NL1039107C2 - Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen. - Google Patents

Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen. Download PDF

Info

Publication number
NL1039107C2
NL1039107C2 NL1039107A NL1039107A NL1039107C2 NL 1039107 C2 NL1039107 C2 NL 1039107C2 NL 1039107 A NL1039107 A NL 1039107A NL 1039107 A NL1039107 A NL 1039107A NL 1039107 C2 NL1039107 C2 NL 1039107C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
frame
clamping
cable
carrying
guide
Prior art date
Application number
NL1039107A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Nicolaas Lange
Original Assignee
Johannes Nicolaas Lange
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Johannes Nicolaas Lange filed Critical Johannes Nicolaas Lange
Priority to NL1039107A priority Critical patent/NL1039107C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1039107C2 publication Critical patent/NL1039107C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B45/00Hooks; Eyes
    • F16B45/04Hooks with sliding closing member
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16BDEVICES FOR FASTENING OR SECURING CONSTRUCTIONAL ELEMENTS OR MACHINE PARTS TOGETHER, e.g. NAILS, BOLTS, CIRCLIPS, CLAMPS, CLIPS OR WEDGES; JOINTS OR JOINTING
    • F16B2/00Friction-grip releasable fastenings
    • F16B2/02Clamps, i.e. with gripping action effected by positive means other than the inherent resistance to deformation of the material of the fastening
    • F16B2/06Clamps, i.e. with gripping action effected by positive means other than the inherent resistance to deformation of the material of the fastening external, i.e. with contracting action
    • F16B2/12Clamps, i.e. with gripping action effected by positive means other than the inherent resistance to deformation of the material of the fastening external, i.e. with contracting action using sliding jaws

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Clamps And Clips (AREA)

