NL1034206C2

NL1034206C2 - Oogchirurgische eenheid en oogchirurgisch instrument.

Info

Publication number: NL1034206C2
Application number: NL1034206A
Authority: NL
Inventors: Gerrit Jan Vijfvinkel
Original assignee: D O R C Dutch Ophthalmic Res C
Priority date: 2007-07-30
Filing date: 2007-07-30
Publication date: 2009-02-02
Also published as: JP4980315B2; EP2020214A1; US20090036878A1; JP2009034511A

Description

4/ P82000NL00

Titel: Oogchirurgische eenheid en oogchirurgisch instrument

De uitvinding heeft betrekking op een oogchirurgische eenheid, omvattende een aansluitmodule om bij koppeling van de aansluitmodule aan een aansluitmodule van een oogchirurgisch instrument een uiteinde 5 van een lichtgeleider die is op genomen in de aansluitmodule van het oogchirurgische instrument uit te richten ten opzichte van de aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid, waarbij de aansluitmodules van de oogchirurgische eenheid en het oogchirurgische instrument tijdens koppeling onderling samenwerken.

10 Dergelijke oogchirurgische eenheden zijn bekend, bijvoorbeeld voor het aankoppelen van oogchirurgische instrumenten aan een lasereenheid, zodat met behulp van de door de lasereenheid gegenereerde straling oogchirurgische handelingen, bijvoorbeeld photo coagulation, kunnen worden verricht. Daarnaast kan het oogchirurgische instrument extra 15 mechanische hulpmiddelen omvatten aan een distaai uiteinde van het instrument, zoals een mesje, schaar of tang.

De lichtgeleider van het oogchirurgische instrument wordt uitgericht ten opzichte van de aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid door koppeling van beide aansluitmodules. Aldus kan een 20 significant deel van het in de oogchirurgische eenheid gegenereerde licht inkoppelen in de lichtgeleider van het oogchirurgische instrument.

Bij koppeling van de chirurgische eenheid en het chirurgische instrument werken de aansluitmodules onderling samen. Bij bekende oogchirurgische eenheden wordt de koppeling gerealiseerd middels een 25 zogenaamde SMA verbinding. Bij toepassing van een SMA verbinding is een betrouwbare koppeling verkregen onder voorwaarde dat de aansluitmodules tijdens aankoppeling een meervoudig aantal slagen, bijvoorbeeld vijf, ten opzichte van elkaar maken om een voldoende solide verbinding te verkrijgen die niet gemakkelijk losbreekt, bijvoorbeeld wanneer enige trekkracht op de 1934281 I» 2 koppeling wordt uitgeoefend. Het behoeft geen betoog dat het losbreken van de koppeling tijdens gebruik van de oogchirurgische eenheid hoogst ongewenst is. Echter, het aankoppelen van de aansluitmodules door deze ten opzichte van elkaar een meervoudig aantal keren te verzwenken vergt 5 de nodige tijd en de nodige discipline. Wanneer tijdens routinehandelingen niet voldoende wordt doorgedraaid kan aldus toch een onbetrouwbare koppeling worden gerealiseerd die op het eerste gezicht niet als zodanig is te onderkennen. Dit is uiteraard ongewenst. Overigens vergt ook het ontkoppelen van de aansluitmodules de nodige tijd door de modules ten 10 opzichte van elkaar een meervoudig aantal keren terug te verzwenken.

Voorts zijn oogchirurgische eenheden bekend waarbij de koppeling tussen de aansluitmodules wordt gerealiseerd middels een bajonet sluiting. Hierbij is verzwenking met een enkele slag van de ene module ten opzichte van de andere module voldoende om de sluiting te realiseren. Echter, een 15 bajonet sluiting kan ook relatief eenvoudig ontkoppelen.

De uitvinding beoogt een oogchirurgische eenheid van de in de aanhef genoemde soort, waarbij met behoud van de voordelen, genoemde nadelen worden vermeden. In het bijzonder beoogt de uitvinding een oogchirurgische eenheid te verkrijgen, waarbij een veiliger koppeling 20 tussen de oogchirurgische eenheid en een oogchirurgisch instrument verkregen kan worden. Daartoe wordt de onderlinge samenwerking van de aansluitmodules gerealiseerd door een meergangige schroefverbinding waarvan corresponderende schroefverbindings-elementen bij koppeling van de aansluitmodules door onderlinge verzwenking van de aansluitmodules in 25 hoofdzaak gelijktijdig onderling aangrijpen.

