NL1040700B1 - Kabelgoot. - Google Patents

Kabelgoot. Download PDF

Info

Publication number
NL1040700B1
NL1040700B1 NL1040700A NL1040700A NL1040700B1 NL 1040700 B1 NL1040700 B1 NL 1040700B1 NL 1040700 A NL1040700 A NL 1040700A NL 1040700 A NL1040700 A NL 1040700A NL 1040700 B1 NL1040700 B1 NL 1040700B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable duct
longitudinal
duct element
element according
cable
Prior art date
Application number
NL1040700A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1040700A (nl
Inventor
Van Houten Wolter
Original Assignee
Heatpoint B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Heatpoint B V filed Critical Heatpoint B V
Priority to NL1040700A priority Critical patent/NL1040700B1/nl
Priority to EP15000601.3A priority patent/EP2937959A3/en
Publication of NL1040700A publication Critical patent/NL1040700A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1040700B1 publication Critical patent/NL1040700B1/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G9/00Installations of electric cables or lines in or on the ground or water
    • H02G9/04Installations of electric cables or lines in or on the ground or water in surface ducts; Ducts or covers therefor

Landscapes

  • Laying Of Electric Cables Or Lines Outside (AREA)

Description

NL 1040700 Kabelqoot
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een uit in serie geplaatste kabelgootelementen gevormde kabelgoot voor gebruik buiten, zoals bij spoorwegen en bedrijfsinstallaties. De uitvinding heeft betrekking op een kabelgootelement voor zo’n kabelgoot.
Dergelijke kabelgoten worden geplaatst voor doorvoer van leidingen, in het bijzonder stroomvoerende kabels en signaalkabels, bij spoorwegen voor bediening en beveiliging van onder meer wissels en seinen en voor voedingsspanning van onder meer bovenleiding. Zij liggen naast het eigenlijke spoor en strekken zich over grote afstanden uit. De kabelgootelementen omvatten een gootdeel en een daarop passend dekseldeel. De gootdelen kunnen geheel of deels in de grond zijn opgenomen, of geheel bovengronds liggen.
Bekende gootelementen worden doorgaans vervaardigd van een basismateriaal polypropeen of polyetheen, welke materialen gemakkelijk te spuitgieten zijn, goedkoop en sterk. Vaak wordt gebruik gemaakt van deze materialen als gerecycled materiaal.
De gootelementen moeten aan meerdere eisen voldoen, welke eisen per land en per gebruiker kunnen verschillen. Zo moeten de gootelementen belastbaar en UV-bestendig zijn. Een andere eis betreft het gedrag bij brand: het materiaal waarvan gootdeel en dekseldeel zijn vervaardigd moet vlamdovend zijn.
Polypropeen en polyetheen bezitten deze eigenschap niet van zichzelf, reden waarom daarvoor een toeslagstof nodig is. Bekend is gebruik van een broomhoudende en/of chloorhoudende toeslagstof, maar dat heeft als nadeel dat bij brand halogeenhoudende stoffen vrijkomen hetgeen bezwaarlijk is voor gezondheid en milieu. Bijzondere problemen kunnen dan optreden bij brand in tunnels en andere relatief besloten ruimtes. Er zijn hiervoor als alternatief ook halogeenvrije vlamvertragende en vlamdovende toeslagstoffen, maar deze zijn duur en hebben door het nodige relatief hoge aandeel daarvan een sterkteverlagende invloed op het eindproduct, hetgeen gecompenseerd moet worden door meer van het basismateriaal. In EP 1.398.789 wordt voorgesteld een door spuitgieten vervaardigde goot van een mengsel van polypropeen of polyetheen met als toeslagstof een anorganisch materiaal met calciumcarbonaat.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een doel van de uitvinding is een op één of meer aspecten verbeterde kabelgoot te verschaffen.
Een doel van de uitvinding is een aan de daarvoor geldende normen voldoende kabelgoot en een kabelgootelement voor zo’n kabelgoot te verschaffen waarvoor een relatieve geringe hoeveelheid basismateriaal benodigd is.
Een doel van de uitvinding is een kabelgoot en kabelgootelement daarvoor te verschaffen waarvan de installatie vergemakkelijkt is.
