NL1035220C2 - Trolley. - Google Patents

Description

0

Titel: Trolley

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een cateringtrolley of serveertrolley voor gebruik in vliegtuigen.

Dergelijke cateringtrolleys zijn algemeen bekend. Zij omvatten een kastvormig lichaam, ten minste één deur, een 5 bovenblad, wielen, etc. De trolleys worden gebruikt om bijvoorbeeld maaltijden en drank, of andere artikelen, te presenteren aan vliegtuigpassagiers, waarbij de trolleys door het gangpad van het vliegtuig rijden, geduwd of getrokken door het bedienend cabinepersoneel.

10 Aan dergeiijke trolleys worden enkele belangrijke eisen gesteld. Een eerste eis betreft de veiligheid en sterkte. De trolleys moeten zware belastingen kunnen doorstaan, en moeten voldoen aan strenge brandveiligheidseisen. Om aan deze eisen te voldoen, worden trolleys traditioneel vervaardigd van 15 aluminium, waarbij bijvoorbeeld wandpanelen zijn vastgemaakt aan een frame. Ook scharnieren voor een deur, en een g rende lmechanisme voor de deur, zijn vast gemaakt aan dat frame. Dit heeft echter enkele bezwaren. Doordat de aluminium trolleys uit meerdere aluminium onderdelen bestaat, is het 20 vervaardigen en assembleren relatief duur. Voorts is aluminium gevoelig voor beschadigingen zoals deuken en scheuren, en derhalve relatief duur in het onderhoud. Daarenboven is een belangrijk bezwaar, dat aluminium trolleys relatief zwaar zijn, terwijl er met name in de vliegtuigwereld een wens is 25 voor zo veel mogelijk gewichtsbesparing.

De onderhavige uitvinding beoogt in het algemeen de genoemde bezwaren op te lossen of althans te verminderen.

Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding 30 een trolley te verschaffen met een relatief laag gewicht, en waarvan de kosten van vervaardiging en onderhoud relatief laag zijn, terwijl toch wordt voldaan aan de eisen van veiligheid en sterkte.

1035220 2

Om het gewicht van de trolley te verlagen, stelt de onderhavige uitvinding voor om de trolley 20 veel mogelijk van kunststof te vervaardigen. In een eerdere octrooiaanvrage heeft dezelfde uitvinder reeds voorgesteld om het kastlichaam 5 te vervaardigen als een zelfdragend extrusiedeel uit kunststof. In die eerdere octrooiaanvrage is de constructie van de deur slechts summier beschreven. De onderhavige uitvinding daarentegen heeft nu juist betrekking op de deurconstructie. Volgens een belangrijk aspect van de 10 onderhavige uitvinding wordt voorgesteld om de deur althans voor een groot deel te vervaardigen van kunststof.

Een evident belangrijke eigenschap van een deur is dat die niet alleen gemakkelijk kan worden geopend en gesloten, maar ook dat die in de gesloten toestand gesloten blijft onder 15 extreme omstandigheden. In het bijzonder worden er sterkte-eisen gesteld aan de deur die verband houden met onverwachte schokkende bewegingen, en die tot uitdrukking komen in een stootvormige belasting van binnen uit. De deurconstructie moet derhalve in staat zijn grote, naar buiten gerichte krachten te 20 doorstaan zonder open te gaan.

Bij aluminium deuren volgens de stand der techniek is het vrij gemakkelijk om aan die eisen te voldoen, omdat aluminium een sterk materiaal is. Bij kunststof deuren is dat veel moeilijker, omdat kunststof makkelijker vervormt en eerder 25 bezwijkt bij een bepaalde belasting. Het is daarom niet simpelweg mogelijk om het ontwerp van een aluminium deur in kunststof uit te voeren.

De meest kwetsbare punten zijn de scharnieren en de vergrendeling. Een aluminium deur volgens de stand der 30 techniek is typisch aan één kant voorzien van twee scharnierpunten en aan de tegenoverliggende kant van een driepunts-sluiting. In een poging het genoemde probleem op te lossen, is reeds voorgesteld om, in plaats van een enkele deur over de gehele breedte van de trolley, gebruik te maken van twee halve 35 deuren, elk over de halve breedte van de trolley, waarbij elke deur dan is voorzien van twee scharnierpunten en waarbij de vrije zijden van de deuren aan elkaar vergrendeld worden. De gedachte daarachter is ongetwijfeld, dat de krachten dan verdeeld worden over twee deuren zodat elke deur minder belast 3 wordt, maar, ongeacht of dat inderdaad effectief is, de gebruikers vinden een dergelijke constructie ongemakkelijk en wensen een enkele deur over de gehele breedte van de trolley.

Volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding 5 wordt de sterkte van een deur vergroot door de deur te voorzien van een groot aantal scharnierpunten boven elkaar. Volgens een tweede aspect van de onderhavige uitvinding wordt de sterkte van een deur vergroot door de deur te voorzien van een groot aantal grendelpunten boven elkaar. Aldus worden de 10 op de deur inwerkende krachten verdeeld over meerdere scharnierpunten en grendelpunten en wordt het deurmateriaal per scharnierpunt respectievelijk grendelpunt minder belast.

GB-2.024.735 beschrijft een trolley met een scharnierende 15 deur 11, die aan één zijwand is bevestigd door middel van scharnieren 12, en die met de andere zijwand kan worden verbonden door middel van twee individuele bouten 13. Een dergelijke oplossing houdt de deur slechts op twee plaatsen vast. Verder vormt een dergelijke oplossing niet een echte 20 meerpuntsgrendel, die door een enkele handeling kan worden vastgemaakt en losgemaakt, maar het vormt daarentegen een veelvoud van individuele éénpuntsgrendels, die individueel moeten worden vastgemaakt en losgemaakt door een veelvoud van individuele handelingen.

25 Volgens de onderhavige uitvinding onderscheidt een trolley zich derhalve ten opzichte van de trolley uit GB-2.024.735 door de in het kenmerkende deel van conclusie 1 genoemde maatregelen.

30 Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, waarin aanduidingen 35 "onder/boven", "hoger/lager" , "links/rechts" etc uitsluitend betrekking hebben op de in de figuren weergegeven oriëntatie, en waarin: de figuren 1A-1C schematische perspectiefaanzichten tonen van een trolley volgens de onderhavige uitvinding; 4 figuur 2 op grotere schaal een scharnierconstructie illustreert; figuur 3 een dubbelwerkend scharnier in uiteengenomen toestand toont; 5 figuur 4 een dwarsdoorsnede toont van een randgedeelte van een deur; de figuren 5A en 5B de scharnierstanden van de deur in gesloten en geopende toestand illustreren; de figuren 6A, 6B en 6D details van een deurkozijn met 10 aangevormde grendelogen tonen; figuur 6C de voorrand van een kastlichaam met verwijderd deurkozijn toont; figuur 7 een perspectiefaanzicht toont van een grendel-samenstel volgens de onderhavige uitvinding; 15 de figuren 8A, 8B en 9 details tonen van het grendelsamenstel van figuur 7; en de figuren 10A en 10B een extrusieplaat van de deur illustreren.

20 De figuren IA en 1B tonen perspectiefaanzichten van een in zijn algemeenheid met het verwijzingscijfer 1 aangeduide trolley volgens de onderhavige uitvinding. De trolley 1 is geschikt om gebruikt te worden in gangpaden van vliegtuigen, hoewel andere toepassingen ook denkbaar zijn, bijvoorbeeld in 25 gangpaden van treinen of bussen. De trolley heeft derhalve een relatief kleine breedte B die in voldoende mate kleiner is dan de betreffende gangpadbreedte. De hoogte van de trolley is typisch in de orde van ongeveer lm. De lengte van de trolley is aangeduid met L.

30 De trolley 1 heeft een kastvormig lichaam 10, met een bodem 11, een bovenwand 12 met daarop een schaal 60 met een opstaande rand 61 en een handvat 62, en zijwanden 13, die een binnenruimte 16 omsluiten. Onder de bodem 11 zijn wielen 14 gemonteerd. Aan zijn voorzijde heeft de trolley 1 een deur 20.

35 Hoewel aan de achterzijde (niet zichtbaar in de figuren 1A-1B) ook een deur aanwezig kan zijn, kan hier ook een gefixeerd gesloten achterwand aanwezig zijn. Figuur 1C is een met figuur 1B vergelijkbaar aanzicht, waar de deur 20 is weggelaten. In deze figuur is te zien dat het kastvormig lichaam 10 bij zijn 5 front is voorzien van een deurkozijn 30 voor het daaraan monteren van de deur 20. Het deurkozijn 30 kan een massief kunststof vormstuk zijn, of eventueel een metalen vormstuk zoals een aluminium vormstuk.

5 Volgens het eerdere voorstel van dezelfde uitvinder is het kastvormig lichaam 10 gevormd als een extrusiedeel uit kunststof, bij voorkeur PEI of PPSU, maar de onderhavige uitvinding is niet beperkt tot het toepassen van deze materialen. Volgens de onderhavige uitvindingsgedachte omvat 10 de deur 20 een kunststof deurlichaam 21 met twee verticale zijranden 22, 23. Langs de gehele lengte van één van de verticale zijranden, in het weergegeven voorbeeld de rechter zijrand 22, is de deur 20 voorzien van een dubbelwerkend meerpuntspianoscharnier 40 waarmee de deur 20 is bevestigd aan 15 het kozijn 30. Figuur 2 toont een uitvergroting van deel II van figuur 1B, waarin dat dubbelwerkend pianoscharnier 40 beter te zien is. Figuur 3 toont het dubbelwerkend pianoscharnier 40 in uiteengenomen toestand. Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van het randgedeelte 22 van de deur 20.