Door toepassing van een meergangige schroefverbinding is een koppeling verkregen die een betrouwbare verbinding mogelijk maakt aangezien de koppelingskracht wordt gerealiseerd door het meervoudig aantal op elkaar ingrijpende vlakken van de meergangige 30 schroefverbinding. Door voorts corresponderende schroefverbindings- »· 3 elementen van de schroefverbindingen bij koppeling van de aansluitmodules door onderlinge verzwenking van de aansluitmodules in hoofdzaak gelijktijdig onderling te laten aangrijpen kan door een relatief beperkte verzwenking van de aansluitmodules toch een betrouwbare koppeling 5 worden verkregen aangezien de corresponderende schroefverbindings-elementen na genoemde verzwenking alle een schroefverbinding met een zekere koppelingskracht realiseren. Doordat de koppeling tussen de chirurgische eenheid en chirurgisch instrument betrouwbaar is en snel kan worden gerealiseerd is een veiliger koppeling verkregen. Bovendien kan de 10 koppeling ook sneller worden opgeheven.

Opgemerkt wordt dat onder een lichtgeleider een structuur voor het geleiden van licht wordt verstaan, zoals een optische vezel, ook wel fiber genoemd.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een oogchirurgisch 15 instrument.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn weergegeven in de volgconclusies.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in de tekening is weergegeven. In de tekening 20 toont:

Figuur 1 een schematisch aanzicht van een gedeeltelijk opengewerkte opengewerkte oogchirurgische eenheid overeenkomstig de uitvinding;

Figuur 2 een schematisch aanzicht van een aansluitmodule van de 25 oogchirurgische eenheid van Figuur 1 en een aansluitmodule van een oogchirurgisch instrument;

Figuur 3 een schematisch perspectivisch aanzicht van een aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid van Figuur 1; en r 4

Figuur 4 een schematisch aanzicht van een gedeeltelijk opengewerkte aansluitmodule van een oogchirurgisch instrument overeenkomstig de uitvinding.

De figuren zijn slechts een schematische weergave van een 5 voorkeursuitvoering van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.

Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een gedeeltelijk opengewerkte opengewerkte oogchirurgische eenheid 1 overeenkomstig de uitvinding. De oogchirurgische eenheid 1 heeft een behuizing 2 waarin een 10 niet-weergegeven laserbron is aangebracht voor het genereren van één of meer laserbundels voor oogchirurgische doeleinden zoals photo coagulation. Voorts heeft de oogchirurgische eenheid 1 een lichtgeleider 3, ook fiber genoemd, en een aansluitmodule 4 die is bevestigd aan de buitenzijde van de behuizing 2. Een uiteinde van de fiber 3 is opgenomen in de 15 aansluitmodule 4. Een door de laserbron gegenereerde laserbundel wordt tijdens gebruik van de chirurgische eenheid 1 in de fiber 3 gekoppeld en plant zich voort naar het uiteinde dat is opgenomen in de aansluitmodule 4.

Figuur 1 toont eveneens een deel van een oogchirurgisch instrument 5, namelijk een andere lichtgeleider 6, een om de lichtgeleider 20 aangebrachte bekleding 7 en een andere aansluitmodule 8 waarin een uiteinde van de lichtgeleider 6 van het oogchirurgische instrument 4 is opgenomen. Een ander uiteinde van de lichtgeleider 6 is via de bekleding 7, die een snoer vormt, opgenomen in een oogchirurgische instrumentmodule waarmee de chirurg de hierboven beschreven handelingen verricht.

25 Daarnaast kan de oogchirurgische instrumentmodule eventueel extra bestanddelen omvatten, zoals een mesje, schaar of tang.

De aansluitmodules 4, 8 van de oogchirurgische eenheid 1 en het oogchirurgische instrument 5 kunnen aan elkaar worden gekoppeld zoals getoond in Figuur 1. Hierbij werken de aansluitmodules 4, 8 onderling 30 samen. De samenwerking vindt plaats doordat een meergangige I* 5 schroefverbinding de koppeling verzorgt. Bij het aankoppelen van de aansluitmodules 4, 8 door onderlinge verzwenking van de aansluitmodules 4, 8 grijpen schroefverbindingselementen van de meergangige schroefverbinding in hoofdzaak gelijktijdig onderling aan. De verzwenking 5 vindt plaats om de gemeenschappelijke zwenkas A van de aansluitmodules 4, 8. Door de ene aansluitmodule om de andere te draaien wordt aldus de koppeling verkregen.

