NL1033751C2 - Inrichting en werkwijze voor het met UV-straling bestralen van een of meer door straling hardbare coatings. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het met UV-straling bestralen van een of meer door straling hardbare coatings.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting en 5 werkwijze voor het met UV-straling bestralen van een of meer door straling hardbare coatings, welke coatings zijn aangebracht op een drager, waarbij de inrichting een stralingsbron omvat voor het bestralen van de op de drager aanwezige, een of meer door straling hardbare coatings, welke drager onder de stralingsbron door wordt geleid.

10 Uit de Europese octrooiaanvrage 0 706 834 is een methode bekend voor het vervaardigen van een dragermateriaal dat is voorzien van een voor UV-bestraling gevoelige lak, bestaande uit een lak op basis van een acrylaat-mengsel, UV-initiator en andere gebruikelijke toevoegmiddelen. De matteringsgraad van voornoemde UV-lak wordt ingesteld door het hieraan toevoegen van mono- en/of 15 difunctionele monomeren, waarbij voor de UV-harding een aantal stralingsbronnen met gedefinieerde golflengtegebieden wordt toegepast. Aldus is er sprake van een eerste UV-stralingsbron die monochromatisch licht in het gebied tussen 100-200 nm uitzendt, waarna de aldus op de dragerlaag aangebrachte laklaag aan een tweede bestraling met UV-licht wordt onderworpen waarbij straling met een hogere golflengte 20 wordt toegepast.

Uit het Duitse Offenlegungsschrift DE 198 42 510 is een methode bekend voor het structureren van het oppervlak van een voor UV-straling gevoelige lak onder toepassing van bestraling met UV-licht met een golflengte van ten hoogste 250 nm. In plaats van voornoemde UV-straling zou ook een uitharding door middel 25 van electronenstraling kunnen plaatsvinden. Als voorbeeld van een door UV-straling hardbare lak wordt een mengsel van monomeren en prepolymeren van acrylaat-bestanddelen genoemd, waarbij als dragermateriaal papier of kunststof in een dikte van 80-500 micrometer wordt toegepast. Nadere gegevens inzake procesinstellingen alsmede de daarvoor geschikte apparatuur worden niet genoemd.

30 Uit het Duitse Patentschrift 199 33 960 is het bekend drie lichtbronnen 18a, 18b en 18c parallel ten opzichte van elkaar onder een hoek ten opzichte van de transportrichting te rangschikken.

Uit het Amerikaans octrooischrift 5.300.331 is een apparaat voor het 10337513 r 2 belichten van UV-hardbare coatings bekend, waarbij als dragermateriaal bijvoorbeeld hout en MDF worden genoemd.

Uit Europese octrooiaanvrage 0 558 114 is een apparaat voor het aanbrengen van een deklaag op een circuit board bekend, waarbij twee paren UV-5 lampen worden toegepast om circuit board, in het bijzonder de daarop liggende coating, te harden.

Tenslotte openbaart de Amerikaanse octrooiaanvrage US 2001/0018893 een hardingskamer, waarbij twee stralingsbronnen zijn gerangschikt.

10 De onderhavige uitvinders hebben uitvoerig onderzoek gedaan naar het matteren van voor UV-straling gevoelige coatings, waarbij het gewenst is dat de dosering van de UV-straling, in het bijzonder kortgolvige UV-straling, uniform over zowel de breedte als de drager wordt aangeboden zodat elk oppervlaktedeel van de drager een nagenoeg constante en identieke hoeveelheid straling ontvangt. Een 15 dergelijke uniformiteit is met name van belang wanneer een verandering in de snelheid van het transport de drager optreedt omdat de drager onder de UV-stralingsbron(nen) wordt geleid. Voor deze laatstgenoemde situatie is het derhalve gewenst dat bij verschillende productiesnelheden, te weten verschillende doorvoersnelheden van de drager, het bestralen met UV-licht zodanig wordt 20 uitgevoerd dat een zelfde fotonendosering wordt aangeboden aan de drager. Het is voor de technische levensduur van de UV-stralingsbron ongewenst om deze over een breed gebied te dimmen, wanneer de transportsnelheid van de drager onder de stralingsbron(nen) in beschouwing wordt genomen.