20 Het pianoscharnier 40 omvat een eerste scharnierdeel 41, een tussenscharnierdeel 42, en een derde scharnierdeel 43. Het eerste scharnierdeel 41 omvat een langwerpige strip 44 die aan één langszijde is voorzien van een reeks onderling uitgelijnde ogen 45 boven elkaar. In het weergegeven voorbeeld is het 25 aantal ogen 45 gelijk aan 13, maar dit aantal kan hoger of lager zijn. De langwerpige strip 44 is bevestigd aan het deurlichaam 21. Het deurlichaam 21 heeft, althans langs zijn zijrand 22, een dikte die groter is dat de dikte van de langwerpige strip 44, en is voorzien van een verdieping waar 30 de langwerpige strip 44 in past. In een praktische uitvoeringsvorm omvat het deurlichaam 21 twee tegen elkaar of tegen een (niet weergegeven) dragerlichaam bevestigde schaaldelen 24 en 25, waarbij de langwerpige strip 44 is opgenomen tussen de randdelen van die schaaldelen 24 en 25, 35 zoals getoond in figuur 4.

Het eerste scharnierdeel 41 kan vervaardigd zijn van kunststof, maar kan ook vervaardigd zijn van metaal zoals aluminium. Als alternatief kan het eerste scharnierdeel 41 als 6 integraal onderdeel van het deurlichaam 21 zijn gevormd, in welk geval de langwerpige strip 44 kan zijn weggelaten.

Het tussenscharnierdeel 42 omvat een langwerpige strip 46 die aan één langszijde is voorzien van een eerste reeks 5 onderling uitgelijnde ogen 47 boven elkaar en die aan de tegenoverliggende langszijde is voorzien van een tweede reeks onderling uitgelijnde ogen 48 boven elkaar. De eerste ogen 47 en de tweede ogen 4 8 zijn onderling versprongen, zodat de tweede ogen 48 zijn uitgelijnd met eerste tussenruimten 51 10 tussen de eerste ogen 47 terwijl de eerste ogen 47 zijn uitgelijnd met tweede tussenruimten 52 tussen de tweede ogen 48. De eerste ogen 47 hebben een lengte gelijk aan de tussenruimten 53 tussen de ogen 45 van het eerste scharnierdeel 44, terwijl de ogen 45 van het eerste scharnierdeel 44 een lengte 15 hebben gelijk aan de eerste tussenruimten 51 tussen de eerste ogen 47. Een eerste scharnierpen 61 koppelt het eerste scharnierdeel 41 met het tussenscharnierdeel 42. In figuur 1B is zichtbaar, dat het tussenscharnierdeel 42 een onderste eerste oog 47 heeft onder het onderste oog 45 van het eerste 20 scharnierdeel 41, en een bovenste eerste oog 47 heeft boven het bovenste oog 4 5 van het eerste scharnierdeel 41, zodat het aantal eerste ogen 47 gelijk is aan 14 terwijl het aantal tweede ogen 48 gelijk is aan 13.

Het derde scharnierdeel 43 omvat een reeks aan de 25 voorzijde van het deurkozijn 30 boven elkaar bevestigde en onderling uitgelijnde ogen 49, met onderlinge tussenruimten 54. Het derde scharnierdeel 43 kan een separate strip omvatten die de ogen draagt en die aan het kozijn is bevestigd, maar bij voorkeur en zoals weergegeven zijn de ogen 49 integraal 30 met het kozijn 30 gevormd. De ogen 49 hebben een lengte gelijk aan de tweede tussenruimten 52 tussen de tweede ogen 48 van het tussenscharnierdeel 42, terwijl de tweede ogen 48 van het tussenscharnierdeel 42 een lengte hebben gelijk aan de tussenruimten 54 tussen de ogen 49 van het derde scharnierdeel 35 43. Een tweede scharnierpen 62 (figuur 4) koppelt het derde scharnierdeel 43 met het tussenscharnierdeel 42. Het derde scharnierdeel 43 omvat een bovenste oog boven het bovenste tweede oog 4 8 van het tussenscharnierdeel 42 en omvat een onderste oog onder het onderste tweede oog 4 8 van het tussen- 7 scharnierdeel 42, zodat het aantal ogen 49 gelijk is aan 14.

De tweede scharnierpen 62 is langer dan het tussenscharnier-deel 42, en reikt tot in de bovenste en onderste ogen van het derde scharnierdeel 43.

