NL1034287C2 - Drinktuit. - Google Patents

Description

Drinktuit

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een drinktuit voor een eenheidsverpakking met voorverpakte vloeistof.

5 Voor het kunnen drinken uit een eenheidsverpakking met voorver pakte vloeistof, zoals een kartonnen pakje met chocolademelk of vruchtensap, is het bekend om een rietje te gebruiken. Het rietje wordt door de wand van de vloeistofhouder gedrukt, veelal op een plaats die daartoe van een gemakkelijker te doorboren of te verwijde-10 ren membraan is voorzien.

Drinken met een rietje kan met name voor heel jonge kinderen (<3 jaar) problemen geven, met verhoogde kans op verslikken en/of morsen.

De onderhavige uitvinding beoogt een drinktuit te verschaffen 15 waarmee deze problemen ten minste deels worden opgelost.

Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een drinktuit zoals omschreven in conclusie 1.

Aldus wordt een drinktuit verschaft waarmee kleine kinderen gemakkelijk uit een vloeistofhouder kunnen drinken, waarbij zij zich 20 door de beperkte doorstroom minder gemakkelijk kunnen verslikken. De beperkte doorstroom is ook praktisch in geval de vloeistofhouder omvalt of scheef wordt gehouden zonder dat er uit gedronken wordt. Er wordt dan in een zeker tijdsbestek minder vloeistof gemorst. Een beperkte doorstroom kan op een groot aantal manieren, al dan niet in 25 combinatie met elkaar, worden bereikt. De diameter van het kanaal kan klein worden gekozen, er kan voor een veelheid van kanalen met een kleine diameter worden gekozen, de doorsnede (=oppervlakte) van de inlaatopening en/of de uitlaatopening kunnen- zodanig klein worden gekozen dat deze een de doorstroming beperkend effect hebben, het ka-30 naai kan van de doorstroming remmende obstakels zijn voorzien of een verlengde padlengte hebben, bijvoorbeeld een meanderende vorm; enz.. De gewone ter zake kundige kan door eenvoudig experimenteren een drinktuit ontwerpen die aan de genoemde voorwaarde voor de doorstroming voldoet. Het water gebruikt voor meting van de doorstroming 35 heeft een temperatuur van 20’C. De waterkolom-hoogte van 10 cm verzekert voldoende toevoer van water, en is het enige aangelegde drukverschil. Een drinktuit volgens de uitvinding kan meer dan een inlaatopening en/of meer dan 1 uitlaatopening bezitten. Voor het bepalen 034287 2 van de gedefinieerde lijn wordt dan uitgegaan van de gemiddelde plaats (d.w.z. de plaats waarvoor geldt dat de som van de afstanden tot de diverse inlaatopeningen [respectievelijk uitlaatopeningen] het kleinst is). De uitlaatopening zal zich gebruikelijk aan een uiteinde 5 van de drinktuit, in het bijzonder het mondstuk, bevinden, maar kan zich ook op enige afstand daarvan bevinden, zolang de uitlaatopening zich, wanneer het mondstuk door de lippen van een kind wordt omsloten, maar binnen de mond van het kind zal bevinden. Wanneer wordt gesproken over een mondstuk dat door de lippen wordt omsloten zal het 10 mondstuk in het algemeen voor een deel buiten de mond steken. De ge definieerde minimale grootte van de grootste diameter geldt voor de plaats waar kleine kinderen gebruikelijk met hun lippen het mondstuk zullen omsluiten. De gedefinieerde minimale grootte zal in het algemeen ten minste 5 mm van de afstand van het tweede vrije uiteinde 15 aanwezig zijn. De minimale grootte is overigens bij voorkeur ten min ste 1 cm, met meer voorkeur ten minste 1,5 cm, en met nog meer voorkeur ten minste 2 cm. De grootte loodrecht op de richting van de grootste diameter is in de beide laatste gevallen bij voorkeur kleiner dan 1,2 cm, met meer voorkeur kleiner dan 9 mm. De nek beperkt de 20 kans op lekkage tussen het gat in de eenheidsverpakking en de drinktuit, iets dat bijvoorbeeld handig is wanneer de eenheidsverpakking valt of scheef wordt gehouden. Om vloeistof uit de eenheidsverpakking te laten stromen zal ten minste een deel van de lucht via de uitlaatopening in de verpakking moeten stromen, hetgeen de uitstroom van 25 vloeistof uit de verpakking beperkt.

