NL1033006C2 - Connector met bescherming tegen elektrostatische ladingen die zijn geaccumuleerd op een bijpassende connector. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Connector met bescherming tegen elektrostatische ladingen die zijn geaccumuleerd op een bijpassende connector.

De uitvinding heeft betrekking op een connector die aanpasbaar is voor hoge snelheidstransmissie.

Een connector van het type dient een zogenaamde afschermingsfunctie te hebben. Voor dit doel omvat een connector die 5 wordt geopenbaard in de niet voor onderzochte Japanse octrooiaanvrage publicatie (JP-A) No. Hll-283710, naast een signaalcontact voor het verbinden van een signaallijn, een aardingscontact voor het verbinden van een aardingslijn. Het signaalcontact en het aardingscontact worden door een behuizing gehouden die een vattingsgedeelte defini-10 eert om te worden aangebracht aan een bijpassende connector. Een geleidende omhulling is verbonden met een buitenvlak van de behuizing. Het aardingscontact heeft een veergedeelte dat in het vattingsgedeelte is aangebracht. Het veergedeelte heeft een uiteinde dat is gevormd als een vrij uiteinde dat volledig gescheiden is en 15 afzonderlijk is van de omhulling.

Wanneer de bijpassende connector wordt aangebracht in het vattingsgedeelte, wordt de bijpassende connector gecontacteerd met het signaalcontact en het aardingscontact. Tengevolge daarvan zijn de signaallijn en de aardingslijn verbonden via de bijpassende connector 20 met het signaalcontact en respectievelijk het aardingscontact.

De bijpassende connector begint om contact te maken met het signaalcontact en het aardingscontact in het midden van een aanbreng-handeling van de bijpassende connector. Wanneer derhalve de bijpassende connector elektrostatische ladingen draagt, kan de ladings-25 stroom van de bijpassende connector naar het signaalcontact lopen in het midden van de aanbrenghandeling. In het geval dat het signaalcontact en het aardingscontact voorafgaand zijn verbonden met een elektrisch circuit, loopt de laadstroom door het signaalcontact naar het elektrische circuit. Dit kan resulteren in een beschadiging van 30 het elektrische circuit.

Derhalve is een doel van deze uitvinding om een connector te verschaffen met een opbouw waarbij in het midden van een aanbrenghandeling van een bijpassende connector, de bijpassende connector elektrisch wordt verbonden met een aardingscontact al vorens deze 35 wordt gecontacteerd met een signaalcontact.

1 D 3 3 0 0 6 - 2 -

Een ander doel van deze uitvinding is om een connector te verschaffen die kan worden ontworpen om klein te zijn in dikte.

Een weer ander doel van deze uitvinding is om een connector te verschaffen die een ruime verplaatsing van een veergedeelte van een 5 aardingscontact mogelijk maakt.

Andere doelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden uit het vervolg van de beschrijving.

Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding wordt een connector verschaft omvattende een vattingsgedeelte om te worden 10 aangebracht aan een bijpassende connector in een eerste richting, meerdere signaalcontacten die zijn aangebracht in het vattingsgedeelte in een eerste rij die zich uitstrekt in een tweede richting die loodrecht staat op de eerste richting, een aardingsplaat die meerdere aardingsaansluitingen omvat die aangebracht zijn in het vattingsge-15 deelte in een tweede rij die parallel is aan de eerste rij, een behuizing die de signaalcontacten en de aardingsplaat houdt, en een geleidende omhulling die met de behuizing is verbonden, waarbij de omhulling een omhullingslichaam omvat dat de signaalcontacten en de aardingsplaat gedeeltelijk afdekt, een gebogen gedeelte dat gevormd 20 is aan een uiteinde van het vattingsgedeelte en dat naar binnen is gebogen vanaf het omhullingslichaam, en een beschermingsgedeelte dat zich uitstrekt van het gebogen gedeelte langs het omhullingslichaam met een ruimte die wordt gehouden tussen het beschermingsgedeelte en het omhullingslichaam in een derde richting die loodrecht is op de 25 eerste en de tweede richting, waarbij elk van de aardingsaansluitingen een veergedeelte omvat dat zich uitstrekt in het vattingsgedeelte langs het omhullingslichaam en een vrij uiteinde gedeelte dat zich uitstrekt van het veergedeelte, dat is gestoken in de ruimte, en dat is gecontacteerd met het beschermingsgedeelte.