5 Door deze constructie wordt bereikt, dat het deurlichaam 21 samen met het eerste scharnierdeel 41 rondom de eerste scharnierpen 61 kan scharnieren ten opzichte van het tweede scharnierdeel 42, en samen met het tweede scharnierdeel 42 rondom de tweede scharnierpen 62 kan scharnieren ten opzichte 10 van het deurkozijn 30. Indien de deur 20 gesloten is, steekt de scharnierconstructie niet uit buiten het zijvlak 13 van de trolley, zoals schematisch geïllustreerd in figuur 5A. De deur 20 kan over 270° geopend worden om tegen het zijvlak 13 van de trolley aan te liggen, zoals schematisch geïllustreerd in 15 figuur 5B; in deze situatie vormt de deur geen enkele belemmering voor het in de trolley plaatsen of uit de trolley wegnemen van schalen of plateaus. Daarenboven is een belangrijk aspect van deze constructie, dat de deur 20 over zijn gehele hoogte is gekoppeld met het trolleylichaam, zodat 20 de deur ook bij grote van binnen naar buiten gerichte krachten goed gesloten blijft.

De trolley 1 is voorts voorzien van een meerpuntsgrendel-systeem 100 waarmee de vrije verticale zijrand van het 25 deurlichaam 21 tegenover het scharnier 40, in het weergegeven voorbeeld dus de linker zijrand 23, kan worden vastgemaakt aan het trolleylichaam, meer in het bijzonder aan het kozijn 30.

In figuur 1C is zichtbaar, dat het meerpuntsgrendelsysteem 100 een reeks grendelogen 110 boven elkaar omvat, die zijn 30 gefixeerd ten opzichte van het kozijn 30. Deze grendelogen 110 kunnen separaat of middels een gemeenschappelijke drager zijn vastgemaakt aan het kozijn 30, maar bij voorkeur en zoals weergegeven zijn de grendelogen 110 integraal met het kozijn 30 gevormd.

35 Figuur 6A is een perspectiefaanzicht van de trolley dat het kozijn 30 met de grendelogen 110 grotere schaal toont. Figuur 6B is een deelvergroting van deel B in figuur 6A, en figuur 6C is een deelvergroting van hetzelfde deel B waarin het kozijn 30 is weggelaten.

8

Het is uiteindelijk de bedoeling dat een trolley in zijn inwendige meerdere uitneembare plateaus kan opnemen, met daarop bijvoorbeeld te distribueren maaltijden. Daartoe is elke zijwand 13 van het lichaam 10 op zijn naar de binnen-5 ruimte 16 gerichte binnenoppervlak voorzien van een aantal naar de binnenruimte 16 uitstekende, horizontale geleiderails 17 waarop de randen van dergelijke plateaus kunnen rusten.

Deze geleiderails 17 zijn zichtbaar in figuur 1C. Het aantal van de geleiderails 17 is in het weergegeven voorbeeld gelijk 10 aan 13.

In het geval van aluminium trolleys worden die geleiderails als afzonderlijke onderdelen vastgemaakt op de binnenwand. Een nadeel hiervan is ook weer het gewicht, alsmede de noodzaak van extra montagehandelingen. Voorts is 15 een nadeel, dat het op hygiënische wijze reinigen van de onvermijdelijke naden en kieren vrij moeilijk is.

In een voorkeursuitvoeringvorm heeft de trolley 1 volgens de onderhavige uitvinding deze nadelen niet, doordat ten minste de zijwand 13 is gevormd als een extrusiedeel en 20 doordat de geleiderails 17 als een integraal onderdeel van de zijwand 13 zijn meegevormd tijdens het extrusieproces. Dit is duidelijk zichtbaar in figuur 1C. Aldus kunnen naden en kieren geheel worden vermeden, hetgeen de hygiëne van de trolley verhoogt en de reinigingskosten vermindert. Ter gewichts-25 besparing heeft het de voorkeur dat de geleiderails 17 hol zijn, zoals eveneens getoond. In de weergegeven voorkeursuitvoeringsvorm heeft elke geleiderail 17 een driehoekige contour met een horizontaal draagvlak 18 en een schuin gerichte steun 19.

30 In principe is het mogelijk dat de grendelogen 110 zich op willekeurige hoogte bevinden. Het is echter gewenst dat de grendelogen 110 binnen het profiel van de zijwand 13 blijven. Indien de grendelogen 110 aan de buitenzijde van de trolley zouden uitsteken buiten de zijwand 13, zijn zij erg kwetsbaar, 35 kunnen zij beschadigingen of verwondingen veroorzaken, en vergroten zij de effectieve breedte van de trolley in een opbergnis. Indien de grendelogen 110 in de binnenruimte 16 zouden uitsteken buiten de zijwand 13, belemmeren zij het in- 9 en uitschuiven van de plateaus en kunnen de daarop staande voorwerpen achter de grendelogen 110 blijven haken.