Een doel van de uitvinding is een kabelgoot en een kabelgootelement daarvoor te verschaffen met logistiek gunstige eigenschappen.
Voor het bereiken van althans één van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een kabelgootelement voor het met meerdere kabelgootelementen vormen van een kabelgoot voor buitengebruik, omvattend een gootdeel met een bodem en langszijwanden, waarbij het gootdeel door spuitgieten vervaardigd is van een van zichzelf vlamdovende thermoplastische polymeer. Hierdoor zijn geen toeslagstoffen nodig aan het basismateriaal, het thermoplastisch polymeer, voor het verschaffen van vlamdovende eigenschappen aan het gootdeel. Het kabelgootelement is daardoor minder milieubelastend. Al het materiaal kan bijdragen aan de sterkte van het gootdeel, waardoor met minder materiaal volstaan kan worden dan gebruikelijk bij polyetheen of polypropeen. Hierdoor kunnen wanden dunner worden uitgevoerd, waardoor de breedte van de gootdelen kleiner kan zijn, hetgeen voordelig is voor opslag en transport. Bovendien is het materiaal van de kabelgootelement beter recyclebaar door éénduidige classificatie als gevolg van ontbreken van voornoemde toeslagstoffen.
Enkele polymeren komen hiervoor in aanmerking, in het bijzonder polyamide, meer in het bijzonder polyamide 6.
Vergelijkbare maatregelen kunnen genomen worden voor een dekseldeel voor het gootdeel.
Met het oog op het bevorderen van recycling is het gootdeel en/of het dekseldeel vervaardigd van één soort van het van zichzelf vlamdovende thermoplastische polymeer.
Bij voorkeur wordt nieuw polymeer gebruikt zodat een constante materiaalkwaliteit verzekerd is.
Voor het geval het kabelgootelement uitzet onder invloed van vocht, hetgeen in het bijzonder bij polyamide het geval kan zijn, is in een verdere uitvoering het gootdeel voorzien van eerste en tweede langseinden die gevormd zijn voor een, -bij voorkeur in hoofdzaak gronddichte- onderlinge axiale verschuiving toelatende verbinding met tweede en eerste langseinden van een respectief identiek verder gootdeel van de kabelgoot. In een uitvoering daarvan is het eerste of het tweede langseind gevormd met een axiaal uitstekende, U-vormige kraag met platte wand, waarbij respectievelijk het tweede of het eerste langseind in beide langszijwanden en bodem gevormd is met een axiaal naar binnen reikende U-vormige opneemruimte voor passende opname van de kraag, waarbij, bij voorkeur, de kraag in lijn ligt met het binnenoppervlak van het gootdeel. Hierdoor wordt indringing van gronddeeltjes in de goot tegengegaan.
Om de kabelgootelementen makkelijk te kunnen plaatsen onder het toelaten van voornoemde uitzetting in langsrichting zijn in een verdere uitvoering de eerste en tweede langseinden respectievelijk voorzien van één of meer in axiale buitenwaartse richting reikende aanslaguitsteeksels en van één of meer aanslagvlakken daarvoor, waarbij het aanslaguitsteeksel bezwijkbaar is bij het overschrijden van een in situ optredende normaaldrukkracht in de beide opeenvolgende gootdelen. Op deze wijze wordt verzekerd dat er in het gootdeel een potentiële lengte vereffening aanwezig is, ook als opeenvolgende gootdelen strak tegen elkaar zijn geplaatst. Bij het plaatsen van een kabelgootelement tegen een reeds geplaatst identiek kabelgootelement kan men de aanslaguitsteeksels van het ene element tegen de aanslagvlakken van het andere element laten komen. Het plaatsen kan ook dan gebeuren met bekende lengtematen. Omdat men bij ontwerp en vormen weet welk materiaal men heeft en dus wat het gedrag zal zijn onder invloed van vocht kan men de drukkracht berekenen waarbij de aanslaguitsteeksels dienen te bezwijken en de uitsteeksels daarop ontwerpen. Bij het overschrijden van die drukkracht en het daardoor bezwijken van de aanslaguitsteeksels kunnen de beide kabelgootelementen ten opzichte van elkaar in langsrichting bewegen en zo de uitzetting mogelijk maken. In het geval van de kraag kan deze daarbij relatief verder in de opneemruimte schuiven. De zanddichtheid is hierbij niet in het geding.