In de stand van de techniek is voor vloeistof houders, in het bijzonder melkpakken, sinds enkele decennia een schenktuit bekend welke in de melkverpakking kan worden aangebracht en het mogelijk maakt om melk uit te schenken en de melkverpakking vervolgens weer af 30 te sluiten. De schenktuit heeft een buitendiameter van ca. 1,5 cm en een inwendige diameter van ca. 1,2 cm, waarbij ter hoogte van de overgang naar het eerste uiteinde voor het penetreren van het pak het kanaal in 4 delen is opgesplitst. De schenktuit heeft een doorlaat voor water in de orde van 50 ml/seconde, welke deze schenktuit onge-35 schikt maakt als drinktuit voor kleine kinderen. In het vak zijn rietjes bekend met een uitwendige diameter van 5 mm. Dergelijke rietjes zijn dikker dan die welke vaak bij eenheidsverpakkingen worden 3 bijgesloten, en hebben een doorlaat van meer dan 15 ml/seconde. WO96015978 beschrijft een nek-loze drinktuit.

Een voorkeursuitvoering wordt beschreven door conclusie 2. Dit levert een aantal voordelen op. Ten eerste wordt een stabielere 5 plaatsing van de drinktuit ten opzichte van de verpakking bereikt, waardoor het kind het mondstuk gemakkelijker in de mond kan brengen. Ten tweede kan gemakkelijk worden verzekerd dat de inlaatopening zich binnen de verpakking bevindt. De inlaatopening bevindt zich namelijk bij voorkeur dicht bij de aanslag, opdat de eenheidsverpakking ver-10 gaand leeg kan worden gedronken. De afstand tussen het meest nabij het tweede vrije uiteinde gelegen deel van de inlaatopening en de aanslag is bij voorkeur minder dan 1 cm, met meer voorkeur minder dan 5 mm. Deze afstand zal echter in de praktijk wel minimaal 1 mm zijn. Bij gebruik van een dergelijke drinktuit wordt de eenheidsverpakking 15 tijdens het drinken gekanteld, waardoor het kind beter leert drinken. De aanslag is bij voorkeur de basis van het mondstuk (d.w.z. het van het tweede vrije uiteinde afgekeerde deel van het mondstuk). De aanslag kan echter ook op afstand van het mondstuk zijn gelegen.

Een voorkeursuitvoering wordt beschreven door conclusie 3. Door 20 het verkleinen van het maximale debiet wordt de kans verkleind dat meer vloeistof uit de eenheidsverpakking komt (bijvoorbeeld door het onwillekeurig in de verpakking knijpen) dan het kind kan verwerken. Een groter debiet kan door het kind worden bereikt door aan het mondstuk te zuigen. De uitlaatopening kan een zich door onderdruk openen-25 de uitlaatopening zijn zoals bijvoorbeeld bekend van spenen.

Een voorkeursuitvoering is beschreven 'in conclusie 4. Hiertoe is de tweede sectie, bijvoorbeeld, over ten minste een deel van de lengte ervan taps toelopend. Het vrije uiteinde heeft bij voorkeur niet de vorm van een punt, maar is bij voorkeur taps toelopend en in 30 een richting dwars daarop boogvormig. Een dergelijke vorm kan een klein kind geen verwonding toebrengen, maar is niettemin geschikt om een membraan of dergelijke van een verpakking te doorboren.

