NL192757C

NL192757C - Doorverbindingsblokje voor een installatiekast.

Info

Publication number: NL192757C
Application number: NL9001134A
Authority: NL
Original assignee: Holec Syst & Componenten
Priority date: 1986-10-24
Filing date: 1990-05-14
Publication date: 1998-01-06
Also published as: NL8602678A; NL192757B; NL186936B; NL9001134A; NL186936C

Description

1 192757

Doorverbindingsblokje voor een installatiekast

De uitvinding heeft betrekking op een doorverbindingsblokje, dat losneembaar kan worden aangebracht in een doorvoerorgaan van een installatiekast, welk doorverbindingsblokje is voorzien van een behuizing van 5 elektrisch isolerend materiaal met een zodanige vorm dat in gemonteerde toestand een eerste gedeelte van de behuizing buiten de kast uitsteekt en een tweede gedeelte van de behuizing het doorvoerorgaan van de kast afsluit, waarbij in de behuizing van het doorverbindingsblokje althans een in langsrichting doorlopend kanaal is gevormd waarin een bus van elektrisch geleidend materiaal is opgenomen en waarbij nabij elk van de uiteinden van het althans ene kanaal openingen zijn aangebracht welke corresponderen met een 10 schroefdraad voorziene openingen nabij elk van de uiteinden van de geleidende bus voor het met behulp van althans een passende schroef vastklemmen van de aansluitdraden in de bus, waarbij het het doorvoerorgaan afsluitende tweede gedeelte van vasthoudmiddelen is voorzien voor het in het doorvoerorgaan (14) vasthouden van het doorverbindingsblokje.

In het algemeen wordt een dergelijk doorverbindingsblokje gebruikt om de aansluiting van apparatuur 15 aan de installatiekast mogelijk te maken zonder dat de installatiekast na aanleg opnieuw moet worden geopend..

Een dergelijk doorverbindingsblokje is bekend uit het Zwitserse octrooischrift 275.941. Het bekende doorverbindingsblokje wordt met behulp van afzonderlijk aan te brengen vasthoudmiddelen, zoals schroeven, in het doorvoerorgaan van de installatiekast bevestigd.

20 De onderhavige uitvinding heeft tot doel om een andere oplossing te geven voor het aanbrengen van het doorverbindingsblokje in het doorvoerorgaan van de installatiekast.

Het doorverbindingsblokje volgens de onderhavige uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen en het doorverbindingsblokje één geheel vormen.

Het doorverbindingsblokje volgens de onderhavige uitvinding heeft daarbij het voordeel dat het zowel een 25 mechansiche bevestiging in het doorvoerorgaan alsmede de afdichting van het doorvoerorgaan tot stand brengt.

Met een dergelijk doorverbindingsblokje wordt een universele aansluitmogelijkheid verschaft, welke eenvoudig ook bij reeds bestaande installatiekasten kan worden toegepast en waarmee in of aan de installatiekasten bevestigde apparatuur op gemakkelijke en veilige wijze respectievelijk uitwendig of in de 30 kast met de plaatselijke installatie kan worden verbonden. Met het doorverbindingsblokje volgens de onderhavige uitvinding heeft men nu de mogelijkheid om reeds bij de aanleg van de elektrische installatie apparatuur die pas later gebruikt zal gaan worden in de kast te installeren en alvast op dit doorverbindingsblokje aan te sluiten.

Teneinde het doorverbindingsblokje stevig in de doorvoeropening van de kast te kunnen bevestigen, 35 heeft een uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding het kenmerk dat het tweede gedeelte van elastisch vervormbare uitwendige uitsteeksels is voorzien voor het klemmend vasthouden van het doorverbindingsblokje in het doorvoerorgaan.

Om ervoor te zorgen dat het doorverbindingsblokje in een bepaalde stand in het doorvoerorgaan van de installatiekast kan worden gefixeerd, om verdraaien van het blokje tijdens montage te verhinderen, heeft 40 verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding het kenmerk, dat het doorverbindingsblokje centreermiddelen omvat om het blokje in gemonteerde toestand tegen verdraaiing te blokkeren. In weer een verdere uitvoeringsvorm bestaan deze centreermiddelen uit althans een aan het tweede gedeelte meegevormde naar buiten uitstekende nok, welke in een daarmee corresponderende uitsparing in het doorvoerorgaan past. Een weer verdere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het tweede gedeelte een rechte rand 45 bezit die in gemonteerde toestand van het blokje, samen met de wand of muur waartegen de kast is gemonteerd, verdraaiing van het blokje verhindert.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een op de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

50 De figuren 1 t/m 4 tonen een doorverbindingsblokje volgens de uitvinding in diverse aanzichten; figuur 5 toont een bovenaanzicht van een installatiekast waarin een doorverbindingsblokje volgens de uitvinding kan worden toegepast; figuur 6 toont een gedeeltelijke doorsnede door een invoeropening van de installatiekast volgens figuur 5.