In θθπ eenvoudige uitvoering is het aanslaguitsteeksel een meegevormde strook die parallel aan de langsas van het gootdeel staat.
De plaatsing wordt vergemakkelijkt en de uitrichting bevorderd indien in het eerste langseind genoemde aanslaguitsteeksels aan beide langszijwanden en bij voorkeur tevens aan de bodem voorzien zijn.
De zanddichtheid wordt bevorderd indien de kraag en de aanslaguitsteeksels aan hetzelfde langseind zijn gevormd, waarbij de kraag uitsteekt voorbij de aanslaguitsteeksels. De kraag schermt dan de aanslaguitsteeksels naar binnen toe af, in het bijzonder in opslag en transport.
Om tegen te gaan dat zand aanwezig onder de bodem de langsuitzetting teveel zou kunnen hinderen, kunnen in de bodem en/of in de onderste gedeelten van de zijwanden axiaal gerichte, naar beneden open zijnde uitsparingen aangebracht zijn. De uitsparingen kunnen gelegen zijn onder voornoemde kraag.
In een verdere ontwikkeling van het kabelgootelement volgens de uitvinding is het dekseldeel voorzien van eerste en tweede langseinden die gevormd zijn voor een, -bij voorkeur in hoofdzaak gronddichte- onderlinge axiale verschuiving toelatende verbinding met tweede en eerste langseinden van een identiek verder dekseldeel van de kabelgoot. In een eenvoudige uitvoering omvat het eerste langseind een axiaal uitstekende plaat en het tweede langseind een de plaat opnemende opneemruimte.
In een verdere ontwikkeling van het kabelgootelement volgens de uitvinding zijn de eerste en tweede langseinden voorzien van eerste en tweede koppeldelen, welke een in verticale richting koppelbare zwaluwstaartverbinding vormen, waarbij bij voorkeur tevens voorzien is in een klikverbinding die werkzaam is in verticale richting om de beide kabelgootelementen te zekeren tegen onderlinge verticale verplaatsing, waarbij een axiale verschuiving over een bepaalde en begrensde afstand mogelijk is, tenminste gelijk aan de uitstekende lengte van de aanslaguitsteeksels, bij voorkeur groter dan die lengte, bijvoorbeeld ongeveer het dubbele daarvan.
In een verdere ontwikkeling van het kabelgootelement volgens de uitvinding, voorzien van een dekseldeel, is het dekseldeel aan de langsranden voorzien van neerwaarts en axiaal uitstekende haken en het gootdeel in de zijwanden voorzien is van opneemruimtes daarvoor, zoals op zich bekend van NL octrooi 2000773, waarbij in dit geval het dekseldeel aan de langsranden voorzien is van opneemruimtes voor opname van haken van een dekseldeel van een verder, identiek kabelgootelement. Hierdoor kunnen twee deksels met de onderzijdes tegen elkaar samengevoegd worden en ondanks de uitstekende halen een gezamenlijke dikte innemen van twee deksels. Hiermee kan een stapel van beperkte hoogte gemaakt worden, van paren dekseldelen.
In een uitvoering hiervan zijn de haken aan de ene langsrand axiaal verzet gelegen ten opzichte van de haken aan de andere lansgrand en waarbij de opneemruimtes in de ene langsrand axiaal gelijk liggen met de haken aan de andere langsrand.
In een andere uitvoering zijn de haken in de ene langsrand op een afstand tot het ene langseind gelegen die gelijk is aan de afstand van de opneemruimtes in dezelfde langsrand tot het andere langseind.
De dekseldelen kunnen in hun bovenvlak voorzien zijn van uitsteeksels en opneemruimtes, die gepositioneerd zijn om bij verticaal uitgelijnde plaatsing van twee dekseldelen met de bovenvlakken ineen te grijpen. Hierdoor wordt de stabiliteit van een stapel van meerdere paren, met de ondervlakken tegen elkaar geplaatste deksels bevorderd.
Het dekseldeel kan aan de langsranden voorzien zijn van plaatsingsnokken en het gootdeel in de zijwanden voorzien zijn van opneemruimtes daarvoor, waarbij de plaatsingsnokken na plaatsing in de opneemruimtes daarvoor in axiale richting daarin zijn vastgelegd, waarbij de haken met de haakopening afgekeerd zijn van de plaatsingsnokken en met hun verticale gedeelte met axiale speling op afstand van de tegenovergelegen rand van de opneemruimte voor de betreffende haak gelegen zijn, zodat het dekseldeel in een voorafbepaalde richting kan uitzetten onder behoud van de haakingrijping.