Description

Titel: Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelij ke bevestigingsinrichtingen
BESCHRIJVING
De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsinrichting voor het verbinden van een weefsel-, netwerk-, lus- of kabelvormig eerste object met een willekeurig tweede object.
5 Door de uitvinding wordt beoogd een bevestigingsinrichting te verschaffen door middel waarvan snel en betrouwbaar een weefsel-, netwerk-, lus- of kabelvormig object met een ander object kan worden verbonden.
10 Als toepassingsgebied kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het bevestigen van een dekkleed en/of een veiligheidsnet en/of spanbanden aan de laadbak van een vrachtauto of aanhangwagen, waarbij meerdere bevestigingsinrichtingen vast op de buitenzijde van de laadbak zijn bevestigd en waarbij snel en be-15 trouwbaar een dekkleed en/of een veiligheidsnet en/of spanbanden kunnen worden aangebracht, die zich dan verder over de lading in de laadbak uitstrekken.
In een heel andere toepassing kunnen bijvoorbeeld meerdere be-20 vestigingsinrichtingen worden gebruikt om bij ongevallen etc. door hulpverleners een draag-, hijs- of tilinrichting snel en betrouwbaar te kunnen bevestigen aan (de kleding van) personen die bijvoorbeeld uit een autowrak moeten worden getild of gehesen zonder de houding waarin de persoon zich bevindt (denk 25 aan botbreuken, inwendig letsel etc.) te moeten veranderen.
Voor deze en vele andere toepassingen voorziet de uitvinding in een bevestigingsinrichting voor het verbinden van een weefsel-, netwerk-, lus- of kabelvormig eerste object met een wil-30 lekeurig tweede object, welke inrichting een frame en een ten 1 0 3 9 10 7 2 opzichte van dat frame langs een bewegingspad beweegbaar klem-haakorgaan omvat en waarbij het frame en het klemhaakorgaan beide ten minste één klem- of aangrijpoppervlak of -punt omvatten, waarbij voorts is voorzien in geleidingsmiddelen die 5 zijn ingericht voor het definiëren van het bewegingspad van het klemhaakorgaan ten opzichte van het frame, alsmede veer-middelen voor het ten opzichte van het frame uitoefenen van veerkracht op het klemhaakorgaan, waarbij het door de geleidingsmiddelen gedefinieerde bewegingspad, de richting van de 10 veerkracht en de richting en/of vorm van het ten minste ene klemoppervlak van het frame en/of het ten minste ene klemop-pervlak van het klemhaakorgaan zodanig zijn op dat het ten minste ene klemoppervlak van het klemhaakorgaan een kracht wordt uitgeoefend in de richting van het ten minste ene klem-15 oppervlak van het frame en/of vice versa (met andere woorden, een kracht waarbij de klemoppervlakken naar elkaar toe worden gedrukt resp. tegen elkaar aan worden geklemd).
De verschillende aspecten zullen onderstaand nader worden ver-20 duidelijkt bij de behandeling van enige uitvoeringsvoorbeelden en figuren.
Volgens een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is het bewegingspad van het klemorgaan bij voorkeur in hoofdzaak line-25 air. Het ten minste ene klemoppervlak van het frame heeft bij voorkeur een in hoofdzaak vlak verloop (afgezien van eventuele ribbels, groeven, kartelingen etc. ten behoeve van verhoging van de "grip" op het tussen de klemoppervlakken te klemmen weefsel).
30
Bij voorkeur convergeren de richting van het bewegingspad van het klemorgaan en de hoofdrichting van het klemoppervlak van het frame ten opzichte van elkaar. De geleidingmiddelen kunnen een geleidingspen omvatten die enerzijds vast of beweegbaar 35 met het frame en anderzijds vast of beweegbaar met het klem- 3 haakorgaan is verbonden. De hierboven genoemde veermiddelen kunnen bijvoorbeeld een drukveer omvatten die om de gelei-dingspen is aangebracht en die enerzijds afsteunt tegen het frame en anderzijds tegen het klemhaakorgaan.
5
Het klemhaakorgaan omvat bij voorkeur tevens een haakopper-vlak, dat bijvoorbeeld kan dienen om band-, net-, kabel-, ring- of haakvormige objecten achter te haken. Van het haakop-pervlak vormt bij voorkeur ten minste een gedeelte met de 10 hoofdrichting van het klemoppervlak van het frame een hoek van 60° of meer, bij voorkeur van 75° of meer en bij meer voorkeur van 90° of meer, waardoor goede haakeigenschappen kunnen worden verkregen.
15 De bevestigingsinrichting volgens de uitvinding kan zijn voorzien van bevestigingsmiddelen die zijn ingericht voor het bevestigen van de inrichting op een bevestigingsvlak, bijvoorbeeld de laadbak van een auto of aanhanger. Evenwel kan de bevestigingsinrichting ook zijn voorzien van bevestigingsmidde-20 len die zijn ingericht voor het verbinden van de inrichting met een kabel of koord, zoals ten behoeve van gebruik in of met een draaginrichting voor bijvoorbeeld hulpverlening bij auto-ongevallen etc.
