NL1033799C2 - Systeem en werkwijze voor het opslaan van goederen. - Google Patents

Description

«

Korte aanduiding: Systeem en werkwijze voor het opslaan van goederen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op systeem en een werkwijze voor het opslaan van goederen. Het systeem omvat bijvoorbeeld een magazijn, een productiebuffer en dergelijke.

5 Een magazijn omvat een opslagruimte met een lengte (x- richting), een hoogte (y-richting) en een diepte (z-richting). De opslagruimte is verdeeld in kanalen die zich uitstrekken in de z-richting. In de x-richting omvat de opslagruimte een of meer naast elkaar aangebrachte kanalen. In de y-richting omvat de opslagruimte 10 een of meer lagen van elk een kanaal hoog. De kanalen zijn bestemd voor het daarin opslaan van goederen, in laadeenheden diebijvoorbeeld (kartonnen) dozen, pallets, bakken, containers of trays omvatten.

De kanalen hebben in de z-richting opslaglocaties voor één, twee, of meer dan twee laadeenheden. Het magazijn omvat verder een 15 in/uitvoerlocatie voor het aanleveren en/of afvoeren van de goederen.

Een bekend magazijn heeft een opslagruimte met kanalen die één of twee pallets diep zijn. Het magazijn omvat een kraan die in de x-richting langs de opslagruimte kan rijden. De kraan is voorzien van een in hoogte verstelbare en tot in een kanaal uitschuifbare vork die 20 een pallet vanaf de in/uitvoerlocatie naar een van de kanalen kan transporteren en in het betreffende kanaal kan plaatsen. Tevens kan de kraan een pallet uit een van de kanalen ophalen en naar de in/uitvoerlocatie transporteren. Een kraan die bijvoorbeeld 40 meter hoog is kan bijvoorbeeld in de orde van 60 pallets per uur in de 25 kanalen plaatsen en 60 pallets per uur uit de kanalen ophalen. De opslagcapaciteit van het magazijn is echter beperkt door de beperkte diepte van de kanalen. Door de beperkte capaciteit is het magazijn tevens relatief duur.

Uit WO-2005/002998-A1 is een magazijn bekend met kanalen die 30 meer dan twee pallets diep zijn. Het magazijn omvat een kraan die vanaf de in/uitvoerlocatie in de x-richting langs de opslagruimte kan rijden. De kraan is voorzien van een hefinrichting die in de y-richting kan bewegen. De kraan omvat een met de hefinrichting samenwerkende satelliet die vanaf de hefinrichting goederen in en uit 1033799 - 2 - de kanalen kan transporteren. De satelliet omvat een motor die van vermogen wordt voorzien vanaf de kraan. Indien de kraan 40 meter hoog is kunnen de kraan en de daarmee samenwerkende satelliet bijvoorbeeld in de orde van 20 pallets per uur vanaf de in/uitvoerlocatie in de 5 kanalen opbergen en 20 pallets per uur vanaf de kanalen naar de in/uitvoerlocatie transporteren. Het magazijn van WO-2005/002998-A1 is daarmee relatief traag.

De onderhavige uitvinding beoogt een systeem te verschaffen dat goederen sneller kan verwerken.

10 De uitvinding verschaft daartoe een systeem voor het opslaan van goederen, omvattende: - een opslagruimte met een lengte (x), een hoogte (y) en een diepte (z) die is verdeeld in kanalen die zich uitstrekken in de diepte (z); 15 - een in/uitvoerlocatie voor het aan- en/of afvoeren van de goederen; - ten minste een vanaf de in/uitvoerlocatie in de lengte langs de opslagruimte beweegbaar eerste transportmiddel voor het transporteren van goederen van de in/uitvoerlocatie naar een van de 20 kanalen en/of omgekeerd; - ten minste een in de kanalen beweegbaar en van een besturing met communicatiemiddelen voorzien tweede transportmiddel voor het transporteren van de goederen van het eerste transportmiddel tot een vooraf bepaalde locatie in een van de kanalen en/of omgekeerd; en 25 - een centrale besturingseenheid die ingericht is (bijvoorbeeld geprogrammeerd) voor het aansturen van het ten minste ene tweede transportmiddel.

In het systeem volgens de uitvinding kunnen het eerste transportmiddel en het tweede transportmiddel onafhankelijk van 30 elkaar goederen transporteren en onafhankelijk van elkaar bewegen.

Het tweede transportmiddel en het eerste transportmiddel kunnen derhalve tegelijkertijd goederen verplaatsen, d.w.z. parallel aan elkaar werken. Terwijl het tweede transportmiddel bepaalde goederen in een kanaal naar de vooraf bepaalde locatie brengt kan het eerste 35 transportmiddel alvast andere goederen ophalen, bijvoorbeeld op de in/uitvoerlocatie. Het systeem volgens de uitvinding combineert zodoende een relatief grote opslagcapaciteit met snellere verwerking. Indien de opslagruimte bijvoorbeeld 40 meter hoog is en de goederen op pallets zijn aangebracht kunnen bijvoorbeeld 40 tot 60 pallets per 40 uur in de kanalen worden geplaatst. Tevens kunnen bijvoorbeeld 40 tot - 3 - 60 pallets per uur vanuit de kanalen naar de in/uitvoerlocatie worden verplaatst.

Bij voorkeur omvat het systeem twee of meer tweede transportmiddelen. De goederenstroom die kan worden afgehandeld neemt 5 daardoor toe.