55 In figuur 1 zijn in de van een elektrisch isolerend materiaal vervaardigde behuizing 33 van het doorverbindingsblokje 32 in langsrichting aangebrachte kanalen 34 voor het opnemen van een bus van een elektrisch geleidend materiaal gestreept weergegeven. Nabij de uiteinden van deze kanalen 34 zijn 192757 2 respectievelijk openingen 35, 36 aangebracht welke corresponderen met nabij de uiteinden van de geleidende bus (niet getoond) gevormde, van schroefdraad voorziene openingen voor het opnemen van een schroef voor het in de geleidende bus vastklemmen van een aansluitdraad.

Figuur 2 toont een doorsnede langs de lijn A-A van het doorverbindingsblokje 32 volgens figuur 1. De 5 openingen 36 bevinden zich onder een schijfvormig gedeelte 37 van de behuizing 33, de diameter waarvan nagenoeg overeenkomt met de diameter van een doorvoeropening 14 van de installatiekast volgens figuur 5, zoals bijvoorbeeld meer in detail weergegeven in figuur 6, zie de brede opening 16. Het betreft hier een installatiekast volgens de Nederlandse octrooiaanvrage 8602678. Het doorverbindingsblokje 32 heeft in langsrichting van de kanalen 34 gezien een zodanige afmeting dat het schijfvormig gedeelte 37 na montage 10 in een doorvoeropening van de installatiekast daardoor wordt omgeven en dat het overige gedeelte van het doorverbindingsblokje daarbij buiten de installatiekast uitsteekt. Aan het uiteinde van het in de doorvoeropening 16 op te nemen gedeelte van het doorverbindingsblokje is in de getoonde uitvoeringsvorm een verende arm 39 met een haakvormig uiteinde 40 aangebracht. Deze verende arm heeft een zodanige lengte dat na het monteren van het doorverbindingsblokje in de installatiekast de rechte zijde 47 van het haakvor-15 mig uiteinde achter de zich aan de onderste begrenzing van de tuitvormige doorvoeropening 14 in de installatiekast bevindende stootrand 45 aangrijpt, zie figuur 6, waardoor het doorverbindingsblokje in de doorvoeropening wordt vastgehouden. Het blokje kan slechts verwijderd worden wanneer de kast wordt geopend en de verende arm 39 naar de middellijn van het blokje, los van de aangrijping, wordt weggeduwd. In figuur 1 is de verende arm in bovenaanzicht weergegeven.

20 Boven de openingen 35 zijn op zodanige wijze tuitvormige isolerende uitsteeksels 41 gevormd, dat na montage van een aansluitdraad in een in het kanaal 34 opgenomen bus, de hiervoor toegepaste schroef zich niet buiten het tuitvormig uitsteeksel 41 uitstrekt, om aanraking met de hand te vermijden. De lengte van het tuitvormige uitsteeksel 41 en de toe te passen schroef voor het vastklemmen van een aansluitdraad in de bus zijn bij voorkeur zodanig aangepast dat wanneer de schroef in het tuitvormige uitsteeksel 41 wordt 25 gebracht, deze al niet meer met de hand kan worden aangeraakt nog voordat de schroef contact maakt met de geleidende bus. Bij voorkeur zijn in het tuitvormige uitsteeksel 41 inwendig naar voren stekende ribben 42 aangebracht om ervoor te zorgen dat een in het uitsteeksel 41 aangebrachte schroef een zodanige kracht ondervindt dat deze zich niet gemakkelijk, bijvoorbeeld onder invloed van trilling, uit het tuitvormige uitsteeksel 41 kan verplaatsen.

30 Voor de in de openingen 36 aan te brengen schroeven zijn geen speciale maatregelen nodig om aanrakingsgevaar met de hand te voorkomen omdat na montage deze schroeven volledig in het doorvoer-orgaan van de installatiekast worden opgenomen, welke doorvoeropening door het schijfvormig gedeelte 37 wordt afgesloten. Aan het in een doorvoeropening op te nemen uiteinde van de kanalen 34 is voorts een verhoging 43 gevormd als barrière voor de in de kanalen 34 aan te brengen geleidende bussen.