30 Fig. 1A-1D zijn een vlakaanzicht, een vooraanzicht, een onderaanzicht en respectievelijk een rechter zijdeaanzicht van een connector volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding; fig. 2 toont een aanzicht in dwarsdoorsnede langs een lijn II-II in fig. 1B; 35 fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht van een aardingscon tact van een connector die in fig. 1A-1D is geïllustreerd; fig. 4 toont een vergroot aanzicht van een gedeelte IV in fig.

1C.

- 3 -

Als eerste verwijzend naar fig. 1A-1D en 2, zal een beschrijving worden gegeven van een algehele structuur van een connector volgens een uitvoeringsvorm van deze uitvinding.

De connector die in de figuren is geïllustreerd is een contra-5 stekkerconnector en is met een verwijzingscijfer 10 weergegeven. De contrastekkerconnector 10 heeft een vattingsgedeelte 11 om te worden aangebracht aan een bijpassende connector, d.w.z. een stekkerconnector (niet getoond) die in een eerste richting Al als een aanbreng-richting wordt ingebracht. De contrastekkerconnector 10 heeft een 10 verbindingsgedeelte 12 dat is gevormd aan het achteruiteinde daarvan om te worden gesoldeerd aan een printplaat (niet getoond). In het hiernavolgende zal voor het gemak van de beschrijving, één zijde van de contrastekkerconnector 10, d.w.z. de zijde van het vattingsgedeelte 11 worden aangeduid als een voorzijde en een andere zijde van de 15 contrastekkerconnector 10, d.w.z. de zijde van het verbindingsgedeelte 12 worden aangeduid als een achterzijde.

De contrastekkerconnector 10 omvat een isolator 13 die dient als een behuizing met een L-vormig gedeelte, een geleidende omhulling 14 die is gevormd om de isolator 13 en die een buitencontour van de 20 contrastekkerconnector 10 bepaalt, meerdere geleidende signaalcontac-ten 15 die zijn gestoken in de isolator 13, en een geleidende aar-dingsplaat 16 die is gevormd door ponsen en onder druk vormen van een enkele geleidende plaat zoals in fig. 4 getoond.

De isolator 13 heeft een bovenplaat 13a en een onderplaat 13b 25 die is gevormd naast het achteruiteinde van de contrastekkerconnector 10 en die integraal is verbonden met de bovenplaat 13a. De signaal-contacten 15 zijn ingestoken tussen de bovenplaat 13a en de onderplaat 13b. De aardingsplaat 16 is aangebracht tussen de bovenplaat 13a en de onderplaat 13b in een richting tegenovergesteld aan de 30 eerste richting Al om niet te worden gecontacteerd met de signaalcon-tacten 15.

De omhulling 14 heeft een vorm als een doos en heeft een opening 14f die het vooruiteinde daarvan vormt. De omhulling 14 omvat een bovenplaat 14a die de isolator 13 afdekt en een onderplaat 14b 35 tegenover de bovenplaat 14a. De omhulling 14 heeft elektrisch een aardingsfunctie. Een combinatie van de bovenplaat 14a en onderplaat 14b vormt een omhullingslichaam dat de signaalcontacten 15 en de aardingsplaat 16 gedeeltelijk afdekt.

De omhulling 14 omvat verder een gebogen gedeelte 14c dat is 40 gevormd aan het vooruiteinde en dat naar binnen en naar boven is - 4 - gebogen vanaf de onderplaat 14b, en een beschermingsgedeelte 14d dat zich uitstrekt van het gebogen gedeelte 14c langs de onderplaat 14b met een ruimte die wordt gehouden tussen het beschermingsgedeelte 14d en de onderplaat 14b. Het gebogen gedeelte 14c is gematigd gebogen en 5 afgerond om de bijpassende connector in het vattingsgedeelte 11 te geleiden. Het gebogen gedeelte 14c dient om een mechanische sterkte van een vooruiteinde gedeelte van de contrastekkerconnector 10 te vergroten.