In een andere uitvoeringsvorm omvat het systeem twee of meer eerste transportmiddelen. Deze zijn bijvoorbeeld aan weerszijden van de opslagruimte aangebracht. Aan het ene uiteinde van een kanaal kunnen vanaf het ene eerste transportmiddel goederen worden 10 ingevoerd, terwijl aan het tegenovergelegen uiteinde van het kanaal goederen worden uitgevoerd.

Tevens kunnen optioneel meerdere opslagruimtes naast elkaar zijn aangebracht. Tussen aanliggende opslagruimtes kunnen steeds eerste transportmiddelen zijn aangebracht.

15 Het eerste transportmiddel omvat bijvoorbeeld een magazijnkraan, een AGV (Automatic Guided Vehicle), een vorkheftruck of een transferwagen en kan door een persoon of door een besturing worden aangestuurd. Het eerste transportmiddel is tevens ingericht om het tweede transportmiddel van of naar een bepaald kanaal te 20 verplaatsen. Het tweede transportmiddel is ingericht om de goederen in het bepaalde kanaal te verplaatsen van of naar de vooraf bepaalde locatie. De centrale besturingseenheid wordt bijvoorbeeld aangestuurd door een persoon of door een daartoe geprogrammeerde computer. In een uitvoeringsvorm werken de eerste transportmiddelen autonoom. In een 25 andere uitvoeringsvorm is de centrale besturingseenheid tevens ingericht voor het aansturen van (bijvoorbeeld geprogrammeerd) de eerste transportmiddelen.

Het magazijn omvat optioneel een aantal veiligheidsvoorzieningen, zoals persoonsbeveiliging, een 30 noodstopcircuit, koppelingen van respectieve transportmiddelen met noodstopcircuits in de omgeving, een beveiliging aan een uiteinde van een kanaal, stopbeveiliging bij onverwachte obstakels in een kanaal, en/of controle van de status van een accu van een tweede transportmiddel voor het genereren van een waarschuwing indien het 35 resterende vermogen van een accu onder een minimumwaarde daalt.

Volgens een ander aspect verschaft de uitvinding een shuttle, omvattende een tweede transportmiddel zoals boven beschreven.

Volgens weer een ander aspect verschaft de uitvinding een werkwijze voor het gebruik van een systeem zoals boven beschreven.

- 4 -

Verdere voordelen en kenmerken van de uitvinding blijken uit de tekeningen, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de onderhavige 5 uitvinding;

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht toont van een tweede uitvoeringsvorm van een systeem volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht toont van een eerste uitvoeringsvorm van een tweede transportmiddel volgens de onderhavige 10 uitvinding;

Fig. 4 een bovenaanzicht toont van twee samenwerkende tweede transportmiddelen volgens fig. 3 waarop een last is aangebracht;

Fig. 5 een perspectivisch aanzicht toont van twee samenwerkende tweede transportmiddelen in een andere uitvoeringvorm; 15 Fig. 6 een bovenaanzicht toont van de twee tweede transportmiddelen uit fig. 5 waarop een last is aangebracht;

Fig. 7 een perspectivisch aanzicht toont van het tweede transportmiddel van fig. 3 in een gebruikstoestand;

Fig. 8 en fig. 9 het tweede transportmiddel uit fig. 7 tonen in 20 verdere gebruikstoestanden;

Fig. 10-13 het tweede transportmiddel uit fig. 7 in zijaanzicht tonen in op elkaar volgende gebruikstoestanden;

Fig. 14 een perspectivisch aanzicht toont van een andere uitvoeringsvorm van het tweede transportmiddel volgens de onderhavige 25 uitvinding;

Fig. 15 een verdere gebruikstoestand toont van het tweede transportmiddel uit fig. 14;

Fig. 16-19 het tweede transportmiddel uit fig. 14 in zijaanzicht tonen tijdens op elkaar volgende gebruikstoestanden; en 30 Fig. 20-22 een zijaanzicht in detail tonen van uitvoeringsvormen van een transporteur met een verdikking van het tweede transportmiddel uit fig. 14.

Fig 23 de bestruing van het tweede transportmiddel toont en zijn omgeving.

35 In een eerste uitvoeringsvorm omvat een magazijn 1 volgens de onderhavige uitvinding (fig. 1) een opslagruimte 10 met een lengte (x-richting), een hoogte (y-richting) en een diepte (z-richting). De opslagruimte is verdeeld in een aantal kanalen 12 die zich uitstrekken in de z-richting van de opslagruimte 10. De kanalen 12 40 strekken zich ongeveer uit over de gehele diepte van de opslagruimte -δ- ΙΟ. Verder hebben de kanalen 12 een breedte en een hoogte die afhankelijk is van de goederen die daarin worden opgeslagen. Verder zijn de kanalen 12 aan de onderzijde daarvan links en rechts voorzien van zich over ongeveer de gehele lengte van de kanalen uitstrekkende 5 rails 16, 18. Deze rails 16, 18 dienen voor het ondersteunen van daarop aan te brengen goederen 14. In sommige gevallen kunnen de goederen doorbuigen, bijvoorbeeld door ouderdom, materiaalverslechtering, vocht en dergelijke. Speciaal voor het opslaan van dergelijke doorbuigende goederen zijn een of meer kanalen 10 20 naast de linker rail 16 en de rechter rail 18 eveneens voorzien van tussen de rails 16 en 18 aangebrachte middenrails 22. De middenrails 22 strekken zich eveneens uit over hoofdzakelijk de gehele lengte van het kanaal 20.

