zijn. De bodemsticker 4 heeft bij voorkeur een dikte in de orde van ongeveer 0,15 mm. Omwille van de duidelijkheid zijn enkele onderdelen van de beschermde injectieflacon 1 overdreven dik weergegeven in figuur 2.
5 De hierboven besproken uitvoeringsvorm is slechts een illustratie van mogelijkheden van de onderhavige uitvinding. Verschillende wijzigingen en aanpassingen zijn mogelijk binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd door de bijgaande conclusies.
10 Als gevolg van het aanbrengen van het omhulsel wordt een mogelijke contaminatie die op de buitenzijde van de injectieflacon is achtergebleven, ingekapseld tussen de flacon en het omhulsel. Dientengevolge wordt een gebruiker niet langer blootgesteld aan giftige substanties, omdat de gebruiker niet de injectieflacon zelf, maar het omhulsel zal aanraken. Een bijkomend voordeel van het aanbrengen van het omhulsel is dat wanneer 15 de injectieflacon breekt, het omhulsel de stukken glas bijeen zal houden, en mogelijkerwijs het weglekken van de medicinale of gevaarlijk stof zal verhinderen.

Claims (32)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van een beschermde houder (1) voor een 5 gevaarlijke stof (2), omvattende de stappen van: a) het verschaffen van een met de gevaarlijke stof (2) gevulde houder met een zijwand (3), een bodem (4) en een middels een afsluitorgaan (5) afgesloten toegangsopening (7); b) het aanbrengen van een nauwsluitend omhulsel (100, 101) om de houder, waarbij het omhulsel (100, 101) tenminste een eerste gedeelte (100) en een tweede gedeelte (101) 10 omvat, die worden aangebracht op een eerste wandgedeelte (4), respectievelijk tweede wandgedeelte (3) van de houder, waarbij gedeeltes (100,101) elkaar althans gedeeltelijk overlappen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte (100) 15 en/of het tweede gedeelte (101) zelfklevend is en onder drukuitoefening wordt aangebracht op het eerste, respectievelijk tweede wandgedeelte (3) van de houder.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte (100) en/of het tweede gedeelte (101) uit kunststof is vervaardigd en deze na aanbrenging 20 ervan aan een warmtebehandeling worden onderworpen, waarbij het eerste en/of het tweede gedeelte krimpt en zodoende nauwsluitend tegen de houder aan wordt getrokken.
4. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 25 eerste gedeelte een bodemdeel (602) omvat dat tegen de bodem (4) van de houder wordt aangebracht, en waarbij het tweede gedeelte (101) een huls (601) omvat die, nadat het eerste gedeelte (100) werd aangebracht over ten minste de volledige zijwand (3) van de houder wordt aangebracht, en daarbij het bodemdeel (100) gedeeltelijk overlapt langs de omtreksrand van de bodem (4). 30
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de huls (101) uit kunststof is vervaardigd, en met geringe tussenruimte om de houder wordt geschoven, en vervolgens wordt onderworpen aan een warmtebehandeling, zodanig dat de huls (101) krimpt en zich zodoende nauwsluitend om de houder klemt.
6. Werkwijze volgens conclusie S, met het kenmerk, dat de van de huls (101) voorziene houder in een eerste positie wordt geplaatst waarbij de huls (101) niet verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel (100) van de houder, en dat vervolgens de 5 houder en/of de huls (101) in een tweede positie wordt gebracht, waarbij de houder ten opzichte van de huls (101) in axiale richting is verschoven en de huls (101) verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel (100) van de houder.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat in de eerste positie 10 houder en huls (101) op een eerste gezamenlijk steunvlak (403) rusten.
8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat in de tweede positie de houder op een tweede steunvlak (503) rust.
9. Werkwijze volgens één der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat in de tweede positie althans het verder reikend gedeelte van de huls (101) wordt onderworpen aan een warmtebehandeling, zodanig dat dit gedeelte van de huls (101) krimpt en zich zodoende nauwsluitend klemt om het bodemdeel (100) langs de omtreksrand van de bodem (4). 20