Aldus kan het kabelgootelement volgens de uitvinding vervaardigd zijn van een thermoplastisch polymeer dat vrij is van vlamvertragende en/of vlamdovende toevoegmiddelen, in het bijzonder halogeenvrij is.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een kabelgoot opgebouwd uit een reeks kabelgootelementen volgens de uitvinding.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een kabelgoot opgebouwd uit een reeks kabelgootelementen elk omvattend een gootdeel met een bodem en langszijwanden en een dekseldeel, waarbij het gootdeel een bodem heeft waarin gaten zijn aangebracht, waarbij in de kabelgoot een kabel opgenomen is die tegen de bodem is gehouden door een U-vormige klem die op de benen voorzien is van weerhaken en daarmee in de gaten in de bodem reikt. Indien de benen van de klemmen voorzien zijn van meerdere paren weerhaken die in beenrichting op afstand van elkaar gelegen zijn kan de klem op meerdere wijzen worden bevestigd, afgestemd op de dikte van de kabel.
De klemmen kunnen niet zonder destructie worden verwijderd, waardoor een verhoogde beveiliging tegen kabeldiefstal wordt verkregen. De klemmen bevorderen het overzicht bij het leggen van meerdere kabels in de kabelgoot.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:
Figuur 1 een schuim aanzicht op een voorbeeld van een kabelgootelement volgens de uitvinding met een gootdeel en een dekseldeel;
Figuren 2A-H respectievelijk een bovenaanzicht en een onderaanzicht (iets kleiner) op het gootdeel van het kabelgootelement van figuur 1, twee schuine zij/eindaanzichten op een langseind van dat gootdeel, twee schuine zij/eindaanzichten op het andere langseind van dat gootdeel en twee eindaanzichten;
Figuren 3A-D respectievelijk schuine zijaanzichten op het overgangsgebied tussen twee kabelgootelementen van figuur 1, in geplaatste stand en in uitgezette stand;
Figuren 4A-C respectievelijk een onderaanzicht op een dekseldeel van het kabelgootelement van figuur 1, een schuin onderaanzicht daarop en een samengevoegd paar van dergelijke dekseldelen;
Figuren 5A en 5B respectievelijk een klem voor kabels in een kabelgoot en een gebruikssituatie daarvan.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Het kabelgootelement 1 in figuur 1 bevat een gootdeel 2 en een dekseldeel 3 en heeft een eerste langseind 1A en een tweede langseind 1B.
Het gootdeel 2 heeft twee langszijwanden 4a,4b en een bodem 5, welke samen een U-vorm bepalen.
Onder verwijzing naar de figuren 2A-H wordt het gootdeel 2 nader besproken. Het eerste langseind 2A, zie figuren 2E, F en G, is voorzien van een U-vormige, axiaal van de rest van de bodem 5 en langszijwanden 4a,b uitstekende en een voortzetting van de binnenvlakken daarvan vormende kraag 15, met kraagzijwanden 15a,b en kraagbodem 15c. Aan de buitenzijde is de kraag 15 in axiale binnenwaarste richting begrensd door verticale, dwars op de gootdeellangsas S staande platen 27a,b, die op axiale afstand liggen van eindwanden 24a,b,c en zijwaarts worden afgeschermd door verticale axiale eindstroken 23a,b. De platen 27a,b bezitten buitenranden die ten opzichte van elkaar in neerwaartse richting convergeren, symmetrisch ten opzichte van verticale middenlijn V, zie figuur 2G. Nabij hun ondereinden zijn de platen 27a,b voorzien van snapnokken 28a,b. De platen 27a,b zijn in dwarsrichting met elkaar verbonden door strook 27c die daarmee in één vlak ligt. Op de platen 27a,b en strook 27c zijn in axiale richting uitstekende breekschotten 25a-c voorzien, die uitsteken tot ongeveer de helft van de kraag 15. De strook 27c is smal en laat een naar beneden open zijnde axiale opening 26c vrij. Op axiale afstand daarachter bevindt zich eindwand of eindschot 24c. Aan weerszijden van opening 26c zijn in het ondereind van de eindwanden 24a,b vergelijkbare openingen 26a,b voorzien.
Het langseind 2A is voorts aan de bovenzijde van de zijwanden 4a,b voorzien van platte opneemruimtes 22a,b.
