NL1030882C2

NL1030882C2 - Opblaasbaar element voor toepassing en/of gebruik in het inwendige van een houder van een transport- of opslaginrichting; werkwijze voor het opblazen ervan.

Info

Publication number: NL1030882C2
Application number: NL1030882A
Authority: NL
Inventors: Erik Jeroen Eenkhoorn
Original assignee: Erik Jeroen Eenkhoorn
Priority date: 2006-01-10
Filing date: 2006-01-10
Publication date: 2007-07-11
Also published as: EP1976725A2; CA2636603A1; AU2007205323B2; CA2636603C; AU2007205323A1; EP1976725B1; US20090314790A1; WO2007081201A3; WO2007081201A2

Description

TITEL. Opblaasbaar element voor toepassing en/of gebruik in het inwendige van een houder van een transport- of opslaginrichting; werkwijze voor het opblazen ervan.

5 De uitvinding heeft betrekking op een opblaasbaar element (ook wel aangeduid met airbag) voor toepassing en/of gebruik in het inwendige van een houder, welke houder geschikt is voor het opslaan of transporteren van een vloeibare last, in het bijzonder voor een houder voor een transport- of opslaginrichting zoals een tankwagen, een tankcontainer of een opslagtank.

10 Het is bekend dat wegvoertuigen door diverse oorzaken, bijvoorbeeld door te hoge snelheiden in de bochten, door (bijna) aanrijdingen of door het in een slip geraken, kunnen kantelen. Bovendien heeft vooral bij tankwagens of vrachtwagens met tankcontainers de lading een belangrijke invloed op het kantelen. Deze invloed is voor een belangrijk deel afhankelijk van de soort lading 15 welke zich in de opslagtank van de vrachtwagen of tankwagen bevindt en bijvoorbeeld veelal uit vloeistof bestaat die vrij kan bewegen bij plotselinge manoeuvres van de tankwagen. De heen en weer bewegende of klotsende vloeistof kan een extra impuls leveren waardoor het kantelen van een tank- of vrachtwagen wordt versneld. Ter voorkoming van het klotsen of slingeren van de 20 vloeistof worden nu veelal slingerschotten in de houder aangebracht, die echter het nadeel hebben dat zij echter vrijwel alleen axiale vloeistof beweging dempen en niet-axiale bewegingen, zoals radiaal of tangentieel slingeren, van de vloeistof maar in geringe mate onderdrukken. Bovendien hebben deze schotten een eigen massa en volume, waardoor de capaciteit van de houder wordt verminderd. Ook 25 worden deze schotten veelal vast gemonteerd in een houder, waardoor arbeidsintensieve inwendige montage, inspectie, reparatie en reiniging noodzakelijk wordt. Ook zal door de vaste montage van de schotten in de houder nog een deel van de impuls van de slingerende vloeistof aan de houder en de vrachtwagen worden doorgegeven en krachten en energie op de houderwand 30 overbrengen.

Het is ook bekend dat boven vloeistofstoffen damp wordt gevormd afhankelijk van de bekende fysische vloeistof-damp evenwichten en de daaruit resulterende dampspanning afs functie van de temperatuur. Met name bij IÖ30882' 2 vluchtige vloeistoffen zoals brandstoffen, die een hoge dampspanning bij normale omgevingstemperatuur hebben, zal bij het legen van de houder de zo ontstane vrije ruimte voor het grootste deel worden gevuld met damp van de getransporteerde vloeibare last. Daardoor is het niet mogelijk gehele hoeveelheid 5 geladen vloeistof af te leveren daar een deel in de dampvorm overgaat en bij het afvulpunt weer vloeibaar moet worden gemaakt. Ook zijn zoals bekend damp lucht mengsel van brandbare vloeistoffen explosief, met name wanneer de brandstof en de zuurstof in stoichiometrische verhouding zijn gemengd, waardoor uitgebreide veiligheidmaatregelen noodzakelijk zijn. Ook dienen voorzieningen te worden 10 getroffen tegen ongewenste emissie van de damp uit de houder naar het milieu zoals de omgevingslucht.