25 Een dergelijke draaginrichting voor het optillen en/of dragen van objecten of personen omvat bij voorkeur een aantal beves-tigingsinrichtingen volgens de uitvinding, waarbij bijvoorbeeld een draagframe ten minste één draagkabel omvat die met een aantal bevestigingsinrichtingen is verbonden. Het draag-30 frame kan zijn voorzien van kabelgeleidingsmiddelen voor het zodanig geleiden van de ten minste ene draagkabel dat die een aantal draaglussen vormt die elk met ten minste één bevestigingsinrichting zijn verbonden. De draaginrichting kan daarbij zijn voorzien van kabelblokkeringsmiddelen die zijn ingericht 35 om de ten minste ene kabel in het draagframe zodanig te gelei- 4 den/blokkeren dat de ten minste ene draaglus wèl kan worden vergroot indien een op die draaglus uitgeoefende trekkracht kleiner is dan een zekere drempelwaarde, terwijl de ten minste ene draaglus niet kan worden vergroot indien een op die draag-5 lus uitgeoefende trekkracht gelijk is aan of groter is dan die drempelwaarde. De blokkeringsmiddelen kunnen worden gevormd door ten minste één in of aan het draagframe aangebracht ge-leidings/blokkeringslager via welk de draagkabel wordt geleid en dat zodanig verend en/of schommelbaar en/of kantelbaar ten 10 opzichte van het draagframe is gelagerd dat de draagkabel via het geleidings/blokkeringslager in lengterichting beweegbaar is indien de op de draaglus uitgeoefende trekkracht kleiner is dan de genoemde drempelwaarde, terwijl de draagkabel door het geleidings/blokkeringslager in lengterichting geblokkeerd is 15 indien de op die draaglus uitgeoefende trekkracht gelijk is aan of groter dan die drempelwaarde.
Hierna zal de uitvinding nader worden besproken aan de hand van enige uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar enkele 20 figuren.
Figuren la-b tonen een eerste uitvoeringsvoorbeeld van een be-vestigingsinrichting volgens de uitvinding; 25 Figuren 2a-c tonen een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een be- vestigingsinrichting volgens de uitvinding;
Figuren 3a-b tonen een derde en een vierde uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsinrichting volgens de uitvin-30 ding;
Figuur 4 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een draagin-richting voorzien van bevestigingsinrichtingen volgens de uitvinding; 35 5
Figuur 5a-b tonen een voorkeursuitvoering van een kabelgelei-dings/blokkeringslager voor toepassing in de draaginrichting uit figuur 4, getekend in twee bedrijf stoestanden.
5
De figuren la en lb tonen in perspectief resp. in aanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding voor het verbinden van een weefsel-, netwerk-, lus-of kabelvormig object met een vast tweede object, bijvoorbeeld 10 de buitenzijde van een open laadbak van een vrachtauto of aanhangwagen.
De figuren 2a en 2b, alsook de figuren 3a en 3b, tonen in perspectief resp. in aanzicht een uitvoeringsvoorbeeld van een 15 bevestigingsinrichting volgens de uitvinding voor het verbinden van een weefsel-, netwerk-, lus- of kabelvormig object met een draagkabel, bijvoorbeeld van een draaginrichting zoals getoond in de figuren 4a en 4b.
20 De verbindingsinrichtingen in de figuren la-b en 2a-b wijken alleen van elkaar af wat betreft de verbindingsorganen met het vaste object resp. met de draagkabel. Voor de rest zijn de inrichtingen gelijk aan elkaar en zullen hierna met elkaar worden besproken.
25
De bevestigingsinrichting omvat een frame 1 en een ten opzichte van dat frame 1 langs een bewegingspad 2 beweegbaar klem-haakorgaan 3. Het frame 1 en het klemhaakorgaan 3 omvatten beide een (voor verbetering van de "grip" van groeven voor-30 zien) klemoppervlak 4a resp. 4b. Voorts is voorzien in gelei-dingsmiddelen, in de vorm van een geleidingspen 5 die met de uiteinden in het frame 1 zit en waaromheen het klemhaakorgaan 3 verschuifbaar gelagerd is, aldus ingericht voor het definiëren van het bewegingspad van het klemhaakorgaan 3 ten opzichte 35 van het frame 1. Voorts is voorzien in veermiddelen, in de 6 vorm van een drukveer 6 rondom de geleidingspen 5, voor het ten opzichte van het frame 1 uitoefenen van veerkracht op het klemhaakorgaan 3. Het door de geleidingsmiddelen (in casu de geleidingspen 5) gedefinieerde bewegingspad 2, de richting van 5 de veerkracht en de richting en de vorm van het klemoppervlak 4a van het frame 1 en het klemoppervlak 4b van het klemhaakorgaan 3 zijn, zoals uit de figuren la-b eenvoudig is in te zien, zodanig dat op het klemoppervlak 4b van het klemhaakorgaan 3 een kracht wordt uitgeoefend in de richting van het 10 klemoppervlak 4a van het frame 1 en vice versa.
