NL1037224C2

NL1037224C2 - Rijwiel en achterlicht voor een rijwiel.

Info

Publication number: NL1037224C2
Application number: NL1037224A
Authority: NL
Inventors: Jacob Vellinga
Original assignee: Spanninga Metaal
Priority date: 2009-08-25
Filing date: 2009-08-25
Publication date: 2011-02-28
Also published as: DE202010011682U1; FR2949426B3; FR2949426A3

Description

Korte aanduiding: Rijwiel en achterlicht voor een rijwiel.

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een achterlicht voor 5 een rijwiel of dergelijke, omvattende een behuizing met een open zijde, een bij de open zijde van de behuizing opgesteld, een achterwand van het achterlicht vormend lichtdoorlaatbaar venster, een in een door de behuizing en het venster bepaalde kamer aangebrachte lichtbron met een achterwaarts gerichte hoofdafstraalrichting, een althans in hoofdzaak parallel aan het venster in de kamer opgestelde 10 lichtgeleider, welke lichtgeleider een opening omvat waarvan een wand ten minste één lichtintreevlak vormt, ter plaatse van welke opening de lichtbron is opgesteld, voor het in bedrijf via het ten minste ene lichtintreevlak door de lichtgeleider heen richting een zijwand van het achterlicht geleiden van eerste lichtstralen voor het zijwaarts uit het achterlicht doen treden van de eerste lichtstralen.

15 NL 1008523 openbaart een achterlicht volgens de inleiding. Dit achterlicht omvat een behuizing met een daarin opgestelde lichtbron. Verder omvat het achterlicht langgestrekte lichtgeleiders die zich tussen de lichtbron en zijwanden van het achterlicht uitstrekken voor het vanaf de lichtbron zijwaarts uit het achterlicht doen treden van lichtstralen teneinde de zichtbaarheid van het achterlicht 20 vanaf de zijkanten van het rijwiel te vergroten. Een nadeel van het bovenomschreven bekende achterlicht is dat ondanks toepassing van de genoemde lichtgeleiders de zichtbaarheid van het achterlicht vanaf de zijkanten van het rijwiel voor verbetering vatbaar is. Een doel van de onderhavige uitvinding is derhalve een achterlicht voor een rijwiel of dergelijke te verschaffen met een verhoogde mate van 25 lichtafstraling ter plaatse van zijwanden van het achterlicht. Het genoemde doel wordt bereikt met het achterlicht volgens de onderhavige uitvinding, doordat het venster een tegenover de lichtbron gelegen uitsparing omvat waarvan een wand ten minste één verder lichtintreevlak vormt, voor het in bedrijf via het ten minste ene verdere lichtintreevlak door het venster heen richting een zijwand van het achterlicht 30 geleiden van althans in hoofdzaak in de hoofdafstraalrichting afgestraalde tweede lichtstralen voor het zijwaarts uit het achterlicht doen treden van de tweede lichtstralen. Een voordeel van het achterlicht volgens de onderhavige uitvinding is dat door toepassing van de genoemde uitsparing met ten minste één lichtintreevlak in het venster, ook het venster zelf bijdraagt aan het verhogen van de zijdelingse 1 0 -3 7 2 2 4 2 zichtbaarheid van het achterlicht doordat door de lichtbron afgestraalde lichtstralen via het ten minste ene lichtintreevlak, door het materiaal van het venster heen zijwaarts worden geleid om ter plaatse van een zijwand van het achterlicht zijwaarts uit het achterlicht te treden. Bijkomend voordeel is dat door de genoemde bijdrage 5 van het venster in de zijdelingse zichtbaarheid van het achterlicht, geen additionele lichtgeleiders noodzakelijk zijn of dat de lichtgeleider zelf vergroot dient te worden uitgevoerd. Hierdoor wordt een zeer compact achterlicht verkregen.