Het is bekend om in het inwendige van de houder een opblaasbare zak, airbag of ballon aan te brengen en deze met een opblaasfluidum, zoals bijvoorbeeld lucht, op druk te brengen met behulp van een compressor zodat de 15 ballon een deel van de vrije ruimte van de houder vult en zodoende het klotsen van de vloeistof en de vorming van damp beperkt. Dit is nadelig daar de wanden van de houder zullen worden blootgesteld aan een hoge druk, waardoor de houder als een drukvat zal worden aangemerkt. Daarmee moet de houder voldoen aan de (keur)vereisten voor drukvaten zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid tot 20 inspectie en plaatsing boven de grond. Voor bestaande houders zoals ondergrondse brandstoftanks en tankvrachtwagens is dit een groot nadeel daar bij het aanbrengen van een airbag in dergelijke houders kostbare aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen als plaatsing boven de grond en/of het aanbrengen van drukbeveiligingen. Een verder nadeel van deze bekende 25 uitvoering is dat de wand van de ballon van een extreem rekbaar of elastisch materiaal vervaardigd moet worden om een vrijwel lege houder te kunnen vullen. Om deze ballon een grote vorm te kunnen geven zal deze inwendig op een hoge druk gebracht moeten worden, wat sneller zal leiden tot het knappen van de ballon. Ook zal de wand van de ballon ongelijk worden uitgerekt wanneer deze de 30 wand van de houder raakt, terwijl in de lengterichting nog niet alle vrije ruimte boven de vloeistof is gevuld. Het aanbrengen van meer opblaasbare zakken in de houder kan slechts ten dele de uitrekproblemen bij wijzigingen in de vullingsgraad verhelpen, bovendien is het nauwkeurig aansluiten van de verschillende zakken 1030882' 3 op de onderlinge raakvlakken moeilijk wat het individueel aansturen en beheren van de verschillende zakken noodzakelijk maakt.

De uitvinding beoogt een opblaasbaar element te verschaffen die zonder het aanbrengen van een grote inwendige druk en het uitrekken van het 5 wandmateriaal toch gemakkelijk kan worden aangepast aan de vrije ruimte boven de vloeistof in de houder, waardoor zowel een anti-klots inrichting als een beperking van de dampruimte wordt gerealiseerd.

Hiertoe voorziet de uitvinding in het opblaasbaar element dat is voorzien van een harmonicawand of anderszins uitschuifbare of vouwbare wand of 10 wanden, die uit- en in-vouwen respectievelijk bij het toevoeren of afvoeren van opblaasfluïdum in het opblaasbaar element. Door de wanden van het opblaasbaar element vouwbaar te maken kan de airbag zeer gemakkelijk worden aangepast aan de wijzigende vorm en grootte van de vrije ruimte boven de vloeistof terwijl ook een goede anti-klots werking is gegarandeerd.

15

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de harmonicawand in opgeblazen positie van een zodanige afmeting, dat de houder in lege toestand geheel kan worden opgevuld. Hierdoor kan zonder een hoge druk aan te hoeven brengen in het opblaasbaar element toch de gehele houder worden gevuld met een airbag.

20 Bij voorkeur neemt het opblaasbaar element in opgeblazen positie een vorm aan die overeenkomt met de inwendige vorm van de vrije ruimte in de met vloeibare last gevulde houder, een en ander zodanig dat de wanden van het opblaasbaar element in opgeblazen toestand nauwsluitend aanliggen tegen de binnenwand van de houder en tegen het bovenoppervlak van de vloeibare last. 25 Door de vrije ruimte in de houder boven het vloeistofoppervlak geheel te vullen met de airbag zal er vrijwel geen vloeistof verdampen en de damphoeveelheid sterk worden beperkt.

