NL1034966C2 - Inrichting geschikt voor het bevestigen van een object aan een wand alsmede wanddeel en ondersteuningsdeel geschikt voor een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Inrichting geschikt voor het bevestigen van een object aan een wand alsmede wanddeel en ondersteuningsdeel geschikt voor een dergelijke inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting geschikt voor het 5 bevestigen van een object aan een wand, welke inrichting is voorzien van een aan een wand bevestigbaar wanddeel en een aan het object bevestigbaar ondersteuningsdeel, welke ondersteuningsdeel aan een eerste zijde is voorzien van een eerste haakvormig element dat in bedrijf bevestigbaar is aan een in het wanddeel voorziene eerste opvangelement, welk ondersteuningsdeel aan een van 10 de eerste zijde afgekeerde tweede zijde is voorzien van een tweede haakvormig element dat in bedrijf onder veerkracht in aangrijping is met een in het wanddeel voorzien tweede opvangelement.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een wanddeel en ondersteuningsdeel geschikt voor een dergelijke inrichting.

15 Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld geschikt voor het ophangen van een beeldscherm aan een wand.

Bij een dergelijke, uit het Amerikaanse octrooi US-B2-7.063.295 bekende inrichting is het wanddeel voorzien van een met een wand bevestigbare plaat waaraan twee U-vormige profielen kantelbaar om een kantelas zijn bevestigd. 20 Elk U-vormig profiel is aan een van de kantelas afgekeerde zijde voorzien van een rand die als eerste opvangelement functioneert voor een aan het beeldscherm bevestigbaar ondersteuningsdeel. Elk U-vormig profiel is aan de onderzijde voorzien van een van een uitsparing voorziene slede die tegen de veerkracht in verplaatsbaar is in een van het eerste opvangelement afgekeerde richting. Het U-vormige profiel is 25 nabij de slede voorzien van een tegenover de in de slede aanwezige uitsparing gelegen opening.

De op zich bekende inrichting is verder voorzien van twee ondersteuningsdelen die elk nabij een bovenzijde zijn voorzien van een eerste haakvormig element alsmede van een nabij de onderzijde gelegen tweede 30 haakvormige element. Na bevestiging van de ondersteuningsdelen met het beeldscherm worden de eerste haakvormige elementen in aangrijping gebracht met de randen aan de bovenzijde van de U-vormige profielen, waarna de tweede haakvormige elementen door de in de U-vormige profielen aanwezige openingen in de in de sledes aanwezige uitsparingen worden gedrukt. Hierbij worden de sledes 1034966 ' 2 tegen de veerkracht in eerst in neerwaartse richting gedrukt waarna, nadat de haakvormige elementen voldoende ver door de uitsparingen zijn verplaatst, de sledes onder veerkracht in een naar de eerste opvangelementen toe gekeerde richting worden verplaatst. Hierdoor worden de tweede haakvormige elementen van 5 de ondersteuningsdelen met de U-vormige profielen van het wanddeel vergrendeld.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat de tweede haakvormige elementen nauwkeurig met de uitsparingen in de slede in uitlijning moeten worden gebracht voor het in aangrijping kunnen brengen van de tweede haakvormige elementen met de sledes. Hiertoe dienen derhalve ook de eerste 10 haakvormige elementen nauwkeurig met de eerste opvangelementen te worden uitgericht. Bovendien is door de aanwezigheid van zowel een slede als een tweede haakvormig element de inrichting relatief gecompliceerd.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen voor het op een eenvoudige wijze aan een wand bevestigen van een object.

15 Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat het tweede haakvormige element onder veerkracht verplaatsbaar is in een naar het eerste haakvormige element toegekeerde richting.

Bij het bevestigen van het ondersteuningsdeel aan het wanddeel, waarbij de inrichting desgewenst kan zijn voorzien van een aantal ondersteunings-20 delen, wordt het eerste haakvormige element in aangrijping gebracht met een in het wanddeel voorziene eerste opvangelement. Dit opvangelement kan aanzienlijk breder zijn dan het eerste haakvormige element, waardoor het eerste haakvormige element eenvoudig met het eerste opvangelement kan worden verbonden. Hierdoor is het niet nodig dat het ondersteuningselement nauwkeurig ten opzichte van het 25 wanddeel moet worden gepositioneerd. Vervolgens wordt het tweede haakvormige element tegen de veerkracht in in een van het eerste haakvormige element afgekeerde richting verplaatst waardoor het met het tweede opvangelement in aangrijping kan worden gebracht. Vervolgens wordt het tweede haakvormige element onder veerkracht in een naar het eerste haakvormige element toegekeerde 30 richting verplaatst, waarbij de aangrijping met het tweede opvangelement wordt gerealiseerd. Ook het tweede opvangelement kan een relatief grote breedte hebben, waardoor eveneens het uitlijnen van het tweede haakvormige element ten opzichte van het tweede opvangelement niet nodig is. Doordat het tweede haakvormige element onder veerkracht verplaatsbaar is naar het eerste 3 haakvormige element is een afzonderlijk in het wanddeel gelegen verplaatsbare slede, zoals bij de bekende inrichting, niet nodig. Hierdoor is de opbouw van de inrichting volgens de uitvinding relatief eenvoudig.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt 5 gekenmerkt doordat het tweede haakvormige element koppelbaar is met een trekelement voor het tegen de veerkracht in verplaatsen van het tweede haakvormige element in een van het eerste haakvormige element afgekeerde richting.