De omhulling 14 omvat verder een paar substraat bevestigingsge-10 deelten 14e die zijn gevormd aan tegenoverliggende uiteinden daarvan in een tweede richting A2 die loodrecht staat op de eerste richting Al en die in een U vorm uitsteken. De substraat bevestigingsgedeelten 14e dienen als soldeerbevestigingsgedeelten voor de printplaat.

De signaalcontacten 15 zijn in het vattingsgedeelte 11 in een 15 eerste rij opgesteld die zich in de tweede richting A2 uitstrekt. Elk van de signaalcontacten 15 heeft een veerelasticiteit en heeft een vorm als een dunne, lange plaat die ingericht is voor impedantie-afstemmen. Elk van de signaalcontacten 15 heeft een contactgedeelte 15a met één uiteinde dat wordt ontvangen in het vattingsgedeelte 11 20 en dat in een gehoekte vorm is gebogen om te worden gecontracteerd met een bijpassend contact, een ondersteuningsgedeelte 15b dat zich uitstrekt van het contactgedeelte 15a achterwaarts van de contrastekkerconnector 10 en dat wordt bevestigd en ondersteund door de isolator 13, en een soldeeraansluitingsgedeelte 15c dat zich uitstrekt van 25 het ondersteuningsgedeelte 15b achterwaarts en naar buiten van de contrastekkerconnector 10 in de eerste richting Al, dat naar onder gebogen is om zich in een derde richting A3 uit te strekken die loodrecht is op de eerste en tweede richting Al en A2, dat verder in de eerste richting Al is gebogen, en dat zich horizontaal uitstrekt 30 om aan de printplaat te worden gesoldeerd. Het signaalcontact 15 heeft dus een plaatachtige eenvoudige structuur en kan derhalve eenvoudig in impedantie worden afgestemd.

Verwijzend naar fig. 3 in toevoeging op fig. 2 zal de aardings-plaat 16 worden beschreven.

35 De aardingsplaat 16 heeft een verbindingsgedeelte 16a dat zich uitstrekt in de tweede richting A2, meerdere verbindingsaansluitingen of soldeeraansluitingsgedeelte 16b die gebogen zijn vanaf het verbindingsgedeelte 16a en zich achterwaarts uitstrekken, meerdere bevestigingsgedeelten 16c die zijn gevormd op plaatsen die overeenkomen met 40 de soldeeraansluitingsgedeelten 16b, die zich naar boven toe uit- - 5 - strekken vanaf het verbindingsgedeelte 16a en die naar voren zijn gebogen om te worden bevestigd aan de isolator 13, meerdere contact basisgedeelten 16d met veerelasticiteit en gevormd op plaatsen tussen naburige soldeeraansluitingsgedeelten 16b aan de zijde tegenover de 5 soldeeraansluitingsgedeelten 16b, en meerdere paren aardingsaanslui-tingen 16e waarbij elk paar zich naar voren uitstrekt vanaf elk contact basisgedeelte 16d. Het verbindingsgedeelte 16a wordt door de isolator 13 gehouden. De soldeeraansluitingsgedeelten 16b zijn buiten de isolator 13 als verbindingsaansluitingen aangebracht.

10 Elk van de aardingsaansluitingen 16e heeft een veergedeelte 16el dat zich uitstrekt in het vattingsgedeelte 11 langs de onderplaat 14b van de omhulling 14, een contacteergedeelte 16e2 dat aangebracht is in het vattingsgedeelte 11 en dat is gekeerd naar het contracteergedeelte 15a van het signaalcontact 15 in de derde rich-15 ting A3, en een vrij uiteindegedeelte 16e3 dat zich uitstrekt van het veergedeelte 16el en is ingebracht in een ruimte tussen de onderplaat 14b en het beschermende gedeelte 14d. Het vrije uiteindegedeelte 16e3 wordt aangezet door elastische herstelkracht van het veergedeelte 16el om in contact te worden gebracht met het beschermende gedeelte 20 14d. Derhalve is in de toestand waarbij de contrastekkerconnector 10 niet is aangebracht aan de bijpassende connector, de contrastekkerconnector 10 elektrisch verbonden met de aardingsplaat 16. De aardingsaansluitingen 16e zijn geheel aangebracht in het omhullingsli-chaam.