In een zeer voordelige voorkeursuitvoeringsvorm is de lichtgeleider op afstand van het venster voorzien, en omvat het venster ten minste één tegenover 10 de lichtbron aan de binnenzijde aangebracht reflectievlak voor het in bedrijf tussen het venster en de lichtgeleider zijwaarts reflecteren van derde lichtstralen voor het zijwaarts uit het achterlicht doen treden van de derde lichtstralen. Door toepassing van ten minste één dergelijk reflectievlak wordt de zijdelingse zichtbaarheid aldus nog verder verhoogd.

15 Een eenvoudige constructie wordt verkregen indien een eerste wand van het venster, welke eerste wand de achterwand van het achterlicht vormt, althans in hoofdzaak vlak is, waarbij het venster verder een tweede wand die een gedeelte van de bovenwand van het achterlicht vormt, en een derde wand en vierde wand die gedeelten van respectievelijke zijwanden van het achterlicht vormen 20 omvat.

Teneinde het voor de bestuurder van het rijwiel of dergelijke gemakkelijk te maken om te controleren of het achterlicht is in- of uitgeschakeld, is het gunstig indien het venster een tegenover de lichtbron aangebracht verder reflectievlak omvat voor het in bedrijf tussen het venster en de lichtgeleider 25 opwaarts reflecteren van vierde lichtstralen voor het opwaarts uit het achterlicht doen treden van de vierde lichtstralen. De bestuurder kan aldus van bovenaf zien of het achterlicht brandt of niet.

Een nog betere zichtbaarheid vanaf de positie van de bestuurder wordt verkregen indien de tweede wand van het venster reflectievlakken omvat voor 30 het onder een voorwaarts gerichte hoek uit het achterlicht doen treden van de vierde lichtstralen.

Een compact achterlicht wordt verkregen indien de lichtgeleider althans in hoofdzaak plaatvormig is.

De zichtbaarheid vanaf de achterzijde van het achterlicht wordt 3 verhoogd indien de geleider in een plaatvlak gelegen reflectorelementen omvat voor het achterwaarts reflecteren van een gedeelte van de eerste lichtstralen en/of een gedeelte van de derde lichtstralen.

Een eenvoudige constructie met optimale uitnutting van het 5 plaatvlak is gerealiseerd indien de reflectorelementen zich aan het van het venster afgekeerde plaatvlak van de lichtgeleider bevinden en zich over althans het gehele plaatvlak uitstrekken. Aldus onstaat een relatief groot lichtverspreidend oppervlak.

Gunstige uitnutting van de beschikbare ruimte binnenin het achterlicht ontstaat indien de lichtgeleider zich opwaarts en zijwaarts tot direct nabij 10 wanden van het venster uitstrekt.

Bij voorkeur is de opening in de lichtgeleider een zich door de lichtgeleider heen uitstrekkende doorgang. Een dergelijke doorgang is eenvoudig te fabriceren. Tevens kan licht dat de lichtbron in de hoofdafstraalrichting afstraalt, direct door het venster achterwaarts uit het achterlicht treden.

15 Bij voorkeur is de lichtbron een LED. Een LED is een energiezuinige, compacte, kostentechnisch gunstige lichtbron met een hoge lichtopbrengst.

Een verhoogde hoeveelheid door het intreevlak in de lichtgeleider tredende eerste lichtstralen wordt verschaft indien de opening in de lichtgeleider 20 nauw aansluit op een wand van de lichtbron.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een rijwiel, voorzien van een bovenomschreven achterlicht volgens de onderhavige uitvinding. Voordelen van een dergelijk rijwiel volgens de onderhavige uitvinding zijn analoog aan de bovenomschreven voordelen van het achterlicht volgens de onderhavige 25 uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een achterlicht volgens de onderhavige uitvinding aan de hand van de navolgende figuren:

Figuur 1 toont in achteraanzicht een voorkeursuitvoeringsvorm van 30 een achterlicht volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2 toont in vooraanzicht het achterlicht volgens figuur 1;

Figuur 3 toont in onderaanzicht het achterlicht volgens figuur 1;

Figuur 4 toont in zijaanzicht het achterlicht volgens figuur 1;

Figuur 5 toont doorsnede V-V volgens figuur 2; 4

Figuur 6 toont doorsnede VI-VI volgens figuur 1;

Figuur 7 toont detail A volgens figuur 6;

Figuur 8 toont detail B volgens figuur 5.