Met behulp van het trekelement is het mogelijk om het tweede 10 haakvormige element tegen de veerkracht in te verplaatsen en uit aangrijping te brengen met het tweede opvangelement. Vervolgens kan het eerste haakvormige element van het eerste opvangelement af worden genomen. Hierdoor kan op eenvoudige wijze het ondersteuningsdeel van het wanddeel worden ontkoppeld.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 15 wordt gekenmerkt doordat de inrichting is voorzien van een blokkeerelement voor het blokkeren van het tweede haakvormige element in een blokkeerpositie in een van het wanddeel ontkoppelde positie.

Bij het van het wanddeel ontkoppelen van het ondersteuningsdeel, wordt het tweede haakvormige element tegen de veerkracht in verplaatst naar een 20 van het eerste haakvormige element afgekeerde richting, waardoor de aangrijping met het tweede opvangelement wordt verbroken. Door nu het tweede haakvormige element in de blokkeerpositie te positioneren, wordt op eenvoudige wijze verhinderd dat bij het beetpakken van het object, zijnde bijvoorbeeld een beeldscherm, voor het van het eerste opvangelement af tillen van het eerste haakvormige element, 25 ongewenst het tweede haakvormige element weer in aangrijping komt met het tweede opvangelement.

Een weer andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het eerste en/of tweede opvangelement een langgestrekte rand omvat, waarmee het haakvormige element in bedrijf in 30 aangrijping is, waarbij de lengte van de langgestrekte rand ten minste minimaal twee maal zo groot is als de breedte van het haakvormige element.

Door de langgestrekte rand is het mogelijk om na het aanbrengen van het wanddeel aan de wand het object zijnde bijvoorbeeld een beeldscherm op een gewenste positie ten opzichte van het wanddeel te plaatsen. Hierbij kan het 4 bevestigen van het wanddeel aan de wand relatief onnauwkeurig geschieden, waarbij pas bij het plaatsen van het object met het ondersteuningsdeel aan het wanddeel de door de gebruiker gewenste positie wordt gerealiseerd. Desgewenst kan deze positie door een gebruiker binnen de lengte van de langgestrekte rand 5 later worden gewijzigd.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het tweede haakvormige element een schuif omvat die verschuifbaar alsmede kantelbaar is gelagerd ten opzichte van het ondersteuningsdeel, welke schuif verplaatsbaar is van een eerste van het wanddeel 10 ontkoppelde positie naar een tweede met het tweede opvangelement gekoppelde positie en vice versa, waarbij de schuif in de eerste positie onder veerkracht op afstand is gelegen van het eerste haakvormige element alsmede naar het wanddeel toe is gekanteld, terwijl in de tweede positie de schuif van het wanddeel af is gekanteld alsmede naar het eerste haakvormige element toe is geschoven.

15 Een dergelijk haakvormig element is relatief eenvoudig van opbouw.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de schuif is voorzien van een kantelas die verschuifbaar is gelagerd in een zich naar het eerste haakvormige element toe 20 uitstrekkende sleuf in het ondersteuningsdeel, welke schuif verder is voorzien van een L-vormige sleuf waarin een met het ondersteuningsdeel verbonden geleidingsas is gelegen, welke sleuf kantelbaar is om de kantelas van de eerste positie waarin de geleidingsas nabij een eerste uiteinde van de L-vormige sleuf is gelegen naar een tweede positie waarin de geleidingsas nabij een tweede uiteinde van de L-vormige 25 sleuf is gelegen en vice versa.

Door de sleuven en de daarin gelegen kantelas en geleidingsas wordt een duidelijk gedefinieerde verplaatsing van de schuif ten opzichte van het ondersteuningsdeel gerealiseerd en gewaarborgd.

Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding 30 wordt gekenmerkt doordat de geleidingsas dichter nabij het eerste haakvormige element is gelegen dan de kantelas, waarbij zich tussen de kantelas en de geleidingsas een trekveer uitstrekt.