Voorkeur verdient de uitvoeringsvorm waarbij het opblaasbaar element tenminste twee compartimenten omvat en bijvoorkeur is een eerste compartiment 30 aangebracht aan de bovenzijde van het tweede compartiment zodat in gebruik in de houder in hoofdzaak het eerste compartiment aanligt tegen de binnenwand van de houder en het tweede compartiment in hoofdzaak aanligt tegen het bovenoppervlak van de vloeibare last. Met deze maatregelen wordt een airbag 1030862' 4 verkregen die gemakkelijk in en uit kan worden gevouwen en tevens vloeistof slingeringen goed dempt.

In het bijzonder zijn het eerste en het tweede compartiment elk voorzien van opblaasmiddelen waarmee opblaasfluïdum in of uit het opblaasbaar element 5 kan worden gevoerd; bij voorkeur is het eerste compartiment verbonden met èen extern opblaasmiddel en het tweede compartiment is verbonden met het eerste compartiment door middel van een intern opblaasmiddel zodanig, dat door het toevoeren van opblaasfluïdum in het eerste compartiment allereerst de vouwbare wanden zullen uitvouwen, waarna aansluitend door middel van het intern 10 opblaasmiddel opblaasfluïdum wordt toegevoerd in het tweede compartiment. Door deze maatregelen wordt het in· en uitvouwen van de airbag makkelijker en bovendien is er maar één opblaasmiddel zoals een opblaasslang nodig voor twee compartimenten.

Voordeel biedt de uitvoeringsvorm waarin het tweede compartiment wordt 15 gevormd enerzijds door een tussen de uiteinden van het eerste compartiment aangebrachte wand en anderzijds door de binnenste vouwwand van het eerste compartiment; bij voorkeur is de wand in contact met het bovenoppervlak van de vloeibare last in hoofdzaak vlak en glad. Hierdoor kan het tweede compartiment eenvoudig en goedkoop worden vervaardigd, terwijl bovendien een goed contact 20 met het vloeistofoppervlak ontstaan en daardoor een goede dempende werking.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de uitvinding daardoor gekenmerkt dat het opblaasbaar element wordt gevormd door tenminste twee deelelementen welke in het inwendige van de houder aansluitend zijn aangebracht; in het bijzonder zijn twee of meer eerste compartimenten van aangrenzende 25 deelelementen onderling verbonden en vormen een groot aaneengesloten compartiment, terwijl de aangrenzende tweede compartimenten voorzien onder de eerste compartimenten deelelementen vormen. Deze uitvoeringsvorm heeft voordelen bij de vervaardiging, montage, inspectie, reparatie en reiniging van de airbag.

30 Mogelijk is hierbij een uitvoeringsvorm waarbij interne opblaasmiddelen zijn voorzien tussen de compartimenten van aangrenzende deelelementen; bij voorkeur zijn de interne opblaasmiddelen voorzien tussen de tweede 1030882" 5 compartimenten van aangrenzende deelelementen. Met deze maatregelen wordt een opblaasbaar element verkregen met een vergrote dempende werking.

Tevens heeft de uitvinding betrekking op een houder voor het transporteren van 5 een vloeibare last voorzien van een opblaasbaar element en ook op een transport-of opslaginrichting omvattende een houder voorzien van een opblaasbaar element.

Bovendien heeft de uitvinding betrekking op een transport- of opslaginrichting 10 omvattende een houder die is voorzien van een opblaasbaar element.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het opblazen van een opblaasbaar element in een houder van een transport- of opslaginrichting. Daartoe omvat de werkwijze de volgende stappen: 15 - opblazen van het opblaasbaar element (4) door met behulp van het extern opblaasmiddel (9) opblaasfluïdum toe te voeren aan het eerste compartiment (5); - opblazen van het tweede compartiment (6) van het element (4) door met behulp van het intem opblaasmiddel (10) opblaasfluïdum toe te voeren 20 vanuit het eerste compartiment (5) naar het tweede compartiment (6).

In het bijzonder wordt het tweede compartiment van een aangrenzend deelelement opgeblazen door met behulp van een tussen de deelelementen aangebracht opblaasmiddel opblaasfluïdum toe te voeren vanuit het tweede compartiment van het eerste deelelement naar het tweede compartiment van het 25 tweede deelelement.