10. Werkwijze volgens 9, met het kenmerk, dat na aanbrenging van althans het verder reikend gedeelte van de huls (101), het overblijvend gedeelte van de huls (101) aan een warmtebehandeling wordt onderworpen, waarbij dit gedeelte krimpt en zodoende nauwsluitend om de houder wordt geklemd. 25
11. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste gedeelte een nauwsluitende huls (101) omvat die over ten minste de volledige zijwand (3) van de houder wordt aangebracht, en waarbij het tweede gedeelte (100) een bodemdeel (100) omvat dat, nadat het eerste gedeelte (101) werd aangebracht tegen de 30 bodem (4) van de houder wordt aangebracht, en daarbij de nauwsluitende huls (101) gedeeltelijk overlapt langs de omtreksrand van de zijwand (3) ter hoogte van de bodem (4).
12. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder binnen een dusdanig temperatuursbereik wordt gehouden dat nagenoeg geen condensatie optreedt op de wanden (3,4) ervan voorafgaand aan stap b), en dat de temperatuur van de gevaarlijke stof (2) niet uitstijgt boven een vooraf bepaalde 5 grenswaarde.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de houders worden gekoeld voorafgaand aan de warmtebehandeling.
14. Werkwijze volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de houders vanaf de bodem (4) worden gekoeld tijdens en/of na de warmtebehandeling.
15. Werkwijze volgens één der conclusies 12 - 14, met het kenmerk, dat de werkwijze wordt uitgevoerd in een op nagenoeg constante temperatuur gehouden 15 ruimte.
16. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gevaarlijke stof (2) een medicinale stof omvat, gekozen uit de groep van cytostatica of antibiotica. 20
17. Werkwijze volgens één der conclusies 12 -14, met het kenmerk, dat de gevaarlijke stof (2) een medicinale stof omvat, gekozen uit de groep van cytostatica of antibiotica, en dat de vooraf bepaalde grenswaarde van de temperatuur ten hoogste 30°C bedraagt. 25
18. Inrichting (10) voor het vervaardigen van een beschermde houder (1) voor een gevaarlijke stof (2), welke inrichting eerste en tweede middelen (11) omvat voor het aanbrengen van een eerste (100), respectievelijk tweede gedeelte (101) van een nauwsluitend omhulsel (100,101), welke inrichting (10) verder tenminste één 30 warmtebehandelingsruimte (12) omvat en koelmiddelen, waarbij de inrichting (10) tevens transportmiddelen (13) omvat voor het verplaatsen van met de gevaarlijke stof (2) gevulde houders (1) met een zijwand (3), een bodem (4) en een middels een aisluitorgaan (5) afgesloten toegangsopening (7).
19. Inrichting (10) volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de eerste en/of de tweede middelen drukmiddelen omvatten voor het onder druk aanbrengen van het eerste, respectievelijk tweede gedeelte op het eerste (4), respectievelijk tweede wandgedeelte (3) van een houder. 5
20. Inrichting (10) volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de eerste en/of de tweede middelen warmtebehandelingsmiddelen omvatten voor het laten krimpen en zodoende nauwsluitend tegen de houder aan laten trekken van het eerste en/of het tweede gedeelte. 10
21. Inrichting (10) volgens één der conclusies 18-20, met het kenmerk, dat de eerste middelen een etiketteereenheid omvatten waarmee het eerste gedeelte in de vorm van een zelfklevend bodemdeel (100) tegen de bodem (4) van een houder kan worden aangebracht onder uitoefening van druk, en waarbij de tweede middelen een 15 hulsaanbrengeenheid omvatten waarmee het tweede gedeelte (101) in de vorm van een op geschikte lengte gebrachte huls (101) over ten minste de volledige zijwand (3) van een houder kan worden aangebracht.
22. Inrichting (10) volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de tweede middelen 20 verder een warmtebehandelingseenheid (145) omvatten voor het laten krimpen en zodoende nauwsluitend om een houder laten klemmen van de huls (101).