Zoals de figuren la-b tonen is in het daar getoonde uitvoe-ringsvoorbeeld van de uitvinding bewegingspad 2 van het kle-morgaan bij voorkeur in hoofdzaak lineair; het bewegingspad 15 kan echter ook kromlijnig, bijvoorbeeld cirkelvormig zijn, in samenhang met een andersoortige veer. Het klemoppervlak 4a van het frame 1 heeft bij voorkeur een in hoofdzaak vlak verloop; echter kan het klemoppervlak ook bijvoorbeeld een hol of bol verloop hebben. Datzelfde geldt ook voor het klemoppervlak 4b 20 van het klemhaakorgaan 3. Bij voorkeur convergeren de richting van het bewegingspad van het klemorgaan en de hoofdrichting van het klemoppervlak van het frame ten opzichte van elkaar, waardoor een krachtenvector loodrecht op het gemeenschappelijke klemoppervlak 4a-4b ontstaat.
25
De geleidingmiddelen kunnen, als gezegd, een geleidingspen 5 omvatten die enerzijds vast of beweegbaar met het frame 1 en anderzijds vast of beweegbaar met het klemhaakorgaan 3 is verbonden resp. gelagerd. De veermiddelen kunnen een drukveer 6 30 omvatten die om de geleidingspen is aangebracht en die enerzijds afsteunt tegen het frame en anderzijds tegen het klemhaakorgaan. De veermiddelen, die de klemkracht tussen het frame 1 en het klemhaakorgaan 3 ter plaatse van de klemoppervlak-ken 4a en 4b bewerkstelligen, kunnen echter ook door ander-35 soortige veren worden gevormd. Als gevolg van de klemkracht 7 kunnen met veel succes weefsels, bijvoorbeeld zeildoek, kledingstof, tussen de klemoppervlakken 4a en 4b worden vastgeklemd. Om het naar tussen de klemoppervlakken 4a en 4b inbrengen van die weefsels te vergemakkelijken, is in het uitvoe-5 ringsvoorbeeld een bedieningshandgreep 7 aangebracht (in figuur lb in doorsnede getoond) waarmee het klemhaakorgaan 3 tegen de veerkracht van de drukveer 6 in naar beneden kan worden getrokken, waardoor de klemoppervlakken 4a en 4b uit elkaar worden getrokken en het weefsel gemakkelijk kan worden inge-10 voerd. Het frame 1 kan tegen een vast object, bijvoorbeeld de buitenzijde van laadbak van een vrachtauto of aanhangwagen, wordt bevestigd door middel van een tweetal bevestigingsplaten 8 met montagegaten 9 waardoorheen bevestigingsbouten kunnen worden gestoken, waarmee de inrichting kan worden bevestigd.
15
Het klemhaakorgaan 3 omvat in het getoonde uitvoeringsvoor-beeld tevens een haakoppervlak 10, dat bijvoorbeeld kan dienen om band-, net-, kabel-, ring- of haakvormige objecten achter te haken, die dan via de ruimte tussen de klemvlakken 4a en 4b 20 achter het haakoppervlak 10 kunnen worden aangebracht en achter het haakoppervlak 10 blijven haken. Van het haakoppervlak 10 vormt bij voorkeur ten minste een gedeelte met de hoofdrichting van het klemoppervlak van het frame een hoek van 60° of meer, bij voorkeur van 75° of meer en bij meer voorkeur van 25 90° of meer, waardoor goede haakeigenschappen kunnen worden verkregen. In de figuren la-b is die hoek ca. 120°.
Zoals de figuren la-b tonen kan de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding zijn voorzien van bevestigingsmiddelen 8/9 30 die zijn ingericht voor het bevestigen van de inrichting op een bevestigingsvlak, bijvoorbeeld de laadbak van een auto of aanhanger. De bevestigingsinrichting kan dan worden gebruikt om bijvoorbeeld een afdekzeil of een veiligheidsnet over de lading aan te brengen, waarbij de uiteinden van het afdekzeil 35 resp. veiligheidsnet van bovenaf tussen de klemoppervlakken 4a 8 en 4b wordt ingebracht, waarbij de bedieningshandgreep 7 naar beneden wordt getrokken. Nadat de bedieningshandgreep 7 is losgelaten, zit het afdekzeil tussen de klemoppervlakken 4a en 4b vastgeklemd en/of haakt het weefsel van het veiligheidsnet 5 achter het haakoppervlak 10. Ook kunnen bijvoorbeeld van be-vestigingsringen voorziene spanbanden etc., die via de doorgang tussen de klemorganen 4a en 4b die ontstaat als de bedieningshandgreep 7 naar beneden wordt getrokken, achter het haakoppervlak 10 worden vastgehaakt.
10
De bevestigingsinrichting volgens de uitvinding kunnen ook zijn voorzien van bevestigingsmiddelen die zijn ingericht voor het verbinden van de inrichting met bijvoorbeeld een kabel of koord (hierna samenvattend aangeduid met kabel), zoals ten be-15 hoeve van gebruik in een draaginrichting voor bijvoorbeeld hulpverlening bij auto-ongevallen etc. Een uitvoeringsvoor-beeld van een bevestigingsinrichting die voor dat doel -echter ook voor andere doeleinden- geschikt is, wordt getoond in de figuren 2a-b.
20
Het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 2a-b is geheel gelijk aan het uitvoeringsvoorbeeld zoals getoond in de figuren la-b, met uitzondering van de bevestigingsmiddelen, die in de figuren 2a-b worden gevormd door een bevestigingsoog 11 aan het 25 frame 1 met een opening 12, bedoeld om er een kabel doorheen te laten lopen. Daar in dergelijke gevallen de inrichting aan die kabel naar beneden zal hangen, is in de figuren 2a-b de inrichting andersom getekend dan in de figuren la-b. De bevestigingsinrichting kan al of niet zijn voorzien van een bedie-30 ningshandgreep (7 in de figuren la-b), die echter in de figuren 2a-b en 3a-b is weggelaten.
