NL192874C - Werkwijze en inrichting voor het in afzonderlijke stukken heropwikkelen van een materiaalbaan. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het in afzonderlijke stukken heropwikkelen van een materiaalbaan. Download PDF

Info

Publication number
NL192874C
NL192874C NL9500626A NL9500626A NL192874C NL 192874 C NL192874 C NL 192874C NL 9500626 A NL9500626 A NL 9500626A NL 9500626 A NL9500626 A NL 9500626A NL 192874 C NL192874 C NL 192874C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
web
roller
core
winding drum
drum
Prior art date
Application number
NL9500626A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192874B (nl
NL9500626A (nl
Inventor
Fabio Perini
Original Assignee
Perini Fabio Spa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from IT09502/81A external-priority patent/IT1167967B/it
Application filed by Perini Fabio Spa filed Critical Perini Fabio Spa
Publication of NL9500626A publication Critical patent/NL9500626A/nl
Publication of NL192874B publication Critical patent/NL192874B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192874C publication Critical patent/NL192874C/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H19/00Changing the web roll
    • B65H19/22Changing the web roll in winding mechanisms or in connection with winding operations
    • B65H19/2238The web roll being driven by a winding mechanism of the nip or tangential drive type
    • B65H19/2269Cradle
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H19/00Changing the web roll
    • B65H19/22Changing the web roll in winding mechanisms or in connection with winding operations
    • B65H19/26Cutting-off the web running to the wound web roll
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/41Winding, unwinding
    • B65H2301/417Handling or changing web rolls
    • B65H2301/418Changing web roll
    • B65H2301/4181Core or mandrel supply
    • B65H2301/41812Core or mandrel supply by conveyor belt or chain running in closed loop
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/41Winding, unwinding
    • B65H2301/417Handling or changing web rolls
    • B65H2301/418Changing web roll
    • B65H2301/4182Core or mandrel insertion, e.g. means for loading core or mandrel in winding position
    • B65H2301/41824Core or mandrel insertion, e.g. means for loading core or mandrel in winding position from below, e.g. between rollers of winding bed
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/41Winding, unwinding
    • B65H2301/417Handling or changing web rolls
    • B65H2301/418Changing web roll
    • B65H2301/4182Core or mandrel insertion, e.g. means for loading core or mandrel in winding position
    • B65H2301/41826Core or mandrel insertion, e.g. means for loading core or mandrel in winding position by gripping or pushing means, mechanical or suction gripper
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/41Winding, unwinding
    • B65H2301/417Handling or changing web rolls
    • B65H2301/4187Relative movement of core or web roll in respect of mandrel
    • B65H2301/4189Cutting
    • B65H2301/41892Cutting knife located in winding or guiding roller and protruding therefrom
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2301/00Handling processes for sheets or webs
    • B65H2301/40Type of handling process
    • B65H2301/41Winding, unwinding
    • B65H2301/417Handling or changing web rolls
    • B65H2301/4187Relative movement of core or web roll in respect of mandrel
    • B65H2301/4189Cutting
    • B65H2301/41892Cutting knife located in winding or guiding roller and protruding therefrom
    • B65H2301/418925Cutting knife located in winding or guiding roller and protruding therefrom and cooperating with second assembly located in another roller
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2408/00Specific machines
    • B65H2408/20Specific machines for handling web(s)
    • B65H2408/23Winding machines
    • B65H2408/235Cradles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2513/00Dynamic entities; Timing aspects
    • B65H2513/10Speed

Landscapes

  • Replacement Of Web Rolls (AREA)

Description

1 192874
Werkwijze en inrichting voor het in afzonderlijke stukken heropwikkelen van een materiaalbaan
De uitvinding heeft in de eerste plaats betrekking op een werkwijze voor het op een kern wikkelen van gedeelten van een doorlopende materiaalbaan, waarbij deze baan vanaf een voorraad wordt gevoerd langs 5 een inloopplaats (de zgn. kneep), gevormd door een eerste hoofdwikkeltrommel en een tweede wikkel-trommel, terwijl steeds een kern vanuit een aanvoerinrichting wordt geleid naar deze inloopplaats en het voorlopende baaneinde tot samenwerking wordt gebracht met de in de inloopplaats aanwezige kern en het opwikkelen van een gedeelte van de materiaalbaan tot stand komt, vervolgens een scheidingsmiddel wordt geactiveerd, voor het losmaken van het opgewikkelde baangedeelte van de doorlopende baan, waarna de 10 aldus opgewikkelde kern wordt afgevoerd. Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Britse octrooischrift 1.435.525. Daarbij gaat het om het op een kern wikkelen van gedeelten van een doorlopende materiaalbaan waarbij deze baan vanaf een voorraad wordt gevoerd langs een inloopplaats (de zgn. kneep), gevormd door een eerste hoofdwikkeltrommel en een tweede wikkeltrommel, terwijl steeds een kem vanuit een aanvoerinrichting wordt geleid naar deze inloopplaats en het voorlopende baaneinde tot samenwerking wordt 15 gebracht met de in de inloopplaats aanwezige kem en het opwikkelen van een gedeelte van de materiaalbaan tot stand komt, vervolgens een scheidingsmiddel wordt geactiveerd, voor het losmaken van het opgewikkelde baangedeelte van de doorlopende baan, waarna de aldus opgewikkelde kem wordt afgevoerd.
Bij het in afzonderlijke stukken verdelen van de baan, d.w.z. voor het losscheuren van deze verbinding 20 en voor het tevens tot stand brengen van een aanhechting van de baan op een nieuwe ledige kern, wordt gebruik gemaakt van een snelheidsverschil in combinatie met een luchtstraal die is gericht naar de materiaalbaan. Op die wijze ontstaat een lus in de baan, welke lus wordt geblazen in de richting van de kneep tussen een van de wikkeltrommels en een nieuwe ledinge kern. Hierdoor wordt de lus ingeklemd en treedt er een trekkracht op in de verbinding. Deze kracht scheurt de materiaalbaan zodat de volle kern 25 loskomt van de aangevoerde materiaalbaan en het heropwikkelen van de baan op de nieuwe ledige kern kan beginnen. Het is gebleken dat vooral bij hogere productiesnelheden deze dubbele werking niet steeds vlekkeloos verloopt. De uitvinding beoogt in de eerste plaats een werkwijze te verschaffen die de genoemde bezwaren in belangrijke mate vermijdt. Dit oogmerk wordt bereikt, doordat de baan wordt gevoerd tussen de eerste hoofdwikkeltrommel en een verplaatsbare afsnijrol, welke trommel langs zijn omtrek is voorzien van 30 een groef, die eerst dan tot samenwerking met een complementair scheidingsmiddel aan de omtrek van de afsnijrol komt, wanneer deze rol naar de eerste hoofdwikkeltrommel toe wordt verplaatst, zodat dat steeds een gedeelte van de materiaalbaan wordt gescheiden van de aangevoerde baan, waarna het nieuwe voorlopende einde van de aangevoerde baan wordt overgebracht naar een nieuw in de inloopplaats toegevoerde kern.