Aan een zijkant van de opslagruimte 10 is een eerste 15 transportmiddel 30 aangebracht dat verplaatsbaar is in de richting van pijl 32, d.w.z. in de x-richting. Het eerste transportmiddel is bijvoorbeeld aan de onderzijde voorzien van een aantal wielen 34 waarop een plateau 36 is aangebracht. Op het plateau is een kolom 38 aangebracht waaraan een draagplateau 40 is bevestigd. Het 20 draagplateau is langs de kolom 38 in y-richting verplaatsbaar en sluit ongeveer aan op een uiteinde van de kanalen 12 en 20. Bij voorkeur is het draagplateau voorzien van een (niet getoonde) transporteur, zoals een transportband. Het eerste transportmiddel kan eveneens op andere manieren verplaatsbaar zijn dan door de wielen 34, 25 bijvoorbeeld door verder niet getoonde geleiderails.

Het eerste transportmiddel is verplaatsbaar langs de uiteinden van de kanalen 12 van en naar een in/uitvoerlocatie 42 voor het aanvoeren van de goederen. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de in-/uitvoerlocatie 42 bijvoorbeeld gevormd door het uiteinde van een 30 transporteur 44. De transporteur 44 dient hoofdzakelijk voor het aan-en/of afvoeren van de goederen. Daartoe omvat de transporteur 44 bijvoorbeeld een eerste transportband voor het aanvoeren van goederen en een tweede (verder niet getoonde) transportband voor het afvoeren van goederen.

35 Het magazijn 1 omvat verder een tweede transportmiddel 50 dat ingericht is voor het in de kanalen 12 verplaatsen van de goederen 14. Zoals getoond in fig. 2 werkt het tweede transportmiddel bijvoorbeeld samen met het hefplateau 40, zodat het eerste transportmiddel 30 het op het hefplateau 40 aangebrachte tweede 40 transportmiddel kan verplaatsen tot voor het uiteinde van een bepaald - 6 - kanaal 12. Het tweede transportmiddel 50 kan zich vervolgens vanaf het hefplatform 40 in de lengterichting van het kanaal verder verplaatsen Bij de aan/afvoerlocatie 42 worden de goederen aangeleverd. De bij 42 aangeleverde goederen worden vervolgens 5 overgeplaatst het draagplateau 40.

Ten minste één kanaal 52 omvat verder een oplaadlocatie 54 voor het opladen van een in het tweede transportmiddel 50 aangebrachte energiebron. De energiebron is bij voorkeur een accu voor elektrische energie. De oplaadlocatie 54 omvat daartoe een of meer elektrische 10 aansluitingen 56 die gekoppeld zijn met een verder niet getoonde externe bron van elektrische energie.

Fig. 2 toont een andere, uitvoerige uitvoeringsvorm van een magazijn 100. Overeenkomstige delen met de uitvoeringsvorm van fig. 1 zijn daarin aangeduid met dezelfde referentiecijfers. Het magazijn 15 100 omvat naast de eerste opslagruimte 10 een tweede, aangrenzend daaraan opgestelde opslagruimte 110. De tweede opslagruimte 110 omvat bijvoorbeeld kanalen 112. Tevens is getoond een tweede transportmiddel 150, dat beweegbaar is in de kanalen 112. Tussen de eerste opslagruimte 10 en de tweede opslagruimte 110 is een eerste 20 transportmiddel 130 verplaatsbaar in de x-richting. Het eerste transportmiddel 130 omvat een kolom 138 waaraan in y-richting verplaatsbaar een hefplateau 140 is aangebracht. Het hefplateau 140 kan aan een zijde aansluiten op een achteruiteinde van de kanalen 12 en aan de tegenovergelegen zijde aansluiten op een voorzijde van de 25 kanalen 112.

De in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm van een magazijn volgens de uitvinding is onbeperkt uit te breiden, d.w.z. een of meer opslagruimtes 10 zijn te combineren met een of meer eerste transportmiddelen 30 en een of meer tweede transportmiddelen 50. Bij 30 het ontwerp van een magazijn 100 is vooraf een aantal parameters beschikbaar. De parameters omvatten de beschikbare ruimte, de gewenste goederenstroom (bv. in laadeenheden per uur), de capaciteit (het aantal goederen dat kan worden opgeslagen) en/of een budget. Afhankelijk van deze parameters wordt het magazijn 100 ontworpen.

35 Fig. 3 toont een uitvoeringsvorm van een tweede transportmiddel ofwel shuttle 50. De shuttle 50 omvat een frame 60 dat aan de beide zijkanten voorzien is van een aantal wielen 62, of een rupsband en dergelijke. Om het frame is een transporteur 64 aangebracht dat aan de bovenzijde tevens een draagvlak vormt voor de goederen. Binnen het 40 frame 60 zijn verder niet getoonde besturingscomponenten van de - 7 - shuttle aangebracht, zoals een motor, een energieopslag zoals bijvoorbeeld een accu, communicatiemiddelen om te communiceren met een overkoepelende besturing, en/of elektrische contacten om te koppelen met de elektrische leidingen 56 van het oplaadpunt 54. De 5 wielen 62 zijn gekoppeld met de motor om de shuttle in zijn lengterichting vooruit of achteruit te laten bewegen, in de richting van pijl 66. Verder is in het frame 60 een hefinrichting voorzien. De hefinrichting kan op de shuttle 50 aangebrachte goederen in hoogterichting ten opzichte daarvan verplaatsen, d.w.z. in de 10 richting van de pijl 68. De transporteur 64 is bijvoorbeeld een oneindige transportband die op de shuttle 50 aangebrachte goederen in de lengterichting ten opzichte van de shuttle kan bewegen, d.w.z. in de richting van pijl 70.