Door de tussen de geleidingsas en de kantelas gelegen trekveer wordt in een naar het eerste haakvormige element toe uitstrekkende trekkracht op 5 de schuif uitgeoefend.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het tweede haakvormige element een schuif omvat die onder veerkracht verschuifbaar is in een naar het eerste haakvormige element toe 5 uitstrekkende verplaatsingsrichting, welke schuif is voorzien van een aanloopvlak dat een hoek insluit met de verplaatsingrichting, waarbij in bedrijf door contact tussen het aanloopvlak en het tweede opvangelement, de schuif tegen veerkracht in in een aan de verplaatsingsrichting tegengestelde richting wordt verplaatst tot het aanloopvlak aan een van het ondersteuningsdeel afgekeerde zijde van het tweede 10 opvangelement is gelegen, waarna de schuif onder veerkracht naar het eerste haakvormige element toe wordt verplaatst en in aangrijping wordt gebracht met het tweede opvangelement.

Doordat het aanloopvlak een hoek insluit met de verplaatsingsrichting zal bij het tegen het tweede opvangelement aan verplaatsen en drukken van 15 het aanloopvlak, op het aanloopvlak een in een van het eerste haakvormige element af uitstrekkende kracht worden uitgeoefend ten gevolge waarvan het aanloopvlak en derhalve de schuif van het eerste haakvormige element af wordt verplaatst. Door het vervolgens verder verplaatsen van het aanloopvlak in een naar het tweede opvangelement toegekeerde richting, zal het aanloopvlak aan een van het 20 ondersteuningsvlak afgekeerde zijde van het tweede element komen te liggen, waarna de schuif onder veerkracht met het tweede opvangelement in aangrijping wordt gebracht. Een dergelijke schuif functioneert op eenzelfde wijze als een schuif van een deurklink.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 25 uitvinding wordt gekenmerkt doordat het tweede opvangelement een langgestrekte strip omvat die verschuifbaar is gelagerd in het wanddeel, welke strip verschuifbaar is tussen een opvangpositie waarin het tweede haakvormige element in aangrijping te brengen is met de strip naar een vrijgavepositie waarin het tweede opvangelement uit aangrijping is met de strip.

30 Door een dergelijke strip is het mogelijk om op eenvoudige wijze de koppeling tussen tweede haakvormige elementen van een aantal ondersteunings-delen met het wanddeel te verbreken. Hierbij behoeven de tweede opvang-elementen dan niet tegen de veerkracht in te worden verplaatst voor het ontkoppelen van de tweede haakvormige elementen van de tweede 6 opvangelementen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin tig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een eerste uitvoerings-5 vorm van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 2A, 2B perspectivische aanzichten tonen van een tweede haakvormige element van de in fig. 1 weergegeven inrichting in een ontkoppelde positie, fig. 3A en 3B perspectivische aanzichten tonen van een tweede 10 haakvormige element van de in fig. 1 weergegeven inrichting in een gekoppelde positie, fig. 4A-C perspectivische achteraanzichten tonen van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, waarbij fig. 4A het koppelen van het tweede haakvormige element toont, fig. 4B het gekoppeld zijn van 15 het tweede haakvormige element toont en fig. 4C het ontkoppelen van het tweede haakvormige element toont, fig. 5 een perspectivisch aanzicht toont van een derde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 6A-C respectievelijk een zij-aanzicht, een uitvergroot zij-20 aanzicht en een perspectivisch aanzicht van een detail van de in fig. 5 weergegeven inrichting tonen in een gekoppelde positie van het tweede haakvormige element, fig. 7 een uitvergroot detail van de in fig. 5 weergegeven inrichting toont in een ontkoppelde blokkeerpositie van het tweede haakvormige element, fig. 8 een perspectivisch aanzicht toont van een vierde 25 uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, fig. 9 een perspectivisch aanzicht toont van een detail van de in fig. 8 weergegeven inrichting bij het koppelen van het tweede haakvormige element, fig. 10 een perspectivisch aanzicht toont van een detail van de in fig. 8 weergegeven inrichting in een gekoppelde positie van het tweede haakvormige 30 element, fig. 11 een perspectivisch achteraanzicht toont van het in fig. 10 weergegeven detail, fig. 12 een achteraanzicht toont van het in fig. 8 weergegeven ondersteuningsdeel.

7

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingcijfer.

Fig. 1-3B tonen aanzichten van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting 1 volgens de uitvinding, welke inrichting 1 is voorzien van een langgestrekt 5 wanddeel 2 dat via bevestigingsgaten 3 aan een wand is te bevestigen. Het wanddeel 2 is voorzien van twee zich evenwijdig aan elkaar en horizontaal uitstrekkende randen 4, 5. De rand 4 is zoals duidelijk zichtbaar in fig. 4A voorzien van een vlak 6 dat naar de wand toe is gericht en een scherpe hoek met de wand insluit. Op eenzelfde wijze omvat de rand 5, zoals duidelijker zichtbaar in fig. 4A een 10 vlak 7 dat naar de wand toe is gericht en een scherpe hoek met de wand insluit. Door de vorm van de randen 4, 5 is de afstand tussen nabij de wand gelegen zijden van elke rand kleiner dan tussen aan een van de wand af gelegen zijde van de rand. De randen 4, 5 vormen respectievelijk eerste en tweede opvangelementen.