Deze werkwijze heeft het voordeel dat door hierdoor eenvoudig en gemakkelijk de airbag in en uit kan worden geschoven in de houder bij wijzigingen van de last en de vullingsgraad.

30 De uitvinding zal hierna met behulp van de tekening met enkele uitvoeringsvoorbeelden van het opblaasbaar element, nader worden toegelicht, waarbij kenmerken en andere voordelen naar voren zullen treden.

*030882' 6

Fig. 1 toont in doorsnede een houder van een tankwagen, voorzien van een opblaasbaar element volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont in doorsnede de houder van Fig.1, voorzien van een opblaasbaar element met twee compartimenten, 5 Fig. 3 toont in zijaanzicht schematisch de houder in doorsnede; waarbij de houder in de lengterichting is voorzien van twee opblaasbare (deel)elementen.

Fig.1 toont een transport- of opslaginrichting 1 voorzien van een houder 2. De transportinrichting is in dit voorbeeld een tankwagen 1, die is voorzien van een 10 houder 2 of tank die is ingericht voor het transporteren van een vloeibare last 3. De houder 2 is ongeveer voor de helft gevuld met vloeistof 3, zodat het vloeistof bovenoppervlak 16 ongeveer halverwege de houder ligt. Bovenop het bovenoppervlak 16 drijft een opblaasbaar element of airbag 4, die wordt gevormd door vouwbare wanden of harmonica wanden 20. De airbag 4 is voorzien van een 15 opblaasmiddel 9, in dit uitvoeringsvoorbeeld een opblaasslang 9, die aan de onderzijde door de wand van de houder is gevoerd. De opblaasslang 9 is verbonden aan de onderzijde van de houder met opblaashulpmiddelen (niet getoond) zoals bijvoorbeeld een fluïdumcompressor en een regeleenheid waarmee opblaasfluïdum zoals bijvoorbeeld lucht in en uit het opblaasbaar 20 element 4 kan worden gevoerd. Ook kunnen controlemiddelen, zoals bijvoorbeeld controlelampjes, zijn voorzien in de cabine van een vrachtwagen. Doordat de airbag 4 is voorzien van vouwbare wanden 20 zal de airbag door het toevoeren van lucht gemakkelijk in volume toenemen, zonder dat daarvoor een grote en oplopende drukverhoging in de airbag 4 nodig is.

25 De airbag 4 wordt gevormd door een enkel compartiment tussen de harmonicawanden 20. In het uitvoeringsvoorbeeld van Fig.1 heeft de airbag een relatief vlakke vorm en vult slechts voor een deel de vrije, niet met vloeistof gevulde, ruimte 21 in de houder. Doordat de airbag 4 drijft op het vloeistofoppervlak 16 zal de airbag een remmende of vertragende werking hebben 30 op het ontstaan van vloeistofslingeringen en ook een dempende werking hebben op slingerende of klotsende bewegingen van de vloeistof 3 in de houder 2. Dit dempende effect kan nog worden vergroot door de airbag 4 verder op te blazen zodat de harmonicawand 20 zover zal worden uitgevouwen dat de wand 20 1030882* 7 contact zal maken met de binnenwand 8 van de houder 2. In deze opgeblazen positie zal tevens de vrije ruimte 21 geheet zijn gevuld met de airbag 4, zodat dampvorming boven de vloeistof niet meer kan optreden.

De in bovenstaande voorbeeld beschreven airbag kan ook worden 5 toegepast in niet-mobile of vaste houders zoals brandstoftanks. Daar dit type houder niet beweegt en de vloeistof dus ook niet in beweging zal komen en als gevolg daarvan zal gaan klotsen of slingeren worden er geen dempingeigenschappen vereist voor de hierin toegepaste airbags.