In principe is het tweede transportmiddel 50 ingericht om een 15 enkele last te vervoeren. In een uitvoeringsvorm omvat het tweede transportmiddel 50 echter communicatiemiddelen die in staat zijn om te communiceren met communicatiemiddelen van een ander tweede transportmiddel 50, zoals getoond in fig. 4. De communicatiemiddelen zorgen dat beide tweede transportmiddelen 50 synchroon bewegen, zodat 20 deze samenwerken en een bovenmaatse last 72 samen kunnen vervoeren.

De last 72 is bijvoorbeeld een aantal keren langer dan een enkel tweede transportmiddel 50, zoals getoond in fig. 4, of breder zoals getoond in fig. 6.

In de kanalen 20 die voorzien zijn van middenrails 22 dient een 25 ander, smaller tweede transportmiddel gebruikt te worden zoals getoond in Fig. 5. Het tweede transportmiddel 74 is verder gelijk aan het tweede transportmiddel 50 en omvat een frame 76, wielen 78 en transporteur 80.

Optioneel is de transportband 64 van het tweede transportmiddel 30 50 over een gedeelte van het buitenoppervlak daarvan voorzien van een verdikking 82 (fig. 15) . Deze verdikking heeft een verschil in dikte 84 ten opzichte van de dikte van de rest van het resterende deel van de transportband 64 en dient om de last op te tillen.

De verdikking 82 kan een vlak buitenoppervlak hebben, zoals 35 getoond in fig. 15. In andere uitvoeringsvormen is de verdikking zelfinstellend, d.w.z. deze heeft een buitenoppervlak dat ingericht is om dragend aan te grijpen op een last zoals een pallet 14. De zelfinstellende verdikking omvat bijvoorbeeld dwars over het oppervlak van de transportband 64 aangebrachte ribbels 86 (fig. 20). 40 In een andere uitvoeringsvorm omvat de verdikking draaibaar ten - 8 - opzichte van een draagconstructie 88 aangebrachte draagvlakken 90 (fig. 21). In weer een andere uitvoeringsvorm omvat de verdikking zich dwars over de lengterichting van de transporteur 64 uitstrekkende flexibele elementen 92 (fig. 22). De flexibele 5 elementen 92 zijn bijvoorbeeld van rubber en hebben een bovenoppervlak dat buigzaam is om volledig dragend aan te grijpen op een pallet 14 of soortgelijke last.

Het magazijn volgens de uitvinding omvat een besturingssysteem 200 (fig. 23). Het besturingssysteem 200 omvat een overkoepelende 10 besturing 202. De overkoepelende besturing 202 omvat een centrale besturingseenheid aangevuld met eventueel andere computerelementen, software en/of zend- en communicatiemiddelen. De overkoepelende besturing is op een daartoe geschikte centrale locatie in het magazijn aangebracht om te kunnen communiceren met de overige 15 elementen. Deze overige elementen omvatten bijvoorbeeld een besturing 204 met overeenkomstige eerste communicatiemiddelen van de eerste transportmiddelen 30, 130. Een tweede transportmiddel is voorzien van een besturingselement en daarmee samenwerkende tweede communicatiemiddelen die schematisch zijn afgebeeld door 206. De 20 besturing van het tweede communicatiemiddel kan eveneens communiceren met besturingen en communicatiemiddelen van andere tweede transportmiddelen, die schematisch zijn aangeduid door 208. Verder communiceert de besturing van 206 van het tweede transportmiddel met elektrische, mechanische en/of andere componenten 210 van het 25 betreffende tweede transportmiddel. Indien er een storing, een energietekort en/of ander onderhoud nodig is kan de besturing 206 van het tweede transportmiddel eveneens communiceren met communicatiemiddelen 212, die bijvoorbeeld de status doorgeven aan een onderhoudsmonteur of andere operateur voor het nemen van verdere 30 handelingen, het verrichten van onderhoud en dergelijke.

De werking van het systeem wordt in het hiernavolgende beschreven.

In een eerste uitvoeringsvorm wordt het eerste transportmiddel 30 in de x-richting bewogen tussen de in/uitvoerlocatie 42 en de 35 positie van een gewenst afleverkanaal in de x-richting. Bij de in/uitvoerlocatie wordt een laadeenheid van de lopende band 44 overgenomen op het hefplateau 40. Vervolgens wordt het eerste transportmiddel 30 naar een gewenste positie in de x-richting bewogen. Het hefplateau 40 wordt naar een gewenste positie in de y-40 richting verplaatst. Wanneer het hefplateau aansluit op het uiteinde - 9 - van een vooraf bepaald kanaal 12 stopt de beweging van het hefplateau 40 en van het eerste transportmiddel.

Het hefplateau 40 geeft vervolgens de daarop aangebrachte lading 5 over aan een in het kanaal klaarstaand tweede transportmiddel 50, bijvoorbeeld door de op het hefplateau 40 aangebrachte transportband. Het tweede transportmiddel 50 wordt vervolgens door zijn eigen voortstuwingsmotor het kanaal in bewogen tot een vooraf bepaalde opslaglocatie.