35 Figuur 3 toont een doorsnede langs de lijn B-B van het doorverbindingsblokje 32 volgens figuur 1. Hieruit is te zien dat de behuizing van het doorverbindingsblokje op de plaats van de openingen 36 ten opzichte van de omtrek van het schijfvormige gedeelte 37 naar binnen inspringt, om het in de openingen 36 aanbrengen van een met de geleidende bus te koppelen schroef mogelijk te maken. De tuitvormige uitsteeksels 41 zijn eveneens gedeeltelijk zichtbaar.

40 De kanalen 34 zijn zodanig asymmetrisch ten opzichte van de ronde doorsnede van het schijfvormige gedeelte 37 geplaatst, dat de via de openingen 36 met de bus te koppelen schroeven na montage niet buiten het schijfvormige gedeelte 37 uitsteken. De juiste ligging van de kanalen 34 is afhankelijk van de afmetingen van de schroeven, welke een zodanige lengte moeten bezitten, dat afhankelijk van de diameter van de geleidende bus, aansluitdraden van verschillende diameter daarin stevig kunnen worden vastge-45 klemd.

De afzonderlijke draden in de aansluitbussen van het doorverbindingsblokje kunnen vanzelfsprekend met meerdere schroeven worden vastgeklemd, hetgeen meerdere gaten 35, 36 in een kanaal 34 vereist.

Aan het schijfvormige gedeelte 37 zijn verder naar buiten uitstekende rechthoekige nokken 38 zichtbaar. Deze nokken kunnen samenwerken met in de doorvoeropeningen van de installatiekast aangebrachte 50 uitsparingen, om het doorverbindingsblokje in de doorvoeropeningen te centreren en om verdraaiing daarvan tijdens het maken van aansluitingen op het doorverbindingsblokje te verhinderen. Uiteraard kunnen de nokken 38 ook anders dan rechthoekig, bijvoorbeeld cilindrisch van vorm zijn.

Om verdraaiing van het blokje in gemonteerde toestand te voorkomen, kan het schijfvormig gedeelte 37 ook een in het geheel of gedeeltelijk grotere diameter hebben dan de doorvoeropening waarin het blokje 55 moet worden opgenomen. De bijvoorbeeld grotere diameter, welke grenst aan de tuitvormige uitsteeksels 41 blijft dan na montage buiten het doorvoerorgaan. Door hieraan een rechte rand te vormen, welke na montage tegenover de muur of wand waarop de kast is gemonteerd ligt, zodanig dat de tuitvormige

Claims

1. Doorverbindingsblokje, dat losneembaar kan worden aangebracht in een doorvoerorgaan van een installatiekast, welk doorverbindingsblokje is voorzien van een behuizing van elektrisch isolerend materiaal met een zodanige vorm dat in gemonteerde toestand een eerste gedeelte van de behuizing buiten de kast 45 uitsteekt en een tweede gedeelte van de behuizing het doorvoerorgaan van de kast afsluit, waarbij in de behuizing van het doorverbindingsblokje althans in langsrichting doorlopend kanaal is gevormd waarin een bus van elektrisch geleidend materiaal is opgenomen en waarbij nabij elk van de uiteinden van het althans ene kanaal openingen zijn aangebracht welke corresponderen met van schroefdraad voorziene openingen nabij elk van de uiteinden van de geleidende bus voor het met behulp van althans een passende schroef 50 vastklemmen van de aansluitdraden in de bus, waarbij het het doorvoerorgaan afsluitende tweede gedeelte van vasthoudmiddelen is voorzien voor het in het doorvoerorgaan vasthouden van het doorverbindingsblokje, met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen (39, 40, 47) en het doorverbindingsblokje (32) één geheel vormen.

2. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede gedeelte van elastisch 55 vervormbare uitwendige uitsteeksels is voorzien voor het klemmend vasthouden van het doorverbindingsblokje (32) in het doorvoerorgaan (14).

3. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de uitsteeksels door in langsrichting 192757 4 gevormde ribben of ruggen worden gevormd.