35 De uitvinding beoogt verder een inrichting te verschaffen, uitgaande van het eerder genoemde Britse octrooischrift 1.435.525 waaruit een inrichting bekend is, omvattende een eerste draaibare hoofdwikkeltrommel, waarlangs de materiaalbaan wordt geleid, een tweede draaibare wikkeltrommel die met de eerste hoofdwikkeltrommel een inloopplaats vormt en een kern-aanvoerinrichting waarmede steeds een nieuwe kern waarop een gedeelte van een materiaalbaan moet worden gewikkeld, onaangedreven voor de 40 inloopplaats wordt gereed gehouden en in de inloopplaats wordt ingevoerd, waarbij de wikkelkern door de inloopplaats heen beweegt in de voortbewegingsrichting van de materiaalbaan. Daarbij wordt steeds een (meestal uit karton bestaande holle) kern toegevoerd in het keelgebied van de in plaats tussen de twee draaiende wikkeltrommels, waarbij dit heropwikkelen zo langs plaatsvindt totdat de gewenste dikte is bereikt. Door het besturen van de rotatiesnelheid van de trommels kan de opgewikkelde kern zich verplaatsen uit 45 het keelgebied, in welke situatie de verbinding tussen het opgewikkelde gedeelte en de aangevoerde materiaalbaan blijft bestaan.
Van bijzonder belang is het verschaffen van middelen om de baan af te scheiden (los te scheuren) zodanig dat een zeer nauwkeurig aantal vellen (of lengte van de baan) wordt verkregen. Het is tevens van belang dat de voorste rand van de afgescheiden baan steeds weer doeltreffend naar een nieuw op de 50 inloopplaats gebrachte kern wordt overgebracht. Derhalve is een belangrijk oogmerk van de onderhavige uitvinding het verschaffen van een continue werkende, automatische opwikkelmachine voorzien van een afscheidingsmechanisme dat netjes en nauwkeurig een brede, snel bewegende materiaalbaan op een nauwkeurige plaats langs de baan scheidt (doorscheurt), welke machine werkt met een laag geluidsniveau.
Beide oogmerken worden volgens het onderhavige voorstel bereikt door de combinatie van de volgende 55 drie maatregelen: - dat voor de inloopplaats een afsnijrol is aangebracht voorzien van een scheidingsmiddel voor de materiaalbaan, 192874 2 - dat op de eerste hoofdwikkeltrommel een groef aanwezig is die kan samenwerken met het scheidingsmid-del van de baan om steeds een gedeelte van de materiaalbaan bij voltooid wikkelen af te scheiden van de baan, waarbij de groef en dit middel zodanig zijn opgesteld en aangebracht, dat op bepaalde tijdstippen dit middel en de groef werkzaam tegenover elkaar zijn gelegen en daarbij de baan over een afstand in de groef 5 drukken, waarbij de rek en reksterkte wordt overschreden en de baan binnen de groef scheurt; - dat op de eerste hoofdwikkeltrommel vasthoudmiddelen voor het voorlopende, van de materiaalbaan gescheiden einde van steeds een gedeelte van de materiaalbaan aanwezig zijn, die bij het draaien van deze eerste hoofdwikkeltrommel dit voorlopende einde van de materiaalbaan aan een nieuwe wikkelkern toevoeren.
10 Opgemerkt wordt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 2.585.226 een inrichting bekend is die in de praktijk wordt aangeduid met centrale wikkelinrichting. Een dergelijke inrichting verschilt van de wikkel-ïnrichting van het type volgens de onderhavige aanvrage (conclusie 2) doordat de kern wordt ondersteund en geleid door een draaiende staaf, zie b.v. figuur 1. Deze ondersteuning en geleiding geschiedt gedurende de gehele wikkelcyclus. De baan wordt stroomopwaarts van de kern doorgesneden met behulp van een 15 snijrol die samenwerkt met een toevoerrol.
Ten opzichte van de uitvinding betekent dit dat in dit Amerikaanse octrooischrift geen aanwijzing wordt gegeven voor het combineren van verscheidene functies in een enkele trommel, zoals de toevoer van de baan, het doorsnijden van deze baan en de geleiding van het voorlopende einde van de baan, evenmin als een draaiende aandrijving van de kern. Volgens de onderhavige uitvinding worden deze verschillende 20 functies overgenomen door de hoofdwikkeltrommel 41. Dat deze uitvindingsgedachte niet vanzeifsrpekend is voor de vakman wordt duidelijk gemaakt doordat genoemd Amerikaans octrooischrift verschillende elementen (zoals de kern 16 en de rollen 25, 43) toepast voor het uitvoeren van de verschillende noodzakelijke werkzaamheden.
Verder wordt opgemerkt dat uit het Britse octrooischrift 2.050.317 een werkwijze een inrichting bekend is 25 waarbij de baan eerst wordt doorgesneden en vervolgens bewogen door de keel die gevormd wordt tussen twee rollen. Eerst hierna wordt de wikkel 1 verwijderd en wordt een nieuwe kern boven de keel geplaatst. Deze nieuwe kern gaat niet door de kneep heen. Derhalve is uit dit Britse octrooischrift niet het kenmerk van de werkwijze volgens conclusie 1 bekend.
Dit Britse octrooischrift openbaart evenmin de kenmerkende delen uit de inrichtingsconclusie 2 aangezien 30 het geen draaiende snijrol heeft met een snijorgaan dat synchroom met de wikkelrol meebeweegt.
Aangezien in deze stand van techniek de kern wordt toegevoerd van de tegenover gelegen zijde van de kneep met betrekking tot de aanvoerrichting, zou de combinatie met het bekende uit het eerder genoemde Britse octrooischrift 1.435.525 niet logisch zijn.
Tenslotte wordt nog opgemerkt dat het Amerikaanse octrooischrift 2.278.029 betrekking heeft op een 35 afleverinrichting voor een papierbaan en derhalve niet betrekking heeft op het wikkelen. De vakman die de inrichting volgens GB 1.435.525 verbeteren, zal derhalve geen suggesties kunnen ontlenen aan dit Amerikaanse octrooischrift 2.278.029, aangezien beide publicaties en inrichtingen betrekking hebben op geheel verschillende en niet met elkaar in nauwe verbinding bestaande gebieden van de techniek. In dit verband kan worden opgemerkt dat het opwinden van een baan voor het vormen van een wikkel (zoals in 40 de onderhavige octrooiaanvrage) juist het tegenover gestelde is van het afleveren van een baan vanaf een rol zoals in bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 2.278.029.