Een gunstige variant wordt beschreven in conclusie 5. Door gebruik van een veerkrachtig materiaal, zoals silicone, kan een uitste-35 kende afdichting tegen het gat in de verpakking worden bereikt.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt beschreven in conclusie 6. Het gebruik van een schroefdraad maakt het mogelijk om te bemoeilijken dat het kind de drinktuit uit de eenheidsverpakking 4 trekt. Ook maakt het gebruik van schroefdraad het gemakkelijker de drinktuit op de eenheidsverpakking aan te brengen zonder dat vloeistof op ongewenste wijze uit de· eenheidsverpakking ontsnapt, aangezien er weinig kracht op de eenheidsverpakking wordt uitgeoefend in 5 een richting die het volume van de eenheidsverpakking zou beperken.

Alle conclusies zijn door verwijzing in de beschrijvingsinlei-ding opgenomen.

De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin 10 fig. 1 een drinktuit volgens de uitvinding toont; fig. 2 een zijaanzicht van de drinktuit van fig. 3 een doorsnede van de drinktuit van fig. 1 toont, en

Fig. 4 een alternatieve drinktuit volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een drinktuit 1 die is opgebouwd uit een eerste 15 sectie A en een tweede sectie B. De eerste sectie A is ingericht om in een eenheidsverpakking, zoals een pakje sinaasappelsap, chocolademelk of dergelijke te worden gestoken. De tweede sectie B omvat een mondstuk 2.

De drinktuit 1 zal thans nader worden toegelicht. De eerste 20 sectie A bevat een inlaatopening 3 van een kanaal 4 (zie fig. 3) dat, in de weergegeven uitvoeringsvorm, uitmondt in drie uitlaatopeningen 5. In plaats daarvan zou de uitlaatopening 5 bijvoorbeeld ook de vorm kunnen hebben van een spleet. Het mondstuk 2 heeft, in de in figuren weergegeven voorkeursuitvoering van een drinktuit 1 volgens de uit-25 vinding, een basis 6 welke als aanslag fungeert bij het in de verpakking brengen van de eerste sectie A. De eerste sectie A wordt tot de basis 6 de buitenzijde van de wand W (in fig. 2 deels en schematisch weergegeven) van de eenheidsverpakking raakt in de eenheidsverpakking gebracht. De inlaatopening 3 bevindt zich op enige doch geringe af-30 stand van de basis 6, waardoor de inlaatopening 3 zich dicht bij de binnenzijde van de wand van de eenheidsverpakking bevindt. Dit zal het mogelijk maken om de eenheidsverpakking vrijwel leeg te drinken. De inlaatopening 3 hoeft zich dus niet aan het vrije (eerste) uiteinde 7 van de eerste sectie A te bevinden. In geval het mondstuk 2 ge-35 bogen is (zoals te zien in fig. 2 waarbij tijdens de linkerkant door de onderlip zal worden aangeraakt) , zal de inlaatopening zich bij voorkeur aan dezelfde zijde als het concave deel van het mondstuk 2 bevinden.

5

De eerste sectie A kan zijn voorzien van een schroefdraad 8, welke het in de eenheidsverpakking brengen van de eerste sectie A kan vergemakkelijken, doordat de eenheidsverpakking niet plotsklaps zal worden samengedrukt waardoor de inhoud uit de eenheidsverpakking zou 5 kunnen spuiten. De eerste sectie A heeft in de weergegeven uitvoeringsvorm een taps toelopende vorm, waardoor de opening in de een heidsverpakking steeds verder wordt opgerekt en een zodanige afdichting tussen de eerste sectie A en de wand van de verpakking wordt bereikt dat hooguit een minimale hoeveelheid vloeistof tussen de drink-10 tuit en de wand van de eenheidsverpakking zal kunnen lopen. Verder maakt, voor een goede afdichting, de spoed een hoek van bij voorkeur minder dan 10 * ten opzichte van de schroef richting. De in fig. 1 weergegeven hoek is ca. 5°.

De eerste sectie A kan aan het vrije uiteinde (7) sterker taps 15 toelopen, hier met afschuining 9 (fig. 3), teneinde een eventueel membraan dat een opening in de wand W van de eenheidsverpakking afsluit te kunnen doorboren. De afschuining 9 zal er echter niet toe leiden dat het eerste uiteinde 7 scherp is, aangezien dit het kind zou kunnen verwonden wanneer dat de drinktuit 1 los van de eenheids-20 verpakking in handen zou krijgen.