Na koppeling van de aansluitmodules 4, 8 is het uiteinde 17 van de lichtgeleider 6 van het chirurgische instrument 5 uitgericht ten opzichte van 10 de aansluitmodule 4 van de oogchirurgische eenheid 1, zodat beide licht geleiders 3, 6 ten opzichte van elkaar zijn uitgelijnd dat althans een deel van het uit de lichtgeleider 3 van de chirurgische eenheid 1 tredend licht wordt ingekoppeld in de lichtgeleider 6 van het chirurgische instrument 5 en wordt doorgeleid naar de oogchirurgische 15 instrumentmodule. Na het uitvoeren van oogchirurgische handelingen kan het chirurgische instrument 5 weer van de oogchirurgische eenheid 1 worden afgekoppeld door de aansluitmodules 4, 8 in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar te verzwenken.

Figuur 2 toont een schematisch aanzicht van de aansluitmodule 4 20 van de oogchirurgische eenheid 1 en de aansluitmodule 8 van het oogchirurgische instrument 5 in ontkoppelde toestand. De schroefverbindingselementen van de aansluitmodule 4 van de oogchirurgische eenheid 1 omvatten uitwendig schroefdraad 11 dat is aangebracht op de buitenmantel 9 van een in dwarsdoorsnede cirkelvormige 25 cilinder 10. Evenzo omvat de aansluitmodule 8 een huls 12 waarbij in de binnenmantel groeven 13 zijn aangebracht die corresponderen met het uitwendige schroefdraad 11 van de aansluitmodule 4 van de oogchirurgische eenheid 1. Een schroefdraad 11 en een daarmee corresponderende groef 13 vormen in gekoppelde toestand paarsgewijs een schroefverbinding. Aldus 30 vormen de meervoudig aantal schroefdraden 11a, 11b en de daarmee t 6 corresponderende groeven 13a, 13b in gekoppelde toestand een meervoudig aantal schroefverbindingen die de meergangige schroefverbinding vormen. In gekoppelde toestand van de aansluitmodules 4, 8 reikt de huls 12 althans gedeeltelijk over de cilinder 10.

5 Opgemerkt wordt dat de groeven 13 in de huls kunnen worden gevormd door tussenruimten tussen inwendig schroefdraad dat kan worden aangebracht in de binnenmantel van de huls 12.

VoortS; wordt opgemerkt dat in een andere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding de aansluitmodule 4 van de chirurgische 10 eenheid 1 is voorzien van een huls met groeven en/of inwendig schroefdraad waarbij de aansluitmodule van een chirurgisch instrument 5 is voorzien van een cilinder met daarmee corresponderend uitwendig schroefdraad.

Figuur 3 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van de aansluitmodule 4 van de oogchirurgische eenheid 1. Zoals getoond in 15 Figuren 2 en 3 liggen uiteinden 14a, 14b, 14c, 14d van schroefverbindings-elementen waar tijdens onderlinge verzwenking van de aansluitmodules 4, 8 corresponderende schroefverbindingselementen 11, 13 elkaar beginnen aan te grijpen, in hoofdzaak in hetzelfde vlak V dat dwars is georiënteerd ten opzichte van de gemeenschappelijke zwenkas A van de aansluitmodules 20 4, 8. Ook de uiteinden 15a, 15b van de groeven 13 die het eerste aangrijpen op de schroefdraden 11a, 11b liggen in hoofdzaak in een zelfde vlak V7 dat dwars is georiënteerd ten opzichte van de gemeenschappelijke zwenkas A. Hierdoor grijpen de met elkaar corresponderende schroefverbindingselementen bij koppeling van de aansluitmodules 4, 8 praktisch gelijktijdig 25 onderling aan. De schroefverbindingselementen zijn axiaal parallel ten opzichte van de zwenkas A aangebracht.

Opgemerkt wordt dat het praktisch gelijktijdig onderling aangrijpen ook anderszins kan worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door corresponderende uiteinden van schroefverbindingselementen van een 30 specifieke schroefverbinding paarsgewijs over een gelijke afstand axiaal ten 7 opzichte van de zwenkas A te laten verspringen zodanig dat bij koppeling van de aansluitmodules 4, 8 toch een praktisch gelijktijdige onderlinge aangrijping van schroefverbindingen wordt verkregen.

