NL1031823C2 - Detectie van open breuken in eieren. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Detectie van open breuken in eieren.

De uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een transportinrichting voor het transporteren van eieren omvattende een eindeloze transporteur voorzien van zich dwars op de transport-richting uitstrekkende rollen, die op een zodanige hartafstand van 5 elkaar zijn geplaatst, dat zij tussen hen in een opnameruimte vormen waar in gebruik een ei zodanig in opgenomen wordt, dat het ei op beide rollen steunt, welke rollen roteerbaar zijn gelagerd en aandrijfbaar zijn om in gebruik een erop steunend ei in rotatie te brengen, en verder omvattende een overdrachtsinrichting voorzien van 10 meerdere oppakelementen voor het oppakken van de eieren uit een drager en het op de transporteur plaatsen van de eieren.

Een dergelijke transportinrichting is bekend. Bij de bekende inrichting worden eieren door de overdrachtsinrichting opgepakt van een kartonnen drager (tray) om deze op een transportbaan van een 15 machine, bijvoorbeeld een sorteermachine te plaatsen. De inrichting heeft meerdere oppakelementen, bijvoorbeeld zuignappen die elk via een bijbehorende kanaal zijn verbonden met een gezamenlijke drukruimte waarin een onderdruk aangebracht kan worden door middel van een vacuümpomp. De overdrachtsinrichting pakt met de zuignappen 20 in één keer meerdere rijen van eieren uit de tray en plaatst deze vervolgens op de transporteur van de transportinrichting. De opnameruimtes van de transporteur zijn bij de bekende transportinrichting gevormd door twee opeenvolgende rollen, waarbij elke rol twee opnameruimtes begrensd. De hartafstand van de opnameruimtes komt 25 ongeveer overeen met de hartafstand van de eieren op de tray. Omdat op elke rol in het algemeen twee eieren rusten, is het risico aanwezig dat wanneer een ei gebarsten of gebroken is er struif via de roterende rol van het ene ei op het andere ei wordt overgedragen. Dit zogenaamde "versmeren" heeft als gevolg dat de transporteur en de 30 zich erop bevindende eieren snel vervuilen, wat ongewenst is.

De uitvinding beoogt een verbeterde transportinrichting te verschaffen waarbij het probleem van de versmering wordt ondervangen.

1031823 - 2 -

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt door een transportinrichting volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat de rollen paarsgewijs zijn geordend en elke opnameruimte wordt gevormd door een paar rollen, en dat de oppakelementen op de 5 overdrachtsinrichting verplaatsbaar zijn van een eerste stand waarin ze onderling op een afstand zijn gepositioneerd die overeenkomt met de, in de transportrichting gezien, onderlinge afstand van de eieren op de drager, en een tweede stand waarin ze overeenkomen met de • hartafstand tussen twee opnameruimtes op de transporteur.

10 Doordat volgens de uitvinding opeenvolgende opnameruimtes worden gedefinieerd als een opnameruimte gevormd door een paar opeenvolgende rollen, waarbij elke rol, in tegenstelling tot de uit de stand van de techniek bekende transportinrichting, slechts tot één rollenpaar behoort, steunt er op elke rol in het algemeen slechts één 15 ei en wordt het versmeringseffect tegengegaan. De constructie heeft wel tot gevolg dat de hartafstand tussen de opnameruimtes groter is dan bij de uit de stand van de techniek bekende transportinrichting. Hierdoor komt de hartafstand tussen de eieren op de tray en de hartafstand van de opnameruimtes niet meer overeen. Met de 20 overdrachtsinrichting in de transportinrichting volgens de uitvinding worden de eieren nadat ze zijn opgepakt van de tray uit elkaar bewogen totdat ze zich onderling op een afstand bevinden die overeenkomt met de onderlinge posities van de opnameruimtes van de transporteur. Vervolgens worden de eieren met de overdrachts-25 inrichting op de bewegende transporteur neergezet in de gedefinieerde opnameruimtes.