10 Terwijl het tweede transportmiddel 50 in het kanaal 12 beweegt voor het afleveren van de lading 14 kan het eerste transportmiddel 30 teruggaan naar de in/uitvoerlocatie voor het ophalen van een volgende, andere laadeenheid 14, om deze op overeenkomstige wijze af te leveren bij een kanaal 12.

15 Het eerdergenoemde tweede transportmiddel 50 zal na het afleveren van de lading 14 op de vooraf bepaalde locatie terugkeren naar het uiteinde van het kanaal 12 en daar wachten, klaar om het volgende artikel over te nemen van het hefplateau 40 van het eerste transportmiddel 30. Het eerste transportmiddel 30 kan derhalve tussen 20 de in/uitvoerlocatie en een kanaal op en neer rijden terwijl het tweede transportmiddel 50 in het kanaal heen en weer rijdt.

In een uitgebreidere uitvoeringsvorm worden meerdere tweede transportmiddelen ingezet per eerste transportmiddel 30. Terwijl een tweede transportmiddel 50 in een kanaal heen en weer rijdt voor het 25 inslaan van een lading rijdt een ander tweede transportmiddel 50 in een ander kanaal heen en weer voor het uitslaan van lading.

Het eerste transportmiddel haalt een lading op bij de invoerlocatie, geeft deze over aan het tweede transportmidel voor inslag, haalt een lading op bij het tweede transportmiddel voor 30 uitslag en brengt deze naar de uitvoerlocatie. Wanneer een tweede transportmiddel 50 klaar is met het ophalen of afleveren van goederen in een bepaald kanaal wordt het opgehaald door het hefplateau van het eerste transportmiddel 30. Het tweede transportmiddel rijdt vervolgens op het hefplateau, dat het tweede transportmiddel naar 35 bijvoorbeeld een ander kanaal transporteert. Het tweede transportmiddel rijdt vervolgens het andere kanaal in.

Het aantal tweede transportmiddelen dat gebruikt wordt hangt af van het beschikbare budget en van de tijdsduur die de respectieve transportmiddelen nodig hebben om hun taken te vervullen. Het tweede 40 transportmiddel kan ook de laadeenheden met goederen in een kanaal - 10 - verplaatsen. Bijvoorbeeld alle artikelen zo ver mogelijk achter elkaar aan de achterzijde van een kanaal om de voorste posities vrij te maken. Of bijvoorbeeld alle artikelen achter elkaar aan de voorzijde van een kanaal om een zo kort mogelijke rijweg te krijgen 5 wanneer de artikelen uit het kanaal worden opgehaald.

In weer een andere uitvoeringsvorm (zie fig. 2) is een eerste transportmiddel 30 werkzaam om goederen op te halen bij de in/uitvoerlocatie 42 en deze vervolgens met het hefplateau 40 tot een ingangszijde van een kanaal 12 te verplaatsen. Het tweede 10 transportmiddel 50 beweegt zich vervolgens in het kanaal voor het opslaan van de goederen. Ondertussen zal het eerste transportmiddel 30 zich terugbewegen naar de invoerlocatie 42 voor het ophalen van andere goederen 14.

Enige tijd later zal het tweede transportmiddel 50 aan het 15 tegenovergelegen achteruiteinde goederen uitslaan en overgeven aan een ander eerste transportmiddel 130. Het is in deze uitvoeringsvorm mogelijk dat er meerdere eerste transportmiddelen worden toegepast per tweede transportmiddel.

Zoals eerder vermeld kunnen tweede transportmiddelen volgens de 20 onderhavige uitvinding samenwerken om als een geheel, synchroon te bewegen voor het verplaatsen van een enkele last. Voorbeelden die genoemd zijn aan de hand van fig. 4 betreffen een last 72 die langer is dan een enkel tweede transportmiddel 50. In een andere uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 6 kunnen twee naast elkaar 25 aangebrachte tweede transportmiddelen een brede last verplaatsen, of bijvoorbeeld een relatief zwak pallet dat aangebracht kan worden in een van de kanalen 20 (fig. 1).

De in fig. 23 getoonde overkoepelende besturing zorgt dat de betreffende onderdelen, onder andere de eerste transportmiddelen 30, 30 130 en de tweede transportmiddelen 50, 150 op de meest efficiënte wijze bewegen van en naar hun afleverlocaties en in/uitvoerlocaties. Tweede transportmiddelen kunnen onderling eveneens communiceren. Het is eveneens mogelijk dat de eerste transportmiddelen en de tweede transportmiddelen onderling communiceren.

35 De opslagruimte 10 omvat een kanaal 52 voor het opladen van de energiebronnen van de tweede transportmiddelen 50 indien het energieniveau daarvan onder een vooraf bepaald minimum niveau is gedaald. Verder kunnen kanalen voorzien zijn voor het opslaan van aanvullende tweede transportmiddelen die ingezet kunnen worden indien 40 nodig. Verder kunnen een of meer van de kanalen 12 zijn aangewezen - 11 - voor het opslaan van tweede transportmiddelen die onderhoud nodig hebben. Een dergelijk kanaal is bijvoorbeeld uitgevoerd zoals kanaal 52 in fig. 1 en kan toegankelijk zijn vanaf een zijkant om het onderhoud te vergemakkelijken (fig. 1, 2).