Het mondstuk 2 is in wezen zoals een mondstuk algemeen bekend van deksels voor kunststof drinkbekers voor baby's en peuters (1 tot 3 jaar), waarbij een vrij (tweede) uiteinde 10 relatief plat en breed is. Een geschikte breedte aan het tweede vrije uiteinde 10 is bij-25 voorbeeld 1,5 cm. Het mondstuk 2 loopt bij voorkeur taps toe en is bij voorkeur aan het van de tweede vrije uiteinde 10 afgelegen deel van het mondstuk 2 zodanig breed en dik (bijv. >3,2 cm breed en ten minste 9 ram dik), dat een klein kind het mondstuk 2 altijd met de lippen zal omringen op een plaats tussen het tweede vrije uiteinde 10 30 en het genoemde brede en dikke deel. De ten minste ene uitlaatopening 5 bevindt zich dan tussen de plaats waar de lippen het mondstuk 2 zullen omsluiten en het tweede vrije uiteinde 10.

Fig. 3 toont een doorsnede met een mogelijke opbouw van het kanaal 4 in de drinktuit. Het grote aantal uitlaatopeningen 5 (hier 35 drie) maakt het mogelijk om voldoende vloeistof door te laten terwijl het vrije uiteinde 10 van het mondstuk 2 toch relatief dun is (bijvoorbeeld 3-5 mm).

6

Fig. 4 toont een alternatieve drinktuit 101 die in hoofdzaak overeenstemt met drinktuit 1. Fig. 1 toont een mondstuk 102, een in-laatopening 103, een eerste vrij uiteinde 107, schroefdraad 108, af-schuining 109 en een tweede vrij uiteinde 110. Bij de in fig. 4 weer-5 gegeven uitvoeringsvorm is een nek in de vorm van een kraag 111 uit elastisch materiaal, zoals silicone, verschaft. De kraag 111 loopt taps toe in de richting van het eerste vrije uiteinde 107. Door de kraag 111 in het gat in de wand W van de eenheidsverpakking te ste ken, kan een vloeistofdichte of althans nagenoeg vloeistofdichte af-10 dichting tussen de drinktuit 101 en de wand W worden bereikt. In een dergelijk geval zal lucht (vrijwel) alleen via de drinktuit 107 (in het bijzonder het (niet-weergegeven) kanaal daarin) in de eenheidsverpakking kunnen stromen, waardoor de kans dat vloeistof op ongewenste wijze de eenheidspakking verlaat wordt beperkt.

15 In plaats van een kraag 111 nabij de overgang van de eerste sectie A en de tweede sectie B, kan het elastische materiaal ook als een verbindingselement worden verschaft dat het mondstuk met de eerste sectie A verbindt.

Een drinktuit volgens de uitvinding kan ook een luchttoevoerka-20 naai bezitten, met een luchtinlaatopening in de tweede sectie die zich op een grotere afstand van het tweede uiteinde bevindt dan de uitlaatopening voor vloeistof. De luchtinlaatopening zal zich niet voorbij een eventueel aanwezige aanslag bevinden (gerekend vanaf het tweede uiteinde). Het tweede kanaal strekt zich bij voorkeur tot 25 voorbij de inlaatopening voor vloeistof uit. Het luchttoevoerkanaal zal van een vloeistofblokkering zijn voorzien. Volgens een eenvoudige en goedkope uitvoeringsvorm heeft de vloeistofblokkering de vorm van een mof van elastisch materiaal, dat om de eerste sectie is aangebracht zodanig dat de luchtuitlaatopening wordt afgesloten, maar 30 waarbij de inlaatopening voor vloeistof ten minste deels vrij moet blijven om de toegankelijkheid voor vloeistof te verzekerheid. Door aan het mondstuk van een dergelijke drinktuit te zuigen wordt in de eenheidsverpakking een onderdruk gecreëerd, waardoor atmosferische lucht het membraan op zal tillen en lucht in het pakje komt. Dit is 35 geheel vergelijkbaar met het ventiel van een fietsband, tijdens het oppompen van de fietsband, en behoeft geen verdere toelichting. Een andere, maar veel duurdere mogelijkheid is het gebruik van een kogel-ventiel. Een luchttoevoerkanaal heeft alleen zin voor drinktuiten die 7 zodanig zijn uitgevoerd dat zij het gat in de eenheidsverpakking geheel kunnen afdichten, bijvoorbeeld met een nek uit siliconenmateriaal, zoals hierboven toegelicht.