Omdat volgens de uitvinding de opnameruimtes voor de eieren op de transporteur verder van elkaar afgelegen zijn, is het wenselijk om de transporteur sneller te laten lopen om dezelfde transport-30 capaciteit te behalen. Bij voorkeur wordt als transporteur dezelfde transporteur gebruikt als bij de genoemde transporteur volgens de stand van de techniek. Daarbij worden dan steeds op een rij van opnameruimtes eieren geplaatst en wordt de volgende op zich in de transporteur aanwezige rij van opnameruimtes leeg gelaten. Om 35 dezelfde capaciteit te behalen zou deze transporteur twee keer zo snel moeten bewegen als wanneer alle rijen gevuld zouden zijn. Een probleem dat zich kan voordoen bij deze oplossing is dat eieren door de overdrachtsinrichting niet exact in het midden (in transport- - 3 - richting) van de opnameruimtes worden geplaatst. Omdat de eieren rechtop worden neergezet, kan het zijn dat ze over de rol heen kantelen en foutief terecht komen in opnameruimtes die open gelaten moesten worden om versmering te voorkomen. Derhalve worden volgens 5 een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding blokkeerorganen voorzien die elk in een ruimte tussen twee rollenparen gepositioneerd of positioneerbaar zijn, om het foutief plaatsen van eieren in die ruimte te blokkeren. Deze oplossing werkt niet alleen bij bekende transporteurs zoals genoemd, maar ook bij transporteurs waarbij de 10 rollenparen dichter bij elkaar geplaatst zijn.

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de afhankelijke conclusies 3-10 en 14.

Een ander aspect van de uitvinding heeft betrekking op het inspecteren van eieren op breuken. In het bijzonder heeft dit aspect 15 betrekking op een inspectie-inrichting voor het inspecteren van eieren op breuken verschaft, omvattende een laser voor het met een laserstraal bestralen van het ei, optische waarnemingsmiddelen voor het waarnemen van de lichtdoorlating door het ei, gegevens-verwerkingsmiddelen die zijn ingericht om uitgaande van de 20 waargenomen lichtdoorlating afkomstig van de waarnemingsmiddelen een beslissingssignaal af te geven dat representatief is voor de beslissing of een ei wel of geen breuk bevat, alsmede een transportinrichting voor het langs de laser en waarnemingsmiddelen transporteren van de eieren, welke transportinrichting verder is 25 ingericht om de eieren gedurende het transport te roteren.

Uit NL 7701472 ten name van aanvraagster is een inrichting bekend waarbij het ei op de transporteur wordt geroteerd door middel van de rollen. Verder wordt een laserstraal door middel van ringvormige spiegels en een roterend prisma om het ei geroteerd rond 30 een as die loodrecht staat op de rotatierichting van het ei. Zodoende wordt het oppervlak van een ei volledig afgetast door een laserstraal. De bekende inrichting heeft verder een lichtdetector. Een gedeelte van het laserlicht dringt door de eischaal heen en wordt binnen in het ei gelijkmatig verstrooid. Het ei gaat daardoor licht 35 geven. Een deel van dit licht komt in de lichtdetector terecht.

Wanneer de laserstraal op een breuk terecht komt dan komt door de breuk een groter deel van het laserlicht door de schaal heen het ei binnen. Daardoor zal de door de lichtdetector waargenomen licht - 4 - intensiteit van het van het ei verstrooide licht toenemen en kan op basis daarvan worden vastgesteld dat het ei een breuk bevat.

Beoogd wordt een verbeterde inspectie-inrichting te verschaffen van het hierboven beschreven type.

5 Dit oogmerk wordt volgens het onderhavige aspect van de uitvinding bereikt door een inspectie-inrichting volgens de aanhef van conclusie 11, gekenmerkt doordat de inrichting meerdere in transportrichting achter elkaar stationair opgestelde lasers omvat, om een ei gedurende het voortbewegen van het ei met de transport-10 inrichting achtereenvolgens met een stationaire laserstraal te bestralen.