In figuren 1 tot en met 4 zijn verschillende aanzichten van een 5 achterlicht 1 volgens de onderhavige uitvinding weergegeven. Achterlicht 1 omvat een kunststof behuizing 2 en een uit lichtdoorlaatbaar kunststof vervaardigde als venster dienstdoende afdekkap 3. Behuizing 2 is aan de achterzijde, dat wil zeggen aan de zijde die bij montage op het rijwiel tegen de rijrichting in is gericht, open, waarbij afdekkap 3 aansluit op de open achterzijde. Aldus is een door behuizing 2 10 en afdekkap 3 omsloten ruimte bepaald. Behuizing 2 omvat een, althans bij toepassing op een rijwiel voorwaarts gerichte voorwand 4, een behuizings-bovenwand 5, een behuizingsonderwand 6, en behuizingszijwanden 7 en 8. Afdekkap 3 omvat een de achterwand van het achterlicht 1 vormende achterwand 9, een bovenwand 10 dat een gedeelte van de bovenzijde van het achterlicht 1 vormt, 15 een aan de onderzijde van het achterlicht 1 gelegen onderwand 11 en gedeelten van zijwanden van het achterlicht 1 vormende zijwanden 12 en 13.

In behuizingsvoorwand 4 is een viertal T-sleuven 14 aangebracht ten behoeve van eenvoudige montage van het achterlicht 1 op een rijwiel middels verder niet weergegeven T-bouten. Verder omvat onderwand 11 van afdekkap 3 een 20 zich eveneens door behuizingsonderwand 6 uitstrekkende uitsparing waarin een schakelaar 15 ten behoeve van het in- en uitschakelen van het achterlicht 1 is opgenomen.

Behuizing 2 en afdekkap 3 definiëren een omsloten ruimte waarin een plaatvormige lichtgeleider 20 is aangebracht die de ruimte opdeelt in een eerste 25 kamer 21 en een tweede kamer 22. Zie figuur 5 en figuur 6. In de eerste kamer 21 is ruimte voor het opnemen van batterijen en een printplaat (verder niet weergegeven) ten behoeve van het verschaffen van elektrische stroom aan en het fixeren van LED 23 in achterlicht 1. Tweede kamer 22 dient voor het zijwaarts reflecteren van door , LED 23 afgestraald licht, zoals hieronder nog nader zal worden toegelicht.

30 Lichtgeleider 20 is vervaardigd uit transparant kunststof, is plaatvormig en heeft in het midden een doorgang 25 met een ronde dwarsdoorsnede die is aangepast aan de cilindrische zijwand 26 van LED 23. Zie hiervoor figuren 5 tot en met 7. LED 23 is in doorgang 25 opgesteld waarbij de hoofdafstraalrichting 24 van LED 23 achterwaarts, dat wil zeggen tegen de rijrichting van het rijwiel in is 5 gericht.

De omtrekswand van doorgang 25 in lichtgeleider 20 vormt een intreevlak 27, via welk intreevlak 27 door LED 23 althans in hoofdzaak dwars op de hoofdafstraalrichting 24 afgestraalde lichtstralen 101 in het materiaal van 5 lichtgeleider 20 treden. Deze lichtstralen 101 verlopen zijwaarts door het materiaal van lichtgeleider 20 en treden ter plaatse van uiteinden 28 van lichtgeleider 20 uit lichtgeleider 20, waar ze via het transparante materiaal van de zijwanden 12 en 13 van afdekkap 3 althans in hoofdzaak zijwaarts uit het achterlicht 1 treden. Ten behoeve van het onder een grotere hoek zijwaarts uit het achterlicht 1 doen treden 10 van de lichtstralen afkomstig uit lichtgeleider 20 zijn reflectievlakjes 29 in zijwanden 12 en 13 van afdekkap 3 aangebracht voor verspreiding van het licht. Verder zijn op de naar eerste kamer 21 gerichte zijde van lichtgeleider 20 reflectoren 30 aangebracht, die althans een gedeelte van de door het materiaal van lichtgeleider 20 zijwaarts verlopende lichtstralen 101 door reflectie op de reflectorvlakken van 15 reflector 30 althans in hoofdzaak achterwaarts door het venster heen uit het achterlicht 1 doen treden.