Verder kan worden opgemerkt dat de werkwijze en de inrichting volgens de onderhavige aanvrage zijn uitgerust met speciale middelen voor het doorsnijden van de baan op bepaalde tijdstippen n.l. na ieder moment wanneer een wikkel is gevormd. Het Amerikaanse octrooischrift 2.278.029 is voorzien van 45 snijmiddeten voor de baan die elk in werking worden gesteld bij elke omwenteling van de trommel waaruit de baan wordt afgeleverd. Derhalve is de werking van de snijmiddelen totaal anders dan in de twee eerder genoemde bekend gevallen.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, die als voorbeeld een uitvoerings-50 vorm van de inrichting weergeeft.
Figuur 1 toont een vertikale dwarsdoorsnede van een automatische heropwikkelinrichting.
Figuur 2 is een schematische vertikale dwarsdoorsnede van de hoofdopwikkeltrommel en de hierbij behorende delen van het baanafsnijorgaan van de in figuur 1 weergegeven inrichting.
Figuur 3 toont een met figuur 2 overeenkomend schematisch aanzicht waarin de beginstand van de op 55 de hoofdopwikkeltrommel vastgehouden voorste rand van de baan is weergegeven.
Figuur 4 is een met figuur 2 overeenkomend schematisch aanzicht waarbij de hoofdopwikkeltrommel verdraaid is weergegeven zodat de voorste rand van de baan de afsnijrol is gepasseerd en naar de kern 3 192874 beweegt.
Figuur 5 is een met figuur 2 overeenkomend aanzicht, die de kern toont in de stand voor het opnemen van de baan tussen de hoofdopwikkeltrommel en de diametercontrolerol.
Figuur 6 is een met figuur 2 overeenkomend aanzicht die de gerede rol toont die de opwikkelstand 5 verlaat, waarbij de achterste rand van de baan vrij is van de opwikkeltrommel en de nieuwe voorste rand van de aankomende baan gedeeltelijk om de kern is geslagen.
Figuur 7 is een met figuur 5 overeenkomend aanzicht die de constructie van de hoofdopwikkeltrommel toont wanneer de voorste rand van de baan niet is teruggevouwen en deze rand direkt naar de kern wordt overgebracht.
10 Figuur 8 is een met figuur 6 overeenkomend aanzicht dat een ander soort mechanisme toont voor het toevoeren van de kern en een gewijzigde secundaire opwikkeltrommel om een nog ander mechanisme te verkrijgen voor het om de kem slaan van de voorste rand van de baan.
Figuur 9 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede van het gedeelte van de hoofdopwikkeltrommel dat de afsnijmiddelen voor de baan bevat.
15 Figuur 10 is een vertikaal eindaanzicht van het nokkengedeelte van het besturingsmechanisme voor de verschillende rollen, getoond in de figuren 1 tot 7.
Figuur 11 is een dwarsdoorsnede van het afsnijorgaan op de afsnijrol.
Figuur 12 is een dwarsdoorsnede van een gedeelte van de afsnijrol en van de hoofdopwikkeltrommel op het moment dat de afsnijmiddelen hiervan samenwerken om de baan door de snijden.
20 Figuur 13 is een schematisch perspectief aanzicht van de middelen voor het aandrijven van de perforeerrol die een hoek maakt met de aandrijfas.
Figuur 14 is een gedeeltelijk aanzicht van het regelmechanisme voor de variabele roldiameter.
Figuur 15 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn XV-XV in figuur 14.
Figuur 16 is een schematisch aanzicht van het synchronisatiemechanisme voor de afsnijmiddelen van de 25 baan.
Zoals blijkt uit figuur 1, omvat de heropwikkelinrichting 21 een eerste framedeel 22 en een op afstand hiervan gelegen framedeel 23, teneinde een doorgang of gangpad 24 te verschaffen waardoor een bedieningsman tussen de twee delen kan passeren. Een moederrol 26 van een papierbaan zit op een as 27 30 die is ondersteund in een ophanging 28 in een houder 25.
De rol 26 is via de as 27 draaibaar opgehangen en wordt afgewikkeld door een aangedreven afwikkel-riem 30 die in het frame 22 is bevestigd. De riem 30 beweegt in de richting van de pijl 31 tijdens de werking van de inrichting. De riem 30 wordt door de aandrijfmiddelen gestuurd teneinde te verzekeren dat de lineaire snelheid van de baan 29 als deze van de rol 26 afkomt nauwkeurig wordt geregeld en gehandhaafd 35 overeenkomstig de vraag van het resterende gedeelte van de heropwikkelinrichting.
De juiste spanning in de baan 29 als deze vanaf het framedeel 22 van de steun naar het voorste frame 23 beweegt in de richting van de pijl 32, wordt geregeld door de spanrol 33.
Wanneer de baan 29 in de richting van de pijl 32 beweegt, loopt deze in het framedeel 23 over een paar geleidingsrollen 34 en 35 en loopt vertikaal vanaf de geleidingsrol 35 door het perforeerstation dat een 40 stationaire steun 36 voor een perforeermes 38 en een roterende rol 37 met messen 39 omvat.
De steun 36 omvat een van inkepingen voorzien perforeermes 38, dat hierop is gemonteerd en samenwerkt met een aantal messen 39 teneinde een lijn van insnijdingen over de totale breedte van de baan 29 te verkrijgen. Dit mechanisme met perforeerrol kan de op dit gebied bekende perforaties verschaffen en behoeft hier niet nader te worden beschreven.
45 Opgemerkt dient echter te worden dat de baan 29, terwijl deze door het perforeerstation loopt niet om de rol 37 ’’wikkelt” en hiertoe mag de lineaire snelheid van de baan 29 als deze tussen de twee messen loopt hetzij groter of kleiner zijn dan de omtrekssnelheid van de rol. Door middel van deze constructie kan de bedieningsman de afstand tussen de rijen perforaties variëren en is deze afstand niet beperkt tot de onderlinge afstand van de messen 39 op de omtrek van de rol 37. Indien bijvoorbeeld de lineaire snelheid 50 van de baan 29 wordt vergroot als deze langs het perforeermes 38 loopt zal er een grotere tussenruimte ontstaan dan de afstand van de messen 39 op de rol 37. Dit resultaat kan worden verkregen door de omtrekssnelheid van de rol 37 ten opzichte van de lineaire snelheid van de baan 29 te verkleinen of te vergroten of door het vergroten of verkleinen van de snelheid van de baan ten opzichte van de omtrekssnelheid van de rol. Indien de lineaire snelheid van de baan 29 wordt verlaagd, zal de afstand tussen de 55 rijen perforaties kleiner worden.