Bij deze oplossing volgens de uitvinding wordt de laserstraal op een willekeurig punt van het ei gericht. Het oppervlak van het ei wordt dus niet, zoals bij de stand van de techniek het geval is, 15 afgetast. De waarnemingsmiddelen, bij voorkeur ten minste één camera omvattend, nemen, doordat het ei omrolt gedurende het transport langs de lasers, het gehele oppervlak van het ei waar. Laserlicht dat door de eischaal het ei binnentreedt, wordt in het ei verstrooid en treedt door de eischaal weer naar buiten. Wanneer een ei een scheur bevat 20 zal op die plaats meer licht naar buiten treden, wat door de * waarnemingsmiddelen waargenomen wordt. Op basis van daarvan kan worden vastgesteld dat het ei gescheurd of gebroken is. In plaats van een camera zouden ook waarnemingsmiddelen met meerder fotogevoelige elementen kunnen worden toegepast waarmee de lichtintensiteit van de 25 verschillende delen van het oppervlak van het ei met elkaar vergeleken kunnen worden.

De lasers worden aangezet wanneer er zich een ei voor bevindt, en weer uitgeschakeld wanneer het is gepasseerd. Het uitschakelen van de lasers is nodig om te voorkomen dat de laserstraal door openingen 30 in de transporteur heen direct op de waarnemingsmiddelen valt en deze verblinden.

Bij voorkeur omvat de inspectie-inrichting detectiemiddelen om te detecteren of er een ei in de opnameruimte tussen twee rollen aanwezig is, welke detectiemiddelen zijn gekoppeld met een 35 besturingseenheid voor de lasers, welke besturingseenheid is ingericht om de lasers afhankelijk van de eierdetectie door de detectiemiddelen achter elkaar in te schakelen op het moment dat de opnameruimte met een daarin opgenomen ei de betreffende laser - 5 - passeert en weer uit te schakelen wanneer de opnameruimte de betreffende laser is gepasseerd.

Met voordeel wordt een inspectie-inrichting volgens het tweede aspect uitvinding voorzien van een transportinrichting volgens het 5 eerste aspect van de uitvinding.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een zijaanzicht toont van een transportinrichting volgens een eerste aspect van de uitvinding, 10 Fig. 2 een detail toont van de in Fig. 1 getoonde inrichting,

Fig. 3 een detail toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een transportinrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding voorzien van blokkeermiddelen,

Fig. 4 een principeweergave van een andere voorkeurs-15 uitvoeringsvorm toont van een transportinrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding voorzien van blokkeermiddelen,

Fig. 5 een detail toont van de inrichting van Fig. 4,

Fig. 6 een zijaanzicht van een blokkeereenheid met blokkeermiddelen toont voor een transportinrichting dat volgens het principe 20 van Fig. 4 werkt,

Fig. 7 een aanzicht in perspectief toont van een raamwerk voorzien van blokkeerlippen voor de blokkeereenheid van Fig. 6 toont, Fig. 8 een zijaanzicht toont van het raamwerk van Fig. 7,

Fig. 9 nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm toont van een 25 transportinrichting volgens het eerste aspect van de uitvinding voorzien van blokkeermiddelen,

Fig. 10 een detail toont van de inrichting van Fig. 9,

Fig. 11 een zijaanzicht toont van een inspectie-inrichting volgens een tweede aspect van de uitvinding, en 30 Fig. 12 een doorsnede toont van de inspectie-inrichting van

Fig. 11.

In Fig. 1 is schematisch een transportinrichting 1 voor het transporteren van eieren 5 getoond. De transportinrichting 1 omvat een eindeloze transporteur 2 voorzien van zich dwars op de transport-35 richting uitstrekkende rollen 3. De rollen 3 zijn met elkaar verbonden door middel van kettingen 4. De transporteur 2 heeft in het algemeen rijen van meerdere, bijvoorbeeld zes of een meervoud daarvan, in de breedte naast elkaar geplaatste rollen 3. De rijen van - 6 - rollen 3 zijn door middel van kettingen met elkaar verbonden. De rollen 3 zijn in de transportrichting (aangeduid met pijl 6) op een zodanige hartafstand d4 van elkaar geplaatst, dat zij tussen hen in een opnameruimte 7 vormen waar in gebruik een ei 5 zodanig in 5 opgenomen wordt, dat het ei 5 op beide rollen 3 steunt zoals in Fig.