Aangezien doorgang 25 centraal in het piaatvlak van lichtgeleider 20 is voorzien, zal licht niet alleen via intreevlak 27 zijwaarts door lichtgeleider 20 verlopen, doch eveneens neerwaarts en, meer belangrijk, opwaarts, waarbij zoals 20 met name in figuur 5 zichtbaar is, lichtstralen 102, 103 via lichtgeleider 20 neerwaarts door onderwand 11 respectievelijk opwaarts door bovenwand 10 van afdekkap 3 uit het achterlicht 1 treden.

Recht tegenover LED 23, dat wil zeggen in hoofdafstraalrichting 24 gezien, is een althans in hoofdzaak rechthoekige uitsparing 31 aangebracht in 25 achterwand 9 van afdekkap 3. Zie hiervoor met name figuur 7 en figuur 8. Uitsparing 31 wordt begrensd door een rechthoekig althans in hoofdzaak vlak wandgedeelte 32 waardoorheen lichtstralen 104 in hoofdafstraalrichting 24 achterwaarts uit het achterlicht 1 treden, en althans in horizontale dwarsdoorsnede gezien gekromde vlakken die intreevlakken 33 vormen voor door de LED 23 althans in hoofdzaak in de 30 hoofdafstraalrichting 24 afgestraalde lichtstralen 105. Vergelijk voor intreevlakken 33 in uitsparing 31 de figuren 7 en 8. Door deze intreevlakken 33 worden lichtstralen 105 in het materiaal van achterwand 9 van afdekkap 3 gebracht, welke lichtstralen 105 zijwaarts door het materiaal verlopen en ter plaatse van zijwanden 12 en 13 uit afdekkap 3 en daarmee zijwaarts uit het achterlicht 1 treden. Intreevlakken 33 zijn in 6 de horizontale dwarsdoorsnede volgens figuur 7 gezien parabolisch gekromd en realiseren hiermee een goede verspreiding van licht in het materiaal van achterwand 9 voor het zo optimaal mogelijk zijwaarts door achterwand 9 geleiden van het licht. Aldus is de zijdelingse zichtbaarheid van achterlicht 1 door toepassing van 5 intreevlakken 27 en 33, als gevolg waarvan licht door het materiaal van lichtgeleider 20 respectievelijk wand 9 van afdekkap 3 richting de zijwanden 12, 13 van het achterlicht 1 wordt geleid, sterk verbeterd.