Bij positionering op willekeurige hoogte kunnen de grendelogen 110 alleen binnen het profiel van de zijwand 13 5 blijven indien de horizontale afmeting van de grendelogen 110 kleiner is dan de dikte van de zijwand 13, zoals gemeten tussen de vlakke buitenwand en de vlakke binnenwanddelen tussen de geleiderails 17. Een dergelijke beperking van de horizontale afmetingen legt echter beperkingen op aan de 10 sterkte van de grendelogen.

Om deze bezwaren te verminderen zijn volgens de onderhavige uitvinding de grendelogen 110 bij voorkeur, en zoals duidelijk zichtbaar in de figuren 6A en 6B, uitgelijnd met respectieve geleiderails 17. Elk grendeloog 110 heeft dan 15 de vorm van een in hoofdzaak horizontale strip 111 met een verticaal gat 112, waarbij de buitencontour van die strip 111, in vooraanzicht, correspondeert met (althans niet uitsteekt buiten) de buitencontour van de geleiderail 17. Aan de voorkant kan de strip 111 zijn afgerond en zijn voorzien van 20 een schuin inloopvlak 113. Het bovenoppervlak 114 van de strip 111 ligt op dezelfde hoogte als het bovenoppervlak 18 van de geleiderail 17. Ter verhoging van de robuustheid en vormvastheid kan de strip 111 aan zijn achterzijde zijn voorzien van een in de holle rail 17 passend verlengstuk 115.

25 Figuur 6D is een met figuur 6C vergelijkbaar aanzicht van een lager deel van de trolley, dat de linker benedenhoek van het kozijn 30 toont. In deze figuur is te zien, dat de trolley op korte afstand boven zijn bodem een onderste geleiderail 17 heeft, maar een hiermee uitgelijnd grendeloog zou zich 30 bevinden in het gebogen hoekgedeelte van het kozijn 30. In plaats daarvan is in het onderste deel van het kozijn 30 een verdieping 120 gevormd, waarin een grendelpen past zoals later zal worden besproken. Deze verdieping is in horizontale richting verplaatst (in vooraanzicht: naar rechts) ten 35 opzichte van de met elkaar uitgelijnde gaten 112. Overigens wordt opgemerkt, dat het niet essentieel is dat de gaten 112 onderling zijn uitgelijnd.

10

Voor samenwerking met de grendelogen 110 en de grendel-verdieping 12 0 omvat het grendelsysteem 100 een in het deur-lichaam 21 opgenomen grendelsamenstel 150, waarvan figuur 7 een perspectiefaanzicht toont. Het grendelsamenstel 150 omvat 5 een langwerpige, verticaal gerichte pendrager 160. De pendrager 160 draagt een veelvoud van verticaal omlaag gerichte grendelpennen 162, waarbij elke grendelpen 162 via een grendelpenarm 161 is verbonden met de pendrager 160. De onderlinge afstand tussen de grendelpennen correspondeert met 10 de onderlinge afstand tussen de grendelogen 110. Aan zijn onderuiteinde draagt de pendrager 160 nog een grendelpen 163. Elke pen 162, 163 kan separaat zijn gevormd en aan de drager 160 bevestigd, maar het heeft de voorkeur dat de combinatie van drager 160, airmen 161, pennen 162 en pen 163 is gevormd 15 als een integraal onderdeel.

De pendrager 16 0 is in het deurlichaam 21 verticaal verschuifbaar tussen een onderste uiterste stand en een bovenste uiterste stand. In de bovenste uiterste stand bevinden de grendelpennen 162 zich in verticale richting 20 tussen de grendelogen 110: de deur kan nu vrij scharnieren om geopend en gesloten te worden. Indien de deur gesloten wordt, bevinden elke grendelpen 162, 163 zich precies boven een grendeloog 110 respectievelijk grendeluitsparing 120. Indien nu de pendrager 160 omlaag wordt geschoven naar zijn onderste 25 uiterste stand, dringen de grendelpennen 162 de corresponderende grendelogen 110 binnen: de deur is nu vergrendeld.

Het is een belangrijk aspect van de onderhavige uitvinding dat de vrije zijrand 23 van het deurlichaam 21, in de vergrendelde toestand op een relatief groot aantal plaatsen 30 (in dit voorbeeld: 14) mechanisch is gekoppeld met het deurkozijn 30.