De onderhavige uitvinders streven bovendien naar een inrichting 25 voor het matteren van stralingsgevoelige coatings, waarbij een dragermateriaal kan worden toegepast dat de beschikking heeft over een grote breedte, in het bijzonder een breedte tot maximaal 6 meter, waarbij doorvoersnelheden voor de drager worden toegepast in het gebied van ten minste 40 meter per minuut tot ten hoogste 400 meter per minuut.

30 De onderhavige uitvinders hebben verder geconstateerd dat de op dit moment in de handel verkrijgbare UV-stralingsbronnen een zodanig korte afmeting bezitten dat een dergelijke stralingsbron ongeschikt is om bij voornoemde afmetingen van de drager en hoge productiesnelheden de op de drager aanwezige r 3 coating(s) gunstig te Kunnen matteren en/of te structureren.

De onderhavige uitvinders streven aldus naar een inrichting die de hiervoor genoemde problemen oplost, of aanzienlijk beperkt.

De uitvinding is omschreven in de bijgevoegde conclusies. De 5 stralingsbron of -eenheid omvat ten minste twee gescheiden stralingsbronnen, elk zodanig ten opzichte van de transportrichting van de drager geplaatst, dat de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, over de breedte daarvan, een nagenoeg uniforme dosering van UV-licht afkomstig van de stralingsbronnen ontvangen.

10 Door de stralingsbron of -eenheid ten minste twee gescheiden stralingsbronnen te laten omvatten, wordt aan een of meer van voornoemde doelstellingen voldaan. De onderhavige uitvinders hebben geconstateerd dat, wanneer twee stralings-bronnen loodrecht op de transportrichting van de drager worden geplaatst, het uiteindelijke product, te weten de drager voorzien van een 15 gematteerde UV-hardbare coating, streepvormige glansverschillen laat zien, waarbij de streepvormige glasverschillen zijn toe te schrijven aan een niet-uniforme UV dosis op het oppervlak en ten gevolge daarvan een niet uniforme verknoping van de UV-gevoelige coatings, hetgeen ongewenst is. De positie van de streepvormige glansverschillen wordt bepaald door de plaats waar de stralingsdosering afwijkend is. 20 De onderhavige uitvinders hebben nu verrassenderwijs gevonden dat ten minste een van de stralingsbronnen, bij voorkeur ten minste twee gescheiden stralingsbronnen, zodanig ten opzichte van de transportrichting van de drager moet zijn geplaatst dat de hoek, ten opzichte van de transportrichting van de drager, zich moet bevinden tussen 0 en 90 °. Verder is het gewenst dat in de uitvoeringsvorm van 25 ten minste twee gescheiden stralingsbronnen deze elk onder een hoek tussen 20-70 0 moeten zijn geplaatst, waarbij voornoemde hoek ten opzichte van de transportrichting van de drager wordt beschouwd.

De onderhavige uitvinding is met name geschikt voor een drager met een breedte van ten hoogste 6000 mm, bij voorkeur tussen 1200 en 2600 mm, 30 waarbij transportsnelheden mogelijk zijn in het gebied van 40 tot 400 m/minuut, in het bijzonder tussen 60 en 200 m/minuut. De voor de mattering gewenste stralingsdosering is bij voorkeur regelbaar in een gebied van 1-3000 mj/m2, in het bijzonder in het gebied 1-30 mJ/m2, met name in het gebied 3-12 mJ/m2. Onder 4 toepassing van een dosering in het hiervoor genoemde gebied en de genoemde transportsnelheid is het mogelijk gebleken dat een drager, voorzien van een of meer coatings wordt verkregen, waarvan de coating een glansgraad of structurering bezit die ligt tussen 4 en 12 punten, gemeten met 60 graden meetgeometrie.

5 De onderhavige uitvinders hebben verder gevonden dat de bestralingstijd, te weten de tijd gedurende welke periode de een of meer door straling hardbare UV-coatings een UV-straling ondervinden, ligt in het gebied van 50-800 ms, waarbij de tijdsperiode tussen bestraling en fixering van de UV-hardbare laag tussen 1 en 15 seconden ligt.