Genoemde uiteinden 14a, 14b, 14c, 14d van de schroefverbindings-5 elementen waar tijdens onderlinge verzwenking van de aansluitmodules corresponderende schroefverbindingselementen elkaar beginnen aan te grijpen, zijn in hoofdzaak evenredig in omtreksrichting om de gemeenschappelijke zwenkas A van de aansluitmodules 4, 8 verdeeld. Hierdoor is de koppelingskracht van de schroefverbindingen ook in 10 hoofdzaak evenredig in omtreksrichting verdeeld, hetgeen bijdraagt aan een stabiele koppeling.

Voorts is het aantal schroefverbindingselementen, uitgevoerd als uitwendig schroefdraad 11a, 11b, 11c, lid, van de aansluitmodule 4 van de oogchirurgische eenheid 1, vier. Uiteraard kan ook een ander aantal 15 schroefverbindingselementen worden gekozen, bijvoorbeeld twee, drie of meer dan vier, bijvoorbeeld zes, zodat even zoveel schroefverbindingen worden verkregen ter bekrachtiging van de koppeling tussen de aansluitmodules 4, 8.

In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de schroefverbindings-20 elementen aldus over een hoek van circa 90 graden in omtreksrichting versprongen. Uiteraard kunnen de schroefverbindingselementen ook anderszins, minder evenredig in omtreksrichting, zijn verdeeld.

De schroefelementen 11a, 11b, 11c, lid strekken zich slechts over een deel in omtreksrichting uit, gezien ten opzichte van de 25 gemeenschappelijke zwenkas A van de aansluitmodules. In de getoonde uitvoeringsvorm strekken de schroefelementen zich uit over een segment van circa 90 graden. Echter, de elementen kunnen zich ook over een groter segment uitstrekken, bijvoorbeeld circa 135 graden of circa 180 graden of een hoeksegment daartussen. Overigens kunnen de schroefelementen zich 30 ook over een nog groter segment uitstrekken, bijvoorbeeld ten hoogste 8 eenmaal rondom, gezien ten opzichte van de gemeenschappelijke zwenkas A van de aansluitmodules 4, 8, of verder dan eenmaal rondom, bijvoorbeeld circa anderhalf of tweemaal rondom. De schroefelementen kunnen relatief kort worden uitgevoerd omdat de koppelingskracht wordt verkregen door de 5 meergangige schroefverbinding. Evenzo kan de spoed van de schroefverbindingen relatief groot worden gekozen.

Figuur 4 toont een schematisch aanzicht van een gedeeltelijk opengewerkte, andere uitvoeringsvorm van een aansluitmodule 8 van een oogchirurgisch instrument 5 overeenkomstig de uitvinding. De 10 aansluitmodule 8 omvat eveneens een huls 12 die met behulp van een meergangige schroefverbinding aan de aansluitmodule 4 van een oogchirurgische eenheid 1 overeenkomstig de uitvinding kan worden gekoppeld. Daartoe is de binnenmantel van de huls 12 voorzien van meergangig schroefdraad 16.

15 Voorts omvat de aansluitmodule 8 een hol cilindervormig lichaam 18 dat het uiteinde 17 van een in de aansluitmodule 8 opgenomen lichtgeleider 6 omsluit. Na montage van de aansluitmodule 8 aan de aansluitmodule 4 van een oogchirurgische eenheid 1 reikt het uiteinde 17 van de lichtgeleider 6 aldus tot in de oogchirurgische eenheid 1. In een 20 voordelige uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding omvat de oogchirurgische eenheid 1 geen lichtgeleider 3, maar is de aansluitmodule 8 van het oogchirurgische instrument 5 zodanig gedimensioneerd dat het uiteinde 17 van de lichtgeleider 6 tot nabij de (niet-weergegeven) laserbron reikt, zodat optische verhezen worden verminderd. Het door de laserbron 25 gegenereerde licht wordt dan namelijk direct in de lichtgeleider van het oogchirurgische instrument 5 gekoppeld. De schacht van het holle cilindervormige lichaam 18 heeft een uitwendige diameter van circa 2.9 mm. Uiteraard zijn ook andere maatvoeringen mogelijk.