2 goed te zien is. De rollen 3 zijn paarsgewijs geordend en elke opnameruimte 7 wordt gevormd door een paar rollen 3. In de ruimte 8 tussen twee rollenparen, welke ruimte 8 in het getoonde geval even groot is als de opnameruimtes 7, wordt volgens de uitvinding geen ei 10 geplaatst om versmering te voorkomen. De rollen 3 zijn roteerbaar gelagerd en aan de van het ei afgekeerde zijde grijpen ze aan op een steunvlak 9 zodat de rollen 3 door het voortbewegen van de transporteur 2 roteren en in gebruik een erop steunend ei 5 via wrijvingscontact in rotatie brengt. De rollen 3 zouden ook anders in 15 rotatie gebracht kunnen worden.

Aan de retourzijde van de transporteur 2 zijn één of meer borstels 30 (zie Fig. 1) aangebracht om struif van gebroken eieren of ander vuil van de rollen 3 te verwijderen.

Verder omvat de transportinrichting 1 een overdrachtsinrichting 20 10 voorzien van meerdere als zuignappen 11 uitgevoerde oppakelementen voor het oppakken van de eieren 5 uit een drager 12 (tray) en het op de transporteur 2 plaatsen van de eieren 5. De zuignappen 11 worden van boven tegen de eieren 5 op de drager 12 geplaatst en vervolgens wordt vanuit een vacuümruimte (niet getoond) een onderdruk in de 25 zuignappen 11 t.o.v. de omgeving aangebracht waardoor de eieren 5 tegen de zuignappen 11 worden aangezogen. Dit verschaft een voldoende vasthoudkracht om de eieren 5 van de tray 12 op te tillen en naar de transporteur 2 te verplaatsen. Om de eieren 5 los te laten wordt de onderdruk in de vacuümruimte opgeheven door bijvoorbeeld via een 30 bedienbare klep (niet getoond) valse lucht uit de omgeving toe te laten.

De zuignappen 11 hebben op de overdrachtsinrichting 10 een eerste stand (in Fig. 1 rechts weergegeven), waarin de zuignappen 11 onderling op een afstand d zijn gepositioneerd die overeenkomt met 35 de, in de transportrichting 6 gezien, onderlinge afstand van de eieren 5 op de drager 12. De zuignappen 11 kunnen na de eieren 5 te hebben opgepakt naar een tweede stand (in Fig. 1 links weergegeven) op de overdrachtsinrichting 10 worden verplaatst waarin ze onderling - 7 - op een afstand d3 zijn gepositioneerd die overeenkomt met de hartafstand tussen twee opnameruimtes 7 op de transporteur 2. In het getoonde geval zijn de leeg gelaten ruimtes 8 tussen de rollenparen en de opnameruimtes 7 van een rollenpaar even groot, dus komt de 5 onderlinge afstand van de zuignappen 11 in de transportrichting 6 overeen met twee keer de hartaf stand d4 tussen twee rollen 3.

Omdat de eieren 5 rechtop worden neergezet en dus niet stabiel zijn, kan het zijn dat ze over de rol 3 heen kantelen en foutief terecht komen in een ruimte 8 die open gelaten moesten worden om 10 versmering te voorkomen. Derhalve worden er bij voorkeur blokkeerorganen voorzien die elk in een ruimte tussen twee rollenparen gepositioneerd zijn op het moment dat de eieren 5 door de overdrachtsinrichting 10 op de transporteur 2 worden geplaatst, om het foutief plaatsen van eieren 5 in die ruimtes 8 te blokkeren.