Figuur 2c toont een variant van de uitvoeringsvorm van de figuren 2a-b, waarin echter het bevestigingsoog 11 door middel 9 van een (draai)wartelconstructie 13 ten opzichte van het frame 1 roteerbaar is.
De figuren 3a en 3b tonen een derde en een vierde uitvoerings-5 voorbeeld van een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding. In beide uitvoeringsvoorbeelden is voorzien in twee kle-moppervlakken 4a resp. 4a' aan de zijde van het frame 1 en twee klemoppervlakken 4b resp. 4b' aan de zijde van het klem-haakorgaan.
10
In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 3a is voorzien in één gemeenschappelijk frame 1 met twee klemoppervlakken 4a resp. 4a' en in twee afzonderlijke klemhaakorganen 3 resp. 3' met elk een klemoppervlak 4b resp. 4b', welke afzonderlijke klem-15 haakorganen 3 resp. 3' onafhankelijk beweegbaar zijn langs ge-leidingspennen 5 resp. 5' en waarbij de klemoppervlakken 4a en 4b resp. 4a' en 4b' onder invloed van spiraalveren 6 resp. 6' onafhankelijk van elkaar tegen elkaar worden geklemd.
20 In het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 3b is voorzien in één gemeenschappelijk frame 1 met twee klemoppervlakken 4a resp. 4a' en in één klemhaakorgaan 3 met twee klemoppervlakken 4b resp. 4b' welk klemhaakorgaan 3 beweegbaar zijn langs een (gemeenschappelijke) geleidingspen 5 en waarbij de klemoppervlak-25 ken 4a en 4b resp. 4a' en 4b' onder invloed van de spiraalveer 6 tegen elkaar worden geklemd. Het klemhaakorgaan 3 wordt gelagerd door de geleidingspen 5, die is voorzien van een kop 5a die een eindaanslag voor het klemhaakorgaan 3 vormt. Bij voorkeur wordt een tamelijk ruime speling aangehouden tussen de 30 diameter van de boring van het klemhaakorgaan 3 en de diameter van de geleidingspen 5, waardoor het klemhaakorgaan 3 zich zodanig kan "zetten" dat de klemoppervlakken 4a en 4b resp. 4a' en 4b' onder invloed van de spiraalveer 6 goed en gelijkmatig tegen elkaar aan worden geklemd.
35 • 10
De beide uitvoeringsvoorbeelden zoals getoond in de figuren 3a en 3b vormen als het ware een dubbele klemhaakinrichting, die voor bijzondere gevallen kan worden toegepast. Ook deze uitvoeringsvoorbeelden kunnen zijn voorzien van een ten opzichte 5 van vast (zie figuren 2a-b) of draaibaar (zie figuur 2c) be-vestigingsoog 11 met kabeldoorvoeropening 12.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een draaginrich-ting voorzien van bevestigingsinrichtingen als getoond in fi-10 guur 2c. De getoonde draaginrichting is bedoeld om bijvoorbeeld door hulpverleners te worden gebruikt voor het optillen en wegdragen van (niet getoonde) objecten of personen bijvoorbeeld voor het uit een autowrak halen van een slachtoffer, waarbij de organen en ledematen van het slachtoffer zo weinig 15 mogelijk mogen worden bewogen met het oog op inwendige en/of uitwendige verwondingen. De getoonde draaginrichting omvat een draagframe 14 dat is voorzien van één of twee kabelhaspels 15 waaruit een draagkabel 16 kan worden getrokken, die met een aantal bevestigingsinrichtingen, aangeduid met hun frames 1 en 20 klemhaakorganen 3. Het draagframe is voorzien van kabelgelei-dings/blokkeringslagers 17 die met behulp van veren 18 verend en schommelbaar zijn aangebracht voor het zodanig geleiden van de draagkabel 16 dat die een aantal draaglussen 19 vormt die elk met een bevestigingsinrichting zijn verbonden. De door de 25 kabelgeleidings/blokkeringslagers 17 gevormde kabelblokke- ringsmiddelen zijn ingericht om de kabel 16 in het draagframe 14 zodanig te geleiden/blokkeren dat de draaglus 19 wél kan worden vergroot indien een op die draaglus 19 uitgeoefende trekkracht kleiner is dan een zekere drempelwaarde. De draag-30 lus kan niet worden vergroot indien een op die draaglus uitgeoefende trekkracht gelijk is aan of groter dan die drempelwaarde. De draaglussen 19 kunnen individueel worden uitgetrokken in de richting van de te vervoeren persoon, waarbij de draagkabel 16 door de geleidings/blokkeringslagers 17 ongehin-35 derd worden geleid. Vervolgens worden de draaglussen 19 door 11 middel van de bevestigingsinrichtingen 1-3 vastgeklemd aan bijvoorbeeld de kleding van de persoon die moet worden opgetild. Zodra de het draagframe 14 dan wordt opgetild wordt, onder invloed van het gewicht van de persoon, de kracht op de 5 draaglussen 19 groter en wordt de blokkeringsdrempelwaarde van de lagers 17 overschreden waardoor de verend-schommelbare ge-leidings/blokkeringslagers 17, tegen de veerkracht van de veren 18 in, onder invloed van de op van de draagkabel 16 uitgeoefende kracht kantelen, waardoor de draagkabel 16 door het 10 (gekantelde) uiteinde van de geleidings/blokkeringslagers 17 tegen de binnenvoering van het holle draagframe 14 worden geklemd en daardoor blokkeren.