5 Het ophalen van een lading zoals een pallet door een tweede transportmiddel 50 is getoond aan de hand van fig. 7-13. Een tweede transportmiddel gaat een pallet 14 dat opgesteld is op de rails 16, 18 ophalen en beweegt daartoe in de richting van de pijl 300 (fig. 7, 10) . Aangekomen bij het pallet zal het tweede transportmiddel 50 nog 10 steeds bewegen in de richting van de pijl 300, maar tegelijkertijd zal de transportband 64 met het bovenoppervlak daarvan in tegengestelde richting gaan bewegen in de richting van de pijl 302 (fig. 8, 11, 12). De snelheid van het oppervlak van transportband 64 is daarbij zodanig dat het oppervlak van transportband 64 stilstaat 15 ten opzichte van pallet 14. Tegelijkertijd met het draaien van de transportband 64 zal de in het tweede transportmiddel 50 aangebrachte hefinrichting een omhooggaande beweging maken in de richting van pijl 304 voor het optillen van het pallet 14 van de rails 16, 18 (fig. 8, 11) . Zodra het pallet 14 geheel op het tweede transportmiddel 50 20 staat zal het tweede transportmiddel stoppen en zich in de richting van een uiteinde van het kanaal 12 bewegen, bijvoorbeeld in de richting van pijl 306 (fig. 9, 13).

In een andere uitvoeringsvorm zoals getoond in fig. 14-19 omvat het oppervlak van de transportband 64 een verdikking 82. Een 25 hefinrichting is hierdoor overbodig. Het tweede transportmiddel 50 beweegt zich richting pallet 14 in de richting van pijl 310 (fig.

16). Aangekomen bij een uiterste rand van het pallet 14 zal het tweede transportmiddel 50 blijven bewegen in de richting van pijl 310 en tegelijkertijd zal de transportband 64 met een tegengestelde 30 snelheid gaan bewegen in de richting van pijl 312 (fig. 17). De draaisnelheid van loopband 64 is daarbij zodanig dat het buitenoppervlak van de verdikking 82 stilstaat ten opzichte van het pallet 14. Het tweede transportmiddel 50 blijft bewegen in de richting van pijl 310, waarbij het pallet 14 wordt opgetild en het 35 tweede transportmiddel 50 zich onder het pallet zal bewegen (fig. 18) totdat het gehele pallet 14 zich op het tweede transportmiddel 50 bevindt (fig. 19). Vervolgens zal het tweede transportmiddel 50 zich weer naar de gewenste uitvoerlocatie bewegen, hetzij aan de voor-hetzij aan de achterzijde van het betreffende kanaal.

- 12 -

Zowel met de in fig. 7-13 als met de in fig. 14-19 getoonde uitvoeringsvorm van het tweede transportmiddel is tegelijkertijd heffen en rijden van het tweede transportmiddel 50 mogelijk, wat een tijdsbesparing oplevert. Overeenkomstig kan het tweede 5 transportmiddel 50 eveneens een last 14 afleveren en daarbij in tegenovergestelde richting de transportband 64 laten bewegen.

Zodoende is het eveneens mogelijk te rijden en een last te laten zakken.

De verdikking kan zelfinstellend zijn uitgevoerd, zoals 10 bijvoorbeeld getoond in fig. 20-22. Dit wil zeggen dat de verdikking volledig dragend aangrijpt op de last. De verdikking is bijvoorbeeld draaibaar bevestigd aan de transportband 64 door middel van een as (fig. 21) door middel van een flexibele verbinding (fig. 22) of door een gewenst buitenoppervlak te verschaffen (fig. 20).

15 De tweede transportmiddelen volgens de onderhavige uitvinding zijn voorzien van intelligentie (fig. 23) die er voor zorgt dat onderhoud van componenten en het op peil brengen van het gewenste energieniveau tijdig gebeurt. De tweede transportmiddelen hebben een eigen energieopslag in de vorm van bijvoorbeeld een accu, een 20 batterij en/of een brandstofcel. Wanneer nodig wordt het betreffende tweede transportmiddel naar het daartoe aangewezen kanaal of naar een andere locatie verplaatst om daar te worden opgeladen en/of te worden onderhouden.

De tweede transportmiddelen volgens de uitvinding hebben hun 25 eigen besturing 206 (fig. 23), die bijvoorbeeld een computer, een processor, een geheugen voorzien van programmatuur, en communicatiemiddelen omvat. Via de communicatiemiddelen kan de besturing 206 communiceren met de elektrische en mechanische componenten 210 van het tweede transportmiddel. Indien opladen van de 30 energieopslag nodig is zal de besturing 206 dit doorgeven aan een centrale besturingseenheid 202, die vervolgens het tweede transportmiddel naar het kanaal 54 laat transporteren. Indien bijvoorbeeld onderhoud of reparatie van onderdelen nodig is zal de besturing 206 dit doorgeven aan een communicatiemiddel 212 van een 35 onderhoudsmonteur of andere operateur. Tevens kan de besturing 206 communiceren met een besturing 204 van een of meer eerste transportmiddelen. De overkoepelende, centrale besturingseenheid 202 zorgt dat het geheel naar behoren en zo efficiënt mogelijk functioneert. Onderling kunnen de besturingen 206, 208 van 40 respectieve tweede transportmiddelen eveneens communiceren.

- 13 -

Met het systeem en de werkwijze volgens de uitvinding is het mogelijk dat de centrale besturingseenheid één of meer tweede transportmiddelen in de kanalen goederen laat transporteren onafhankelijk van de eerste transportmiddelen.