15 In Fig. 3 is getoond hoe in transportrichting 6 gezien achterste rol 3b van een rollenpaar en een voorste rol 3a van een direct erachter gelegen rollenpaar met elkaar verbonden zijn door middel van een verbindingselement 13. Op het verbindingselement 13 is een omhoogstekend orgaan 14 aangebracht. Aan het omhoogstekende 20 orgaan 14 kan een blokkeerstaaf 15 of iets dergelijks worden bevestigd die zich in de dwarsrichting van de transporteur 2 in de ruimte tussen de rollen 3 uitstrekt.

In Fig. 4 en Fig. 5 is een andere voorkeursuitvoeringsvorm geïllustreerd waarbij op een transportketting 16 of een ander 25 eindeloos omlooporgaan, blokkeerpennen 17 of andere blokkeerorganen zijn aangebracht, die zich in hoofdzaak loodrecht op de ketting 16 uitstrekken. De ketting 16 strekt zich in de transportrichting 6 van de transporteur 2 over een lengte uit die ten minste overeenkomt met het aantal in één keer door de overdrachtsmiddelen 10 achter elkaar 30 . op de transporteur 2 te plaatsen eieren 5. In werking heeft de ketting 16 eenzelfde snelheid als de transporteur 2. Doordat de ketting 16 en de transporteur 2 synchroon lopen kunnen de blokkeerpennen 17 bij deze uitvoeringsvorm vanaf de onderzijde telkens in de ruimte 8 tussen twee rollenparen ingebracht worden.

35 In Fig. 6-8 is een voorkeursuitvoeringsvorm van een blokkeer- inrichting in meer detail getoond. In Fig. 7 is een raamwerk 70 getoond waarin evenwijdig aan elkaar vijf langwerpige platen 71 zijn aangebracht. De langwerpige platen 71 zijn aan de bovenzijde voorzien - 8 - van zes blokkeerlippen 72. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn er steeds twee platen naast elkaar in de breedterichting opgesteld, zodat er dus twaalf blokkeerlippen 72 naast elkaar zijn geplaatst om met een transporteur 2 met twaalf rijen te worden toegepast. Het 5 raamwerk 70 heeft twee dwarsstangen 73 resp. 74 die worden verbonden door meerdere langslamellen 75. De langwerpige platen 71 met de blokkeerlippen 72 zijn van boven in opnamesleuven 76 in de langslamellen 75 geschoven (zie Fig. 8) en worden door middel van een centraal opgesteld van een veer of iets dergelijks voorzien 10 klemsysteem 77 vastgehouden in de sleuven 76. Door het klemsysteem 77 los te maken kunnen de langwerpige platen 71 met de blokkeerlippen 72 uit het raamwerk 70 genomen worden om te worden gereinigd.

In Fig. 6 is de blokkeerinrichting met zes raamwerken 70 getoond, die onderling met kettingen zijn verbonden. De raamwerken 70 15 worden in een zogenaamd paternostersysteem rond getransporteerd.

Daarbij blijven de raamwerken 70 tijden het omlopen horizontaal en de blokkeerlippen 72 dus verticaal omhoog gericht. Doordat de raamwerken 70 door een paternostersysteem worden rond getransporteerd worden de blokkeerlippen 72 bij benadering recht van onderen in de ruimtes 8 20 tussen de rollen 3, waarvan er ter illustratie een aantal in stippellijn zijn weergegeven, worden ingebracht. Bij de beweging omhoog (in Fig. 6 rechts) wordt het raamwerk 70 aan het ene einde aangedreven met kettingwiel 78 en het andere einde van het raamwerk 70 wordt geleid door een geleidingsbaan 80. Bij de beweging omlaag 25 wordt elk raamwerk 70 aan een einde aangedreven door een kettingwiel 79 en aan het andere einde door een roterend ondersteuningsorgaan 81 met zich radiaal uitstrekkende wieken 82.

