NL193463C - Gebouw met gesloten gaanderij. - Google Patents

Description

1 193463

Gebouw met gesloten gaanderij

De uitvinding betreft een gebouw met ten minste één verdieping, waarbij ten minste één ruimte in de verdieping een zich buiten de gevel van het gebouw uitstrekkende uitbouw heeft, welke uitbouw omvat: een 5 horizontaal uitstekende bodem; een zich boven de bodem uitstrekkende zoldering; een borstwering aan de tegenover de gevel gelegen zijde van de bodem; en tussen de bovenkant van de borstwering en de zoldering aangebrachte kozijnen met ten minste één te openen en te sluiten raam hierin.

Dergelijke gebouwen zijn algemeen bekend, waarbij de gaanderijen zijn afgesloten op de wijze, die bekend is uit het Zwitserse octrooischrift 567.654, dat een op zich als uitbouw met een gaanderij vergelijk-10 baar balkon betreft. Het uit het Zwitserse octrooischrift 567.654 bekende balkon van een van een afzonderlijke ruimte in een verdieping is tegen weersinvloeden afgeschermd met te openen en te sluiten ruimte of ramen.

Het algemeen bekende gebouw met een conform het Zwitserse octrooischrift tegen weersinvloeden beschermde gaanderij heeft als nadeel, dat bij het uitbreken van brand op de beschermde gaanderij sterkte 15 rookopeenhoping optreed. Deze rookvorming is een gevaarlijke belemmering bij het vinden van de uitgang of de brandtrap voor personen, die zich in de aan de gaanderij gelegen ruimtes bevinden. De rookopeenhoping op de gaanderij kan slechts worden voorkomen door een aantal van de ruiten of ramen in de geopende toestand te brengen, hetgeen niet kan worden verwacht van de in paniek rakende personen. Om dit probleem te verhelpen gelden brandveiligheidsvoorschriften om dusdanige rookontwikkeling in de 20 afgesloten gaanderij te voorkomen, enerzijds om de personen in de aan de gaanderij gelegen ruimtes de gelegenheid te geven rustig en ordelijk de gaanderij te verlaten via een uitgang of een brandtrap, en anderzijds om de brandweer de gelegenheid te geven zonder belemmering door de rookontwikkeling de brandhaard te bereiken en te bestrijden.

Hoewel het afsluiten van gaanderijen om weersinvloeden te weren veelal gewenst is ter vergroting van 25 het comfort van de bewoners, is het op grond van de bovengenoemde brandveiligheidsvoorschriften noodzakellijk, dat het geveloppervlak voor ten minste 30% open blijft om de bovenbeschreven rookontwikkeling te voorkomen, hetgeen een ernstige belemmering vormt bij het verwezenlijken van de wens om de gaanderij af te schermen tegen weersinvloeden.

Met de onderhavige uitvinding is beoogd op economische wijze een gebouw met gaanderijen te 30 verkrijgen, die daadwerkelijk beschut zijn tegen weersinvloeden, en waarmee toch is voldaan aan de brandveiligheidseisen, waartoe een gebouw is verschaft, dat is gekenmerkt doordat de uitbouw een zich langs een reeks toe- en/of uitgangen van de binnenruimtes uitstrekkende gaanderij vormt, en doordat een het raam aangrijpende aandrijfinrichting is aangebracht voor het naar een geopende, respectievelijk gesloten stand bewegen van het raam onder besturing van een met de aandrijfinrichting verbonden 35 besturingsinrichting, die een brand- respectievelijk rooksensor omvat om in reactie op waarneming van rook of brand door de brand- respectievelijk rooksensor de aandrijfmiddelen in werking te stellen voor het naar de geopende stand bewegen van de ramen.