Het verschil tussen de lineaire snelheid van de baan 29 en de omtrekssnelheid van de rol 37 is niet onbeperkt zonder dat de kans bestaan dat de messen de baan 29 doen scheuren. Niettemin verschaft de in 192874 4 figuur 1 weergegeven constructie de mogelijkheid voor de gebruiker van de machine de afmetingen van de vellen en de afstand tussen de lijnen perforaties in het gerede produkt te veranderen.
Wanneer de baan het perforatiestation heeft doorlopen passeert de baan een roterende rol 40 die in contact staat met het buitenoppervlak van de hoofdwikkeltrommel 41. Deze hoofdopwikkeltrommel 41 zal 5 hierna in detail worden beschreven.
Opgemerkt wordt dat de baan 29 als deze in contact komt met het oppervlak van de hoofdwikkeltrommel 41, de voorste rand van de baan in contact met het oppervlak van de hoofdwikkeltrommel 41 wordt gehouden door een onderdruk binnen de trommel welke onderdruk via openingen 42 de baan tegen het buitenoppervlak van de trommel zuigt.
10 Als de hoofdwikkeltrommel 41 roteert (zoals in figuur 1 weergegeven tegen de richting van de klok in), passeert de baan de afsnijrol 43, die zwenkbaar is opgehangen is opgehangen in armen 44, zodat de rol 43 naar en van de hoofdwikkeltrommel 41 af kan afwegen. In figuur 1 is de rol 43 op een afstand van de hoofdopwikkeltrommel weergegeven. De rol 43 draagt een afsnijorgaan 45 om samen te werkeri met een groef 46 in de hoofdwikkeltrommel 41.
15 Op een geschikt moment, zwaait de rol 43 door middel van de arm 131 die is verbonden met de stootas 47 naar de hoofdwikkeltrommel 41. De stootas 47 is (via een niet weergegeven mechanisme) indirekt verbonden met de zwenk-as 48, zie figuur 10. Deze as 48 is werkzaam verbonden met een nokopvolger 49 die tegen de rand 50 van de nok 51 rust.
De nok 51 alsmede de andere hierna te beschreven nokken, zijn op de aandrijfas 52 van het nokken-20 besturingsgedeelte van de machine gemonteerd en als de as 52 draait, worden de hierop gemonteerde nokken gedraaid om het baanafsnijmechanisme, het kemtoevoermechanisme, het vertragingsmechanisme van de secundaire wikkelrol en de diametercontrolerol te bedienen.
Zoals blijkt uit de figuren 1 en 10, wordt de rol 43 naar de hoofdwikkeltrommel 41 gezwenkt als de nok 51 wordt verdraaid, en daar de trommel 41 en de rol 43 synchroon draaien, komen het afsnijorgaan 45 en 25 de groef 46 voor een ogenblik te samen op de plaats 53 d.w.z. op een lijn door de hartlijnen van de hoofdopwikkeltrommel 41 en de afsnijrol 43.
De inrichting om de trommel 41 en de rol 43 synchroom te houden is weergegeven in figuur 16. Een aan weerszijden vertande riem 132 loopt om een vertand gedeelte van de hoofdwikkeltrommel 41 en onder een vertand gedeelte van de afsnijrol 43. Een spanrol 133 die wordt gedragen door een schamierarm 134 en die 30 door een veer 135 in de richting van de pijl 136 wordt gedrukt, houdt de riem 132 altijd onder spanning en drukt de riem altijd dicht tegen de vertande gedeelten van de trommel 41 en de rol 43 zelfs als de rol 43 door de arm 44 en de stootas 47 van het afsnijmechanisme zowel naar en van de hoofdwindtrommel 41 af te bewegen.
Uit figuur 9 blijkt dat wanneer de rol 43 naast de hoofdopwikkeltrommel 41 is gebracht, het afsnijorgaan 35 45 de papierbaan 29 in de groef 46 drukt waardoor de baan wordt gescheurd of breekt binnen deze groef. Het doorsnijden van de baan kan geschieden met of zonder dat een rij perforaties boven de groef 46 liggen.
Dit verschijnsel ontstaat omdat de mate waarin de baan 29 in de groef 46 wordt gedrukt door het afsnijorgaan 45 groter is dan de rek en de treksterkte van de papierbaan.
De rek en sterkte-eigenschappen van papierbanen zijn verschillend, zodat banen kunnen scheuren met 40 meer of minder door het afsnijorgaan 45 veroorzaakte plaatselijke strekking. De breedte en de diepte van de groep 46 alsmede de afmetingen van het afsnijorgaan 45 kunnen zo worden gekozen dat het verband tussen de afmetingen van het afsnijorgaan 45 en de groef 46 geschikt zijn voor het soort papier dat door de inrichting loopt.
Volgens de figuren 11 en 12 bestaat het afsnijorgaan 45 uit een stijve plaat 54, die vanaf de rol 43 45 radiaal naar buiten steekt. Deze plaat is verbonden met een voetplaat 55 die aan de rol 43 is bevestigd in een uitsparing 56, of tegen het oppervlak van de rol 43 door middel van schroeven 57.
Rondom de plaat 54 is een samendrukbaar element 58 aangebracht dat kan zijn vervaardigd uit schuimrubber, polyrethaan of een veerkrachtig materiaal dat bij voorkeur de plaat 54 omhult en aangrenzend hieraan tevens is voorzien van kiemdelen 59 en 60.
50 Zoals zichtbaar is in figuur 12, is het afsnijorgaan zodanig op de rol 43 gelegen dat de plaats 54 in het midden in de groef 46 zal steken. De afstand waarover de plaat in de groef 46 steekt is afhankelijk van het soort papier dat in de machine wordt behandeld en de afstand waarover de baan in de groef 46 moet worden gedrukt om te scheuren. Het einde van de plaat 54 komt niet tegen de bodem van de groep 46 en is op een voldoende afstand gelegen van de zijwanden van de groep 46 zodat er geen mogelijkheid is van 55 contact tussen de plaats 54 met enig deel van de hoofdwikkeltrommel 41.
Zowel de groef 46 en het afsnijorgaan 45 zijn in een schroeflijnvorm met tegengestelde richtingen op hun resp. rollen aangebracht (in een op dit gebied bekende wijze) zodat op elk moment slechts een klein 5 192874 gedeelte van het afsnijorgaan 45 en de groef 46 met elkaar in contact zijn. Hiermede worden drukkrachten, de benodigde scheidingsenergie alsmede het geluid en de slijtage geminimaliseerd.
De bovenste oppervlakken 61 en 62 van de klemdelen 59 en 60 zijn zodanig gelegen dat zij in aanraking komen met de baan 29 en de baan aan weerszijden van de groep 46 stevig tegen het oppervlak van de 5 hoofdwikkeltrommel 41 drukken (figuur 12).