In Fig. 9 en Fig. 10 is nog een andere voorkeursuitvoeringsvorm schematisch getoond, waarbij een ketting 18 of een ander eindeloos 30 omlooporgaan met blokkeerstaven 19 boven de transporteur 2 is aangebracht. De ketting 18 strekt zich in de transportrichting 6 van de transporteur 2 over een lengte uit die ten minste overeenkomt met het aantal in één keer door de overdrachtsmiddelen 10 achter elkaar op de transporteur 2 te plaatsen eieren 5. In werking loopt de 35 ketting 18 met de blokkeerstaven 19 synchroon met de transporteur 2. De blokkeerstaven 19 lopen boven de tussen de rollenparen gelegen ruimtes 8 die leeg moeten blijven mee, of worden vanaf de bovenzijde van de transporteur 2 daarin ingebracht en schermen die ruimtes 8 als - 9 - het ware af. Tussen de evenwijdige blokkeerstaven 19 zijn doorgangs-openingen 20 voorzien om de zuignappen 11 door te laten bij het neerzetten van de eieren 5 in de opnameruimtes 7.

In Fig. 11 en Fig. 12 is schematisch een inspectie-inrichting 5 21 voor het inspecteren van eieren 5 op breuken geïllustreerd. De inspectie-inrichting 21 omvat een transportinrichting 1 zoals hierboven aan de hand van de Fig. 1-10 is beschreven. De transporteur 2 omvat in het algemeen rijen van meerdere, bijvoorbeeld zes, in de breedte naast elkaar geplaatste rollen (zie Fig. 12). Op de 10 transporteur 2 kunnen in de breedte dus zes eieren 5 naast elkaar geplaatst worden. De inspectie-inrichting 21 heeft voor elke rij eieren meerdere, in het getoonde voorbeeld acht, in transportrichting 6 achter elkaar stationair opgestelde lasers 22a-22h. In het geval van zes eieren 5 per rij zijn er dus achtenveertig lasers voorzien.

15 De lasers 22a - 22h zijn schuin onder de transportbaan van het ei 5 geplaatst om het ei 5 in een richting dwars op de transportrichting 6 te bestralen met een laserstraal 23 zoals in Fig. 12 is weergegeven. Omdat de lasers 22 niet direct onder de transportbaan van het ei 5 zijn geplaatst zullen ze niet zo snel vervuilen omdat er geen vuil op 20 zal vallen, wanneer er bijvoorbeeld een ei 5 gebroken is. Wanneer er niet voldoende plaats is om de lasers 22a-22h zijdelings van een transportbaan van een ei 5 te plaatsen, dan kan er als alternatief of als aanvulling boven de lasers 22 een afschermplaat 24 aangebracht worden zoals in Fig. 12 het beste is te zien.

25 De inspectie-inrichting 21 omvat verder camera's 25 of iets dergelijks voor het optisch waarnemen van de lichtdoorlating door het ei 5. Het gezichtsveld van de camera's 25 bestrijkt steeds de volle breedte van de transporteur 2, en acht rijen van opnameruimtes 7, dus, omdat de rijen volgens het eerste aspect van de uitvinding om en . 30 om worden gevuld, vier rijen eieren. De camera's 25 zijn in de breedterichting tegenover elkaar geplaatst en bekijken de eieren 5 schuin van boven in de breedterichting elk vanaf de andere kant. Doordat de eieren 5 door de transporteur 2 in rotatie worden gebracht, zien de camera's 25 bij het voortbewegen van de eieren 5 35 het gehele oppervlak.

De inspectie-inrichting 21 omvat verder gegevensverwerkings-middelen 26 , bijvoorbeeld beeldverwerkingsmiddelen om een plaatselijk waargenomen verhoging van lichtdoorlating van het - 10 - laserlicht door het schaaloppervlak van het ei 5 te verwerken en om te zetten in een beslissingssignaal dat representatief is voor de beslissing het ei 5 een breuk bevat. Een ei 5 met een breuk kan vervolgens door middel van uitstootmiddelen (niet getoond) van de 5 transporteur 2 worden verwijderd. Aldus worden de gebroken eieren uitgesorteerd.

