NL1041685B1 - Modulaire dakbedekkingsinrichting. - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een modulaire dakbedekkingsinrichting welke het mogelijk maakt een bouwwerk binnen korte tijd, zonder de inschakeling van ervaren rietdekkers, van een waterdicht, qua uiterlijk nauwelijks van een traditioneel rieten dak te onderscheiden, dak te voorzien tegen veel lagere kosten. De modulaire dakbedekkingsinrichting omvat op een drager van een bitumineus materiaal aangebracht riet.

Description

Modulaire dakbedekkingsinrichting

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een modulaire dakbedekkingsinrichting welke een met deze inrichting gedekt dak het uiterlijk van een rietgedekt dak geeft.

Riet wordt reeds eeuwenlang gebruikt als dakbedekkingsmateriaal. Door de fraaie aanblik van een rieten dak wordt dit type dak nog veelvuldig toegepast. Eén van de grote nadelen van het rietdekken, blijft het feit dat het bijzonder arbeidsintensief is en dat het aantal rietdekkers gestaag afneemt. Een ander groot nadeel is het feit dat de rietbossen in situ moeten worden samengesteld. Er zijn in de loop der tijd pogingen gedaan om gebruiksklare rietbossen of rietpakketten te creëren. Het Nederlandse octrooischrift NL 1020005 beschrijft een dergelijke oplossing, waarbij rietstengels met behulp van een bevestigingsmiddel en één of meer lijmlagen in een pakket bij elkaar worden gehouden. Daarbij kunnen de pakketten aansluitend aan elkaar op een dak worden aangebracht. Het betreft in dit geval een oplossing welke een volwaardig alternatief beoogt te zijn voor het op conventionele wijze met riet dekken van een dak.

Echter, tot nu toe heeft dit alternatief nog maar weinig belangstelling kunnen wekken. Uit de praktijk blijkt dat mensen die een rieten dak op hun woning laten aanbrengen, bij voorkeur kiezen voor de meer traditionele wijzen van riet dekken. Op grond van de kosten wordt er dan, ondanks de esthetische bezwaren, toch vaak voor gekozen om eventuele bijgebouwen, zoals een schuur, van bijvoorbeeld een pannendak of een andersoortige dakbedekking te voorzien. Uit de octrooiliteratuur zijn tevens oplossingen bekend waarbij dakbedekkingsmateriaal bestaat uit platen geschuimd materiaal, zoals bijvoorbeeld polyurethaan, waarin rietstengels onder een hoek met het vlak van de plaat zijn opgenomen. Een dergelijk dakbedekkingsmateriaal kent echter diverse nadelen waaronder bijvoorbeeld de onderlinge bevestiging van individuele platen en aansluiting tussen het riet van twee op een dak tegen elkaar gelegde platen.

Het Nederlandse octrooischrift NL 1040062 beschrijft een dakbedekkingsinrichting welke een drager en in deze drager opgenomen of met de drager verbonden rietstengels omvat, met het kenmerk dat de dakbedekkingsinrichting langs of in de nabijheid van de omtrek van de drager een bekisting omvat. Deze inrichting volgens de stand van de techniek voorziet er ook in dat de drager koppelmiddelen omvat, zoals bij voorbeeld een mes en/of groef. De productie van deze dakbedekkingsinrichting is echter relatief duur en het via de koppelmiddelen met elkaar verbinden van de modules van dit type dakbedekkingsinrichting ter verkrijging van een waterdicht dak is ook tijdrovend en derhalve relatief duur. Bij het niet zorgvuldig aan elkaar koppelen van de koppelmiddelen is het resulterende dak qua uiterlijk niet altijd naadloos.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een dakbedekkingsinrichting welke het mogelijk maakt een bouwwerk binnen korte tijd, zonder de inschakeling van ervaren rietdekkers, van een waterdicht, qua uiterlijk nauwelijks van een traditioneel rieten dak te onderscheiden, dak te voorzien tegen veel lagere kosten. In deze beschrijving en in de conclusies kan de term traditioneel rieten dak zowel een dak met een traditionele constructie als een schroefdak omvatten.

Met de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding kunnen personen die geen rietdekkerservaring hebben en zelfs personen die ook geen dakdekkerservaring hebben een bouwwerk eenvoudig en snel voorzien van een waterdicht, als een traditioneel rieten dak ogend, dak. De dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van enkele figuren.

Daarbij toont: - fig. 1(a) een schematisch vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding; - fig. 1(b) een schematisch zijaanzicht van het in fig. 1(a) in vooraanzicht getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een schematisch achteraanzicht van het in fig. 1(a) in vooraanzicht getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding; fig. 3 een schematisch zijaanzicht van twee in verticale richting aan elkaar grenzende exemplaren van een uitvoeringsvorm van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding. in de figuren en in deze beschrijving hebben gelijke of vergelijkbare delen gelijke of vergelijkbare verwijzingscijfers. In deze beschrijving dient onder rietstengel ten minste doch niet uitsluitend te worden begrepen een hele of een gedeelte van een stengel van riet, bijvoorbeeld natuurlijk riet zoals gebruikelijk volgens de stand van de techniek wordt toegepast voor de vorming en/of afwerking van daken. Ook kan daaronder worden begrepen kunststof riet.