5 De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven uitvoeringsvormen daarvan. Daarin zijn vele wijzigingen mogelijk binnen de strekking van de bijgevoegde conclusies. Kenmerken van uitvoeringsvormen kunnen bijvoorbeeld worden gecombineerd.

1033799

Claims (49)

1. Werkwijze voor het opbergen van goederen, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een opslagruimte met een lengte (x), een hoogte (y) en een 5 diepte (z) die is verdeeld in kanalen die zich uitstrekken in de diepte (z); - het met een transportmiddel vanaf een in/uitvoerlocatie langs de opslagruimte transporteren van goederen naar een van de kanalen en/of omgekeerd; - het met een centrale besturingseenheid onafhankelijk van het transportmiddel aansturen van ten minste een shuttle via een besturing daarvan voor het transporteren van 10 de goederen van het transportmiddel tot een vooraf bepaalde opslaglocatie in het ene kanaal en/of omgekeerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende de stappen van: - het verschaffen van twee of meer shuttles; 15. het tijdens het aansturen van een eerste shuttle naar een ander kanaal bewegen van het transportmiddel; - het onafhankelijk van de eerste shuttle aansturen van een andere, tweede shuttle voor het transporteren van goederen in het andere kanaal.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, omvattende de stappen van: - het bij het andere kanaal overplaatsen van goederen van de tweede shuttle op het transportmiddel en/of omgekeerd; en - het met het transportmiddel vanaf het andere kanaal naar de in/uitvoerlocatie transporteren van de goederen en/of omgekeerd. 25

4. Werkwijze volgens conclusie 1,2 of 3, omvattende het onafhankelijk van elkaar en onafhankelijk van het transportmiddel met de centrale besturingseenheid aansturen van twee of meer shuttles voor het transporteren van goederen.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de besturingen van de twee of meer shuttles zijn ingericht om met elkaar te communiceren.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, omvattende het met twee of meer shuttles samen verplaatsen van een enkele laadeenheid van goederen. 35

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de twee of meer shuttles naast elkaar in een kanaal bewegen.

8. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de twee of meer shuttles achter elkaar in een kanaal bewegen.

9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het transportmiddel en de ten minste ene shuttle zijn voorzien van respectieve transporteurs voor het overdragen van goederen van het transportmiddel naar de shuttle en/of omgekeerd.

10. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het opnemen of neerzetten van goederen, met een hefinrichting van de shuttle, wordt gecombineerd met een rijbeweging van de shuttle.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij de transporteur van de shuttle 15 beweegt zodanig dat de goederen voornamelijk vertikaal bewegen.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, waarbij de transporteur gedeeltelijk is voorzien van een verdikking voor het opnemen of neerzetten van de goederen tijdens het met de transporteur transporteren van de goederen. 20

13. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het met het transportmiddel van een kanaal naar een van een oplaadlocatie voorzien kanaal verplaatsen van een shuttle voor het opladen van een energieopslag van de shuttle.

14. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het aansturen van meer transportmiddelen dan shuttles.

15. Systeem voor het opslaan van goederen, omvattende: - een opslagruimte met een lengte (x), een hoogte (y) en een diepte (z) die is 30 verdeeld in kanalen die zich uitstrekken in de diepte (z); - een in/uitvoerlocatie voor het aan- en/of afvoeren van de goederen; - ten minste een vanaf de in/uitvoerlocatie langs de opslagruimte beweegbaar transportmiddel voor het transporteren van goederen van de in/uitvoerlocatie naar een van de kanalen en/of omgekeerd; 35. ten minste een in de kanalen beweegbaar en van een besturing met communicatiemiddelen voorziene shuttle voor het transporteren van de goederen van het transportmiddel tot een vooraf bepaalde opslaglocatie in een van de kanalen en/of omgekeerd; en - een centrale besturingseenheid die ingericht is voor het onafhankelijk van het ten minste ene transportmiddel aansturen van de ten minste ene shuttle. 5

16. Systeem volgens conclusie 15, omvattende twee of meer shuttles, waarbij de centrale besturingseenheid is ingericht voor het onafhankelijk van elkaar en onafhankelijk van het transportmiddel aansturen van de twee of meer shuttles.

17. Systeem volgens een van de conclusies 15 of 16, waarbij de besturingen van de shuttles zijn ingericht om met elkaar te communiceren.

18. Systeem volgens conclusie 17, waarbij het ten minste ene transportmiddel is ingericht om te communiceren met de besturingen van de shuttles. 15

19. Systeem volgens conclusie 15, waarbij de centrale besturingseenheid tevens ingericht is voor het onafhankelijk van de ten minste ene shuttle aansturen van het ten minste ene transportmiddel.

20. Systeem volgens een van de conclusies 15-19, waarbij de ten minste ene shuttle een energieopslag omvat.

21. Systeem volgens conclusie 20, waarbij in een van de kanalen een oplaadlocatie is aangebracht voor het opladen van de energieopslag van de ten minste ene 25 shuttle.