Voor een nog hogere mate van zijdelingse zichtbaarheid van achterlicht 1 zijn verder tegenover LED 23 op de binnenzijde van achterwand 9 van 10 afdekkap 3 uitstekende delen 35 aangebracht die reflectievlakken 36 omvatten. Door LED 23 afgestraalde lichtstralen 106 worden door reflectievlakken 36 zijwaarts door de tweede kamer 22 heen richting zijwanden 12 en 13 gereflecteerd, waar het door zijwanden 12, 13 heen zijwaarts uit achterlicht 1 treedt. Analoog aan reflectievlakken 36 is een opwaarts gericht reflectievlak 38 aangebracht op een 15 verder uitsteeksel 41, welke door LED 23 afgestraalde lichtstralen 107 opwaarts in kamer 22 reflecteert om zodoende via bovenwand 10 van afdekkap 3 opwaarts uit het achterlicht 1 te treden. Zie met name figuur 8. Voor verhoging van zichtbaarheid van het achterlicht 1 door de bestuurder van het rijwiel, dat wil zeggen ter controle of het achterlicht 1 in- of uitgeschakeld is, zijn in bovenwand 10 van afdekkap 3 20 reflectievlakjes 39 aangebracht die althans een gedeelte van het via reflectievlak 38 opwaarts gereflecteerde licht meer voorwaarts, dat wil zeggen in rijrichting van het rijwiel, uit het achterlicht 1 doen treden. Reflectievlakjes 39 hebben overigens een analoge functie voor wat betreft de via intreevlak 27 opwaarts door lichtgeleider 20 heen, uit de bovenzijde van lichtgeleider 20 tredend licht. Tevens omvatten 25 uitsteeksels 35, 41 op achterwand 9 lichtintreevlakken 40 respectievelijk 42 die onder een flauwe hoek ten opzichte van de hoofdafstraalrichting 24 zijn georiënteerd. Deze lichtintreevlakken 40 en 42 leiden, analoog aan lichtintreevlakken 33, een gedeelte van het door LED 23 afgestraald licht in het materiaal van wand 9 van afdekkap 3 om zodoende zijwaarts respectievelijk 30 opwaarts uit het achterlicht 1 te treden.

Aldus is een achterlicht 1 voor een rijwiel verschaft met een hoge zijdelingse zichtbaarheid, door middel van een eerste gedeelte 101 van door LED 23 afgestraalde lichtstralen dat via lichtintreevlak 27 door het materiaal van lichtgeleider 20 zijwaarts uit het achterlicht 1 treedt, alsmede door een tweede 7 gedeelte 105 van door LED 23 afgestraalde lichtstralen dat via lichtintreevlakken 33 en 40 zijwaarts in het materiaal van afdekkap 3 wordt geleid om zodoende zijwaarts uit het achterlicht 1 te treden, en verder door toepassing van reflectievlakken 36, als gevolg waarvan een derde gedeelte 106 van door LED 23 afgestraalde lichtstralen in 5 de tweede kamer 22 zijwaarts wordt gereflecteerd om zodoende zijwaarts uit het achterlicht 1 te treden. Een goede zichtbaarheid van bovenaf wordt bovendien bewerkstelligd door de genoemde intreevlakken 27, 42 waardoorheen eveneens lichtstralen 103, 108 opwaarts door het materiaal van geleider 20 respectievelijk achterwand 9 worden geleid om zodoende opwaarts uit achterlicht 1 te treden, en 10 bovendien door reflectievlak 38, dat een gedeelte 107 van door LED 23 afgestraald licht opwaarts in de tweede kamer 22 reflecteert om zodoende opwaarts uit achterlicht 1 te treden.

Door integratie van het zijwaarts geleiden van licht in het materiaal van afdekkap 3 wordt een zeer compact achterlicht 1 verkregen wat bovendien door 15 toepassing van slechts één LED 23, als gevolg van de verschillende genoemde maatregelen ten behoeve van verhoging van zijdelingse zichtbaarheid, zoals bovenomschreven, eveneens een zeer laag energieverbruik heeft. Bovendien zijn de bovenomschreven maatregelen voor het geleiden van licht zeer eenvoudig in met name lichtgeleider 20 en afdekkap 3 te realiseren waardoor de kostprijs van het 20 achterlicht 1 volgens de onderhavige uitvinding gering is.

In de figuren en de bovenstaande tekst is de onderhavige uitvinding weergegeven respectievelijk beschreven onder verwijzing naar een voorbeeld-uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Het moge duidelijk zijn dat vele al dan niet voor de vakman voor de hand liggende varianten denkbaar zijn binnen de 25 beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding, die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende conclusies. Zo is het bijvoorbeeld de vorm van een LED niet beperkt tot de in de beschrijving genoemde vorm met een ronde dwarsdoorsnede en een cilindrische zijwand. Zo kan bijvoorbeeld ook ovale, rechthoekige of anders gevormde LED worden gebruikt. Verder is het niet noodzakelijk dat de doorgang de 30 vorm van de zijwand van een LED volgt.