Fig. 1(a) toont een schematisch vooraanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding, verder ook wel inrichting volgens de uitvinding of inrichting genoemd. Dit vooraanzicht komt in belangrijke mate overeen met het bovenaanzicht van een op een dak aangebracht exemplaar van deze uitvoeringsvorm van de inrichting. In deze uitvoeringsvorm omvat de dakbedekkingsinrichting rietstengels 1 welke onder een hoek onlosmakelijk op de bovenzijde van een eerste drager 2, welke eerste drager in dit vooraanzicht niet zichtbaar is, zijn aangebracht of vanaf de bovenzijde van de drager in de drager zijn opgenomen, waarbij de eerste drager vervolgens aan twee aan elkaar grenzende zijden evenwijdig aan die zijden versprongen op een tweede drager 3, hierna ook shingle 3 genoemd, is aangebracht. In de verdere beschrijving en in de conclusies heeft de term versprongen betrekking op deze in fig. 1(a) getoonde wijze van verspringing. Een gedeelte van de onderzijde van de eerste drager 2 wordt hierbij onlosmakelijk verbonden met een gedeelte van de bovenzijde van de tweede drager 3. Vanwege de verspringing kunnen de onderzijde van de eerste en de bovenzijde van de tweede drager slechts over een gedeelte van hun oppervlak met elkaar worden verbonden.

In deze uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding hebben de eerste drager 2 en de tweede drager 3 een in hoofdzaak gelijke vorm en in hoofdzaak gelijke afmetingen. De vorm kan bij voorbeeld rechthoekig zijn, al dan niet met vier zijden met een gelijke lengte.

Fig. 1(b) toont een schematisch zijaanzicht van het in fig. 1(a) getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding. De uitvinding omvat uitvoeringsvormen van de inrichting waarbij zowel de eerste drager 2 als de tweede drager 3 een laag bitumineus materiaal omvatten. Elk ander materiaal of elke andere nuttig geachte combinatie van materialen voor respectievelijk de eerste drager 2 en de tweede drager 3 is echter mogelijk binnen het kader van de uitvinding.

Fig. 2 toont een schematisch achteraanzicht van het in fig. 1(a) in vooraanzicht getoonde uitvoeringsvoorbeeld van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding. In dit achteraanzicht is de tweede drager of shingle 3 volledig zichtbaar en is de eerste drager 2 door de shingle 3 grotendeels aan het zicht onttrokken.

Fig. 3 toont een schematisch zijaanzicht van twee in verticale richting aan elkaar grenzende inrichtingen volgens de uitvinding met de overlap tussen de eerste en tweede drager van de respectievelijke inrichtingen welke overlap mogelijk is gemaakt door de ten opzichte van elkaar versprongen positionering van de twee dragers van een inrichting. Zoals in fig. 3 zichtbaar is, sluit het riet van de eerste, bovenste, inrichting naadloos aan bij het riet van de tweede inrichting. Door het ook zijwaarts ten opzichte van elkaar verspringen van de dragers van een inrichting kan ook in zijwaartse richting een naadloze aansluiting van twee naast elkaar te plaatsen inrichtingen worden bewerkstelligd.

Een dak dat is bekleed met een uitvoeringsvorm van de modulaire dakbedekkingsinrichting volgens de uitvinding omvat over het gehele oppervlak een, vanaf het dak gerekend, eerste laag omvattende aan elkaar grenzende shingles 3 en een tweede laag omvattende aan elkaar grenzende eerste dragers 2. In uitvoeringsvormen van de inrichting waarbij de dragers bitumineus materiaal omvatten, omvat het gehele hiermee bedekte oppervlak van het dak derhalve een dubbele laag van waterdicht bitumineus materiaal.

In een uitvoeringsvorm heeft het rietpakket van een inrichting volgens de uitvinding een breedte van circa 80 centimeter en een hoogte van circa 60 centimeter. In die uitvoeringsvorm hebben de eerste drager 2 en de tweede drager 3 van de inrichting elk in hoofdzaak dezelfde rechthoekige vorm en dezelfde afmetingen, en wel een breedte van circa 80 centimeter en een hoogte van circa 45 centimeter. De wijze en mate van verspringing van de aan elkaar bevestigde eerste drager en tweede drager resulteert in deze uitvoeringsvorm in het over het grootste gedeelte van twee aan elkaar grenzende rechthoekszijden met circa 5 centimeter uitsteken of juist inspringen van de eerste drager 2 ten opzichte van de tweede drager 3. Bij het dekken van een oppervlak met behulp van inrichtingen met deze uitvoeringsvorm is er derhalve bij alle aan elkaar grenzende inrichtingen sprake van een overlap van de dragers met circa 5 centimeter.

De in deze beschrijving besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de vinding mogelijke uitvoeringsvormen en dienen derhalve als niet-limitatief te worden beschouwd.

Claims (5)

1. Een dakbedekkingsinrichting omvattende rietstengels (1) welke onder een hoek met het vlak van een eerste drager (2) onlosmakelijk op de bovenzijde van deze drager zijn aangebracht of vanaf de bovenzijde van de drager in deze drager zijn opgenomen, met het kenmerk, dat de onderzijde van een gedeelte van de eerste drager (2) op versprongen wijze aan een gedeelte van de bovenzijde van een shingle (3) is bevestigd.

2. Dakbedekkingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste drager (2) en de shingle (3) in hoofdzaak dezelfde vorm en afmetingen hebben.

3. Dakbedekkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de eerste drager (2) en de shingle (3) met ten minste 2 en ten hoogste 15 centimeter ten opzichte van elkaar verspringen.

4. Dakbedekkingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de eerste drager (2) of de shingle (3) een bitumineus materiaal omvat.

5. Dakbedekkingsinrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestiging van de onderzijde van een gedeelte van de eerste drager (2) aan een gedeelte van de bovenzijde van de shingle (3) een onlosmakelijke verbinding omvat.