De inrichting 1 is verder voorzien van twee ondersteuningsdelen 8 15 die elk zijn voorzien van een met het wanddeel 2 gekoppelde steun 9 en een kantelbaar om een kantelas 10 met de steun 10 verbonden profiel 11. Op afstand van de kantelas 10 zijn de steunen 9 en het profiel 11 door middel van een koppelarm 12 met elkaar verbonden waarbij met behulp van de koppelarm 12 de hoek tussen het profiel 11 en de steun 9 instelbaar is.

20 De steun 9 is nabij de bovenzijde voorzien van een eerste haakvormig element 13 dat, zoals duidelijker zichtbaar in fig. 4A om de rand 4 in aangrijping is waarbij het haakvormige element 13 aanligt tegen het vlak 6.

De steun 9 is aan een van het eerste haakvormige element 13 afgekeerde zijde voorzien van een schuif 14 (zie fig. 2B, 3B). De schuif 14 omvat 25 twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende wanddelen 15 en een zich daartussen uitstrekkend wanddeel 16. De twee wanddelen 15 zijn voorzien van L-vormige sleuven 17 die een zich in de lengterichting van de schuif 14 uitstrekkende eerste uitsparing 18 en een zich dwars daarop uitstrekkende tweede uitsparing 19 omvatten. De steun 9 is voorzien van een zich verticaal naar het eerste haakvormige 30 element 13 uitstrekkende sleuf 20 waarin een zich tussen de wanddelen 15 van de sleuf 14 uitstrekkende kantelas 21 verschuifbaar in is gelegen. De steun 9 is verder voorzien van een geleidingsas 22 die dichter nabij het eerste haakvormige element 13 van de steun 9 is gelegen dan de kantelas 21. De geleidingsas 22 strekt zich uit door de sleuven 17 van de schuif 14. Tussen de geleidingsas 22 en de 8 kantelas 21 strekt zich een trekveer 23 uit. In fig. 2B is de trekveer 23 in een van de geleidingsas 22 ontkoppelde positie weergegeven. In gebruik is de trekveer 23 echter met de geleidingsas 22 gekoppeld, zoals ook is weergegeven in fig. 3B. Voor het bevestigen van een object zoals bijvoorbeeld een beeldscherm aan een wand, 5 wordt ten minste een ondersteuningsdeel 8 en bij de hierbij weergegeven uitvoeringsvorm twee ondersteuningsdelen 8 met een beeldscherm bevestigd. Hiertoe zijn de profielen 11 voorzien van uitsparingen waar bijvoorbeeld bouten doorheen kunnen worden gestoken. Elk type beeldscherm zoals bijvoorbeeld een plasmascherm of LCD scherm heeft aan de achterzijde een patroon van 10 bevestigingsgaten, welk patroon bij elk type beeldscherm anders kan zijn. Doordat het profiel zelf is voorzien van een aantal gaten is het mogelijk om aan elk beeldscherm een profiel 11 te bevestigen. De afstand tussen twee naast elkaar gelegen profielen 11 kan echter per beeldscherm variëren. Dit leidt bij de inrichting volgens de uitvinding echter niet tot problemen. Bij de hierboven beschreven uit het 15 Amerikaanse octrooi bekende inrichting dienen de profielen op een door het wanddeel bepaalde afstand van elkaar te worden aangebracht.