Het samendrukbare element 58 is bij voorkeur voorzien van sleuven 63 aan weerszijden van de plaat 54 zodat het middengedeelte 64 van het samendrukbare element gemakkelijk in de groep 46 kan komen (samen met de plaat 54) en de baan 29 in de groef 46 kan drukken. Dit geschiedt terwijl de klemdelen 59 en 60 de baan 29 dicht tegen het vlak van de hoofdwikkeltrommel drukken aan weerszijden van de groef 10 46.
Alhoewel de plaat 54 aan zijn uiteinde kan zijn bedenkt door een gedeelte van het middengedeelte 64 van het elastomeer element 58, zodat alleen het elastomeer in aanraking komt met het papier, kan de rand van de plaat 54 eventueel scherpt zijn en buiten het elastomeer uitsteken zodat deze tevens werkt als snijrand teneinde het papier in de groef 46 te doen scheuren.
15 De baan 29 kan eventueel op andere plaats dan langs de randen van de groef tegen het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel 41 worden gehouden. Het is bijvoorbeeld mogelijk de delen 59 en 60 van het elastomeer element 58 weg te laten (zodat slechts het middengedeelte 64 overblijft dat het papier in de groef 46 drukt) en de baan 29 op zijn plaats tegen het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel te houden door middel van een onderdrukmechanisme en nabij de groef 46 aangebrachte openingen. Het is alleen van 20 belang dat de baan 29 in een gebied nabij de groef 46 stevig wordt vastgehouden op het moment dat het afsnijorgaan 45 de baan in de groef 46 druk totdat de baan binnen de groef wordt gerekt tot buiten zijn elasticiteitsgrens en treksterkte, waardoor de baan in het beperkte gebied van de groef 46 scheurt.
Nadat de baan is gescheurd, wordt de voorste rand van de baan door de voortdurende rotatie van de hoofdwikkeltrommel 41 tegen de richting van de klok in in de in figuur 4 weergegeven stand gebracht. De 25 voorste rand van de baan 29 beweegt naar achteren omdat deze vrij ligt en niet tegen de trommel 41 wordt gehouden behalve bij de openingen 42 waar de binnen de hoofdopwikkeltrommel 41 aangebrachte onderdruk de baan stevig tegen het oppervlak houdt.
In figuur 4 is aangegeven hoe de voorste rand 65 van de baan naar achteren staat als de hoofdopwikkeltrommel 41 de baan tegen de richting van de klok in voortbeweegt. Op dit moment komen een aantal 30 korte boogvormige uitsparingen 66 op het buitenoppervlak van de hoofdopwikkeltrommel 41 vrij. Deze uitsparingen 66 worden hierna beschreven.
Zoals tevens uit figuur 4 blijkt, verschaffen de onderdruk poorten 67 kanalen via welke de binnen de hoofdwikkeltrommel aanwezige onderdruk op de achterste rand van de baan 29 werkt, en dit gedeelte van de baan in contact houdt met het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel totdat de openingen 67 de wand 35 68 van de onderdrukdoos passeren welke wand het onderdruk gebied 69 scheidt van het gebied 70 binnen de hoofdopwikkeltrommel 41 waar geen onderdruk heerst. Deze stand is weergegeven in figuur 5.
In figuur 1 is zichtbaar dat terwijl de hoofdwikkeltrommel 41 tegen de richting van de klok in wordt gedraaid en de voorste rand van de baan tegen de richting van de klok toeneemt meeneemt een lift 71 een aantal kernen vanaf het kemlaadstation 73 naar boven draagt in de richting van de pijl 74 teneinde een 40 voorste kern 75 direkt onder de hoofdwikkeltrommel 41 te plaatsen en voor de tussen de hoofdopwikkeltrommel 41 en de secundaire opwikkeltrommel 77 gevormde kneep 76 te plaatsen. De voorste kern 75 valt in de trechter 78 en wordt van hier door rollen 79 op de arm 80 van het kemliftmechanisme 81 naar boven getransporteerd.
Het kemliftmechanisme 81 is bevestigd op een as 82 die zoals weergegeven in figuur 10 direkt is 45 verbonden met de nokvolger 83 die tegen de nokplaat 84 rust, die op de nok 85 van de kernirft is gemonteerd.
De afmetingen, stand en de synchronisatie van de nok 85 van de kemlift zijn zodanig dat de rollen 79 binnen de trechter 78 worden opgelicht en de voorste kern 57 hierdoor in de kneep wordt gedrukt als vlak voordat teruggevouwen deel 65 van de voorste rand van de baan 29 de dan in de kneep gebrachte kern 50 bereikt (zie figuur 5).
Voordat een kern de positie van de in figuur 1 weergegeven voorste kern 75 bereikt, is zij de rollen 86 en 87 van het lijmopbrengstation 88 gepasseerd. Het lijmopbrengstation 88 brengt een aantal stroken lijm aan op elke kern als deze tussen de rollen 86 en 87 doorgaat, op plaatsen die zijn gekozen door de machine-bouwer en geschikt zijn voor het type papier dat op de kem moet worden aangebracht.
55 De lift 71 wordt intermitterend bediend waarbij de stilstandposities zodanig zijn gekozen dat de kernen tussen de lijmrollen bewegen en stoppen nadat de lijm is aangebracht. De rollen 86 en 87 draaien in de richting van de pijlen met verschillende snelheden zodat de kern tijdens de doorgang hiertussen wordt 192874 6 geroteerd en zodoende lijm op de hele omtrek van de kern wordt aangebracht. De rol 86 draait sneller dan de rol 87.
Als de kern vanaf de lijmopbrengstand weergegeven met 89 (tussen de rollen 86 en 87) omhoog komt blijft de lijm kleverig totdat de kern door de rollen 79 in de kneep 76 wordt gebracht.
5 Als de voorste kern de kneep 76 bereikt (zoals weergegeven in figuur 5), komt het oppervlak van de kem in contact met het buitenoppervlak van de hoofdwikkeltrommel en tevens met de secundaire wikkeltrommel en gaat zodoende draaien met dezelfde omtrekssnelheid als deze trommels, zodat wanneer de teruggevouwen voorste rand 65 van de baan tussen de kern en de hoofdwikkeltrommel wordt gebracht de kleefstroken op de kern direkt contact maken met de teruggevouwen voorste rand van de baan en de baan 10 aan de kern doen hechten, waardoor de voorste rand van de baan van de hoofdopwikkeltrommel af wordt getrokken (waar het op zijn plaats werd gehouden door de via de openingen 42 werkende onderdruk).
De secundaire wikkeltrommel heeft een aantal (niet weergegeven) omtreksgroeven die in het verlengde liggen van de stroken lijm op omtrek van de kem in het verlengde van de uitsparingen 66 op de' hoofdopwikkeltrommel, zodat geen lijm vanaf het oppervlak van de kern naar het oppervlak van de hoofdwikkelt-15 rommel of de secundaire wikkeltrommel wordt overgebracht.