Voor het bepalen van de doorstroomsnelheid door een drinktuit 5 volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van een reservoir met een oppervlakte van ten minste 100 cm2. Het reservoir is aan de bovenzijde ervan open (aan de omgeving blootgesteld), en de drinktuit wordt in de bodem van het reservoir aangebracht. Er wordt 10 cm water boven de inlaatopening van de drinktuit gebracht, en het 10 kanaal wordt vrijgegeven. Het debiet kan worden bepaald door de hoeveelheid water die in een gedefinieerd kort tijdsbestek (enkele seconden) door de drinktuit stroomt te bepalen, bijvoorbeeld met een maatcilinder of door middel van wegen. Het gebruik van een op een maatcilinder gerichte videocamera maakt het meten van het debiet erg 15 gemakkelijk.

0 3 42 8 7

Claims (6)

1. Drinktuit (1) voor een eenheidsverpakking met voorverpakte vloei-5 stof, welke drinktuit (1) - een eerste sectie (A) en een tweede sectie (B) omvat, waarbij de eerste sectie (A) een eerste vrij uiteinde (7) heeft, en de tweede sectie (B) een mondstuk (2) omvat waarbij het mondstuk (2) een tweede vrij uiteinde (10) heeft, 10. een doorgaand kanaal (4) bezit voor het kunnen laten passeren van vloeistof, het doorgaande kanaal (4) een inlaatopening (3) en een uitlaatopening (5) omvat, waarbij de eerste sectie (A) is voorzien van de inlaatopening (3), en het mondstuk (2) van de tweede sectie (B) is voorzien van de uitlaatopening (5), 15 waarbij - het mondstuk (2) een grootste buitendiameter dwars op de lijn tussen de inlaatopening (3) en de uitlaatopening (5) van ten minste 0,5 cm heeft, en - de drinktuit, wanneer de uitlaatopening (5) zich recht onder de in- 20 laatopening (3) bevindt en bij vrije doorstroming onder invloed van de zwaartekracht en een drukverschil tussen de inlaatopening (3) en de uitlaatopening (5) bepaald door de hoogte van een waterkolom boven de inlaatopening (3) van 10 cm, minder dan 10 ml water per seconde zal doorlaten; en 25 waarbij zich tussen de eerste sectie (A) en de tweede sectie (B) een nek (111) bevindt ingericht om aan te sluiten op de omtrek van een in de vloeistofhouder gevormd gat, waarbij de inlaatopening (3) zich op een grotere afstand van het tweede vrije uiteinde (10) van de tweede sectie (B) bevindt dan de nek (111). 30

2. Drinktuit volgens conclusie 1, waarbij tussen de uitlaatopening (5) en de inlaatopening (3) een aanslag (6) is verschaft voor het vanaf de buitenkant tegen de eenheidsverpakking afsteunen van de drinktuit (1). 35

3. Drinktuit volgens conclusie 1 of 2, waarbij de drinktuit (1) bij vrije doorstroming onder invloed van de zwaartekracht en een drukverschil tussen de inlaatopening (3) en de uitlaatopening (5) bepaald 034287 door de hoogte van een waterkolom boven de inlaatopening (3) van 10 cm minder dan 3 en bij voorkeur minder dan 1 ml water per seconde doorlaat.

4. Drinktuit volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vrije uiteinde (10) van de tweede sectie (A) is ingericht voor het penetreren van de vloeistofhouder.

5. Drinktuit volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de nek 10 (111) veerkrachtig materiaal omvat.

6. Drinktuit volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tussen het mondstuk (2) en de inlaatopening (3) schroefdraad is voorzien. 034287