Het tweede langseind 2B, nader te zien in figuren 2C,D en 2H, is gevormd met een U-vormige verdieping 6 in de zijwanden 4a,b en bodem 5, waarvan de diepte en axiale lengte overeenkomt met die van kraag 15. In axiale buitenwaartse richting gaat de verdieping 6 over in eindwanden 14a,b,c, die een normaal hebben in axiale richting (richting gootdeellangsas S. Daarbuiten, gezien in axiale richting, is een opneemruimte 20 gevormd, welke in axiale richting begrensd is door verticale eindschotten 8a,b, die met de rest van de zijwanden 4a,b verbonden zijn door zijschotten 7a,b. Zoals te zien in figuren 2A,D en 2H zijn binnen de zijschotten 7a,b in neerwaartse richting, symmetrisch ten opzichte van lijn V convergerende zijstroken 16a,b voorzien, die parallel aan de langsas S gericht zijn. De ondereinden van de zijschotten 16a,b eindigen op korte afstand van de onderzijde van het gootdeel 2 om snapranden 13a,b te bepalen. De axiale lengte van de opneemruimte 20 komt overeen met de axiale afstand tussen eindwanden 24a,b en platen 27a,b aan het eerste langseind 2A
en is in dit voorbeeld ongeveer het dubbele van de axiale uitstekende lengte van de breekschotten, echter in verband met zanddichtheid iets kleiner dan de lengte van de kraag 15.
Het langseind 2B is voorts aan de bovenzijde van de zijwanden 4a,b voorzien van platte uitsteeksels 21a,b.
In de figuren 2A-H is voorts te zien dat de bovenranden van de zijwanden 4a,b tredevormig zijn, met geheel gesloten opstaande Iangsranden11a,b en oplegranden 12a,b. In de oplegranden 12a,b zijn gaten 9a,b en 10a,b voorzien, voor plaatsing van het dekseldeel 3.
De bodem 5 van het gootdeel 2 is voorzien van een aantal gaten 60, die benut kunnen worden voor plaatsing van klemmen, zoals van figuur 5A, voor het vastleggen van kabels tegen het bovenoppervlak van de bodem 5. De gaten 60 kunnen ook een drainagefunctie hebben.
Het dekseldeel 3, zie figuren 4A-C, is aan het eerste langseind 3A gevormd met een axiaal uitstekende strook 31 en aan het tweede langseind 3B gevormd met een verdieping 30, waarvan de hoogte overeenkomt met de dikte van de strook 31. Aan de langsranden 32a,b zijn twee paar neerwaarts uitstekende haken 34a,b;34c,d gevormd alsmede over een kleinere lengte neerwaarts uitstekende nokken 33a,b. Voorts zijn in de langsranden 32a,b neerwaarts openende opneemruimtes 35a,b;35c,d gevormd. De plaats van de opneemruimtes 35a,b;35c,d en de plaats van de haken 34a,b;34c,d zijn in langsrichting zodanig op elkaar afgestemd, dat bij het tegen elkaar plaatsen van twee dekselsdelen 3 (figuur 4C) met het eerste langseind van de een tegen het tweede langseind van de ander de haken 34a en 34b van de een in de opneemruimtes 35a en 35bvan de ander passen. Zie bijvoorbeeld de aangegeven maten S1 en S2, die gelijk aan elkaar zijn. De nokken 33a,b kunnen in de andere open ruimtes in de langsranden 32a,b reiken. Het resultaat is een plat pakket dat weinig plaats inneemt bij transport en opslag (figuur 4C).
Op het bovenvlak zijn de dekseldelen voorzien van nokken 36 en hooggelegen holtes 37 (figuur 1). Bij het tegen elkaar plaatsen van twee dekseldelen 3 met de bovenvlakken tegen elkaar vallend e nokken 36 in de holtes 37, zodat onderlinge horizontale verplaatsing van de beide dekseldelen verhinderd is. Een stapel van meerdere paren van met de onderzijdes tegen elkaar geplaatste dekseldelen 3, zoals volgens figuur 4C, wordt daardoor gestabiliseerd.
Het gootdeel 2 en het dekseldeel 3 zijn elk als één geheel door spuitgieten gevormd, van een thermoplastisch polymeer zonder toevoeging van halogenen. Het polymeer kan polycarbonaat zijn, bij voorkeur een polyamide, in het bijzonder PA6. Door de afwezigheid van toevoegmiddelen voor vlamdovende eigenschappen kunnen de wanden dunner ontworpen worden, waardoor met een vast binnenbreedte van het gootdeel de buitenbreedte kleiner kan zijn, hetgeen scheelt in graafwerk en ook in benodigde opslag- en transportruimte.