Het is belangrijk dat de pendrager 160 kan worden geblokkeerd in zijn onderste uiterste stand, die ook zal 35 worden aangeduid als sluitstand. Om deze faciliteit te bieden, omvat het grendelsamenstel 150 een bij een middenpositie aan de pendrager 160 bevestigde borglip 170. De borglip 170 heeft in bovenaanzicht een L-vormige contour, en omvat een beengedeelte 171 en een in hoofdzaak loodrecht op het 11 beengedeelte gericht voetgedeelte 172. De borglip 170 is uitgevoerd als een vlakke strip met een omgebogen uiteinde dat het voetgedeelte definieert, zoals duidelijk te zien in figuur 8A. Het vrije uiteinde van het beengedeelte 171 is bevestigd 5 aan de pendrager 160 (of vormt hiermee een geheel). Het vlakke beengedeelte 171 is in hoofdzaak evenwijdig aan het deur-lichaam 21 gericht. Het eveneens vlakke voetgedeelte 172 is in hoofdzaak evenwijdig aan de zijwand 13 gericht (bij gesloten deur), waarbij het voetgedeelte 172 ten opzichte van het 10 beengedeelte 171 naar voren is gericht, dat wil zeggen van de binnenruimte 16 weg wijst.

Voorts is in het deurlichaam 21 een ankerplaat 180 bevestigd, die eveneens is gevormd als een L-vormig omgebogen plaat met een beengedeelte 181 en een voetgedeelte 182, 15 waarbij het voetgedeelte 182 evenwijdig is gericht aan en zich op slechts kleine afstand bevindt van het voetgedeelte 172 van de borglip 170, zoals eveneens duidelijk zichtbaar in figuur 8A. De posities en afmetingen van de voetgedeelten 172 en 182 zijn zodanig, dat deze voetgedeelten aan de zichtzijde 20 (buitenzijde van de trolley) uit het deurlichaam 21 naar buiten steken. Ter plaatse heeft het deurlichaam 21 een verdiept gedeelte 26 met een bodem 27 en zijwanden 28, zoals duidelijk zichtbaar in figuur 8B, die een perspectiefaanzicht op grotere schaal toont van het deel VIII in figuur IA. De 25 voetgedeelten 172 en 182 steken uit boven de bodem 27 van dat verdiepte gedeelte 26, maar hebben een horizontale afmeting kleiner dan de "hoogte" van de zijwanden 28 van dat verdiepte gedeelte 26 zodat zij niet uitsteken buiten het voorvlak van het deurlichaam 21.

30 De beide voetgedeelten 172 en 182 zijn respectievelijk voorzien van ten minste één gat 173, 183. Wanneer de pendrager 160 verticaal wordt verschoven, verschuift het voetgedeelte 172 van de borglip 170 langs het voetgedeelte 182 van de ankerplaat 180. Wanneer de pendrager 160 zich in zijn onderste 35 uiterste stand bevindt, zijn genoemde gaten 173 en 183 met elkaar uitgelijnd, en kan hier bijvoorbeeld een hangslot aan worden bevestigd: de pendrager 160 kan dan niet omhoog worden geschoven, en de deur kan niet worden geopend.

12

Opgemerkt wordt, dat de figuren 8A en 8B de pendrager 160 in zijn bovenste uiterste stand tonen.

Figuur 9 is een perspectiefaanzicht van het bovenuiteinde 5 van het grendelsamenstel 150 op grotere schaal, dat illustreert dat aan het bovenuiteinde van de pendrager 160 een handgreep 190 is bevestigd of integraal gevormd. De handgreep 190 is in hoofdzaak plaatvormig, en strekt zich uit in het inwendige van het deurlichaam 21, evenwijdig aan dat 10 deurlichaam. De handgreep 190 is voorzien van een horizontale verdieping of opening 191, waar de vingers van een gebruiker in passen. Onder meer in figuur 1B is getoond, dat het deurlichaam 21 in de linkerbovenhoek een venster 29 heeft, waardoorheen de handgreep 190 toegankelijk is.

15 Om de deur te openen, moet een gebruiker de handgreep 190 optillen: de pennen 162 verlaten de ogen 110 en de deur wordt vrijgegeven. Wanneer de gebruiker de handgreep 190 los laat, zou deze onder invloed van de zwaartekracht weer omlaag kunnen schuiven. Wanneer dan de deur wordt dichtgedaan, kan het 20 visueel lijken dat de deur gesloten en vergrendeld is, terwijl de grendelpennen 162 niet in de ogen 110 steken maar van buiten aanliggen tegen de ogen 110. Dit is een situatie die tot potentieel gevaarlijke misverstanden kan leiden. Om dat te voorkomen, is de handgreep 19 0 bij voorkeur, en zoals 25 weergegeven, voorzien van één of meerdere vasthoudorganen 192 die het grendelsamenstel 150 in zijn bovenste uiterste stand vasthouden. De gebruiker moet dan, om de deur te sluiten en te vergrendelen, het grendelsamenstel 150 actief omlaag verplaatsen. Het niet-vergrendeld zijn van de deur is visueel 30 waarneembaar doordat de handgreep 190 in zijn bovenste stand staat. Deze visuele waarneming kan vergemakkelijkt worden door bijvoorbeeld het gedeelte van de handgreep 190 onder de verdieping 191 een rode kleur te geven en het gedeelte van de handgreep 190 boven de verdieping 191 een groene kleur te 35 geven.

