NL193481C

NL193481C - Samenstel van verzegelbare installatiekasten.

Info

Publication number: NL193481C
Application number: NL9402050A
Authority: NL
Inventors: Wim Morssink; Martinus Johannes August Bosch
Original assignee: Holec Holland Nv
Priority date: 1994-12-06
Filing date: 1994-12-06
Publication date: 1999-11-02
Also published as: NL9402050A; NL193481B

Description

1 193481

Samenstel van verzegelbare installatiekasten

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van ten minste twee aan elkaar grenzende installatiekasten, die elk een onderbak en een daarbijbehorend deksel omvatten, waarbij het deksel van ten minste 5 één installatiekast verzegelbaar op de daarbijbehorende onderkast kan worden bevestigd en waarbij de aan elkaar grenzende zijden van het verzegelbare deksel en van het niet te verzegelen deksel van de aangrenzende installatiekast zijn voorzien van eerste vergrendelmiddelen voor het aan elkaar vergrendelen van de genoemde zijden en een van de overige zijden van het niet te vergrendelen deksel is voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de genoemde overige zijde aan de corresponderende 10 zijwand van de onderbak van de aangrenzende installatiekast.

Een dergelijk samenstel is bekend uit de terinzagegelegde Duitse octrooiaanvrage 2.810.333.

In elk bekend energie-distributiesysteem in bijvoorbeeld gebouwen wordt de benodigde energie toegevoerd via een invoerkabel, die door middel van in installatiekasten ondergebrachte componenten wordt verbonden met of afgetakt naar een aan elke afnemer toegewezen verbruiksmeter. Het is duidelijk dat deze 15 installatiekasten niet toegankelijk mogen zijn voor onbevoegden om frauduleus aftakken van de invoerkabel te verhinderen. Hiertoe is elke installatiekast voorzien van een verzegelbaar deksel. Dit concept is tijdrovend bij de installatie en eventuele latere wijzigingen.

In de hierboven genoemde Duitse octrooiaanvrage 2.810.333 is een samenstel van twee kasten beschreven, elk met een eigen deksel. Beide deksels kunnen door één verzegeling worden verzegeld. Bij dit 20 bekende samenstel worden vergrendelmiddelen toegepast voor het vergrendelen van de aan elkaar grenzende wanden van de beide deksels.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een samenstel van een in de aanhef genoemde soort, waarbij het aantal onderdelen, de montagetijd en het aantal benodigde verzegelingen zijn verminderd en het installatiegemak is vergroot.

25 Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat de eerste vergrendelmiddelen bestaan uit ten minste een met de betreffende dekselzijwand verbonden vergrendellip, die zich loodrecht op en in buitenwaartse richting vanaf de betreffende zijwand uitstrekt, dat de aan de genoemde dekselzijwand grenzende zijwand van het verzegelbare deksel en/of de daarbij behorende onderbakzijwand is voorzien van een randuitsparing voor het opnemen van de vergrendellip en dat het bevestigingsmiddel is aange-30 bracht aan de i n stal I atiez ij de, die tegenover de van de vergrendellip voorziene dekselzijwand ligt.

Hierdoor wordt het niet te verzegelen deksel slechts door bevestiging en verzegeling van het andere deksel vastgehouden. Door het toepassen van de bijzondere vergrendelmiddelen en het aanbrengen van de bevestigingsmiddelen tegenover de van de vergrendellip voorziene zijwand is geen extra bevestigings-schroef nodig zoals bij het kastensamenstel volgens de hierboven genoemde Duitse octrooiaanvrage 35 2.810.333.

Bij een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding bestaat het bevestingsmiddel uit ten minste een zijwand-uitsparing en een hierin ingrijpbare zijwandnok in de bij elkaar behorende zijwanden van het deksel en de onderbak.

De zijwanduitsparing kan zich in de dekselzijwand of onderbakzijwand bevinden en de zijwandnok kan in 40 de onderbakzijwand respectievelijk dekselzijwand worden aangebracht, waarbij de zijwandnokken kunnen worden uitgevoerd als een randuitsteeksel of -richel, dat respectievelijk die zich over de gehele zijwandrand of een groot gedeelte daarvan kan uitstrekken, terwijl aan de tegenoverliggende zijwand een complementaire uitsparing is aangebracht.

Behalve de zeer eenvoudige uitvoeringsvorm van de tweede vergrendelingsmiddelen is voorts bereikt, 45 dat na het verwijderen van het verzegelbaar deksel, het niet te verzegelen deksel van een aangrenzende installatiekast om de zijwandnok kan scharnieren en na het scharnieren over een kleine hoek gemakkelijk van de daarbij behorende onderbak kan worden verwijderd. Uiteraard moeten na het verbreken van de verzegeling van het verzegelbare deksel en het verwijderen daarvan, eerst de twee vergrendelmiddelen worden ontgrendeld.

50 Teneinde de vergrendeling door middel van de vergrendellip optimaal te waarborgen is de lengte van de vergrendellip groter dan de dikte van de daarmee samenwerkende zijwand van het te verzegelen deksel en bezit de vergrendellip een in de richting van de bovenwand van het niet te verzegelen deksel uitstekende eindverdikking.