Bij het plaatsen van een reeks kabelgootelementen 1 worden eerst de gootdelen 2 in een gleuf in de bodem van een terrein geplaatst. Daarbij ligt het eerste gootdeel 2 met het tweede langseind 2B vrij. Het volgende gootdeel 2 wordt met het eerste langseind 2A boven het tweede langseind 2B gehouden en dan neerwaarts bewogen, zodat de stroken 27a,b in de opneemruimte 20 komen en daarin neerwaarts verplaatst worden totdat de snapnokken 28a,b onder de snapranden 13a,b zijn geklikt. Daarbij ligt dan de kraag 15 in richtingen dwars op de langsas S passend in de verdieping 6. De eindschotten 8a,b reiken dan in de ruimte tussen de eindwanden 24a,b en platen 27a,b. Men kan dan vervolgens het zojuist geplaatste gootdeel 2 opschuiven naar het eerste gootdeel, totdat de breekschoten 25a-c aankomen tegen de vlakken 14a-c. De kraag 15 ligt dan nog op axiale afstand van de rand van de verdieping 6. Doordat de lengte van het gootdeel 2 tussen breekschotten 25a-c en vlakken 14a-c bekend is kan hiermee de kabelgoot op maatbekende wijze aangelegd worden. Men kan er alternatief ook voor kiezen om de twee opeenvolgende gootdelen losser te plaatsen, waarbij de mogelijke axiale afstand begrensd wordt door samenwerking van platen 27a,b en eindschotten 8a,b zodat de gootkoppeling intact blijft.
Zie ook figuren 3A en 3C. Daarbij is ook te zien dat de platte uitsteeksels 21a,b passen in de platte opneemruimtes 22a,b en daarin axiaal kunnen schuiven.
Door de mogelijke stapeling van dekseldelen en de voornoemde mogelijke kleinere buitenbreedte kan opslag en transport op efficiënte wijze plaatsvinden. Hierbij moet bedacht worden dat de gootdelen 1 m lang kunnen zijn, met een buitenmaat van ruim 0,3 m en dat er projecten zijn waarin kabelgoten van tientallen kilometers lengte geplaatst moeten worden.
Na plaatsing van de gootdelen 2 en het daarin leggen van de kabels kunnen de dekseldelen 3 worden geplaatst, waarbij elk dekselsdeel met de haken 34a,b in de opneemruimtes 10a,b wordt geplaatst, en vervolgens in haakrichting wordt geschoven om de haken 34a,b in verticale richting vast te leggen. De nokken 33a,b komen dan in opneemruimtes 9a,b om het dekseldeel 3 in axiale richting vast te leggen. In een aaneengesloten reeks liggen de stroken 31 op/in de verdiepingen 30, waarbij axiale verschuiving mogelijk is. Dit wordt mede mogelijk gemaakt doordat de haken 34a,b met hun verticale gedeeltes na plaatsing op enige afstand liggen van de rand van de betreffende opneemruimte 10a,b.
Voor het op de bodem 5 vastleggen van kabels kan gebruik worden gemaakt van van kunststof gespuitgiete klemmen 40, zie figuren 5A,B, die U-vormig zijn met benen 41, waarop meerdere stellen buigbare weerhaken 42 gevormd zijn. Het lijf 45 dat de benen 41 met elkaar verbindt kan buigbaar zijn. Aan de buitenzijde van de benen 41 zijn vingersteunen 44 gevormd. Nadat de kabels, zoals kabel 50, in de kabelgoot zijn gelegd kunnen zij daarop worden vastgelegd door klemmen 40 over de kabel 50 heen te plaatsen, en deze met de zoekeinden 43 in daarvoor bestemde gaten 60 in bodemwandplaat 5a in te voeren en vervolgens zo ver neerwaarts te drukken dat het lijf 45 tegen de kabel 50 drukt, althans nagenoeg, en één of meerdere van de paren weerhaken op elk been 41 het gat 60 gepasseerd zijn en opwaarts tegen het ondervlak 5b drukken. De klemmen 40 zorgen voor een gemakkelijk en overzichtelijk kabelleggen en voorts voor het bemoeilijken van het onbevoegd verwijderen van de kabels.
Wanneer onder invloed van vocht de lengte van de gootdelen 2 toeneemt kan een ongewenste spanningsopbouw in de kabelgoot worden voorkomen, wanneer de breekschotten 25a-c op axiale afstand zijn gelegen van de eindwanden 14a-c eerst over een eerste traject, totdat de breekschotten 25a-c aankomen tegen de eindwanden 14a-c, en daarna over een tweede traject, wanneer de breekschotten 25a-c bezwijken en daarmee de steeds aanwezige reserve-mogelijkheid van axiale verplaatsing vrijmaken en een verder opschuiven van kraag 15 in verdieping 6 toelaten. De gronddichtheid is hierbij verzekerd direct na plaatsing en ook daarna. Grond onder/in de bodem 5 zal de schuifbeweging nauwelijks belemmeren, omdat de gaten 26a-c dan ontsnapping van grond mogelijk maken, zie ook figuren 3B,D.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (23)