Doordat het raam in de glazen afsluiting boven de borstwering automatisch geopend wordt om de onder de brandveiligheidseisen vereiste ventilatiemogelijkheid in geval van brand en rookontwikkeling te verkrijgen, 40 is aan deze brandveiligheidseisen voldaan. Ook kan hierdoor de oorspronkelijke borstwering blijven bestaan, waardoor een economische oplossing wordt verkregen. In de gesloten toestand van de tuimelramen wordt een nagenoeg volledige afsluiting verkregen, zodat het verblijf op de gaanderij ook bij zeer slecht weer conformtabel is.

Op zich zijn systemen bekend voor het automatisch openen van een tuimelraam bij het detecteren van 45 brand. Ook zijn uit de Britse octrooischriffen 2.200.403 en 2.237.738 en de Duitse Offenlegungsschriften 3.844.101 en 4.023.673 systemen bekend voor het gecontroleerd sluiten van tuimelramen op basis van waarneming van brand of rook. De uit deze publicaties bekende technieken zijn echter gericht op gevel-ramen, die direct een afscherming of afsluiting vormen, tussen een binnenruimte en de buitenlucht, dat wil zeggen zonder tussenkomst van een afgesloten gaanderij.

50

De uitvinding wordt in de volgende beschrijving aan de hand van het in de figuur getoonde uitvoerings-voorbeeld verder verduidelijkt.

De figuur toont in doorgesneden perspectivisch aanzicht de gaanderij van een gebouw volgens de uitvinding.

De figuur toont een gaanderij 1 van een flatgebouw volgens de uitvinding. Deze gaanderij 1 is aan de buitenzijde van het gebouw aangebracht en wordt naar buiten toe begrensd door een borstwering 2. Aan de 55

Claims (3)

193463 2 bovenzijde wordt de gaanderij 1 begrensd door een zoldering 3, die de onderkant vormt van de vloer van de bovenliggende gaanderij. Tussen de bovenkant van de borstwering 2 en de zoldering 3 zijn tuimelramen 4 aangebracht die scharnierbaar zijn om een horizontale zwenkas. In figuur 1 is een voorste paar tuimelramen 4 in een 5 gesloten stand en een daarachter liggend tweede paar tuimelramen in een open stand weergegeven. De ramen 4 zijn telkens opgenomen in kozijnen 6 die met behulp van een met de borstwering 2 verbonden ondersteuningsprofiel 5 en een met de zoldering 3 verbonden opsluitprofiel 7 zijn gemonteerd. Zoals nog zal worden geschreven is de bevestiging zodanig dat fabricagetoleranties in het gebouw gecompenseerd kunnen worden. Tussen kozijnen in de langsrichting van de gaanderij 1 zijn telkens 10 roosters 14 aangebracht die voor een gewenste minimale ventilatie zorgen. Deze roosters 14 kunnen afsluitbaar zijn. Gebruikelijk is dat op regelmatige afstanden, bijvoorbeeld overeenkomend met de breedte van flatwoningen, dwarse steunbalken 18 aanwezig zijn die de gaanderij vormende betonnen platen dragen. De kozijnen met daarin de tuimelramen 4 worden bij voorkeur zodanig gedimensioneerd dat telkens één kozijn met een 15 aantal, bij voorkeur twee, tuimelramen tussen twee opeenvolgende draagbaiken 18 past. Een ventilatie-rooster 14 wordt dan tussen de twee opeenvolgende kozijnen, ter hoogte van de draagbalk 18 geplaatst. Aan weerszijden van de draagbalk 18 zijn tegen de zoldering 3 ventilatiekanalen 17 gemonteerd, die zich van de aan de gaanderij 1 liggende woningen tot buiten uitstrekken. De tuimelramen 4 kunnen tussen de in de figuur weergegeven geopende en gesloten stand bewogen 20 worden door een in het algemeen met het verwijzingscijfer 8 aangeduide aandrijfinrichting. In de getekende uitvoeringsvorm omvatten deze elektromotorisch aangedreven schroef spindels. De aandrijfinrichting 8 wordt bestuurd met behulp van een besturingsinrichting 9. Met deze besturingsinrichting 9 is een brand-respectievelijk rooksensor 10 verbonden. De besturing werkt als volgt. Zodra de brand- respectievelijk rooksensor 10 wordt aangesproken, geeft 25 deze een signaal af aan de besturingsinrichting 9, waarop deze via de stuurleidingen 11 een voedingsspanning toevoert aan de elektromotoren van de schroefspindels. De besturingsinrichting houdt de spanning zolang ingeschakeld, tot de tuimelramen 4 geheel in hun geopende stand zijn bewogen. In deze open stand is ten minste 30% van het geveloppervlak open, zodat rook op voldoende betrouwbare wijze kan ontsnappen.