Al zouden de tweede vergrendelmiddelen met geweld worden losgemaakt of ontgrendeld, dan blijft de 55 vergrendellip door toepassing van de eindverdikking steeds in de daarbij behorende randuitsparing van het verzegelbare deksel achter het binnenvlak van de dekselzijwand van het verzegelde deksel haken.

193481 2

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening getoonde, als stijgleidingkast ingerichte installatiekast, die aangrenzend aan een verdere verzegelbare installatiekast is geplaatst. In de tekening toont: figuur 1 een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van een stijgleidingkast volgens de uitvinding met 5 afgenomen deksel; figuur 2 een doorsnede van de stijgleidingkast volgens figuur 1.

In figuur 1 is een stijgleidingkast 1 en een aangrenzende installatiekast 2 getoond. Aangezien de uitvinding zich daartoe niet uitstrekt zijn de in de stijgleidingkast en installatiekast toe te passen installatiecomponenten 10 niet getoond.

De stijgleidingkast 1 bestaat uit een onderbak 3 en een deksel 4. De installatiekast 2 bestaat eveneens uit een onderbak 5 en een deksel 6. De stijgleidingkast is bedoeld om bijvoorbeeld in appartementengebouwen, waarbij de voedende kabel van beneden naar boven toe loopt, per étage van die kabel af te kunnen takken. De kabel wordt daartoe ter plaatse van de aftakking, dus in de stijgleidingkast, onderbroken 15 en de kabeluiteinden worden op niet-getoonde bekende aansluitklemmen aangesloten. In de stijgleidingkast kunnen door middel van aansluitklemmen aftakkingen worden uitgevoerd om de betreffende groepen te voeden en kan een doorlussen tot stand worden gebracht. Dit kan op de bekende wijze gebeuren zoals in huizen gebruikelijk is.

Om te voorkomen dat er onbevoegd en ongemeten elektrische energie kan worden afgenomen, moet de 20 toegang tot zowel de stijgleidingkast 1 als de installatiekast 2 door onbevoegde personen worden verhinderd. Hiertoe zijn vergrendelmiddelen 7, 8 en 9, 10 toegepast. De vergrendelmiddelen 7, 8 dienen voor het aan elkaar vergrendelen van de deksels 4 en 6 van de installatiekast (stijgleidingkast) 1 respectievelijk installatiekast 2. De vergrendelmiddelen 9, 10 dienen daarentegen voor het vergrendelen van de zijwand van het deksel 4 en de daarbij behorende zijwand van de onderkast 3. Door toepassing van de genoemde 25 vergrendelmiddelen kan het deksel 4 pas worden verwijderd, nadat de verzegeling van het deksel 6 is verbroken en dit deksel 6 van de onderbak 5 is verwijderd.

De vergrendelmiddelen 9, 10 bestaan uit zijwanduitsparingen 9 in de zijwand van het deksel 4, waarin de zijwandnokken 10 in aangrijping kunnen worden gebracht, wanneer het deksel 4 op de onderbak 3 wordt geplaatst. De zijwanduitsparingen 9 en de zijwandnokken 10 functioneren als het ware als losneembare 30 scharnieren.

De vergrendelmiddelen 7, 8 bestaan uit een met de dekselzijwand 11 van het deksel 4 verbonden vergrendellippen 7, die bij voorkeur één geheel met de zijwand 11 vormen en als één stuk daarmee kunnen worden gegoten. Deze vergrendellippen 7 worden in uitsparingen in het verzegelbare deksel 6 en/of daarbij behorende zijwand van de onderbak 5 opgenomen na plaatsing van de deksels 4, 6 op de daarbij 35 behorende onderbakken 3, 5. in de in de tekening getoonde uitvoeringsvorm zijn op voordelige wijze de doorvoeruitsparingen voor leidingen gebruikt als randuitsparing voor het opnemen van de vergrendellippen 7. Wanneer deze doorvoeruitsparingen dieper zijn dan de dikte van de vergrendellippen 7, behoeven in het deksel 6 geen uitsparingen te worden aangebracht.

Bij voorkeur is de lengte van de vergrendellip 7 groter dan de dikte van de daarmee samenwerkende 40 zijwand van het te verzegelen deksel 6 en bezit de vergrendellip 7 een in de richting van de bovenwand van het deksel 4 uitstekende eindverdikking 12. Hierdoor grijpt de eindverdikking 12 achter het binnenvlak van de daarbij behorende zijwand van het deksel 6. Deze eindverdikking 12 heeft de functie, dat deze altijd achter het genoemde binnenviak van de zijwand van het deksel 6 blijft grijpen, ook al zouden de tongen 10 met geweld uit de uitsparing 9 worden gedrukt, of deze tongen 10 worden beschadigd respectievelijk 45 afgebroken.