1 Kabelgootelement voor het met meerdere kabelgootelementen vormen van een kabelgoot voor buitengebruik, zoals bij spoorwegleidingen, omvattend een gootdeel met een bodem en langszijwanden, met het kenmerk, dat het gootdeel door spuitgieten vervaardigd is van een van zichzelf vlamdovende thermoplastische polymeer.
2 Kabelgootelement volgens conclusie 1 of volgens de aanhef van conclusie 1, omvattend een dekseldeel dat vervaardigd is van een van zichzelf vlamdovende thermoplastische polymeer.
3 Kabelgootelement volgens conclusie 1 of 2, waarbij het gootdeel en/of het dekseldeel vervaardigd is van polyamide, in het bijzonder polyamide 6.
4 Kabelgootelement volgens conclusie 1,2 of 3, vervaardigd van één soort van het van zichzelf vlamdovende thermoplastische polymeer.
5 Kabelgootelement volgens één der voorgaande conclusies, vervaardigd van nieuw thermoplastisch polymeer.
0 Kabelgootelement volgens één der voorgaande conclusies, vervaardigd van een thermoplastisch polymeer dat vrij is van vlamvertragende en/of vlamdovende toevoegmiddelen, in het bijzonder halogeenvrij is.
7 Kabelgootelement volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het gootdeel voorzien is van eerste en tweede langseinden die gevormd zijn voor een onderlinge axiale verschuiving toelatende verbinding met tweede en eerste langseinden van een identiek verder gootdeel van de kabelgoot, bij voorkeur op in hoofdzaak gronddichte wijze.
8 Kabelgootelement volgens conclusie 7, waarbij het eerste of het tweede langseind gevormd is met een axiaal uitstekende, U-vormige kraag met platte wand, waarbij het tweede of het eerste langseind in beide langszijwanden en bodem gevormd is met een axiaal naar binnen reikende U-vormige opneemruimte voor passende opname van de kraag, waarbij, bij voorkeur, de kraag in lijn ligt met het binnenoppervlak van het gootdeel. g Kabelgootelement volgens conclusie 7 of 8, waarbij de eerste en tweede langseinden respectievelijk voorzien zijn van één of meer in axiale buitenwaartse richting reikende aanslaguitsteeksels en van één of meer aanslagvlakken daarvoor, waarbij het aanslaguitsteeksel bezwijkbaar is bij het overschrijden van een in situ optredende normaaldrukkracht in de beide opeenvolgende gootdelen.
10. Kabelgootelelement volgens conclusie 9, waarbij het aanslaguitsteeksel een meegevormde strook is die parallel aan de langsas van het gootdeel staat. H Kabelgootelement volgens conclusie 9 of 10, waarbij in het eerste langseind genoemde aanslaguitsteeksels aan beide langszijwanden en bij voorkeur tevens aan de bodem voorzien zijn.
12. Kabelgootelement volgens conclusie 9, 10 of 11, wanneer afhankelijk van conclusie 8, waarbij de kraag en de aanslaguitsteeksels aan hetzelfde langseind zijn gevormd, waarbij de kraag uitsteekt voorbij de aanslaguitsteeksels.
13 Kabelgootelement volgens één der conclusies 7-12, waarbij het gootdeel in de bodem, aan de buitenzijde, voorzien is van verstijvingsschotten, waarbij het aan het eerste en/of tweede langseind gelegen schot voorzien is van een uitsparing die opent in neerwaartse richting.
14. Kabelgootelement volgens conclusies 8 en 13, waarbij het schot met de uitsparing gelegen is aan het langseind dat voorzien is van de kraag.
15 Kabelgootelement volgens één der conclusies 7-14, waarbij het dekseldeel voorzien is van eerste en tweede langseinden die gevormd zijn voor een in hoofdzaak gronddichte, onderlinge axiale verschuiving toelatende verbinding met tweede en eerste langseinden van een identiek verder dekseldeel van de kabelgoot.
16. Kabelgootelement volgens conclusie 15, waarbij het eerste langseind een axiaal uitstekende plaat omvat en het tweede langseind een de plaat opnemende opneemruimte.
17 Kabelgootelement volgens één der conclusies 7-16, waarbij de eerste en tweede langseinden voorzien zijn van eerste en tweede koppeldelen, welke een in verticale richting koppelbare zwaluwstaartverbinding vormen, waarbij bij voorkeur tevens voorzien is in een klikverbinding die werkzaam is in verticale richting om de beide kabelgootelementen te zekeren tegen onderlinge verticale verplaatsing waarbij de zwaluwstaartverbinding een axiale verschuiving over een bepaalde en begrensde afstand mogelijk maakt, die tenminste gelijk is aan de uitstekende lengte van de aanslaguitsteeksels, bij voorkeur groter is dan die lengte, bijvoorbeeld ongeveer het dubbele daarvan.
18. Kabelgootelement volgens één der voorgaande conclusies of volgens de aanhef van conclusie 1, met een dekseldeel voor het gootdeel, waarbij het dekseldeel aan de langsranden voorzien is van neerwaarts en axiaal uitstekende haken en het gootdeei in de zijwanden voorzien is van opneemruimtes daarvoor, met het kenmerk, dat het dekseldeel aan de langsranden voorzien is van opneemruimtes voor opname van haken van een dekseldeel van een verder, identiek kabelgootelement. ig. Kabelgootelement volgens conclusie 18, waarbij de haken aan de ene langsrand axiaal verzet gelegen zijn ten opzichte van de haken aan de andere lansgrand en waarbij de opneemruimtes in de ene langsrand axiaal gelijk liggen met de haken aan de andere langsrand.
20. Kabelgootelement volgens conclusie 18 of 19, waarbij de haken in de ene langsrand op een afstand tot het ene langseind gelegen zijn die gelijk is aan de afstand van de opneemruimtes in dezelfde langsrand tot het andere langseind.
21. Kabelgootelement volgens conclusie 18, 19 of 20, waarbij de dekseldelen in hun bovenvlak voorzien zijn van uitsteeksels en opneemruimtes, die gepositioneerd zijn om bij verticaal uitgelijnde plaatsing van twee dekseldelen met de bovenvlakken ineen te grijpen.
22. Kabelgootelement volgens één der conclusies 18-21 of volgens de aanhef van conclusie 18, waarbij het dekseldeel aan de langsranden voorzien is van plaatsingsnokken en het gootdeei in de zijwanden voorzien is van opneemruimtes daarvoor, waarbij de plaatsingsnokken na plaatsing in de opneemruimtes in axiale richting daarin zijn vastgelegd, waarbij de haken met de haakopening afgekeerd zijn van de plaatsingsnokken en met hun verticale gedeelte met axiale speling op afstand van de tegenovergelegen rand van de opneemruimte voor de betreffende haak gelegen zijn.
23 Kabelgoot opgebouwd uit een reeks kabelgootelementen volgens één der voorgaande conclusies.
24. Kabelgoot opgebouwd uit een reeks kabelgootelementen elk omvattend een gootdeei met een bodem en langszijwanden en een dekseldeel, waarbij het gootdeei een bodem heeft waarin gaten zijn aangebracht, waarbij in de kabelgoot een kabel opgenomen is die tegen de bodem is gehouden door een U-vormige klem die op de benen voorzien is van weerhaken en daarmee in de gaten in de bodem reikt.
25 Kabelgoot volgens conclusie 24, waarbij de benen van de klemmen voorzien zijn van meerdere paren weerhaken die in beenrichting op afstand van elkaar gelegen zijn.
26. Kabelgootelement voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
NL1040700A 2014-03-03 2014-03-03 Kabelgoot. NL1040700B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1040700A NL1040700B1 (nl) 2014-03-03 2014-03-03 Kabelgoot.
EP15000601.3A EP2937959A3 (en) 2014-03-03 2015-03-03 Cable duct