De inspectie-inrichting 21 omvat verder een fotocel 27 of een ander, bij voorkeur contactloos, detectiemiddel zoals bijvoorbeeld een capacitieve benaderingsschakelaar, een ultrasone schakelaar of 10 zelfs een mechanische schakelaar. De fotocel 27 is in transport-richting gezien voor de lasers 22a-22h geplaatst om voordat de opnameruimtes 7 langs de lasers 22a-22h gaan bewegen te detecteren of er een ei 5 in de opnameruimte 7 tussen twee rollen 3 aanwezig is. De fotocel 27 is gekoppeld met een besturingseenheid 28 voor de lasers 15 22a-22h. De besturingseenheid 28 gekoppeld met de lasers 22a-22h en is ingericht om de lasers 22a-22h afhankelijk van het door de fotocel 27 afgegeven detectiesignaal achter elkaar in te schakelen op het moment dat de opnameruimte 7 met een daarin opgenomen ei 5 de betreffende laser 22a-22h passeert en weer uit te schakelen wanneer 20 de opnameruimte 7 de betreffende laser 22a-22h is gepasseerd. Per gedetecteerd ei 5 wordt dus eerst de voorste laser 22a ingeschakeld en wanneer het ei 5 is gepasseerd uitgeschakeld terwijl de tweede laser 22b wordt ingeschakeld, enzovoorts. Aldus worden de acht in transportrichting 6 achter elkaar geplaatste lasers 22a-22h na elkaar 25 aangezet en weer uitgezet. Dit telkens in- en uitschakelen van de lasers 22a-22h is nodig om te voorkomen dat de laserstraal 23 door openingen in de transporteur 2 heen direct op de camera's valt en deze verblinden. Als er dus geen ei 5 in een opnameruimte 7 wordt gedetecteerd, zullen de lasers 22a-22h bij het passeren van die 30 opnameruimte 7 niet worden ingeschakeld.

1031823.

Claims (17)

1. Transportinrichting voor het transporteren van eieren omvattende een eindeloze transporteur voorzien van zich dwars op de 5 transportrichting uitstrekkende rollen, die op een zodanige hartafstand van elkaar zijn geplaatst, dat zij tussen hen in een opnameruimte vormen waar in gebruik een ei zodanig in opgenomen wordt, dat het ei op beide rollen steunt, welke rollen roteerbaar zijn gelagerd en aandrijfbaar zijn om in gebruik een erop steunend 10 ei in rotatie te brengen, en verder omvattende een overdrachts- inrichting voorzien van meerdere oppakelementen voor het oppakken van de eieren uit een drager en het op de transporteur plaatsen van de eieren, met het kenmerk, dat de rollen paarsgewijs zijn geordend en elke opnameruimte wordt gevormd door een paar rollen, 15 en dat de oppakelementen op de overdrachtsinrichting verplaatsbaar zijn van een eerste stand waarin ze onderling op een afstand zijn gepositioneerd die overeenkomt met de, in de transportrichting gezien, onderlinge afstand van de eieren op de drager, en een tweede stand waarin ze overeenkomen met de hartafstand tussen twee 20 opnameruimtes op de transporteur.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij blokkeerorganen zijn voorzien die elk in een ruimte tussen twee rollenparen gepositioneerd of positioneerbaar zijn, om het foutief plaatsen 25 van eieren in die ruimte te blokkeren.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de in transportrichting gezien achterste rol van een rollenpaar en een voorste rol van een direct erachter gelegen rollenpaar met elkaar verbonden zijn door 30 middel van een verbindingselement en op het verbindingsorgaan een blokkeerorgaan is aangebracht dat zich in de ruimte tussen genoemde rollen uitstrekt.

4. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de blokkeerorganen zijn 35 aangebracht op een eindeloos omloopmiddel, dat in werking eenzelfde snelheid heeft als de transporteur, waarbij de blokkeerorganen zich vanaf het omlooporgaan uitstrekken en in werking in een ruimte tussen twee rollenparen inbrengbaar zijn. 1031823 ! - 12 -

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het eindeloze omlooporgaan met de blokkeerorganen onder de transporteur is aangebracht om de blokkeerorganen vanaf de onderzijde van de transporteur in de 5 ruimte tussen de rollenparen in te brengen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de blokkeerorganen zich in hoofdzaak loodrecht op het omloopmiddel zich uitstrekkende pennen of lippen omvatten. 10

7. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij er meerdere blokkeerorganen achter elkaar op een raamwerk zijn aangebracht, en waarbij het omloopmiddel een paternostersysteem omvat om de raamwerken in een vaste oriëntatie, bij voorkeur horizontaal, rond te 15 transporteren.

8. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het eindeloze omloopmiddel met de blokkeerorganen boven de transporteur is aangebracht om de blokkeerorganen vanaf de bovenzijde van de transporteur in de 20 ruimte tussen de rollenparen in te brengen, en waarbij in het eindeloze omloopmiddel tussen de blokkeerorganen doorgangs-openingen zijn voorzien om de oppakelementen door te laten bij het neerzetten van de eieren in de opnameruimtes.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de blokkeerorganen zich in hoofdzaak evenwijdig aan de rollen uitstrekkende staven omvatten.

10.Inrichting volgens één van de conclusie 4-9, waarbij het eindeloze omloopmiddel is uitgevoerd als een ketting. 30

11.Inspectie-inrichting voor het inspecteren van eieren op breuken, omvattende een laser voor het met een laserstraal bestralen van het ei, optische waarnemingsmiddelen voor het waarnemen van de lichtdoorlating door het ei, gegevensverwerkingsmiddelen die zijn 35 ingericht om uitgaande van de waargenomen lichtdoorlating afkomstig van de waarnemingsmiddelen een beslissingssignaal af te geven dat representatief is voor de beslissing of een ei wel of geen breuk bevat, alsmede een transportinrichting voor het langs - 13 - de laser en waarnemingsmiddelen transporteren van de eieren, welke transportinrichting verder is ingericht om de eieren gedurende het transport te roteren, met het kenmerk, dat de inrichting meerdere in transportrichting achter elkaar stationair opgestelde lasers 5 omvat, om een ei gedurende het voortbewegen van het ei met de transportinrichting achtereenvolgens met een stationaire laserstraal te bestralen.

12.Inspectie-inrichting volgens conclusie 11, waarbij de 10 waarnemingsmiddelen ten minste één camera omvatten die het ei waarneemt gedurende het voortbewegen langs de achter elkaar opgestelde lasers.

13.Inspectie-inrichting volgens conclusie 12, waarbij twee aan 15 weerszijden schuin boven de transportbaan van het ei opgestelde camera's zijn voorzien, die zodanig zijn gericht dat het gehele bovengelegen oppervlak van het ei waarneembaar is.

14.Inspectie-inrichting volgens één van de conclusie 11-13, waarbij 20 de transportinrichting een transportinrichting volgens één van de conclusies 1-10 omvat.

15.Inspectie-inrichting volgens één van de conclusie 11-14, waarbij de lasers schuin onder de transportbaan van het ei zijn geplaatst 25 om het ei in een richting dwars op de transportrichting te bestralen.

16.Inspectie-inrichting volgens één van de conclusies 11-15, waarbij boven de lasers een afschermplaat is aangebracht. 30

17.Inspectie-inrichting volgens één van de conclusies 13, waarbij de inrichting detectiemiddelen omvat om te detecteren of er een ei in de opnameruimte tussen twee rollen aanwezig is, welke detectiemiddelen zijn gekoppeld met een besturingseenheid voor de 35 lasers, welke besturingseenheid is ingericht om de lasers afhankelijk van de eierdetectie door de detectiemiddelen achter elkaar in te schakelen op het moment dat de opnameruimte met een daarin opgenomen ei de betreffende laser passeert en weer uit te - 14 - schakelen wanneer de opnameruimte de betreffende laser is gepasseerd. 1031823