22. Systeem volgens een van de conclusies 15-21, waarbij de shuttle een transporteur omvat die gedeeltelijk is voorzien van een verdikking voor het opnemen of neerzetten van goederen tijdens het rijden van de shuttle. 30

23. Systeem volgens conclusie 22, waarbij de verdikking zelfinstellend is.

24. Systeem volgens een van de conclusies 15-23, omvattende twee of meer onafhankelijk van elkaar aanstuurbare transportmiddelen. 35

25. Systeem volgens conclusie 24, omvattende meer transportmiddelen dan shuttles.

26. Systeem volgens een van de conclusies 15-23, omvattende meer shuttles dan transportmiddelen.

27. Systeem voor het opslaan van goederen, omvattende: - een opslagruimte met een lengte (x), een hoogte (y) en een diepte (z) die is verdeeld in kanalen die zich uitstrekken in de diepte (z); - een in/uitvoerlocatie voor het aan- en/of afvoeren van de goederen; - ten minste een vanaf de in/uitvoerlocatie in de lengte langs de opslagruimte 10 beweegbaar eerste transportmiddel voor het transporteren van goederen van de in/uitvoerlocatie naar een van de kanalen en/of omgekeerd; - ten minste een in de kanalen beweegbaar en van een besturing met communicatiemiddelen voorzien tweede transportmiddel voor het transporteren van de goederen van het eerste transportmiddel tot een vooraf bepaalde locatie in een van de 15 kanalen en/of omgekeerd; en - een centrale besturingseenheid voor het aansturen van het ten minste ene tweede transportmiddel.

28. Systeem volgens conclusie 27, waarbij het ten minste ene eerste 20 transportmiddel voorzien is van een eerste besturing met eerste communicatiemiddelen.

29. Systeem volgens conclusie 28, waarbij de eerste transportmiddelen en de besturing van het tweede transportmiddel zijn ingericht om met elkaar te communiceren.

30. Systeem volgens een van de conclusies 27-29, waarbij het tweede transportmiddel een energieopslag omvat.

31. Systeem volgens conclusie 30, omvattende een in een van de kanalen aangebrachte oplaadlocatie voor het opladen van de energieopslag van het tweede 30 transportmiddel.

32. Systeem volgens een van de conclusies 27-31, waarbij het tweede transportmiddel is voorzien van een hefinrichting die is ingericht om daarop aangebrachte goederen ten opzichte van het tweede transportmiddel in hoogte te verplaatsen terwijl het 35 tweede transportmiddel in een van de kanalen beweegt.

33. Systeem volgens conclusie 32, waarbij het tweede transportmiddel is voorzien van een transporteur die is ingericht om daarop aangebrachte goederen ten opzichte van het tweede transportmiddel te transporteren terwijl de hefinrichting de goederen in de hoogte verplaatst. 5

34. Systeem volgens een van de conclusies 27-33, waarbij het tweede transportmiddel een transporteur omvat die gedeeltelijk is voorzien van een verdikking voor het ten opzichte van het tweede transportmiddel in hoogte verplaatsen van daarop aangebrachte goederen. 10

35. Systeem volgens conclusie 34, waarbij de verdikking zelfinstellend is.

36. Systeem volgens een van de conclusies 27-35, omvattende twee of meer onafhankelijk van elkaar aanstuurbare eerste transportmiddelen. 15

37. Systeem volgens een van de conclusies 27-36, omvattende twee of meer onafhankelijk van elkaar aanstuurbare tweede transportmiddelen.

38. Systeem volgens conclusie 37, waarbij de twee of meer tweede 20 transportmiddelen zijn ingericht voor het synchroon samen verplaatsen van een enkele laadeenheid van goederen.

39. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende twee of meer naast elkaar aangebrachte opslagruimtes. 25

40. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende meer eerste transportmiddelen dan tweede transportmiddelen.

41. Systeem volgens conclusie 27, omvattende meer tweede transportmiddelen 30 dan eerste transportmiddelen.

42. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het ten minste ene transportmiddel positiebepalingsmiddelen omvat voor het positioneren van het tweede transportmiddel in een kanaal. 35

43. Systeem volgens een van de voorgaande conclusies, - waarbij de opslagruimte een aantal boven elkaar aangebrachte kanalen omvat; en - waarbij het eerste transportmiddel een in hoogte verplaatsbaar draagelement omvat dat positioneerbaar is naast een van de kanalen.

44. Shuttle, omvattende een tweede transportmiddel voor een systeem volgens 5 een van de conclusies 27-43.

45. Werkwijze voor het opbergen van goederen, omvattende de stappen van: - het met een eerste transportmiddel vanaf een in/uitvoerlocatie langs een opslagruimte met een lengte (x), een hoogte (y) en een diepte (z) die is verdeeld in kanalen 10 die zich uitstrekken in de diepte (z) transporteren van goederen naar een van de kanalen en/of omgekeerd; - het met een centrale besturingseenheid aansturen van ten minste een tweede transportmiddel via een besturing daarvan voor het transporteren van de goederen van het eerste transportmiddel tot een vooraf bepaalde locatie in het ene kanaal en/of omgekeerd. 15

46. Werkwijze volgens conclusie 45, omvattende de stappen van: - het naar een ander kanaal bewegen van het eerste transportmiddel; - het bij het andere kanaal overplaatsen van goederen van een ander tweede transportmiddel op het eerste transportmiddel; 20. het met het eerste transportmiddel vanaf het andere kanaal naar de in/uitvoerlocatie transporteren van de goederen.

47. Werkwijze volgens conclusie 45 of 46, omvattende de stap van het met het eerste transportmiddel van een kanaal naar een ander kanaal 25 verplaatsen van een tweede transportmiddel.

48. Werkwijze volgens een van de conclusies 45-47, omvattende het met het eerste transportmiddel van een kanaal naar een van een oplaadlocatie voorzien kanaal verplaatsen van een tweede transportmiddel. 30

49. Werkwijze volgens een van de conclusies 45-48, omvattende het gebruik van een systeem volgens een van de voorgaande conclusies.