Gedurende de korte periode dat de voortste kem in de kneep 76 wordt gebracht en het gevouwen deel 65 van de voorste rand van de baan in aanraking komt met het gelijmde oppervlak van de kem, loopt de achterste rand van de baan (dat tot nu toe op zijn plaats tegen de trommel bij het kanaal 46 is gehouden door de onderdruk bij de openingen 67) over het niet onder onderdruk staande gebied 70 en de achterste 20 rand van de reeds opgewonden rol 90 komt vrij van de hoofdwikkeltrommel.
Op dit ogenblik wordt de secundaire wikkeltrommel vertraagd of afgeremd in zijn rotatie. Deze vertraging geschiedt door middel van de in figuur 10 weergegeven vertraagnok 91 van de secundaire wikkeltrommel die de nokplaat 92 tegen de volger 93 drukt en de as 94 doet draaien. De rotatie van de as 94 bedient indirect een controlemechanisme dat kan bestaan uit een aantal kegelvormige tapse wielen of een 25 differentieel of een continue snelheidsregelaar die door middel van verbindingen de secundaire opwikkel-trommel doet afremmen ten opzichte van de rotatiesnelheid van de hoofdwikkeltrommel 41 en de diameter-controlerol 95.
Het snelheidsverschil doet de kern 75 en de gecompleteerde rol 90 voortbewegen. Dat wil zeggen de rol 90 beweegt uit de wikkelstand tussen de secundaire wikkelrol 77 en de diametercontrolerol 95 door waarna 30 deze rol wordt afgevoerd in een trechter 96. Een rotatie van de trechter 96 om de hartlijn van de as 82a zal de gecompleteerde kleine rol papier naar een verzamelinrichting afvoeren.
Op overeenkomstige wijze doet de vertraging van de secundaire wikkeltrommel de hoofdwikkelrol de kern en de opnieuw ontstane voorste rand van de baan verder door de kneep 76 bewegen naar een stand boven de secundaire wikkelrol 77 waarna de diametercontrolerol 95 omlaag wordt gebracht in een stand 35 boven de opnieuw geplaatste kern (en enige lengten papier) en de secundaire wikkelrol wordt op volle snelheid gebracht en het opwikkelen van een volgende rol op een nieuw geplaatste kem kan nu plaatsvinden.
Vanaf dit punt wordt het proces herhaald, waarbij elke teruggevouwen voorste rand van de baan op elke opnieuw geplaatste kern wordt bevestigd en boven op de secundaire opwikkelrol en onder de diameter-40 controlerol wordt gebracht teneinde een nieuwe kleine rol papier te vormen.
In figuur 7 geven de pijlen 138 en 139 standen aan waar luchtstralen kunnen worden gebruikt om de achterste rand te helpen verwijderen van de hoofdwikkeltrommel 41, hetzij via de poorten 67 (zoals de straal 139) of uitwendig tegen het oppervlak van de baan (door straal 138) in de ruimte tussen de hoofdwikkeltrommel 41 en de diametercontrolerol 95.
45 In figuur 8 is nog een andere uitvoering weergegeven van de inrichting om de voorste rand van de baan naar de nieuw geplaatste kern over te brengen. In de secundaire wikkeltrommel kunnen een aantal poorten of openingen 140 zijn aangebracht waarbij een onderdrukdoos 141 binnen de secundaire opwikkeltrommel is geplaatst in het gebied dat dicht grenst aan de kneep 76. Een (niet weergegeven) synchronisatie-mechanisme kan worden gebruikt om een onderdruk in de doos 141 aan te brengen teneinde via de 50 poorten 140 een zuigkracht op de voorste rand van de baan uit te oefenen als deze om de kern 75 begint te wikkelen. Uit figuur 8 blijkt dat het onderdruksysteem dat helpt bij de overdracht geen nadelig effect heeft op de zojuist gecompleteerde rol of op het aanbrengen of vastmaken van het achterste baanuiteinde aan de kleine rol.
In figuur 7 is een andere wijze weergegeven waarop de voorste rand van de baan aan de kern kan 55 worden bevestigd waarbij een extra groep poorten 97 kan zijn aangebracht in het oppervlak van de hoofdopwikkeltrommel 41 teneinde het voorste gedeelte van de voorste rand van de baan tegen de trommel te houden zodat het terugvouwen als weergegeven met 65 in figuur 4 wordt voorkomen.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het op een kern wikkelen van gedeelten van een doorlopende materiaalbaan waarbij deze baan vanaf een voorraad wordt gevoerd langs een inloopplaats (de zgn. kneep), gevormd door een eerste hoofdwikkeltrommel en een tweede wikkeltrommel, terwijl steeds een kern vanuit een aanvoer- 192874 8 inrichting wordt geleid naar deze inloopplaats en het voorlopende baaneinde tot samenwerking wordt gebracht met de in de inloopplaats aanwezige kem en het opwikkelen van een gedeelte van de materiaal-baan tot stand komt, vervolgens een scheidingsmiddel wordt geactiveerd, voor het losmaken van het opgewikkelde baangedeelte van de doorlopende baan, waarna de aldus opgewikkelde kem wordt afge-5 voerd, met het kenmerk, dat de baan wordt gevoerd tussen de eerste hoofdwikkeltrommel en een verplaatsbare afsnijrol, welke trommel langs zijn omtrek is voorzien van een groef, die eerst dan tot samenwerking met een complementair scheidingsmiddel aan de omtrek van de afsnijrol komt, wanneer deze rol naar de eerste hoofdwikkeltrommel toe wordt verplaatst, zodanig dat steeds een gedeelte van de materiaalbaan wordt gescheiden van de aangevoerde baan, waarna het nieuwe voorlopende einde van de aangevoerde 10 baan wordt overgebracht naar een nieuw in de inloopplaats toegevoerde kem.
2. Inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, namelijk het opwikkelen van steeds een gedeelte van een aantal op elkaar volgende gedeelten van een materiaalbaan, waarbij elk gedeelte op een kern wordt gewikkeld, omvattende een eerste draaibare hoofdwikkeltrommel (41), waarlangs de materiaalbaan wordt geleid, een tweede draaibare wikkeltrommel (77) die met de eerste hoofdwikkeltrommel 15 een inloopplaats (76) vormt en een kern-aanvoer-inrichting (78-81) waarmede steeds een nieuwe kem (72) waarop een gedeelte van een materiaalbaan moet worden gewikkeld, onaangedreven voor de inloopplaats (76) wordt gereed gehouden en in de inloopplaats (76) wordt ingevoerd, waarbij de wikkelkern door de inloopplaats heen beweegt in de voortbewegingsrichting van de materiaalbaan, met het kenmerk - dat voor de inkoopplaats (76) een afsnijrol (43) is aangebracht voorzien van een scheidingsmiddel (45) 20 voor de materiaalbaan (29), - dat op de eerste hoofdwikkeltrommel (41) een groef (46) aanwezig is die kan samenwerken met het scheidingsmiddel (45) van de baan om steeds een gedeelte van de materiaalbaan bij voltooid wikkelen af te scheiden van de baan, waarbij de groef (46) en dit middel (45) zodanig zijn opgesteld en aangebracht, dat op bepaalde tijdstippen dit middel (45) en de groef (46) werkzaam tegenover elkaar zijn gelegen en 25 daarbij de baan over een afstand in de groef (46) drukken, waarbij de rek en reksterkte wordt overschreden en de baan (29) binnen de groef (46) scheurt; - dat op de eerste hoofdwikkeltrommel (41) vasthoudmiddelen (42, 97) voor het voorlopende, van de materiaalbaan gescheiden einde (65) van steeds een gedeelte van de materiaalbaan aanwezig zijn, die bij het draaien van deze eerste hoofdwikkeltrommel (41) dit voorlopende einde (65) van de materiaalbaan 30 aan een nieuwe wikkelkern toevoeren.
3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat voor de inloopplaats (76) een opbrengstation (86, 87. voor lijm aanwezig is waarlangs de wikkelkern wordt gevoerd en dat de op de eerste hoofdwikkeltrommel (41) aangebrachte vasthoudmiddelen (42, 97) de voorkant (65) van een nieuw gedeelte overbrengt aan de eerste hoofdwikkeltrommel (41) tot aan de inloop van de inloopplaats (76) en vasthoudt, respectieve- 35 lijk dan bij aanraking met de op de wikkelkern aangebrachte lijm vrijgeeft.
4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het scheidingsmiddel (45) bestaat uit een stijf element (54) bedekt door een samendrukbare strip (58) teneinde de baan (29) in de groef (46) te bewegen over een afstand die groter is dan de treksterkte van de genoemde baan kan opnemen, zodat de baan in de groef scheurt, waarbij gedeelten (59, 60) van de samendrukbare strip (58) niet in de groef (46) komen maar 40 de baan tegen de omtrek van de eerste opwikkeltrommel (41) houden (figuur 11, 12).
5. Inrichting volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen (67, 42) bestaan uit een eerste groep vacuümpoorten (67) in het oppervlak van de eerste hoofdwikkeltrommel (41) gelegen dicht nabij de genoemde groef (46), om het achterliggende uiteinde van het afgesneden baangedeelte nabij de groef vast te houden, nadat de baan is doorgesneden.
6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een tweede groep vacuümpoorten (42) in het oppervlak van de eerste hoofdwikkeltrommel (41) aan de andere kant van de groef (46) is aangebracht om de voorste rand van de baan tegen de rol (41) te houden nadat de baan is doorgesneden.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tweede groep vacuümpoorten (42) op enige afstand van de groef (46) zijn aangebracht om de voorlopende rand van de baan (29) tegen de eerste 50 hoofdwikkeltrommel (41) te houden zodanig dat de baan terugvouwt (65).
7 192874 Hierbij wordt als de nieuwe kern 75 in de kneep 76 wordt gebracht enige lijm van de kern overgebracht op het achterste uiteinde van de baan die op het punt staat om van de hoofdafwikkeltrommel te worden verwijderd en deze lijm op het achterste gedeelte wordt gebruikt om dit gedeelte vast te lijmen op de zojuist gecompleteerde rol. Er blijft voldoende kleefmiddel op de kern achter om de volgende voorste rand van de 5 baan op te pakken en deze om de kern te wikkelen zoals is weergegeven in figuur 6. Zoals blijkt uit figuur 10 heeft de nok 98 van de diametercontrolerol (die eveneens op de as 52 is gemonteerd) een nokoppervlak 99 waardoor de nokvolger 100 de as 101 doet roteren en de diametercontrolerol 95 boven de rol 90 wordt opgeheven onder gecontroleerde omstandigheden teneinde nauwkeurig de diameter van de rol 90 te controleren ais deze wordt opgewikkeld tussen de secundaire opwikkelrol 10 77 en de diametercontrolerol 95. In figuur 14 is weergegeven hoe de nokvolger 100 en de as 101 doet verdraaien door de werking van de plaat 99 van de nokvolger. Als de as 101 draait beweegt een verbindingsstaaf 102 in de richting van de pijl 103 waardoor de arm 104 scharniert om de hartlijn 105. Aan de arm 104 is tevens een kogellagerrol 106 bevestigd die zelf rust 15 tegen de onderkant van een arm 107; zoals is weergegeven in figuur 15. Wanneer de kogellagerrol 106 wordt bewogen door de arm 104 heft deze rol 107 op waardoor de hieraan bevestigde as 108 in de richting van de pijl 109 beweegt. Deze as 108 is aan de arm 110 van de tuimelaar 111 bevestigd die om de as 112 van het framedeel 23 scharniert. Andere armen 113 die om de as 112 scharnieren doen de verbindings-staven 114 op en neer bewegen. Voor zover de verbindingsstaven 114 werkzaam zijn verbonden met de 20 diametercontrolerol 95, is de rol 95 nauwkeurig gepositioneerd boven de rol 90 en controleert nauwkeurig de diameter tot waar de rol 90 kan worden opgewikkeld. In figuur 14 is zichtbaar dat de arm 107 scharnierbaar op de as 120 is gemonteerd in een drager 116 die verschuifbaar in het frame 117 is gemonteerd zoals weergegeven in figuur 15. Het aan de van schroefdraad voorziene as 119 bevestigde bedieningswiel 118 doet de as 120 naar 25 rechts en naar links bewegen zoals weergegeven met de pijl 121. Deze beweging doet de arm 107 boven de kogellagerrol 106 bewegen en verandert zodoende de afstand tussen het middelpunt van de as 120 en de as 122 van het kogellager 106. Dit verandert tevens de afstand tussen de as 122 van het kogellager en de as 123 van het scharnier dat aan het onderste uiteinde van de as 108 is aangebracht. Alhoewel een aantal verbindingspunten 124, 125 en 126 in de arm 110 zijn aangebracht, (welke standen 30 124, 125 en 126 kunnen worden gebruikt om grove veranderingen in de positie en stand van de diametercontrolerol 95 aan te brengen), is tevens het bedieningswiel 118 aangebracht teneinde zeer fijne, kleine verstellingen in de stand van de rol 95 aan te brengen door aan het wiel 118 te draaien. Het weer op zijn plaats brengen van het bovenste einde van de as 108 in één van de openingen 124, 125 en 126 kan alleen geschieden wanneer de inrichting niet werkt, maar de stand van de arm 107 boven 35 de kogellagerrol 106 kan met het wiel 118 worden versteld terwijl de machine in bedrijf is. In figuur 13 is een inrichting weergegeven voor het aandrijven van de messenrol 37 waarvan de hartlijn 127 een hoek maakt met de hartlijn 128 van de aandrijfrol 129. Deze inrichting omvat een aan weerszijden vertande riem 130 die om de aandrijfrol 129 loopt, een geleidingsrol 137, een tandwiel 138 van de messenrol, een geleidingsrol 139 en een geleidingsrol 140. De hartlijnen van de rollen 137 en 140 lopen 40 evenwijdig aan de hartlijn 128, terwijl de hartlijn van de rol 139 evenwijdig loopt aan de hartlijn 127. De hoek tussen de hartlijn 127 en de hartlijn 129 bedraagt ongeveer 1 tot 2 graden. In een snel bewegende baan papier kan hierdoor een lijn perforaties boven de groef 46 worden aangebracht, waarbij het doorsnijden altijd plaatsvindt aan het einde van een bepaald vel, waardoor een nauwkeurig aantal vellen in de gerede kleine rol op de kern wordt verkregen.