In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld heeft het grendelsamenstel 150 twee vasthoudorganen 192. Elk vasthoud-orgaan 192 is in dit voorbeeld uitgevoerd als een verende lip met een zijdelings uitsteeksel, dat samenwerkt met een ten 13 opzichte van het deurlichaam 21 gefixeerd en ter wille van de eenvoud niet weergegeven onderdeel, bij voorbeeld een verdieping in een contra-orgaan. In de bovenste uiterste stand klikt genoemd zijdelings uitsteeksel in die verdieping. Om de 5 handgreep 190 te verplaatsen, moet genoemd zijdelings uitsteeksel uit die verdieping worden bewogen, tegen de veerkracht van de lip in, hetgeen een drempelkracht vergt. Het moge duidelijk zijn dat de vasthoudorganen op diverse andere manieren geïmplementeerd kunnen worden.

10 In een voorkeursuitvoeringsvorm is het vasthoudorgaan 192 ook in staat om het grendelsamenstel 150 in zijn onderste uiterste stand vast te houden.

Wanneer het deurpaneel 21 wordt belast door een loodrecht 15 op het oppervlak inwerkende kracht, zal het deurpaneel de neiging hebben om in horizontale richting te verbuigen, omdat het deurpaneel langs zijn verticale zijranden goed is verankerd aan het deurprofiel 30. Volgens de uitvinding kan het deurpaneel 21 in horizontale richting een goede 20 buigsterkte worden gegeven door het deurpaneel 21 althans ten dele te vervaardigen als een extrusieplaat, waarbij de extrusie-richting horizontaal is gericht. Figuur 10A toont een perspectivisch vooraanzicht van die extrusieplaat 200, met uitsparingen 201 en 202 voor respectievelijk de handgreep 190 25 en de blokkeermiddelen 170, 180. Figuur 10B toont op grotere schaal een dwarsdoorsnede-aanzicht van een deel van de extrusieplaat 200 volgens de pijl B in figuur 10A, waarin een voorkeursconfiguratie van het extrusieprofiel te zien is. De extrusieplaat 200 omvat twee onderling evenwijdige plaatdelen 30 die door middel van schuine lamellen 213, 214 in een driehoeksverband met elkaar zijn verbonden. De extrusieplaat 200 is opgesloten in twee schaaldelen die respectievelijk de buitenwand en de binnenwand van het deurpaneel definiëren, maar dat is ter wille van de eenvoud niet weergegeven in deze 35 figuur.

De extrusieplaat 200 is door extrusie gemaakt van kunststof. De gebruikte kunststof zal typisch een thermoplast zijn, gekozen om te voldoen aan de eisen van sterkte en brandveiligheid, hoewel het althans in principe ook mogelijk 14 is dat de gebruikte kunststof thermohardende eigenschappen heeft. Een geschikte keuze is polyetherimide (PEI) of polyphenylsulfon (PPSU) , of een blend van ten minste één van deze materialen, maar de onderhavige uitvinding is niet 5 beperkt tot het toepassen van deze materialen.

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en 10 modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Bijvoorbeeld moet het duidelijk zijn dat een serveertrolley die niet in een vliegtuig wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor gebruik in een ziekenhuis, verzorgingshuis, 15 bejaardenhuis, ook onder de beschermingsomvang valt.

Voorts kunnen de gunstige inzichten van de onderhavige uitvinding ook worden toegepast bij stationaire kasten zonder wielen.

Kenmerken die alleen zijn beschreven voor een bepaalde 20 uitvoeringsvorm, zijn ook toepasbaar bij andere beschreven uitvoeringsvormen.