Het draagframe is in de getoonde uitvoering verder voorzien 15 van een tweetal hijsogen 20, waarmee het draagframe 14 en de via de draaglussen 19 en verbindingsinrichtingen 1-3 met een bijvoorbeeld gemotoriseerde hijsinrichting kan worden verbonden zodra dat, gegeven de situatie, mogelijk is.
20 De figuren 5a-b tonen een iets anders uitgevoerd kabelgelei-dings/blokkeringslager 17 dan getoond in figuur 4, getekend in zijn geleidings- resp. blokkeringsstand. In deze uitvoering is het lager 17 verend-schommelbaar met (de onderzijde van) het draagframe 14 verbonden door middel van een veergeleidingspen 25 21 waar omheen de drukveer 18 is aangebracht, die enerzijds tegen het draagframe 14 en anderzijds tegen een aanslag 22 afsteunt. Verder wordt de positie van het lager 17 in het draagframe 14 begrensd door middel van een fixeerpen 23 die in dwarsrichting in het draagframe 14 is aangebracht en door een 30 opening 24 in het lager 17 heen steekt om de locatie van het lager 17 in de lengterichting van het draagframe 14 te begrenzen.
Desgewenst kan de veerkracht worden ingesteld door het vergro-35 ten of verkleinen van de afstand tussen de kop 22 en het 12 draagframe 14. Bijvoorbeeld kan de kop 22 op de veergelei-dingspen 21 zijn geschroefd of wordt de veergeleidingspen 21 in het lager 17 geschroefd; in beide gevallen kan daardoor de genoemde afstand en daarmee de veerspanning worden ingesteld.
5 Zoals in het voorgaande besproken, loop de draagkabel over de bovenzijde van het lager 17 en houdt het lager 17, zolang de trekkracht op de draagkabel onder een zekere drempelwaarde blijft, de stand zoals getoond in figuur 5a, terwijl het lager 17, indien de trekkracht op de draagkabel die drempelwaarde 10 overschrijdt, de stand aanneemt die wordt getoond in figuur 5b, d.w.z. kantelt het lager 17 naar de kant (in figuur 5b naar rechts) waar de draaglus 19 een relatief grote trekkracht op de draagkabel 16 (en door de wrijving tussen de draagkabel en het lager 17) uitoefent. Als gevolg van dat kantelen klemt 15 het lager 17 de draagkabel 16 tegen de bovenwand van het draagframe 14, waardoor de draagkabel 16 geblokkeerd wordt en de draaglus 19 daardoor niet groter wordt.
Ten slotte wordt nog het volgende opgemerkt ten aanzien van de 20 in het nieuwheidsrapport genoemde stand van de techniek. De daarin genoemde publicaties US4848538, US4760912 en GB2150207 tonen bevestigingsinrichtingen die weliswaar een zekere gelijkenis met de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding vertonen, maar die daarvan toch ook weer duidelijk afwijken.
25
Verder is uit de genoemde publicaties ook geen draaginrichting bekend die bestemd en ingericht is voor het optillen en/of dragen van personen -in het bijzonder tijdens hulpverlening bij calamiteiten- en daartoe voorzien van daarvoor geschikte 30 bevestigingsinrichtingen zoals de in het voorgaande beschreven klemhaken 1/3, en een kabelstelsel en door de kabelgeleidings-en blokkeringslagers 17 gevormde automatische kabelblok-keringsmiddelen. Een dergelijke draaginrichting volgens de uitvinding voorziet in het in stand houden van de positie van 35 het slachtoffer tijdens tillen en transport zoals deze wordt 13 aangetroffen. Hierdoor wordt verder inwendig letsel dat mogelijk kan ontstaan tijdens tillen en transport, tot een minimum beperkt. Doel is het voorzichtig, snel en uiterst betrouwbaar kunnen optillen en vervoeren van bijvoorbeeld slachtoffers van 5 een ongeval, bij brand etc., onder soms uiterst moeilijke omstandigheden.
US4848538 en US4760912 tonen een kleminrichting waarvan één klemvlak rond is, waardoor het effectieve klemvlak relatief 10 klein is en de klemkracht daardoor gereduceerd. Bovendien is in de bekende kleminrichting niet voorzien in een integrale klemhaak (10) waarvan de opening zichzelf sluit, zoals de uitvinding voorstelt, waardoor de klemhaak volgens de uitvinding uiterst betrouwbaar werkt, wat in het bijzonder van belang is 15 bij calamiteiten. De uit ÜS4848538 en US4760912 bekende inrichting is daardoor niet geschikt om te worden gebruikt als universele, zelfklemmende en zelfsluitende bevestigings-inrichting die in het bijzonder bedoeld is voor gebruik in combinatie met de draaginrichting voor hulpverleningsdoelein-20 den volgens de uitvinding. GB2150207, ten slotte, toont een kleminrichting die is voorzien van een soort ratelmechanisme, waardoor die inrichting overduidelijk afwijkt van de inrichting volgens de uitvinding en niet geschikt is voor het onderhavige doel.
25 1 039 10 7