25 Zoals bovenstaand beschreven zijn in het vattingsgedeelte 11 de contracteergedeelten 16e2 van de aardingsaansluitingen 16e gekeerd naar de contracteergedeelten 15a van de signaalcontacten 15 in respectievelijk de tweede richting A2. Een paar naburige contracteergedeelten 15a van de signaalcontacten 15 worden gebruikt voor het 30 verzenden van een paar verschilsignalen. Een paar signaalcontacten 15 zal in het hiernavolgende worden aangeduid als een signaalcontact-paar.

Aan de andere zijde, aan het verbindingsgedeelte 12 aan de zijde tegenover het vattingsgedeelte 11 van de contrastekkerconnector 35 10, zijn de soldeeraansluitgedeelten 15c van het signaalcontractpaar aangebracht tussen naburige soldeeraansluitingsgedeelten 16b van de aardingsplaat 16. Aan het verbindingsgedeelte 12 van de contrastekkerconnector 10 zijn dus de soldeeraansluitingsgedeelten 16b van de aardingsplaat 16 en de soldeeraansluitingsgedeelten 15c van de 40 signaalcontacten 15 aangebracht in eenzelfde vlak in een enkele rij - 6 - in de tweede richting A2. Het is derhalve eenvoudig om de soldeeraan-sluitingsgedeelten 16b en de soldeeraansluitingsgedeelten 15c met de printplaat te verbinden, bijvoorbeeld door solderen.

Aan het verbindingsgedeelte 12 van de contrastekkerconnector 10 5 zijn de soldeeraansluitingsgedeelten 16b van de aardingsplaat 16 naast de soldeeraansluitingsgedeelten 15c van het signaalcontactpaar aangebracht. Een paar verschilsignalen kan derhalve in goede omstandigheid worden afgehandeld.

Verwijzend naar fig. 4 naast fig. 2, zal een beschrijving in 10 detail worden gegeven van het beschermingsgedeelte 14d en het vrije uiteindegedeelte 16e3.

Het vrije uiteindegedeelte 16e3 is klein in dikte in de derde richting A3 in vergelijking met het veergedeelte 16el en het contac-teergedeelte 16e2. Het beschermingsgedeelte 14d heeft een helling 15 14dl voor het geleiden van insteken van het vrije uiteindegedeelte 16e3 in de ruimte. Een bovenvlak van het vrije uiteindegedeelte 16e3 heeft bij voorkeur een helling die equivalent is aan de helling 14dl om een contactgebied tussen het beschermingsgedeelte 14d en het vrije uiteindegedeelte 16e3 te verbreden. Het beschermingsgedeelte 14d is 20 voorzien van een uitgesneden gedeelte 14d2 voor het geleiden en het mogelijk maken van een verticale beweging van het contacteergedeelte 16e2 van de aardingsaansluiting 16e. Het uitgesneden gedeelte 14d2 beschermt dus het contracteergedeelte 16e2 van de aardingsaansluiting 16®.

25 Vervolgens verwijzend naar fig. 2 zal een beschrijving worden gegeven van de verbinding van de contrastekkerconnector 10 en de bijpassende connector.