10 De afstand tussen de een of meer stralingsbronnen en een daaronder gelegen, van een of meer door straling hardbare coatings voorziene drager bedraagt bij voorkeur 10-100 mm, in het bijzonder 20-40 mm. Wanneer de afstand minder dan 10 mm bedraagt, is het mogelijk dat de coating in contact komt met de stralingsbron, waardoor de stralingsbron aan functionaliteit zal inboeten. 15 Indien daarentegen de afstand meer dan 100 mm bedraagt, aan zal de stralingsintensiteit onvoldoende zijn, waardoor de gewenst structurering van de coating(s) niet zal plaatsvinden. Met is tevens mogelijk om de luchtspleet, gelegen tussen de drager en de stralingsbronnen, te spoelen met een inert gas, zoals stikstof, om de verknoping van de coating gunstig te beïnvloeden.

20 Een geschikt stralingsbron zendt licht uit in het golflengtegebied van 100-450 nm, bij voorkeur in het golflengtegebied van 100-250 nm, met name in het golflengtegebied van 170-180 nm. Een met name geschikte stralingsbron is een stralingsbron die monochromatische straling met een golflengte van 172 nm uitzendt.

In de onderhavige inrichting is het mogelijk dat zich, ten opzichte van 25 de transportrichting van de drager, ten minste twee afzonderlijke stralingsunits bevinden, elk voorzien van ten minste twee gescheiden stralingsbronnen, waarbij genoemde stralingsbronnen zodanig ten opzichte van de transportrichting van de drager zijn geplaatst dat de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, over de breedte van de drager, een nagenoeg uniforme dosering van UV-30 licht afkomstig van de desbetreffende stralingsbronnen ontvangen. Tussen de stralingsunits ondervindt de drager gedurende een bepaalde tijdsperiode geen straling, hetgeen de verknopingsreactie gunstig kan beïnvloeden. Aldus is het mogelijk gebleken om de eerste stralingseenheid uit te voeren met een golflengte die 5 verschilt van de tweede stralingseenheid, waarbij bovendien ook de stralingsintensiteit, stralingsduur, afstand van de stralingsbron tot de drager, al naar gelang de behoefte, kunnen worden gevarieerd.

De in de onderhavige inrichting toegepaste stralingsbronnen 5 bezitten een diameter tussen 20 en 60 mm en bij voorkeur een onderlinge afstand tussen 30 en 90 mm.

In de onderhavige inrichting is het vanuit oogpunt van levensduur en stabiliteit van de stralingsbron gewenst om de stroomsterkte nagenoeg constant te houden, bij voorkeur in het gebied tussen 4 en 6 ampère.

10 De onderhavige aanvrage heeft verder betrekking op een werkwijze voor het met UV-straling bestralen van een of meer door straling hardbare coatings, welke coatings zijn aangebracht op een drager, zoals nader omschreven in de bijgevoegde conclusies.

De stralingsdosering waarmee de door straling hardbare coatings, 15 welke coatings op een drager zijn aangebracht, worden bestraald, wordt in een bijzondere uitvoeringsvorm gestuurd door een afsluitorgaan, welke afsluitorgaan is gepositioneerd tussen de drager en de een of meer stralingsbronnen, welke afsluitorgaan ten minste een plaat omvat, welke plaat in het vlak nagenoeg evenwijdig aan de drager verplaatsbaar is over een afstand om het oppervlak te 20 bepalen waarover de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, door de een of meer stralingsbronnen worden bestraald.

Het is met name gewenst dat het afsluitorgaan twee, onafhankelijk naar elkaar toe, in het vlak nagenoeg evenwijdig aan de drager, beweegbare platen, omvat, welke platen het oppervlak bepalen waarover de een of meer door straling 25 hardbare coatings, gelegen op de drager, door de een of meer stralingsbronnen worden bestraald.

Om een nagenoeg uniforme dosering van UV-licht afkomstig van de stralingsbronnen nog verder te optimaliseren is het gewenst dat ten minste een uiteinde van de verplaatsbare plaat is voorzien van een profiel, waarbij het met name 30 gewenst is dat de beide uiteinden van de platen, die in gesloten toestand elkaar raken en/of overlappen, welke gesloten toestand ertoe leidt dat de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, geen straling van de boven de drager gelegen stralingsbronnen ontvangen, zijn voorzien van zaagtandprofielen.