Claims (15)

1. Bevestigingsinrichting voor het verbinden van een weefsel-, netwerk-, lus- of kabelvormig eerste object met een wille- 5 keurig tweede object, welke inrichting een frame (1) en een ten opzichte van dat frame langs een bewegingspad (2) beweegbaar klemhaakorgaan (3) omvat en waarbij het frame en het klemhaakorgaan beide ten minste één klemoppervlak omvatten, 10 waarbij voorts is voorzien in geleidingsmiddelen die zijn ingericht voor het definiëren van het bewegingspad van het klemhaakorgaan ten opzichte van het frame, alsmede veermid-delen voor het ten opzichte van het frame uitoefenen van veerkracht op het klemhaakorgaan, 15 waarbij het door de geleidingsmiddelen gedefinieerde bewe gingspad, de richting van de veerkracht en de richting en/of vorm van het ten minste ene klemoppervlak (4a) van het frame en/of het ten minste ene klemoppervlak (4b) van het klemhaakorgaan zodanig zijn op dat het ten minste ene 20 klemoppervlak van het klemhaakorgaan een kracht wordt uit geoefend in de richting van het ten minste ene klemoppervlak van het frame.
2. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande con- 25 clusies, waarbij het bewegingspad van het klemorgaan in hoofdzaak lineair is.
3. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene klemoppervlak (4a) van 30 het frame en/of het ten minste ene klemoppervlak (4b) van het klemhaakorgaan gemiddeld een in hoofdzaak vlak verloop hebben.
4. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande con- 35 clusies, waarbij de richting van het bewegingspad van het 1 0 3 9 10 7 klemorgaan en de hoofdrichting van het klemoppervlak van het frame ten opzichte van elkaar convergeren.
5. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande con-5 clusies, waarbij de geleidingmiddelen een geleidingspen (5) omvatten die enerzijds vast of beweegbaar met het frame en anderzijds vast of beweegbaar met het klemhaakorgaan is verbonden.
6. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij de veermiddelen een drukveer (6) omvatten die om de geleidingspen is aangebracht en die enerzijds afsteunt tegen het frame en anderzijds tegen het klemhaakorgaan.
7. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande con clusies, waarbij het klemhaakorgaan een haakoppervlak (10) omvat.
8. Bevestigingsinrichting volgens conclusie 7, waarbij van het 20 haakoppervlak ten minste een gedeelte met de hoofdrichting van het klemoppervlak van het frame een hoek vormt van 60° of meer, bij voorkeur van 75° of meer en bij meer voorkeur van 90° of meer.
9. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande con clusies, voorzien van bevestigingsmiddelen (8, 9) die zijn ingericht voor het bevestigen van de inrichting op een be-vestigingsvlak.
10. Bevestigingsinrichting volgens één van de voorgaande con clusies, voorzien van bevestigingsmiddelen (11, 12) die zijn ingericht voor het verbinden van de inrichting met een kabel of koord.
11. Draaginrichting voor het optillen en/of dragen van objecten of personen, omvattende één of meer bevestigingsinrichtin-gen volgens één van de voorgaande conclusies.
12. Draaginrichting volgens de conclusies 10 en 11, omvattende een draagframe (14) en ten minste één draagkabel (16) die met de ten minste ene bevestigingsinrichting is verbonden.
13. Draaginrichting volgens conclusie 12, waarbij het draagfra-10 me is voorzien van kabelgeleidingsmiddelen voor het zodanig geleiden van de ten minste ene draagkabel dat die ten minste één draaglus (19) vormt die is verbonden met ten minste één bevestigingsinrichting.
14. Draaginrichting volgens conclusie 13, waarbij is voorzien in kabelblokkeringsmiddelen die zijn ingericht om de ten \ minste ene kabel in het draagframe zodanig te gelei-den/blokkeren dat de ten minste ene draaglus wél kan worden vergroot indien een op die draaglus uitgeoefende trekkracht 20 kleiner is dan een zekere drempelwaarde, terwijl de ten minste ene draaglus niet kan worden vergroot indien een op die draaglus uitgeoefende trekkracht gelijk is aan of groter dan die drempelwaarde.
15. Draaginrichting volgens conclusie 14, waarbij de blokke- > ringsmiddelen worden gevormd door ten minste één in of aan het draagframe aangebracht geleidings/blokkeringslager (17) via welk de draagkabel wordt geleid en dat zodanig verend en/of schommelbaar en/of kantelbaar ten opzichte van het 30 draagframe is gelagerd dat de draagkabel via het gelei dings/blokkeringslager in lengterichting beweegbaar is indien de op de draaglus uitgeoefende trekkracht kleiner is dan de genoemde drempelwaarde, terwijl de draagkabel door het geleidings/blokkeringslager in lengterichting geblok- keerd is indien de op die draaglus uitgeoefende trekkracht gelijk is aan of groter dan die drempelwaarde. 1 039 10 7
NL1039107A 2011-10-14 2011-10-14 Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen. NL1039107C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1039107A NL1039107C2 (nl) 2011-10-14 2011-10-14 Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1039107 2011-10-14
NL1039107A NL1039107C2 (nl) 2011-10-14 2011-10-14 Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1039107C2 true NL1039107C2 (nl) 2013-04-16