Na het bevestigen van het ondersteuningsdeel 8 aan het beeldscherm en het bevestigen van het wanddeel 2 aan de wand, wordt het beeldscherm door een gebruiker beet gepakt en worden de eerste haakvormige 20 elementen 13 door een gebruiker om het eerste opvangelement 4 heen gepositioneerd waardoor het beeldscherm met behulp van de eerste haakvormige elementen 13 aan de rand 4 hangt. Doordat de rand langgestrekt is, kunnen de eerste haakvormige elementen 13 van de beide steunen 9 over een groot gebied met het wanddeel 2 worden gekoppeld. Een nauwkeurig uitlijnen van de 25 haakvormige elementen 13 ten opzichte van het wanddeel 2 is derhalve niet nodig. Voorafgaand aan het met de rand 4 koppelen van de haakvormige elementen 13 is elke schuif 14 in de in fig. 2A, 2B weergegeven positie gebracht waarbij de trekveer 23 is uitgetrokken en onder voorspanning is gebracht. De geleidingsas 22 bevindt zich hierbij tegen een uiteinde 24 van de tweede uitsparing 19 van de L-30 vormige sleuf 17. Verder bevindt de sleuf 14 zich in een gekantelde positie, waarbij de wand 16 van het profiel 11 af naar het wanddeel 2 toe is gekanteld. Het wanddeel 16 strekt zich hierbij uit voorbij een wand 25 van de steun 9. Nadat de eerste haakvormige elementen 13 in aangrijping zijn gebracht met de rand 4, wordt de onderzijde van het beeldscherm en derhalve de onderzijden van de steunen 9 in 9 een naar de wand toe gekeerde richting gekanteld, waardoor een uiteinde 26 van de wand 16 in aanraking komt met de wand. Door het verder kantelen van het beeldscherm in de richting van de wand, wordt de schuif 14 om de kantelas 21 in de door pijl P1 aangegeven richting gekanteld, waarbij de tweede uitsparing 19 van de 5 L-vormige sleuf 17 over de geleidingsas 22 wordt verplaatst totdat de geleidings-as 22 in de eerste uitsparing 18 is gelegen. Zodra de geleidingsas 22 zich in de eerste uitsparing 18 bevindt, wordt door de trekveer 23 een kracht op de kantelas 21 en derhalve op de schuif 14 uitgeoefend ten gevolge waarvan de kantelas 21 in de door pijl P2 aangegeven richting in de sleuf 20 wordt verplaatst en wordt de met de 10 kantelas 21 verbonden schuif 14 naar het eerste haakvormige element 13 verplaatst (zie fig. 3A en 3B). Het vlak 26 dat zich door het kantelen van het beeldscherm reeds tegen de wand en derhalve voorbij de rand 5 bevindt, wordt hierbij in de richting van de rand 4 verplaatst en al doende in aangrijping gebracht met het vlak 7 van de rand 5. De steun 9 is nu stevig met het wanddeel 2 bevestigd.

15 Indien een gebruiker het beeldscherm van het wanddeel 2 wenst te verwijderen, wordt door de gebruiker op een met elke schuif 14 verbonden trekstang 27 een kracht in de door pijl P3 aangegeven richting uitgeoefend ten gevolge waarvan de schuif 14 naar de in fig. 2A, 2B weergegeven ontkoppelde positie wordt verplaatst. Vervolgens kan de onderzijde van het beeldscherm van het 20 wanddeel 2 af worden gekanteld, waarna de eerste haakvormige elementen 13 in opwaartse richting kunnen worden verplaatst en de aangrijping met de rand 4 wordt verbroken.

Fig. 4A-4C tonen perspectivische aanzichten van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting 31 volgens de uitvinding. De inrichting 31 25 onderscheidt zich van de inrichting 1 doordat de steun 9 direct met het beeldscherm wordt verbonden. Het beeldscherm is derhalve niet kantelbaar om een kantelas 10 ten opzichte van het wanddeel 2. De inrichting 31 onderscheidt zich verder van de inrichting 1 doordat het wanddeel 9 is voorzien van een andere uitvoeringsvorm van een schuif 32. De schuif 32 is voorzien van twee zich evenwijdig aan elkaar 30 uitstrekkende wanddelen 33 en een zich daartussen uitstrekkend wanddeel 34. De wanddelen 33 zijn voorzien van twee in elkaar verlengde gelegen en zich verticaal uitstrekkende sleuven 35, 36. Door de sleuven 35, 36 strekken zich geleidings-assen 37, 38 uit die met de steun 9 zijn verbonden. De steun 9 is verder voorzien van en koppelingsas 39 die in fig. 4C door een wanddeel 2 heen zichtbaar is.

10

Tussen de koppelingsas 39 en een uitsparing 40 van het wanddeel 34 strekt zich een trekveer 23 (zie fig. 12) uit. De wanddelen 33 zijn aan een naar het eerste haakvormige element 13 toegekeerde zijde voorzien van aanloopvlakken 41 die een scherpe hoek insluiten met de verticaal. De wanddelen 33 zijn verder voorzien van 5 zich verticaal uitstrekkende vlakken 42 die aan de bovenzijde aansluiten op de aanloopvlakken 41.