30 Behalve de in de figuur getoonde rook/brandsensor 10, kunnen andere sensoren en eventueel een handbediening met de besturingsinrichting 9 worden verbonden. Andere sensoren kunnen op de gaanderij 1 aangebrachte temperatuur- en luchtvochtigheidssensoren en buiten aangebrachte windsneiheidssensoren zijn. Bij sterke zoninstraiing kan ’s zomers de temperatuur op de gaanderij 1 hoog worden. De temperatuur-sensor kan in dat geval de besturingsinrichting 9 activeren om de tuimelramen voor ventilatiedoeleinden te 35 openen. Ook bij een te hoge luchtvochtigheid kunnen in dat geval de ramen worden geopend. Bij een hoge windsnelheid zal het echter niet gewenst zijn dat de ramen worden geopend, en in dat geval kan een aangebrachte windsnelheidssensor ervoor zorgen dat ondanks een hoge temperatuur of vochtigheid de ramen niet worden geopend, of als deze geopend zijn, worden gesloten. Bij de getoonde uitvoeringsvorm is elk tuimelraam 4 van een eigen aandrijfinrichting 8 voorzien. Wel zijn 40 telkens twee naast elkaar liggende ramen 4 met elkaar gekoppeld door middel van een koppelprofiel 12. Afhankelijk van de soort aandrijfinrichting kunnen tegelijkertijd meer ramen door één aandrijfinrichting worden bediend. Op de borstwering 2 is een hoekprofiel 16 bevestigd. Aan een opstaande poot van dit hoekprofiel 16 is een ondersteuningsprofiel 5 gemonteerd. Het ondersteuningsprofiel 5 kan in een variabele hoogte aan het 45 hoekprofiel 16 worden bevestigd, zodat het ondersteuningsprofiel 5 goed horizontaal gesteld kan worden en in hoofdzaak evenwijdig aan de zoldering 3. Tegen de zoldering 3 is een opsluitprofiel 7 gemonteerd met behulp van bouten. Het opsluitprofiel 7 neemt het bovenprofiel van het kozijn 6 verticaal verschuifbaar op tussen afdichtingsrubbers. De aandrijfinrichtingen 8 zijn losneembaar aan de ramen 4 bevestigd, waardoor de ramen vrij door-50 gekanteld kunnen worden om de buitenzijde te kunnen wassen.

55 Gebouw met ten minste één verdieping, waarbij ten minste één ruimte in de verdieping een zich buiten de gevel van het gebouw uitstrekkende uitbouw heeft, welke uitbouw omvat: een horizontaal uitstekende bodem; een zich boven de bodem uitstrekkende zoldering; een borstwering aan de tegenover de gevel 3 193463 gelegen zijde van de bodem; en tussen de bovenkant van de borstwering en de zoldering aangebrachte kozijnen met ten minste één te openen en te sluiten raam hierin, gekenmerkt doordat de uitbouw een zich langs een reeks toe- en/of uitgangen van de binnenruimtes uitstrekkende gaanderij vormt, en doordat een het raam aangrijpende aandrijfinrichting is aangebracht voor het naar een geopende, respectievelijk 5 gesloten stand bewegen van het raam onder besturing van een met de aandrijfinrichting verbonden besturingsinrichting, die een brand- respectievelijk rooksensor omvat om in reactie op waarneming van rook of brand door de brand- respectievelijk rooksensor de aandrijfmiddelen in werking te stellen voor het naar de geopende stand bewegen van de ramen. Hierbij 1 blad tekening