Fig.2 toont in dwarsdoorsnede de houder van de tankwagen 1 voorzien van 10 een opblaasbaar element 4 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvat de airbag 4 twee compartimenten 5,6. Het eerste compartiment 5 is uitgevoerd met vouwbare wanden of harmonica wanden 7, 11 terwijl het tweede compartiment 6 wordt gevormd door de harmonicawand 11 van het eerste compartiment en door een derde wand 14. Het 15 opblaasbaar element 4 vult nu ook geheel de vrije ruimte in de houder, terwijl de derde wand 14 een positie inneemt nabij het vrije vloeistofoppervlak 16 of zelfs drijft op het vloeistofoppervlak. Het eerste compartiment 5 met de harmonicawanden 7, 11 is aangebracht boven het tweede compartiment 6, zodat in opgeblazen positie het eerste compartiment 5 met zijn eerste harmonicawand 7 20 aanligt tegen de binnenwand 8 van de houder 2. Andere combinaties met meer compartimenten voorzien van uitvouwbare wanden worden ook geacht binnen de uitvindingsgedachte te vallen. Het opblaasbaar element 4 is voorzien van een opblaasmiddel 9, in dit uitvoeringsvoorbeeld een opblaasslang 9, die aan de onderzijde door de wand 8 van de houder 2 is heengevoerd en daar is verbonden 25 met opblaashulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een fluïdumcompressor. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de opblaasslang 9 verbonden met het eerste compartiment 5, maar de opblaasslang kan desgewenst ook zijn verbonden met het tweede compartiment of leder compartiment afzonderlijk kan zijn verbonden met een eigen luchtslang. Door opblaasfluïdum, zoals bijvoorbeeld lucht, via de 30 slang 9 aan het eerste compartiment 5 toe te voeren zullen de harmonicawanden 7,11 zich uitvouwen en wordt het volume van het opblaasbaar element 4 vergroot, zonder dat de druk in het compartiment 5 oploopt, zoals bij airbags met elastische, rekbare wanden het geval is.

1030.882.' 8

In het uitvoeringsvoorbeeld van Fig.2 is een tweede intern opblaasmiddel 10 aangebracht tussen het eerste en het tweede compartiment. Hierdoor zal allereerst het eerste compartiment 5 worden uitgevouwen bij het toevoeren van de lucht, terwijl pas in tweede instantie door een geringe overdruk in het eerste 5 compartiment of een geringe onderdruk in het tweede compartiment lucht wordt verplaatst van het eerste compartiment naar het tweede compartiment. De configuratie van Fig.2 heeft het voordeel dat door het toevoeren of afvoeren van lucht allereerst het eerste compartiment zal uitvouwen of invouwen langs de binnenwand 8 van de houder 2 en zodoende altijd een goede nauwsluitende 10 vulling van de vrije ruimte van de houder 2 kan worden gerealiseerd. In het uitvoeringsvoorbeeld van Fig.2 is de onderste wand 14 nabij het vloeistofoppervlak 16 glad en vlak, waardoor een verbeterde dempende werking zal optreden van slingeringen van de vloeistof in de houder. Desgewenst kunnen ook drie of meer compartimenten worden aangebracht in het opblaasbaar element 4, of kan ieder 15 compartiment worden voorzien van eigen, niet gezamenlijke wanden, al dan niet vouwbaar. In de uitvoeringsvorm van Fig.2 is de onderwand 14 van het tweede compartiment 6 aangebracht aan de uiteinden 12,13 van het eerste compartiment zodat de onderwand gemakkelijk een vlakke en gladde positie kan innemen bij iedere vullingsgraad van de houder 2.