Voor het bevestigen van de steun 9 met het wanddeel 2, wordt eerste in een ten opzichte van het wanddeel 2 gekantelde positie van de steun 9 het eerste haakvormige element 13 in aangrijping gebracht met het vlak 6 van de 10 rand 4. De schuif 32 bevindt zich hierbij in een door de trekveer 23 naar het eerste haakvormige element 13 toe geschoven positie. Door het vervolgens kantelen van de steun 9 in de richting van het wanddeel 2 komen de aanloopvlakken 41 in aanraking met een van het vlak 7 afgekeerde zijde van de rand 5. Door het tegen de rand 5 aandrukken van de aanloopvlakken 41, worden op de aanloopvlakken 41 15 krachten uitgeoefend in de door pijl P5 aangegeven richting ten gevolge waarvan de schuif 32 in deze door pijl P5 aangegeven richting zal worden verplaatst. Zodra de aanloopvlakken 41 voorbij de onderzijde van het vlak 7 van de rand 5 geraken, zal onder invloed van de trekveer 23 de schuif 32 in een aan pijl P5 tegengestelde richting worden verplaatst, waarbij de vlakken 42 in aangrijping komen met het 20 vlak 7 van de rand 5. De steun 9 is nu stevig met het wanddeel 2 gekoppeld (zie fig. 4B).

De schuif 32 is voorzien van een zich dwars op het wanddeel 34 uitstrekkende lip 44 waarin een uitsparing 45 is aangebracht. Voor het ontkoppelen van de steun 9 van het wanddeel 2 wordt door een gebruiker een losneembare 25 trekstang 46 (fig. 4C) die aan een uiteinde is voorzien van een haak 47 via de uitsparingen 45 in aangrijping gebracht met de lip 44. Vervolgens wordt door de gebruiker een trekkracht in de door pijl P5 aangegeven richting op de trekstang 46 en derhalve op de schuif 32 uitgeoefend ten gevolge waarvan de schuif 32 naar de in fig. 4C weergegeven positie wordt gebracht. In deze positie grijpt een omgebogen 30 gedeelte 48 van de trekstang 46 aan met een onderzijde 49 van de steun 9, waardoor de schuif 32 in een blokkeerpositie is gebracht, van waaruit de schuif 32 niet ongewenst weer met het wanddeel 2 kan worden gekoppeld. Daarna kan de steun 9 om het eerste haakvormige element 13 heen van het wanddeel 2 af worden gekanteld en af worden getild.

11

Fig. 5-7 tonen een derde uitvoeringsvorm van een inrichting 51 volgens de uitvinding die is voorzien van een met een wand bevestigbaar wanddeel 52 en twee met het wanddeel 52 verbonden ondersteuningsdelen 53. De ondersteuningsdelen 53 kunnen naar wens zijn uitgevoerd als een steun met een 5 kantelbaar daarmee verbonden profiel, zoals bij de inrichting 1 of enkel als steun 9 zoals bij de inrichting 31. Het wanddeel 52 is nabij de bovenzijde voorzien van een zich verticaal uitstrekkende rand 4. Bij de onderzijde is het wanddeel 52 voorzien van een ribbe 54 waarmee het wanddeel 52 tegen de wand afsteunt. Aan een van de rand 4 afgekeerde zijde van de ribbe 54 is een tweede opvangelement in de vorm 10 van een op afstand van de wand gelegen langgestrekte strip 55 voorzien. Elk ondersteuningsdeel 53 is voorzien van een eerste aan een bovenzijde gelegen haakvormige element 13 en een op afstand daarvan gelegen tweede haakvormige element 56. Het haakvormige element 56 omvat een tegen de veerkracht van een trekveer 57 in verplaatsbare schuif 58 en een kantelbaar om een kantelas 59 15 daarmee verbonden nok 60. Nok 60 omvat een naar het wanddeel 52 toe gericht aanloopvlak 61 dat een scherpe hoek insluit met de wand en een op het aanloop-vlak 61 aansluitend zich verticaal uitstrekkend vlak 62. De trekveer 57 strekt zich uit tussen een bevestigingspunt 63 op de schuif 58 en een hoger gelegen bevestigingspunt 64 op het ondersteuningsdeel 53.