Family

ID=45420894

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1039107A NL1039107C2 (nl) 2011-10-14 2011-10-14 Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1039107C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR3033603A1 (fr) * 2015-07-27 2016-09-16 Aeroconseil Dispositif de fixation d’un equipement sur un element de structure de fuselage d’aeronef

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2150207A (en) * 1983-11-21 1985-06-26 Plasti Max Srl Tagging device
US4760912A (en) * 1987-05-29 1988-08-02 Gerber Garment Technology, Inc. Conveyor hanger with circular wedge gripper
US4848538A (en) * 1988-07-07 1989-07-18 Gerber Garment Technology, Inc. Carrier and variable position carrier body

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2150207A (en) * 1983-11-21 1985-06-26 Plasti Max Srl Tagging device
US4760912A (en) * 1987-05-29 1988-08-02 Gerber Garment Technology, Inc. Conveyor hanger with circular wedge gripper
US4848538A (en) * 1988-07-07 1989-07-18 Gerber Garment Technology, Inc. Carrier and variable position carrier body

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR3033603A1 (fr) * 2015-07-27 2016-09-16 Aeroconseil Dispositif de fixation d’un equipement sur un element de structure de fuselage d’aeronef

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US9700474B2 (en) Sling bar for patient lift slings
US6685171B2 (en) Lifting device
US20100005998A1 (en) Moving Trolley for an I Beam Extrusion
US7226043B2 (en) Stable fail-safe cleat with automatic in-line locking cam
US8596615B2 (en) Lifting or locking system and method
CA2709249A1 (en) Fall arrest self rescuing trolley and system including the same
US5050833A (en) Angled roller device for multiple garment hanger rope-sling
NL1039107C2 (nl) Bevestigingsinrichting en draaginrichting voorzien van dergelijke bevestigingsinrichtingen.
US7073780B2 (en) Fail-safe cleat with automatic in-line locking cam
US6857620B2 (en) Method and apparatus for truck tarp loading
US7367547B2 (en) Lifting device with release mechanism that moves with lifted object
JP6939144B2 (ja) ジブ係留方法およびジブ係留装置
JPH07300291A (ja) 船舶の起倒式フレームによる吊荷の振れ止め装置
US6742770B1 (en) Fail-safe device for raising/lowering articles
US20200190904A1 (en) Ladder extension brake
US11530116B2 (en) Seesaw hook apparatus
US5467845A (en) Rope braking device
AU2018307425A2 (en) Securing device and method of manufacturing a securing device
US20210198091A1 (en) Multi-armed lifting accessory
US4210352A (en) Hoisting apparatus
US20050179022A1 (en) Fail-safe cleat with automatic in-line locking cam and quick-release slot
JP2588460Y2 (ja) 吊 具
US20100270107A1 (en) Manually-Releasable Fall Arrest Device
US20040201005A1 (en) Fail-safe device for raising/lowering articles
JP2020534129A (ja) 娯楽用乗り物のための乗客収容保持装置、このような乗客収容保持装置の運転方法、及びこのような乗客収容保持装置を備えた娯楽用乗り物

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20161101