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1040700A NL1040700B1 (nl) 2014-03-03 2014-03-03 Kabelgoot.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1040700A NL1040700A (nl) 2015-10-14
NL1040700B1 true NL1040700B1 (nl) 2015-11-10

Family

ID=50687561

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1040700A NL1040700B1 (nl) 2014-03-03 2014-03-03 Kabelgoot.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2937959A3 (nl)
NL (1) NL1040700B1 (nl)

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2817924B1 (fr) * 2000-12-11 2003-10-31 Eurep Collier pour la fixation rapide de cables sur un chemin de cables
US7250574B2 (en) * 2002-08-19 2007-07-31 Fox Ronald W Cable trough
JP3788964B2 (ja) 2002-09-10 2006-06-21 株式会社東芝 磁気ランダムアクセスメモリ
GB0221349D0 (en) * 2002-09-14 2002-10-23 Kourgli Mokhtar Improvements relating to cable guards,cable troughs and fire retardant materials
AU2003255060B2 (en) * 2003-07-30 2009-10-22 Prysmian Cavi E Sistemi Energia S.R.L. Method for shielding the magnetic field generated by an electrical power transmission line and electrical power transmission line so shielded
NL2000773C2 (nl) * 2007-07-24 2009-01-27 Habeco Techniek B V Kabelgoot.

Also Published As

Publication number Publication date
EP2937959A3 (en) 2016-01-27
NL1040700A (nl) 2015-10-14
EP2937959A2 (en) 2015-10-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1021279B1 (nl) Rekbeschermer
US10693285B2 (en) Guide device
CA2997626C (en) A set comprising panels, a supporting structure and a fastening device
US11600980B2 (en) Cable trough with an integrated walkway function for use in railways
EP2384527B1 (en) A combined cable trough and walkway
NL1040700B1 (nl) Kabelgoot.
CN107002412B (zh) 铺地模块
JP6155337B2 (ja) 溝本体とカバーとを備える排水溝
NL2011595C2 (nl) Schapsysteem.
GB2553006A (en) Trench cover
NL1038823C2 (en) Assembly of tiles for forming a floor.
ATE358755T1 (de) Bandraster-system
US20220344923A1 (en) A combined cable trough and walkway
KR101713894B1 (ko) 고정핀을 이용한 옹벽
NL2021300B1 (nl) Wegplaat voor een fietspad, alsmede combinatie van twee dergelijke wegplaten en een koppelelement
AU2016414392C1 (en) A structure support arrangement
EP3365495B1 (en) Polymer based combined kerb drainage element and method of manufacturing such
WO2018162877A1 (en) Barrier arrangement
EP1198045A1 (en) Cable tray
NL1029118C1 (nl) Kabelgoot en werkwijze voor het plaatsen daarvan.
KR20120008772U (ko) 재활용 폴리에틸렌을 주재료로 사용하는 안전 휀스
BE1022231B1 (nl) Vloerelement
JP2006006024A (ja) トラフ用蓋とこのトラフ用蓋の連結部材、これらを用いたトラフ及びトラフ用蓋の布設方法
US20210230823A1 (en) Signalling and barrier system and process of handling thereof