20 Voor het bevestigen van het ondersteuningsdeel 53 aan het wanddeel 52 wordt op eenzelfde wijze als hierboven beschreven het eerste haakvormig element 13 in aangrijping gebracht met de rand 4. Vervolgens wordt het ondersteuningsdeel 53 in de richting van het wanddeel 52 gekanteld waarbij het aanloopvlak 60 in aanraking komt met de onderzijde van de strip 55 waardoor een in 25 een door pijl P6 aangegeven richting uitstrekkende kracht op het aanloopvlak 61 en derhalve op de schuif 58 wordt uitgeoefend ten gevolge waarvan de schuif 58 tegen de veerkracht van de veer 57 in in de door pijl P6 aangegeven richting wordt verplaatst. Zodra door verder kantelen van het ondersteuningsdeel 53 naar het wanddeel 52 toe de nok 60 voorbij de strip 55 is gebracht, wordt de schuif 58 onder 30 invloed van de door de veer 57 uitgeoefende veerkracht in een aan pijl P6 tegengestelde richting naar de in fig. 6B weergegeven gekoppelde positie verplaatst. Het vlak 62 ligt nu aan tegen een naar de wand toe gekeerde zijde van de strip 55. Voor het ontkoppelen van het ondersteuningsdeel 53 van het wanddeel 52 wordt door een gebruiker aan een met de schuif 58 verbonden 12 trekstang 66 in de door pijl P 6 aangeven richting getrokken totdat de schuif 58 zover in de door pijl P6 aangegeven richting is verplaatst dat de nok 60 onder de strip 55 door in een van de wand afgekeerde richting kan worden verplaatst. Door het met behulp van de trekstang 66 uitoefenen van een trekkracht op de schuif 58 5 wordt tegelijkertijd de schuif 58 in de door pijl P7 aangegeven richting gekanteld (zie fig. 7) waardoor een blokkeervlak 67 van de schuif 58 naar de nok 60 toe wordt gekanteld. Het blokkeervlak 67 is in verticale richting gezien hoger gelegen dan de bovenzijde van de nok 60. Door de gecombineerde verticale verplaatsing en kanteling van de schuif 58 komt het vlak 67 aan te liggen tegen de onderzijde van de 10 strip 55 van het wanddeel 52. De schuif 58 bevindt zich nu in een blokkeerpositie. Door een gebruiker kan nu eerst het andere ondersteuningsdeel 53 worden ontkoppeld, waarna zodra beide schuiven 58 zich in de in fig. 7 weergegeven positie bevinden, door de gebruiker het beeldscherm van het wanddeel 52 af kan worden gekanteld en van de rand 4 af kan worden getild. Door de blokkeerpositie is het 15 mogelijk dat de gebruiker eerst de ontkoppeling van de tweede haakvormige elementen met de tweede opneemelementen kan realiseren. Daarna kan de gebruiker het beeldscherm van de haakvormige elementen 13 afnemen zonder dat hierbij het risico aanwezig is dat de tweede haakvormige elementen weer naar de met de strip 55 gekoppelde positie geraken.

20 Fig. 8-12 tonen een vierde uitvoeringsvorm van een inrichting 71 volgens de uitvinding die is voorzien van een met een wand bevestigbaar wanddeel 72 en twee losneembaar daarmee bevestigde ondersteuningsdelen 73. Het wanddeel 72 omvat een langgestrekte zich verticaal uitstrekkende rand 4 waarmee eerste haakvormige elementen 13 van de ondersteuningsdelen 73 25 koppelbaar zijn op een wijze zoals hierboven uitvoerig beschreven. Het wanddeel 72 omvat een aantal beugels 74 die zijn voorzien van uitsparingen waarin een langgestrekte strip 75 verschuifbaar is gelegen. Beide uiteinden van de strip 75 zijn voorzien van openingen 76 waarin hangsloten kunnen worden aangebracht. Op deze wijze is de strip 75 eenvoudig met het wanddeel 72 te vergrendelen. De 30 strip 75 is voorzien van twee een hoek met elkaar insluitende stroken 77, 78. De strook 78 is aan een onderzijde voorzien van een rand 79. Het ondersteuningsdeel 73 is voorzien van een sleuf 80 waarin de strook 77 positioneerbaar is. Het ondersteuningsdeel 73 is verder voorzien van een schuif 32 zoals weergegeven en toegelicht aan de hand van fig. 4A-4C van de inrichting 31. Het bevestigen van het 13 ondersteuningsdeel 73 en een daarmee verbonden beeldscherm met het wanddeel 72 geschiedt op eenzelfde wijze als bij de inrichting 31, waarbij tijdens het naar het wanddeel 72 toe kantelen van de ondersteuningsdelen 73 de sleuven 80 over de strook 77 worden gepositioneerd. Indien gewenst kunnen de onder-5 steuningsdelen 73 op eenzelfde wijze worden ontgrendeld als bij de inrichting 31 waarbij gebruik wordt gemaakt van trekstangen 46. Om het ongewenst, door bijvoorbeeld dieven, verwijderen van het beeldscherm van het wanddeel 72 te voorkomen is het echter ook mogelijk om de lip 44 met de uitsparing 45 achterwege te laten of bij de inrichting 71 geen trekstang mee te leveren. Het ontkoppelen van 10 de ondersteuningsdelen 73 van het wanddeel 72 geschiedt dan door het verwijderen van de hangsloten uit de openingen 76 en het vervolgens in de door pijl P8 aangegeven richting schuiven van de strip 75 waardoor de koppeling tussen de schuiven 32 en het tweede opneemelement in de vorm van de strip 75 en de rand 79 wordt verwijderd. Vervolgens kan een gebruiker het beeldscherm eenvoudig van het 15 wanddeel 72 af kantelen en tillen.