Daarnaast omvat de aansluitmodule 8 een koppellichaam 19 30 waardoorheen de lichtgeleider 6 reikt. Door het koppellichaam is de 9 lichtgeleider 6 aan de aansluitmodule 8 bevestigd. De buitenmantel is voorzien van een reliëf, zodat de bekleding 7 van de lichtgeleider 6 daaroverheen kan worden getrokken. Hierdoor wordt tegengegaan dat de bekleding 7 opstroopt en de lichtgeleider 6 blootstelt aan externe invloeden.

5 Opgemerkt wordt dat de lichtgeleider 6 en/of de bekleding 7 ervan ook anderszins aan de aansluitmodule 8 kan worden bevestigd, bijvoorbeeld met additionele klemelementen.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. Vele varianten zijn mogelijk.

10 Zo kan de aansluitmodule 4 van de oogchirurgische eenheid 1 niet alleen aan de buitenzijde van de behuizing 2, maar ook anderszins worden bevestigd, bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk in een opening van de behuizing 2 of aan de binnenzijde van de behuizing 2 zodanig de aansluitmodule 4 bereikbaar is voor de aansluitmodule van een 15 oogchirurgisch instrument.

Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

1034206

Claims

1. Oogchirurgische; eenheid, omvattende een aansluitmodule om bij koppeling van de aansluitmodule aan een aansluitmodule van een oogchirurgisch instrument een uiteinde van een lichtgeleider die is op genomen in de aansluitmodule van het oogchirurgische instrument uit te 5 richten ten opzichte van de aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid, waarbij de aansluitmodules van de oogchirurgische eenheid en het oogchirurgische instrument tijdens koppeling onderling samenwerken en waarbij de onderlinge samenwerking van de aansluitmodules wordt gerealiseerd door een meergangige schroefverbinding waarvan 10 corresponderende schroefverbindingselementen bij koppeling van de aansluitmodules door onderlinge verzwenking van de aansluitmodules in hoofdzaak gelijktijdig onderling aangrijpen.

2. Oogchirurgische eenheid volgens conclusie 1, waarbij uiteinden van schroefverbindingselementen waar tijdens onderlinge verzwenking van de 15 aansluitmodules corresponderende schroefverbindingselementen elkaar beginnen aan te grijpen, in hoofdzaak in hetzelfde vlak liggen dat dwars is georiënteerd ten opzichte van de gemeenschappelijke zwenkas van de aansluitmodules.

3. Oogchirurgische eenheid volgens conclusie 1 of 2, waarbij uiteinden 20 van schroefverbindingselementen waar tijdens onderlinge verzwenking van de aansluitmodules corresponderende schroefverbindingselementen elkaar beginnen aan te grijpen, in hoofdzaak evenredig in omtreksrichting om de gemeenschappelijke zwenkas van de aansluitmodules zijn verdeeld.

4. Oogchirurgische eenheid volgens één der voorgaande conclusies, 25 waarbij een schroefverbindingselement van de aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid in- of uitwendig schroefdraad omvat. .t

5. Oogchirurgische eenheid volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een schroefverbindingselement zich ten hoogste eenmaal rondom uitstrekt, gezien ten opzichte van de gemeenschappelijke zwenkas van de aansluitmodules.

6. Oogchirurgische eenheid volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een schroefelement zich slechts over een deel in omtreksrichtings uitstrekt, gezien ten opzichte van de gemeenschappelijke zwenkas van de aansluitmodules, bij voorkeur over een segment tussen circa 90 graden tot circa 180 graden.

7. Oogchirurgische eenheid volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het aantal schroefverbindingselementen van de aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid drie of vier bedraagt.

8. Oogchirurgisch instrument, omvattende een lichtgeleider en een aansluitmodule waarin een uiteinde van de lichtgeleider is op genomen om 15 bij koppeling van de aansluitmodule aan een aansluitmodule van een oogchirurgische eenheid de lichtgeleider uit te richten ten opzichte van de aansluitmodule van de oogchirurgische eenheid, waarbij de aansluitmodules van de oogchirurgische eenheid en het oogchirurgische instrument tijdens koppeling onderling samenwerken en waarbij de onderlinge samenwerking 20 van de aansluitmodules wordt gerealiseerd door een meergangige schroefverbinding waarvan corresponderende schroefverbindings-elementen bij koppeling van de aansluitmodules door onderlinge verzwenking van de aansluitmodules in hoofdzaak gelijktijdig onderling aangrijpen. 1034206