De bijpassende connector wordt aangebracht aan het vattingsge-deelte 11 van de contrastekkerconnector 10 in de eerste richting Al. 30 Aan het begin van de aanbrenghandeling wordt de bijpassende connector geleid door het gekromde gebogen gedeelte 14c van de omhulling 14 in wrijvingscontact daarmee en wordt als eerste gecontracteerd met het beschermingsgedeelte 14d van de omhulling 14. De aardingsplaat 16 wordt elektrisch verbonden met het beschermingsgedeelte 14d van de 35 omhulling 14. Zelfs wanneer de bijpassende connector elektrostatische ladingen draagt, loopt derhalve ladingsstroom door de aardingsplaat 16 en loopt niet naar de signaalcontacten 15. Het vrije uiteindegedeelte 16e3 is verborgen onder het beschermingsgedeelte 14d. Wanneer derhalve de bijpassende connector wordt aangebracht aan de contra-40 stekkerconnector 10 wordt het vrije uiteindegedeelte 16e3 niet in de - 7 - eerste richting Al geduwd door de bijpassende connector. De aardings-plaat 16 wordt derhalve nauwelijks achterwaarts van de contra-stekkerconnector 10 geduwd.

Wanneer de bijpassende connector verder wordt bewogen in de 5 eerste richting Al, worden de contracteergedeelten 15a en 16e2 van het signaalcontact 15 en de aardingsaansluiting 16e door de bijpassende connector van elkaar wegverplaatst. Aangezien het vrije uitein-degedeelte 16e3 klein is in dikte kan de verplaatsing van het con-tracteergedeelte 16e2 van elke aardingsaansluiting 16e worden 10 vergroot.

Wanneer de bijpassende connector volledig is aangebracht aan het vattingsgedeelte 11 van de contrastekkerconnector 10, zijn het contacteergedeelte 15a van het signaalcontact 15 en het contacteerge-deelte 16e2 van de aardingsaansluiting 16 gecontracteerd met de 15 bijpassende connector. Derhalve wordt een verbinding van de signaallijn en de aardingslijn bereikt. Elke component is zodanig ontworpen dat een eindgedeelte van de aardingsaansluiting 16e niet uitsteekt onder een ondervlak van de bodemplaat 14b van de omhulling 14, bij aanbrengen of ingebrachte toestand.

20 Alhoewel de onderhavige uitvinding tot dusverre is beschreven in samenhang met de voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, zal het voor de vakman eenvoudig mogelijk zijn om deze uitvinding op verscheidene andere wijzen in praktijk te brengen.

1033006

Claims (8)

1. 2. De connector volgens conclusie 1, waarbij het vrije uiteinde in de derde richting gering is in dikte in vergelijking met het veergedeelte.
2. 3. De connector volgens conclusie 1 of 2, waarbij de aard aansluitingen geheel zijn aangebracht in het omhullingslichaam. 1 033 00 6 - 9 -
3. 4. De collector volgens een van conclusies 1-3, waarbij het beschermende gedeelte een helling heeft voor geleiden van insteken van het vrije uiteinde gedeelte in de ruimte.
4. 5. De connector volgens een van conclusies 1-4, waarbij het be-5 schermende gedeelte een afgesneden gedeelte heeft dat is gevormd op een positie die overeenkomt met elk van de aardaansluiting voor het geleiden van een gedeelte van de aardaansluiting nabij het vrije uiteinde gedeelte.
5. 6. De connector volgens een van conclusies 1-5, waarbij de 10 aardingsplaat verder een verbindingsgedeelte omvat dat de aardings- aansluitingen met elkaar verbindt, waarbij het verbindingsgedeelte wordt gehouden door de behuizing.
6. 7. De connector volgens conclusie 6, waarbij de aardingsplaat meerdere verbindingsaansluitingen heeft die zich uitstrekken van het 15 verbindingsgedeelte aan de zijde die ligt tegenover de aardingsaan-sluitingen, waarbij de verbindingsaansluitingen buiten de behuizing zijn aangebracht.
7. 8. De connector volgens conclusie 7, waarbij elk van de signaalcontacten zich uitstrekt aan de zijde die ligt tegenover het 20 vattingsgedeelte om buiten te worden aangebracht en is geplaatst tussen naburige verbindingsaansluitingen.
8. 9. De connector volgens een van conclusies 1-8, waarbij de signaalcontacten en de aardingsaansluitingen contactgedeelten hebben die in het vattingsgedeelte naar elkaar gericht zijn. 25 -o-o-o- 1 033 00 6