1037224

Claims

1. Achterlicht voor een rijwiel of dergelijke, omvattende een behuizing met een open zijde, een bij de open zijde van de behuizing opgesteld, een achter- 5 wand van het achterlicht vormend iichtdoorlaatbaar venster, een in een door de behuizing en het venster bepaalde kamer aangebrachte lichtbron met een achterwaarts gerichte hoofdafstraalrichting, een althans in hoofdzaak parallel aan het venster in de kamer opgestelde lichtgeleider, welke lichtgeleider een opening omvat waarvan een wand ten minste één lichtintreevlak vormt, ter plaatse van welke 10 opening de lichtbron is opgesteld, voor het in bedrijf via het ten minste ene lichtintreevlak door de lichtgeleider heen richting een zijwand van het achterlicht geleiden van eerste lichtstralen voor het zijwaarts uit het achterlicht doen treden van de eerste lichtstralen, met het kenmerk, dat het venster een tegenover de lichtbron gelegen uitsparing omvat waarvan een wand ten minste één verder lichtintreevlak 15 vormt, voor het in bedrijf via het ten minste ene verdere lichtintreevlak door het venster heen richting een zijwand van het achterlicht geleiden van althans in hoofdzaak in de hoofdafstraalrichting afgestraalde tweede lichtstralen voor het zijwaarts uit het achterlicht doen treden van de tweede lichtstralen.

2. Achterlicht volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 20 lichtgeleider op afstand van het venster is voorzien, en dat het venster ten minste één tegenover de lichtbron aan de binnenzijde aangebracht reflectievlak omvat voor het in bedrijf tussen het venster en de lichtgeleider zijwaarts reflecteren van derde lichtstralen voor het zijwaarts uit het achterlicht doen treden van de derde lichtstralen.

3. Achterlicht volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een eerste wand van het venster, welke eerste wand de achterwand van het achterlicht vormt, althans in hoofdzaak vlak is, waarbij het venster verder een tweede wand die een gedeelte van de bovenwand van het achterlicht vormt, en een derde wand en vierde wand die gedeelten van respectievelijke zijwanden van 30 het achterlicht vormen omvat.

4. Achterlicht volgens één van de conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat het venster een tegenover de lichtbron aangebracht verder reflectievlak omvat voor het in bedrijf tussen het venster en de lichtgeleider opwaarts reflecteren van vierde lichtstralen voor het opwaarts uit het achterlicht doen treden van de vierde 1 o 3 7 2 2 4 lichtstralen.

5. Achterlicht volgens conclusie 3 en conclusie 4, met het kenmerk, dat de tweede wand van het venster reflectievlakken omvat voor het onder een voorwaarts gerichte hoek uit het achterlicht doen treden van de vierde lichtstralen.

6. Achterlicht volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lichtgeleider althans in hoofdzaak plaatvormig is.

7. Achterlicht volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de geleider in een plaatvlak gelegen reflectorelementen omvat voor het achterwaarts reflecteren van een gedeelte van de eerste lichtstralen.

8. Achterlicht volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de reflector elementen zich aan het van het venster afgekeerde plaatvlak van de lichtgeleider bevinden en zich over althans het gehele plaatvlak uitstrekken.

9. Achterlicht volgens conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk, dat de lichtgeleider zich opwaarts en zijwaarts tot direct nabij wanden van het venster 15 uitstrekt.

10. Achterlicht volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opening in de lichtgeleider een zich door de lichtgeleider heen uitstrekkende doorgang is.

11. Achterlicht volgens één van de voorgaande conclusies, dat de 20 lichtbron een LED is.

12. Achterlicht volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de opening in de lichtgeleider nauw aansluit op een wand van de lichtbron.

13. Rijwiel, voorzien van een achterlicht volgens één van de 25 voorgaande conclusies. 1037224