45 Alhoewel de inrichting is beschreven voor het aanbrengen van. lijm op de kern, kan de lijm ook worden aangebracht op de baan (bijvoorbeeld door sproeien of andere middelen) op de trommel 41, direct na de groef 46, waarbij de lijmopbrengrollen 86 en 87 en het lijmaanbrengstation 88 kunnen worden weggelaten. Opgemerkt wordt dat de werking van de afscheidingsmiddelen 45, 46 js toegelicht met een schroeflijn-vorm van deze middelen. Dit is voor het onderhavige voorstel niet essentieel. De betrokken middelen 50 kunnen ook samenvallen met een zgn. beschrijvende lijn van de rol 43 resp. van de trommel 41.
8. Inrichting volgens een der conclusies 2-7, met het kenmerk, dat de eerste hoofdwikkeltrommel (41) en de afsnijrol (43) werkzaam zijn verbonden door besturingsmiddelen (47-52) die de beide rollen op een afstand van elkaar houden terwijl de baan (29) hiertussen beweegt, maar die de rollen samenbrengt op een gekozen ogenblik waarbij de groef (46) en het scheidingsmiddel (45) in eikaars verlengde staan.
9. Inrichting volgens een der conclusies 5-7, gekenmerkt door een scheidingsorgaan (68) voor de onderdruk die binnen de eerste hoofdwikkeltrommel (41) is aangebracht om te voorkomen dat de onderdruk bij de eerste groep poorten (67) werkt nadat deze poorten het scheidingsorgaan hebben gepasseerd en de 9 192874 materiaalbanen {29) het oppervlak van de eerste hoofdwikkeltrommel loslaat (figuren 5, 6).
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat deze is voorzien van middelen voor het opwekken van een luchtstraal (138) in het niet onder onderdruk staande gedeelte (70) van de eerste hoofdwikkeltrommel (41) welke straal zodanig is gericht dat lucht door de eerste groep poorten (67) wordt geblazen en 5 helpt om het achterste uiteinde van de baan van het oppervlak van de trommel los te maken (figuur 7). Hierbij 6 bladen tekening
NL9500626A 1981-08-26 1995-03-31 Werkwijze en inrichting voor het in afzonderlijke stukken heropwikkelen van een materiaalbaan. NL192874C (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
IT09502/81A IT1167967B (it) 1981-08-26 1981-08-26 Ribobinatrice ad alta velocita' per nastri di carta in specie con perforazioni trasversali
IT950281 1981-08-26
NL8202066 1982-05-19
NL8202066A NL191560C (nl) 1981-08-26 1982-05-19 Opwikkelinrichting voor een materiaalbaan.

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL9500626A NL9500626A (nl) 1995-08-01
NL192874B NL192874B (nl) 1997-12-01
NL192874C true NL192874C (nl) 1998-04-02

Family

ID=26326233

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9500626A NL192874C (nl) 1981-08-26 1995-03-31 Werkwijze en inrichting voor het in afzonderlijke stukken heropwikkelen van een materiaalbaan.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL192874C (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10427903B2 (en) 2016-03-04 2019-10-01 The Procter & Gamble Company Leading edge device for a surface winder
US10442649B2 (en) 2016-03-04 2019-10-15 The Procter & Gamble Company Surface winder for producing logs of convolutely wound web materials
US10427902B2 (en) 2016-03-04 2019-10-01 The Procter & Gamble Company Enhanced introductory portion for a surface winder

Also Published As

Publication number Publication date
NL192874B (nl) 1997-12-01
NL9500626A (nl) 1995-08-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8202066A (nl) Inrichting en werkwijze voor het opwikkelen van een baan vliesvormig materiaal.
CA1203522A (en) Apparatus and method for snap-separation of web material
US4962897A (en) Web winding machine and method
US4856725A (en) Web winding machine and method
US4723724A (en) Web winding machine and method
RU2567202C2 (ru) Машина для перемотки и способ производства рулонов из рулонного материала
US5137225A (en) Rewinding machine for the formation of rolls or logs, and winding method
US3988194A (en) Apparatus and method for applying label stock
EP1006066B1 (en) Surface winder with pinch cutoff
ITFI930023A1 (it) Metodo e macchina per la produzione di rotoli di materiale nastriforme e per lo strappo del materiale al termine dell'avvolgimento di ciascun rotolo.
RU2337051C2 (ru) Усовершенствованный перемоточно-разрезной станок для производства рулонов бумажного рулонного материала
NL8601745A (nl) Werkwijze en inrichting voor het zigzagvouwen van eindloze materiaalbanen.
US20030010863A1 (en) Core feeding method in a rewinding machine for making logs of sheet material
JP4871439B2 (ja) 個別に運ばれる平坦な物体を重なった形態で前進コンベア上に堆積させる装置
US3951023A (en) Transport guide for pliable sheet material
US5535573A (en) Apparatus (blank unit) for feeding blanks to an article which is to be wrapped
US6708855B2 (en) Transverse folding apparatus
US5273226A (en) Winding machine with support cylinders
NL192874C (nl) Werkwijze en inrichting voor het in afzonderlijke stukken heropwikkelen van een materiaalbaan.
JP2015078017A (ja) 製品の各々が単一の包囲体に包まれるように製品を連続的に包装する自動包装機及び方法
JPH11139649A (ja) 折丁を折り機から印刷機のコンベヤに引き渡すための装置
NZ247541A (en) Rolling and wrapping printed products such as newspapers; printed product conveyed into path of winding mandrel
EP0402325A2 (en) Apparatus for the formation of rolls of web material on a winding core
JPH02261636A (ja) 横方向の有孔ラインを備えたウェブに、グルーコーティングが設けられた補強スリップを付ける装置
CA2357336A1 (en) Peripheral rewinding machine and method for producing logs of web material

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20011201