6

De onderhavige uitvinders hebben derhalve geconstateerd dat de vorm van de plaat van het afsluitorgaan een gunstige invloed heeft op de uniformiteit van de dosering van UV-licht afkomstig van de stralingsbron, waardoor het aldus mogelijk is gebleken om de variaties in de stralingsdosering, gemeten over de 5 breedte van de drager, te beperken tot een waarde minder dan 10 %, in het bijzonder minder dan 2 %, waardoor glansverschillen worden voorkomen.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is het mogelijk dat het afsluitorgaan is verbonden met een regelkring, waarbij de mate en snelheid van het verplaatsen van ten minste een plaat van het afsluitorgaan ondermeer wordt 10 gestuurd door de transportsnelheid van de drager onder de stralingsbronnen.

De onderhavige uitvinding zal hierna aan de hand van een aantal voorbeelden worden toegelicht, waarbij echter dient te worden opgemerkt dat de onderhavige uitvinding in geen geval tot dergelijke bijzondere voorbeelden is beperkt.

In figuur 1 is schematisch een bovenaanzicht van een tweetal 15 stralingsbronnen 1, 2 aangegeven, waarbij bij de stralingsbronnen 1, 2 loodrecht op de transportrichting (aangegeven met pijl) van de drager (weergegeven met doortrokken lijnen) zijn geplaatst. De drager strekt zich ten hoogste uit over de lengte van stralingsbronnen 1,2. De stralingsbronnen 1, 2 vertonen in het centrum van de drager derhalve enige mate van overlap.

20 In figuur 2 is een andere uitvoeringsvorm van een bovenaanzicht van stralingsbronnen 1, 2 schematisch weergegeven, waarbij de stralingsbronnen 1, 2 nagenoeg nauwsluitend loodrecht op de transportrichting van de drager (aangegeven met pijl), zijn geplaatst. De drager strekt zich ten hoogste uit over de lengte van de stralingsbronnen 1, 2. In figuur 2 is aldus in het centrum van de drager 25 een gebied aanwezig dat geen directe UV-straling van stralingsbronnen 1, 2 ontvangt, terwijl in figuur 1 sprake is van een enige overlap van stralingsbronnen 1, 2 in het centrum van de drager.

In figuur 3 is het stralingsprofiel van de in figuur 2 weergegeven opstelling schematisch getoond waarbij op de verticale as de ontvangen 30 stralingsenergie en op de horizontale as de breedte van de drager is weergegeven. In het centrum van de drager is duidelijk een afname van de door de op de drager aanwezige coating(s) ontvangen stralingsenergie waarneembaar, hetgeen tot ongewenste streepvorming zal leiden.

7

In figuur 4 is het stralingsprofiel van de in figuur 1 weergegeven opstelling schematisch getoond waarbij op de verticale as de ontvangen stralingsenergie en op de horizontale as de breedte van de drager is weergegeven. In het centrum van de drager is duidelijk een verhoogde dosering ten opzichte van 5 het resterende gebied van de drager waarneembaar. De in figuren 3 en 4 weergegeven niet-uniforme stralingsdosering over de breedte van de drager heeft tot gevolg dat een aldus gematteerde, voor UV-straling gevoelige coating een glansverschil over de breedte van de drager vertoont hetgeen ongewenst is. Omdat de drager onder UV-stralingsbronnen wordt geleid, zal het glansverschil als een 10 streep, evenwijdig aan de lengte en dus de verplaatsingsrichting van de drager, waarneembaar zijn.

In figuren 5A-5H zijn bijzondere uitvoeringsvormen van de onderhavige inrichting schematisch als bovenaanzicht, analoog aan figuur 1 en figuur 2, weergegeven, waarbij de transportrichting van de drager (niet weergegeven) met 15 een pijl is aangegeven. Voornoemde uitvoeringsvormen worden gekarakteriseerd doordat ten minste een van de stralingsbronnen, welke stralingsbronnen zicht boven de drager bevinden, onder een hoek in het gebied van 0-90 ° is geplaatst ten opzichte van de transportrichting van de drager. Zoals bijvoorbeeld in figuur 5b schematisch is aangegeven, kunnen de stralingsbronnen laagsgewijs zijn 20 gepositioneerd, hetgeen betekent dat de stralingsbronnen, gezien in een verticale richting, elkaar kunnen overlappen. De drager strekt zich ten hoogste uit over de lengte van de stralingsbronnen.

De onderhavige uitvinding moet met name worden gezien in het over de breedte van de drager tot stand brengen van een uniforme UV-dosering.