23. Inrichting (10) volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de tweede middelen verder positioneermiddelen (142) omvatten waarmee een van een huls (101) voorziene 25 houder (1) in een eerste positie kan worden geplaatst en wel dusdanig dat de huls (101) niet verder reikt dan tot in het vlak van het bodemdeel (100) van de houder (1), en waarmee vervolgens de houder (1) en/of de huls (101) in een tweede positie kunnen worden gebracht, en wel dusdanig dat de houder (1) ten opzichte van de huls (101) in axiale richting is verschoven en de huls (101) verder reikt dan tot in het vlak van het 30 bodemdeel (100) van de houder (1).
24. Inrichting (10) volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de positioneermiddelen (142) een behuizing (400) omvatten voor twee geneste, in verticale richting verplaatsbare assen (402, 502) waarvan de eindvlakken een steunvlak (403, 503. vormen voor een houder 1 in de eerste, respectievelijk tweede positie, waarbij de assen (402, 502) verticaal verplaatsbaar zijn door verticale verplaatsing van steunrollen (408, 508), die onder invloed van door veren (409, 509) geleverde veerkracht steunen op loopvlakken (406, 506). 5
25. Inrichting (10) volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat steunrol (408) verticaal kan worden verplaatst doordat deze scharnierend (404) is verbonden met een aan het steunlichaam (400) bevestigde arm (401) en steunrol (405) via steunlichaam (407). 10
26. Inrichting (10) volgens één der conclusies 23 - 25, met het kenmerk, dat de inrichting (10) tevens is voorzien van blaasmonden (niet getoond) die althans het verder reikend gedeelte van de huls (101) in de tweede positie van de houder (1) kunnen onderwerpen aan een warmtebehandeling, zodanig dat dit gedeelte van de huls (101) 15 krimpt en zich zodoende nauwsluitend klemt om het bodemdeel (100) langs de omtreksrand van de bodem (4).
27. Inrichting (10) volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat de warmtebehandelingseenheid (12) zich in de doorvoerrichting Y na de 20 positioneermiddelen (14) bevindt, en deze blaasmonden omvat die het overblijvend gedeelte van de huls (101) aan een warmtebehandeling kunnen onderwerpen, waarbij dit gedeelte krimpt en zodoende nauwsluitend om de houder (1) wordt geklemd.
28. Beschermde injectieflacon, omvattende een gevulde en afgesloten injectieflacon 25 (1) met een zijwand (3) en een bodem (4), waarbij een nauwsluitend omhulsel (100, 101. is aangebracht om de gevulde en afgesloten injectieflacon (1), en waarbij het omhulsel (100,101) een nauwsluitende huls (101) en een bodemsticker (100) omvat, waarbij de bodemsticker (100) tegen de bodem (4) van de injectieflacon (1) is aangebracht, en waarbij de huls (101) over ten minste de volledige zijwand (3) van de 30 injectieflacon (1) is aangebracht, en daarbij de bodemsticker (100) gedeeltelijk overlapt langs de rand van de bodem (4).
29. Beschermde injectieflacon volgens conclusie 28, waarbij de injectieflacon (1) is vervaardigd door middel van de werkwijze volgens één van de conclusies 1-15.
30. Beschermde injectieflacon volgens conclusie 28 of 29, waarbij de nauwsluitende huls (101) een geëxtrudeerde buis van een krimpfolie omvat.
31. Beschermde injectieflacon volgens conclusie 30, waarbij de nauwsluitende huls (101) een naadloze geëxtrudeerde buis van een krimpfolie omvat.
32. Beschermde injectieflacon volgens één der conclusies 28-31, waarbij de krimpfolie een vinylchloride (co)polymeer omvat. 10
NL2000208A 2006-09-01 2006-09-01 Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan. NL2000208C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2000208A NL2000208C2 (nl) 2006-09-01 2006-09-01 Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.
PCT/NL2007/050054 WO2008026917A1 (en) 2006-09-01 2007-02-12 Container having a protective envelope, method and device for manufacture thereof
EP07715874A EP2059447A1 (en) 2006-09-01 2007-02-12 Container having a protective envelope, method and device for manufacture thereof