Zoals in de tekening is getoond zijn de zijwandtongen 10 aan de zijwand van de onderbak 3 en de zijwanduitsparingen 9 in de zijwand van het deksel 4 aangebracht, echter is het ook mogelijk de plaatsing om te draaien, m.a.w. de tongen 10 aan de dekselwand en de uitsparingen 5 in de onderbak. Bovendien kunnen de tongen 10 door een randuitsteeksel of -richel worden gevormd, dat respectievelijk die zich over 50 ten minste een groot deel van de zijwandrand of gehele zijwandrand uitstrekt en daaraan is aangevormd, waarbij een complementaire daarmee samenwerkende doorlopende uitsparing aanwezig is in de tegenoverliggende zijwand.

Wanneer de installatiewerkzaamheden aan de elektrische componenten in de installatiekast (stijgleidingkast) 1 en in de installatiekast 2 zijn uitgevoerd, wordt eerst het deksel 4 op de onderbak 2 van de 55 installatiekast 1 geplaatst, waarna het deksel 6 op onderbak 5 van de installatiekast 2 wordt aangebracht. Hierna wordt het deksel 6 vastgeschroefd en door middel van bekende verzegelingsmiddeien op de onderbak 5 verzegeld. Door deze verzegeling is ook de installatiekast 1 meeverzegeld.

Claims

3 193481 Voorafgaand aan het afsluiten van de stijgleidingkast 1 worden de niet-getoonde in· en uitvoerkabels van de stijgleiding in de uitsparingen 13,14 geplaatst en door middel van kabelklemmen op hun plaats vastgezet, waarna de genoemde kabels op aansluitklemmen kunnen worden afgewerkt voor de onderlinge verbinding en aftakkingen naar aangrenzende installatiekasten. De kabelklemmen bestaan uit een boven-5 en onderhelft. In tegenstelling tot de tot nu toe gehanteerde uitvoeringen zijn volgens de uitvinding de kabelklemmen geïntegreerd aan de onderbak 3. Met andere woorden zijn de onderhelften van de kabelklemmen aangevormd aan de bodem of zijwanden of beide van de onderbak 3 aangrenzend aan de in- en uitvoerzijde van de stijgleidingkast 1. Bij de in de tekening getoonde bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm zijn de 10 onderhelften 15 en 16 vervaardigd uit hetzelfde materiaal als de onderbak 3 en vormen met de zijwanden aan de respectieve in- en uitvoerzijde van de onderbak 3 één geheel, alsmede met een gedeelte van de bodem van de onderbak 3. De bovenhelften 17,18 van de kabelklemmen kunnen dan na plaatsing van de in- en uitvoerkabels op de daarbij behorende onderhelften worden vastgeschroefd. Door de hierboven beschreven integratie van de onderhelften van de kabelklemmen ontstaat in de 15 stijgleidingkast, in vergelijking tot bekende stijgleidingkasten, meer ruimte om de kabels aan te sluiten. Opgemerkt wordt nog, dat de uitvoeringen van de vergrendelmiddelen voor het deksel van de stijgleidingkast niet alleen hierbij van voordeel is, maar dat deze uitvoeringen in principe met hetzelfde voordeel toepasbaar zijn in alle situaties, waarbij ten minste twee kasten die aangrenzend aan elkaar zijn gemonteerd, verzegeld moeten worden. 20 De zijwanden van het deksel 4 zijn aan de in- en uitvoerzijde voorzien van cirkelvormige uitsparingen om het boven de onderbak 3 uitstekende deel van de kabels op te nemen en af te dichten. 25

1. Samenstel van ten minste twee aan elkaar grenzende installatiekasten, die elk een onderbak en een daarbijbehorend deksel omvatten, waarbij het deksel van ten minste één installatiekast verzegelbaar op de daarbijbehorende onderkast kan worden bevestigd en waarbij de aan elkaar grenzende zijden van het verzegelbare deksel en van het niet te verzegelen deksel van de aangrenzende installatiekast zijn voorzien 30 van eerste vergrendelmiddelen voor het aan elkaar vergrendelen van de genoemde zijden en een van de overige zijden van het niet te vergrendelen deksel is voorzien van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van de genoemde overige zijde aan de corresponderende zijwand van de onderbak van de aangrenzende installatiekast, met het kenmerk, dat de eerste vergrendelmiddelen bestaan uit ten minste een met de betreffende dekselzijwand verbonden vergrendellip, die zich loodrecht op en in buitenwaartse richting vanaf 35 de betreffende zijwand uitstrekt, dat de aan de genoemde dekselzijwand grenzende zijwand van het verzegelbare deksel en/of de daarbij behorende onderbakzijwand is voorzien van een randuitsparing voor het opnemen van de vergrendellip en dat het bevestigingsmiddel is aangebracht aan de installatiekastzijde, die tegenover de van de vergrendellip voorziene dekselzijwand ligt.

2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bevestigingsmiddel uit ten minste een 40 zijwanduitsparing en een hierin ingrijpbare zijwandnok in de bij elkaar behorende zijwanden van het deksel en de onderbak bestaat.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de lengte van de vergrendellip groter is dan de dikte van de daarmee samenwerkende zijwand van het te verzegelen deksel en dat de vergrendellip een in de richting van de bovenwand van het niet te verzegelen deksel uitstekende eindverdikking bezit. Hierbij 2 bladen tekening