20 Fig.3 toont schematisch in zijaanzicht een dwarsdoorsnede van de houder 2 met daarin een opblaasbaar element 4 bestaande uit 2 deelelementen 15, 17, die in de lengterichting in het inwendige van de houder 2 zijn aangebracht. Hier worden twee deelelementen getoond in lengterichting, maar andere configuraties met meer deelelementen in lengte en/of breedterichting of ieder andere voor de 25 vakman bekende technische equivalente maatregel voor de vorming van een opblaasbaar element zijn mogelijk. De deelelementen kunnen geheel los van elkaar in de houder 2 worden aangebracht; zij kunnen ook onderling worden verbonden. Opdelen van het opblaasbaar element heeft productietechnische voordelen en maakt montage, inspectie, reparatie en reiniging in een grote houder 30 van het opblaasbaar element eenvoudiger. In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de deelelementen ieder zijn voorzien van compartimenten; daarbij is het voordelig om aangrenzende eerste compartimenten met vouwbare wanden onderling met elkaar te verbinden tot een groot aaneengesloten compartiment, 1030882“ 9 terwijl de onderliggende aangrenzende tweede compartimenten gescheiden blijven en geen groot compartiment vormen. Hierdoor wordt verplaatsing van lucht als gevolg van slingeren en klotsen van de vloeistof voorkomen en zal de dempende werking van het opblaasbaar element groter zijn. Voordeel biedt de 5 uitvoeringsvorm waarbij tussen de deelelementen in lengterichting van de houder 2, met name tussen de tweede compartimenten, interne opblaasmiddelen 22 zijn voorzien, waarbij de opblaasmiddelen kunnen zijn voorzien van een restrictie ter beperking van de fluïdumstroming. Hierdoor kan tijdens het slingeren van de vloeistof - in de lengterichting van de houder - lucht verplaatsen in tegengestelde 10 richting van de golfbeweging van de vloeistof, wat een extra dempend effect heeft op de klotsende vloeistof. In Fig.3 is dit interne opblaasmiddel 22 schematisch getekend tussen de twee deelelementen 15,17. Ter voorkoming en demping van slingeringen in tangentiële of breedte richting van de houder 2 en als gevolg daarvan sneller kantelen van de vrachtwagen kunnen de interne opblaasmiddelen 15 ook zijn voorzien tussen de compartimenten van in breedterichting van de houder geplaatste deelelementen.

Het opblaasbaar element kan los in de houder wordt aangebracht of vast zijn verbonden met de houder, echter het element wordt bijvoorkeur zodanig aan de houder verbonden dat een geringe kracht worden uitgeoefend op de wand van de 20 houder.

Wanneer in het voorgaande en in de conclusies sprake is “opblazen” of “opblaasbaar element” dient daarvoor in principe steeds ook aan elke volumevergrotend systeem gedacht te worden dat eenzelfde uitwerking heeft op de oplossing van het vergroten van het volume van een airbag zonder een grote 25 inwendige druk aan te brengen.

Het opblaasbaar element of airbag kunnen vervaardigd worden uit elk geschikt materiaal zoals kunststof of metaal.

CONCLUSIES

»030882'

Claims

1. Opblaasbaar element voor toepassing in het inwendige van een houder (2), 5 welke houder geschikt is voor het opslaan of transporteren van een vloeibare last (3), met het kenmerk, dat het opblaasbaar element (4) is voorzien van een harmonicawand of anderszins uitschuifbare of vouwbare wand of wanden (7, 11, 20), die uit- en in-vouwen respectievelijk bij het toevoeren of afvoeren van opblaasfluïdum in het opblaasbaar element (4).

2. Opblaasbaar element volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de harmonicawand (7, 11, 20) in opgeblazen positie van een zodanige afmeting is, dat de houder (2) in lege toestand geheel kan worden opgevuld. IS

3. Opblaasbaar element volgens een der conclusies 1 - 2, met het kenmerk, dat het opblaasbaar element (4) in opgeblazen positie een vorm aanneemt die overeenkomt met de inwendige vorm van de vrije ruimte in de met vloeibare last (3) gevulde houder (2), een en ander zodanig dat de wanden (7, 14, 20) van het opblaasbaar element (4) in opgeblazen toestand nauwsluitend 20 aanliggen tegen de binnenwand (8) van de houder (2) en tegen het bovenoppervlak (16) van de vloeibare last (3).

4. Opblaasbaar element volgens een der voorgaande conclusies 1 - 3, met het kenmerk, dat het opblaasbaar element (4) tenminste twee compartimenten (5, 25 6) omvat.