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2000208 2006-09-01
NL2000208A NL2000208C2 (nl) 2006-09-01 2006-09-01 Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2000208C2 true NL2000208C2 (nl) 2008-03-04

Family

ID=38006772

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2000208A NL2000208C2 (nl) 2006-09-01 2006-09-01 Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2059447A1 (nl)
NL (1) NL2000208C2 (nl)
WO (1) WO2008026917A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102011079031A1 (de) * 2011-07-12 2013-01-17 Algeta Asa Flüssigkeitsbehälter
IT201700033052A1 (it) * 2017-03-27 2018-09-27 Gd Spa Cartuccia per un dispositivo generatore di aerosol e metodo per realizzare detta cartuccia.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1379564A (en) * 1970-11-24 1975-01-02 Owens Illinois Inc Composite container article
US4765121A (en) * 1987-05-22 1988-08-23 Pdc International Corporation Banding apparatus with floating mandrel
FR2738797A1 (fr) * 1995-09-15 1997-03-21 Sabatier Eric Machine a chemiser des objets en forme au moyen de troncons de gaine thermo-retractable
WO2006019292A1 (en) * 2004-08-19 2006-02-23 Pharmachemie B.V. Protected vial, and method for manufacturing same

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3826059A (en) 1971-10-19 1974-07-30 New England Nuclear Corp Method of packaging radioactive materials
JPS5962109A (ja) * 1982-10-01 1984-04-09 Yamamura Glass Kk ガラス壜にプラスチツクチユ−ブを熱収縮させる方法及び装置
AU1290799A (en) * 1997-10-30 1999-05-24 Dispensing Containers Corporation A method of applying heat shrink film to containers and containers formed thereby

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1379564A (en) * 1970-11-24 1975-01-02 Owens Illinois Inc Composite container article
US4765121A (en) * 1987-05-22 1988-08-23 Pdc International Corporation Banding apparatus with floating mandrel
FR2738797A1 (fr) * 1995-09-15 1997-03-21 Sabatier Eric Machine a chemiser des objets en forme au moyen de troncons de gaine thermo-retractable
WO2006019292A1 (en) * 2004-08-19 2006-02-23 Pharmachemie B.V. Protected vial, and method for manufacturing same

Also Published As

Publication number Publication date
EP2059447A1 (en) 2009-05-20
WO2008026917A1 (en) 2008-03-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9828124B2 (en) Process and apparatus for treating containers for storing substances for medical, pharmaceutical or cosmetic applications
CN108516189B (zh) 用于容纳多个容器的运输和包装容器及其方法和用途
NL8600498A (nl) Werkwijze en inrichting voor het verpakken van goederen in een kunststoffolie.
BE1016728A6 (nl) Beschermde injectieflacon, en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
SE442391B (sv) Forfarande och anordning for paketering av artiklar
NL2000208C2 (nl) Beschermde houder, werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.
MXPA03006302A (es) Sistema embolsador de poliestiramiento.
CN111114956B (zh) 药用、医用或化妆品用物质的容器的运输单元和包装结构
CN107709165B (zh) 多单剂量容器和包装多单剂量容器的方法
US20170240310A1 (en) Aseptic filling device and method
JP2018516700A (ja) 多連単回用量容器
CA3144010A1 (en) Devices, systems, and methods for packaging and transport of biological tissue
US10077122B2 (en) Method of packaging multi-monodose containers
JP2007099337A (ja) 梱包方法及びその梱包装置
FR2696722A1 (fr) Robot tunnel destiné au stockage et à la préparation automatisée de commande pour des objets de formes et de tailles diverses, et notamment de médicaments conditionnés en boîtes.
JP2006206086A (ja) 紙製液体包装容器製函充填機における容器搬送装置
JPH0312164A (ja) マイクロ波を利用した密封容器の滅菌装置と滅菌方法
JP2003165512A (ja) シュリンク包装方法及びシュリンク包装体
US11325295B2 (en) Method and apparatus for producing a filled SBM bottle
CN108697577B (zh) 包装多单剂量容器
Ali et al. Pharmaceutical Packaging
NL1026870C1 (nl) Beschermde injectieflacon, en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
GB2258206A (en) Package for sterile articles
CN113525834A (zh) 一种新型软管容器产品收缩套标的包装方法
KR20190006309A (ko) 포장장치 및 이를 이용하여 제조된 간편식 포장용기

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20120401