1035220

Claims (14)

1. Trolley (1) , in het bijzonder van het type dat voor het distribueren van voedsel in gangpaden van vliegtuigen geschikt is, welke trolley een kastvormig lichaam (10) met zijwanden (13) omvat alsmede een scharnierbaar met het lichaam 5 gekoppelde deur (20) die door middel van een grendelsysteem (100) kan worden gesloten; met het kenmerk, dat het grendelsysteem een meerpuntsgrendel-systeem (100) is, waarbij een vergrendeling van de deur ten opzichte van het lichaam tot stand wordt gebracht op meerdere 10 plaatsen langs een vrije verticale zijrand (23) van de deur en langs de voorrand van de corresponderende kastzijwand (13); waarbij het meerpuntsgrendelsysteem (100) een reeks grendel-ogen (110) omvat, die boven elkaar zijn gefixeerd ten opzichte van het kastvormig lichaam (10) respectievelijk ten opzichte 15 van een aan het lichaam (10) bevestigd deurkozijn (30) ,· en waarbij het meerpuntsgrendelsysteem (100) een in het deur-lichaam (21) opgenomen grendelsamenstel (150) omvat, welk grendelsamenstel een langwerpige, verticaal gerichte en verticaal verschuifbare pendrager (160) omvat die een veelvoud 20 van verticaal omlaag gerichte grendelpennen (162) draagt.

2. Trolley volgens conclusie 1, waarbij de grendelogen (110) integraal onderdeel van een deurkozijn (30) zijn.

3. Trolley volgens conclusie 1 of 2, waarbij elke zijwand (13) van het kastlichaam (10) op zijn naar een binnenruimte (16) gerichte binnenoppervlak is voorzien van een aantal naar de binnenruimte (16) uitstekende, horizontale geleiderails (17) onder elkaar; 30 en waarbij de grendelogen (110) zijn uitgelijnd met respectieve geleiderails (17).

4. Trolley volgens conclusie 3, waarbij elk grendeloog (110) de vorm heeft van een in hoofdzaak horizontale strip (lil) met 35 een verticaal gat (112) , waarbij de buitencontour van die 1035220 strip (111), in vooraanzicht, correspondeert met (althans niet uitsteekt buiten) de buitencontour van de geleiderail (17).

5. Trolley volgens conclusie 3 of 4, waarbij een geleiderail 5 (17) hol is, bij voorkeur een met de corresponderende zijwand (13) mee-geëxtrudeerd extrusieprofiel, en waarbij de strip (111) aan zijn achterzijde is voorzien van een in de holle rail (17) passend verlengstuk (115).

6. Trolley volgens een willekeurige der conclusies 1-5, waarbij voorts een grendeluitsparing (120) is aangebracht in een bodemdeel van de kast respectievelijk het deurkozijn.

7. Trolley volgens een willekeurige der conclusies 1-6, 15 waarbij de pendrager (160) is voorzien van vanaf de buitenzijde van de deur (20) toegankelijke borgmiddelen (170, 180) .

8. Trolley volgens conclusie 7, waarbij de borgmiddelen een 20 aan de pendrager (160) bevestigde borglip (170) omvatten met een uit het deurlichaam (21) naar voren reikend gedeelte (172), alsmede een in het deurlichaam (21) bevestigde ankerplaat (180) met een uit het deurlichaam (21) naar voren reikend gedeelte (182) dat zich uitstrekt naast genoemd 25 gedeelte (172) van de borglip (170); waarbij genoemde gedeelten (172; 182) zijn voorzien van respectieve gaten (173; 183) die in een onderste uiterste stand van de pendrager 160 met elkaar zijn uitgelijnd.

9. Trolley volgens een willekeurige der conclusies 1-8, waarbij aan het bovenuiteinde van de pendrager (160) een in hoofdzaak plaatvormige handgreep (190) is bevestigd of integraal gevormd, die zich in het inwendige van het deurlichaam (21) evenwijdig aan dat deurlichaam uitstrekt, en 35 die toegankelijk is via een in het deurlichaam (21) gevormd venster (29).

10. Trolley volgens een willekeurige der conclusies 1-9, waarbij het grendelsamenstel (150) is voorzien van één of meerdere vasthoudorganen (192) om het grendelsamenstel (150) in zijn bovenste uiterste stand vast te houden.

11. Trolley volgens een willekeurige der voorgaande 5 conclusies, waarbij de deur (20) een extrusieplaat met horizontale extrusierichting omvat.

12. Trolley volgens conclusie 11, waarbij de extrusieplaat dubbelwandig is uitgevoerd, met daartussen een stelsel van 10 plaatvormige, longitudinale ribben in een driehoeks-configuratie.

13. Trolley volgens conclusie 11 of 12, waarbij de extrusieplaat is gemaakt van polyetherimide (PEI), of een 15 polyetherimide bevattende blend, of polyphenylsulfon (PPSU), of een polyphenylsulfon bevattende blend.

14. Trolley volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de deur (20) een deurlichaam (21) omvat 20 waarvan één verticale zijrand (22) door middel van een meerpuntspianoscharnier (40) is bevestigd aan het kastlichaam (10) respectievelijk aan een aan dat kastlichaam bevestigd deurkozijn (30), welk meerpuntspianoscharnier (40) bij voorkeur een dubbelwerkend scharnier is. 25 1035220