25 In figuur 6 is schematisch een bovenaanzicht van onderhavige inrichting 10 weergegeven, omvattende een drager 3 die in de richting van pijl p1 onder een aantal stralingsbronnen 1, 2 door wordt geleid, welke stralingsbronnen 1, 2 parallel ten opzichte van elkaar zijn gerangschikt en een hoek ten opzichte van drager 3 maken van 60 graden. Uit figuur 6 is duidelijk waarneembaar dat het 30 oppervlak waarover de stralingsbronnen 1, 2 UV-straling uitzenden groter is dan de breedte van drager 3. Immers de stralingsbronnen 1, 2 strekken zich uit tot buiten de breedte van drager 3. Tussen de stralingsbronnen 1, 2 en drager 3 bevindt zich een afsluitorgaan 9, dat twee vlakke platen 4, 5 omvat, welke vlakke platen 4, 5 in een 8 vlak, nagenoeg evenwijdig aan drager 3, verplaatsbaar is, waarbij plaat 5 in de richting van pijl p3 verplaatsbaar is en plaat p4 in de richting van pijl p2 verplaatsbaar is. Plaat 5 en plaat 4 kunnen zodanig naar elkaar toe worden bewogen dat de stralingsbronnen 1, 2 hierdoor zodanig worden afgeschermd dat het door 5 stralingsbronnen 1, 2 uitgezonden licht de daar onder liggende drager 3 niet kan bereiken. Plaat 5 en plaat 4 kunnen onafhankelijk van elkaar worden verplaatst. Zowel plaat 4 als plaat 5 is bij voorkeur aan een uiteinde daarvan voorzien van een profilering 7 en profilering 6, in het bijzonder in de vorm van een zaagtand. In een bijzondere uitvoeringsvorm is het mogelijk de snelheid waarmee platen 4, 5 en de 10 afstand waarover platen 4, 5 worden verplaatst te sturen aan de hand van de snelheid waarmee drager 3 onder de stralingsbronnen 1, 2 wordt doorgeleid. Hoewel in figuur 6 is aangegeven dat de platen 4, 5 evenwijdig aan de transportrichting van de drager 3 verplaatsbaar zijn, is het ook mogelijk dat de platen 4, 5 onder een hoek ten opzichte van de drager 3 worden geplaatst, waardoor dientengevolge de 15 verplaatsingsrichting van platen 4 en 5 onder een hoek ten opzichte van de transportrichting van de drager 3 zal geschieden.

20 1 0 3 375 1 Jl

Claims (29)

1. Inrichting voor het met UV-straling bestralen van een of meer door straling hardbare coatings, welke coatings zijn aangebracht op een drager, waarbij 5 de inrichting een stralingseenheid omvat voor het bestralen van de op de drager aanwezige, een of meer door straling hardbare coatings, welke drager onder de stralingseenheid door wordt geleid, met het kenmerk, dat de inrichting verder een afsluitorgaan omvat, welk afsluitorgaan is gepositioneerd tussen de drager en de stralingseenheid, welke afsluitorgaan ten minste een plaat omvat, welke plaat in het 10 vlak nagenoeg evenwijdig aan de drager over een afstand verplaatsbaar is om het oppervlak te bepalen waarover de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, door de stralingseenheid worden bestraald.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan twee, onafhankelijk naar elkaar toe, in het vlak nagenoeg evenwijdig aan de 15 drager, verplaatsbare platen, omvat, waarbij de positie van de platen het oppervlak bepaalt waarover de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, door de stralingseenheid worden bestraald.

3. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat ten minste een uiteinde van de verplaatsbare plaat is voorzien van een 20 profiel.

4. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de verplaatsbare platen een zodanige positie kunnen innemen dat de beide uiteinden elkaar raken en/of overlappen, hetgeen ertoe leidt dat de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, geen straling van de 25 boven de drager gelegen stralingseenheid ontvangen.

5. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 3-4, met het kenmerk dat als profiel een zaagtandprofiel is toegepast.

6. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het afsluitorgaan is verbonden met een regelkring, waarbij het 30 verplaatsen van de ten minste een plaat wordt gestuurd door de transportsnelheid van de drager onder de stralingseenheid.

7. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de ten minste een plaat verplaatsbaar is een richting nagenoeg 1033751.. evenwijdig aan de transportrichting van de drager.

8. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de stralingseenheid ten minste twee gescheiden stralingsbronnen omvat, elk zodanig ten opzichte van de transportrichting van de drager geplaatst, dat 5 de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, over de breedte daarvan, een nagenoeg uniforme dosering van UV-licht afkomstig van de stralingsbronnen ontvangen.

9. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afstand tussen de twee of meer stralingsbronnen en de 10 daaronder gelegen, van een of meer stralingshardende coatings voorziene drager 10-100 mm bedraagt.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de afstand 20-40 mm bedraagt.

11. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met 15 het kenmerk, dat de twee of meer stralingsbronnen straling in het golflengtegebied van 100-450 nm uitzenden.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de twee of meer stralingsbronnen straling in het golflengtegebied van 100-250 nm uitzenden.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de twee of 20 meer stralingsbronnen straling in het golflengtegebied van 170-180 nm uitzenden.

14. Inrichting conclusie 13, met het kenmerk, dat de twee of meer stralingsbronnen monochromatische straling met een golflengte van 172 nm uitzenden.

15. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de totale stralingsdosering ligt in het gebied van 1-3000 mJ/m2.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de totale stralingsdosering ligt in het gebied van 1-30 mJ/m2.

17. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 15-16, met het kenmerk, dat de totale stralingsdosering ligt in het gebied van 3-12 mJ/m2.

18. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 8-17, met het kenmerk, dat ten minste een van de stralingsbronnen in een hoek tussen 0 en 90 °, ten opzichte van de transportrichting van de drager, is geplaatst.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat ten minste een Λ van de stralingsbronnen in een hoek van 20 tot 70 graden, ten opzichte van de transportrichting van de drager, is geplaatst.

20. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 8-19, met het kenmerk, dat de ten minste twee gescheiden stralingsbronnen parallel ten opzichte 5 van elkaar zijn gepositioneerd.

21. Werkwijze voor het met UV-straling bestralen van een of meer door straling hardbare coatings, welke coatings zijn aangebracht op een drager, waarbij een zich boven de drager bevindende stralingseenheid wordt toegepast, met het kenmerk, dat tussen de drager en de stralingseenheid een afsluitorgaan is 10 gepositioneerd, welke afsluitorgaan ten minste een plaat omvat die in het vlak nagenoeg evenwijdig aan de drager over een afstand verplaatsbaar is, waarbij de positie van de plaat het oppervlak, waarover de stralingseenheid UV-straling uitzendt, bepaalt.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat het 15 afsluitorgaan twee, onafhankelijk naar elkaar toe, in het vlak nagenoeg evenwijdig aan de drager, verplaatsbare platen omvat, waarbij de platen naar elkaar toe worden verplaatst om het oppervlak te bepalen waarover de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de drager, door de stralingseenheid wordt bestraald.

23. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-22, met het 20 kenmerk, dat het afsluitorgaan is verbonden met een regelkring, waarbij het verplaatsen van de ten minste een plaat ondermeer wordt gestuurd door de transportsnelheid van de drager onder de stralingseenheid.

24. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-23, met het kenmerk, dat de ten minste een plaat verplaatsbaar is een richting nagenoeg 25 evenwijdig aan de transportrichting van de drager.

25. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-24, met het kenmerk, dat een stralingseenheid wordt toegepast die ten minste twee gescheiden stralingsbronnen omvat, elk zodanig ten opzichte van de transportrichting van de drager geplaatst, dat de een of meer door straling hardbare coatings, gelegen op de 30 drager, over de breedte daarvan, een nagenoeg uniforme dosering van UV-licht afkomstig van de stralingsbronnen ontvangen.

26. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-25, met het kenmerk, dat een of meer door straling hardbare coatings gedurende een periode λ liggend in het gebied van 50-800 ms worden bestraald.

27. Werkwijze volgens een of meer van conclusies 21-26, met het kenmerk, dat de drager onder de stralingseenheid wordt doorgeleid met een snelheid van 40 tot 400/minuut.

28. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-27, met het kenmerk, dat de stralingsdosering ligt in het gebied van 1-3000 mJ/m2.

29. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 21-38, met het kenmerk, dat de stralingseenheid licht in het golflengtegebied van 100-250 nm uitzendt. 10 1 03 37 5 1 -