Het is ook mogelijk om in plaats van een beeldscherm een ander object zoals een schilderij, luidspreker, boxen, etcetera met behulp van de inrichting aan een wand te bevestigen.

Het is ook mogelijk om de randen 4, 5 zich verticaal te laten 20 uitstrekken.

1034966

Claims (14)

1. Inrichting geschikt voor het bevestigen van een object aan een wand, welke inrichting is voorzien van een aan een wand bevestigbaar wanddeel en 5 een aan het object bevestigbaar ondersteuningsdeel, welke ondersteuningsdeel aan een eerste zijde is voorzien van een eerste haakvormig element dat in bedrijf bevestigbaar is aan een in het wanddeel voorziene eerste opvangelement, welk ondersteuningsdeel aan een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde is voorzien van een tweede haakvormig element dat in bedrijf onder veerkracht in aangrijping is 10 met een in het wanddeel voorzien tweede opvangelement, met het kenmerk, dat het tweede haakvormige element onder veerkracht verplaatsbaar is in een naar het eerste haakvormige element toegekeerde richting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede haakvormige element koppelbaar is met een trekelement voor het tegen de 15 veerkracht in verplaatsen van het tweede haakvormige element in een van het eerste haakvormige element afgekeerde richting.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een blokkeerelement voor het blokkeren van het tweede haakvormige element in een blokkeerpositie in een van het wanddeel ontkoppelde 20 positie.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en/of tweede opvangelement een langgestrekte rand omvat, waarmee het haakvormige element in bedrijf in aangrijping is, waarbij de lengte van de langgestrekte rand ten minste twee maal zo groot is als de breedte 25 van het haakvormige element.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede haakvormige element een schuif omvat die verschuifbaar alsmede kantelbaar is gelagerd ten opzichte van het ondersteuningsdeel, welke schuif verplaatsbaar is van een eerste van het wanddeel ontkoppelde positie naar 30 een tweede met het tweede opvangelement gekoppelde positie en vice versa, waarbij de schuif in de eerste positie onder veerkracht op afstand is gelegen van het eerste haakvormige element alsmede naar het wanddeel toe is gekanteld, terwijl in de tweede positie de schuif van het wanddeel af is gekanteld alsmede naar het eerste haakvormige element toe is geschoven. Λ n 7 A Q fi »

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schuif is voorzien van een kantelas die verschuifbaar is gelagerd in een zich naar het eerste haakvormige element toe uitstrekkende sleuf in het ondersteuningsdeel, welke schuif verder is voorzien van een L-vormige sleuf waarin een met het 5 ondersteuningsdeel verbonden geleidingsas is gelegen, welke sleuf kantelbaar is om de kantelas van de eerste positie waarin de geleidingsas nabij een eerste uiteinde van de L-vormige sleuf is gelegen naar een tweede positie waarin de geleidingsas nabij een tweede uiteinde van de L-vormige sleuf is gelegen en vice versa.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de geleidingsas dichter nabij het eerste haakvormige element is gelegen dan de kantelas, waarbij zich tussen de kantelas en de geleidingsas een trekveer uitstrekt.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de schuif aan een van de kantelas afgekeerde zijde is voorzien van 15 een aanslag, waarbij in bedrijf door contact tussen de aanslag en het wanddeel en/of de wand, de schuif om de kantelas wordt gekanteld.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het tweede haakvormige element een schuif omvat die onder veerkracht verschuifbaar is in een naar het eerste haakvormige element toe 20 uitstrekkende verplaatsingsrichting, welke schuif is voorzien van een aanloopvlak dat een hoek insluit met de verplaatsingrichting, waarbij in bedrijf door contact tussen het aanloopvlak en het tweede opvangelement, de schuif tegen veerkracht in in een aan de verplaatsingsrichting tegengestelde richting wordt verplaatst tot het aanloopvlak aan een van het ondersteuningsdeel afgekeerde zijde van het tweede 25 opvangelement is gelegen, waarna de schuif onder veerkracht naar het eerste haakvormige element toe wordt verplaatst en in aangrijping wordt gebracht met het tweede opvangelement.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schuif kantelbaar is naar de blokkeerpositie.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede opvangelement een langgestrekte strip omvat die verschuifbaar is gelagerd in het wanddeel, welke strip verschuifbaar is tussen een opvangpositie waarin het tweede haakvormige element in aangrijping te brengen is met de strip naar een vrijgavepositie waarin het tweede opvangelement uit aangrijping is met de strip.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de strip vergrendelbaar is met het wanddeel.

13. Wanddeel geschikt voor een inrichting volgens een der voorgaande 5 conclusies.

14. Ondersteuningsdeel geschikt voor een inrichting volgens een der voorgaande conclusies. 1034966