3 192757 uitsteeksels toegankelijk blijven, kan eveneens een borging tegen verdraaien worden bewerkstelligd. Het in het doorvoerorgaan passende deel van het schijfvormig gedeelte, dat grenst aan de openingen 36, kan dan voldoende houdkracht van het blokje in de doorvoeropening verschaffen. Uit figuur 3 is te zien dat de verbindingskanalen 34 een aan een smalle zijde afgeronde rechthoekige 5 doorsnede hebben. De in de kanalen 34 op te nemen geleidende bussen (niet getoond) bezitten een overeenkomstige doorsnede, waardoor wordt verzekerd dat de bussen slechts zodanig in de kanalen kunnen worden opgenomen dat de voor het bevestigen van de schroeven aangebrachte schroefgaten daarin corresponderen met de in de behuizing aangebrachte openingen 35, 36. Figuur 4 toont een doorsnede van het doorverbindingsblokje 32 volgens figuur 1 langs de lijn C-C. Hieruit 10 is te zien dat het na montage in een doorvoeropening uitstekende gedeelte 44 van het doorverbindingsblokje een nagenoeg rechthoekige doorsnede bezit. De tuitvormige uitsteeksels 41 steken hierbij alle aan dezelfde kant van het doorverbindingsblokje uit. In plaats van de in deze uitvoeringsvorm van het doorverbindingsblokje 32 getoonde verende arm 39 om het blokje in een doorvoeropening vast te houden, kan het schijfvormige gedeelte 37 ook van uitwendige 15 elastisch vervormbare uitsteeksels, bijvoorbeeld in langsrichting van het schijfvormige gedeelte 37 gevormde ribben of ruggen zijn voorzien, zodanig dat de diameter van het gedeelte 37 iets groter is dan de diamter van de doorvoeropening waardoor het doorverbindingsblokje klemmend in een dergelijke doorvoeropening kan worden vastgehouden (niet getoond). Dit laatste heeft verder het voordeel dat de lengte van de verende arm 39 niet noodzakelijkerwijs aangepast hoeft te zijn aan de lengte van de tuitvormige doorvoeropening 20 van de installatiekast volgens de onderhavige uitvinding, maar universeel toepasbaar is in installatiekasten met doorvoeropeningen van willekeurige lengtes. Het spreekt vanzelf dat het klemmenblokje niet beperkt is tot de weergegeven uitvoeringsvorm met drie aansluitbussen, zoals getoond, maar dat dit aantal kan worden gevarieerd. Gezien de maatregelen met betrekking tot het aanrakingsgevaar, is het doorverbindingsblokje volgens de 25 onderhavige uitvinding niet alleen geschikt voor doorverbindingen met lage spanning, bijvoorbeeld de secundaire zijde van een beltransformator, maar is het ook geschikt om onder hogere spanning werkende apparatuur, bijvoorbeeld 220/380 V door te verbinden. Het doorverbindingsblokje kan ook met voordeel worden toegepast in de tuitvormige openingen van leidingdozen van het leidingstelsel van de elektrische installatie. Het blokje is verder ook geschikt om toe te 30 passen in de doorvoeropening van een deksel van een, zoals in huisinstallaties gebruikelijk, in het plafond gemonteerde aansluitdoos, voor het aansluiten van verlichtingsarmaturen. Dit heeft het voordeel dat er niet, zoals in de praktijk gebruikelijk, draden van de elektrische installatie buiten de in het plafond gemonteerde aansluitdoos hoeven uit te steken. Dergelijke uitstekende draden worden in de praktijk gemakkelijk beschadigd, waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.

35 Het doorverbindingsblokje wordt bij voorkeur van de goede elektrisch isolerende eigenschappen en voordelige verwerkingsmogelijkheden van een thermoplastische kunststof vervaardigd, zoals bijvoorbeeld polyamide.

40 Conclusies

4. Doorverbindingsblokje volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan het uiteinde van het tweede gedeelte althans één in langsrichting uitstekende verende arm (39) is aangebracht, met een zodanige lengte dat een haakvormig uiteinde (40) van deze althans ene arm (39) aan een begrenzing van het doorvoer- 5 orgaan (14) in de installatiekast kan aangrijpen.

5. Doorverbindingsblokje volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het doorverbindingsblokje (32) centreermiddelen omvat om het blokje in gemonteerde toestand tegen verdraaiing te blokkeren.

6. Doorverbindingsblokje volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de centreer-10 middelen bestaan uit althans een aan het tweede gedeelte meegevormde naar buiten uitstekende nok (35), welke in een daarmee corresponderende uitsparing in het doorvoerorgaan (14) past.

7. Doorverbindingsblokje volgens een van de conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat het tweede gedeelte een rechte rand bezit die in gemonteerde toestand van het blokje, samen met de wand of muur waartegen de kast is gemonteerd, verdraaiing van het blokje verhindert. Hierbij 1 blad tekening