5. Opblaasbaar element volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een eerste compartiment (5) is aangebracht aan de bovenzijde van het tweede compartiment (6) zodat in gebruik in de houder (2) in hoofdzaak het eerste 30 compartiment (5) aanligt tegen de binnenwand (8) van de houder (2) en het tweede compartiment (6) in hoofdzaak aanligt tegen het bovenoppervlak (16) . van de vloeibare last (3). >030862’

6. Opblaasbaar element volgens een der voorgaande conclusies 4 - 5, met het kenmerk, dat het eerste en het tweede compartiment (5, 6) elk zijn voorzien van opblaasmiddelen (9, 10), waarmee opblaasfluïdum in of uit het opblaasbaar element (4) kan worden gevoerd. 5

7. Opblaasbaar element volgens een der voorgaande conclusies 4 - 6, met het kenmerk, dat het eerste compartiment (5) is verbonden met een extern opblaasmiddel (9) en het tweede compartiment (6) is verbonden met het eerste compartiment (5) door middel van een intern opblaasmiddel (10) zodanig, dat 10 door het toevoeren van opblaasfluïdum in het eerste compartiment (5) allereerst de vouwbare wanden (7, 11) zullen uitvouwen, waarna aansluitend door middel van het intem opblaasmiddel (10) opblaasfluïdum wordt toegevoerd in het tweede compartiment (6).

8. Opblaasbaar element volgens een der voorgaande conclusies 4 - 7, met het kenmerk, dat het tweede compartiment (6) wordt gevormd enerzijds door een tussen de uiteinden (12, 13) van het eerste compartiment (5) aangebrachte wand (14) en anderzijds door de binnenste vouwwand (11) van het eerste compartiment (5). 20

9. Opblaasbaar element volgens een der voorgaande conclusies 1 - 8, met het kenmerk, dat de wand (14,20) in contact met het bovenoppervlak (16) van de vloeibare last (3) in hoofdzaak vlak en glad is.

10. Opblaasbaar element volgens een der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het opblaasbaar element (4) wordt gevormd door tenminste twee deelelementen (15,17) welke in het inwendige van de houder (2) aansluitend zijn aangebracht.

11. Opblaasbaar element volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat twee of meer eerste compartimenten (5) van aangrenzende deelelementen onderling zijn verbonden en een groot aaneengesloten compartiment vormen, terwijl de 1030882" aangrenzende tweede compartimenten (6) voorzien onder de eerste compartimenten doelelementen (15,17) vormen.

12. Opblaasbaar element volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat 5 interne opblaasmiddelen (22) zijn voorzien tussen de compartimenten (5, 6) van aangrenzende deelelementen (15,17).

13. Opblaasbaar element volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat interne opblaasmiddelen (22) zijn voorzien tussen de tweede compartimenten van 10 aangrenzende deelelementen (15,17).

14. Houder voor het transporteren van een vloeibare last (3) voorzien van een opblaasbaar element(4) volgens een der voorgaande conclusies 1-13.

15. Transport- of opslaginrichting omvattende een houder volgens conclusies 14 die is voorzien van een opblaasbaar element (4) volgens een der conclusies 1 -13.

16. Werkwijze voor het opblazen van een opblaasbaar element volgens een der 20 conclusies 7 - 10 in een houder (2) van een transport- of opslaginrichting (1), omvattende de volgende stappen: - opblazen van het opblaasbaar element (4) door met behulp van het extern opblaasmiddei (9) opblaasfluïdum toe te voeren aan het eerste compartiment (5); 25. opblazen van het tweede compartiment (6) van het element (4) door met behulp van het intem opblaasmiddei (10) opblaasfluïdum toe te voeren vanuit het eerste compartiment (5) naar het tweede compartiment (6).

17. Werkwijze voor het opblazen van een opblaasbaar element volgens conclusie 30 12 of 13, omvattende de volgende stap: - opblazen van het tweede compartiment van een aangrenzend deelelement door met behulp van een tussen de deelelementen aangebracht opblaasmiddei opblaasfluïdum toe te voeren vanuit het tweede 1030882' compartiment van het eerste deelelement naar het tweede compartiment van het tweede deelelement. 1030.842