NL1030119C2 - Werkwijze en inrichting voor het detecteren van alcohol in een persoon. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het detecteren van alcohol in een persoon Gebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor 5 het detecteren van aanwezigheid van alcohol in een persoon.

Stand van de techniek

Met betrekking tot verkeersveiligheid wordt al lange tijd gecontroleerd of een bestuurder van een voertuig niet (te veel) alcohol heeft genuttigd. In veel gevallen 10 wordt gebruik gemaakt van een ademanalyseapparaat, dat de hoeveelheid aanwezige alcohol in uitgeademde lucht meet, en daaruit het alcoholniveau in het bloed afleidt. Boven een bepaalde drempel wordt een waarschuwingssignaal gegenereerd, of het apparaat is ingericht om een geijkt testrapport af te drukken. In het in W02005/051700 geopenbaarde apparaat, is de ademsensor gekoppeld aan een inrichting waarmee het 15 voertuig geblokkeerd wordt. Alleen wanneer een ademanalyse uitwijst dat minder dan een bepaalde hoeveelheid alcohol gedetecteerd is, wordt het voertuig gedeblokkeerd en kan de bestuurder wegrijden.

Uiteraard is het ook bekend om van een te testen persoon bloed af te nemen, en direct het alcoholniveau in het bloedmonster te bepalen met bekende chemische 20 analysewerkwijzen.

Uit de Amerikaanse octrooiaanvrage US2004/0019283 is verder bekend om het alcoholniveau in het bloed van een proefpersoon te meten met behulp van Raman-spectometrie, door middel van het in het oog leiden van een laserstraal.

25 Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding tracht een vereenvoudigde werkwijze en inrichting te verschaffen voor het meten of een bepaald persoon geschikt is om een voertuig te besturen, met name om te bepalen of het alcoholniveau in het bloed beneden een bepaalde drempelwaarde ligt.

30 Volgens de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het detecteren van alcoholgebruik bij een persoon, omvattende het capacitief meten van een eerste waarde op een eerste tijdstip, het capacitief meten van een tweede waarde op een tweede tijdstip, en het uit een verschilwaarde van de eerste waarde en tweede 1030119 2 waarde afleiden van een mate van alcoholgebruik. Uit testen is op verrassende wijze gebleken dat aanwezigheid van alcohol in het lichaam van een persoon van invloed is op het beïnvloeden van een opgewekt elektromagnetisch veld. De beïnvloeding is op capacitieve wijze te meten. Door meetresultaten op twee tijdstippen te vergelijken, 5 waarbij de eerste meting is verricht bij een nuchter persoon, is te detecteren of de persoon alcohol heeft genuttigd. Door juiste instelling van gevoeligheid en drempelwaarden bij de vergelijking is zelfs te bepalen of een bepaalde toegestane hoeveelheid (alcoholpromillage) overschreden wordt.

In een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een inrichting 10 voor het detecteren van alcoholgebruik bij een persoon, omvattende een meetinrichting voorzien van een meetsonde voor het capacitief meten van een eerste waarde op een eerste tijdstip, en het capacitief meten van een tweede waarde op een tweede tijdstip, en een met de meetinrichting verbonden verwerkingsinrichting die is ingericht voor het uit een verschilwaarde van de eerste waarde en tweede waarde afleiden van een mate van 15 alcoholgebruik. De meetsonde kan bijvoorbeeld aangebracht zijn in de bestuurderstoel van een voertuig, of in de veiligheidsgordels. De inrichting kan verbonden zijn met andere systemen in een voertuig om het voertuig te blokkeren zodat deze niet kan worden bestuurd door een persoon die daartoe niet in staat wordt geacht.

Opgemerkt wordt dat uit de Franse octrooiaanvrage FR-A-2 744 546 een systeem 20 bekend is, waarbij op capacitieve wijze aanwezigheid wordt gedetecteerd van objecten in een bepaald volume, met name voor detectie/classificatie van passagiers in een auto. Gebruik wordt gemaakt van een matrix van sensorelektrodes die in een stoel is aangebracht. Naast aanwezigheid en classificatie van het object wordt met de meetresultaten niets gedaan.

25 Verdere uitvoeringsvormen worden genoemd in de afhankelijke conclusies.

Korte beschrijving van de tekeningen

De onderhavige uitvinding zal nu in meer detail worden besproken aan de hand van een aantal voorbeelduitvoeringsvormen, met verwijzing naar de bijgevoegde 30 tekeningen, waarin de enige figuur een blokschema toont van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

1 0301 1 9 3

Gedetailleerde beschrijving van voorbeelduitvoeringsvormen

Een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is belichaamt in de schematische weergave van Fig. 1. Fig. 1 toont een meetinrichting 1, die verbonden is met een meetsonde 2 welke hier twee elektroden omvat. Een van de elektroden 2 werkt 5 als zender en de andere van de elektroden 2 werkt als ontvanger. Door de twee elektroden 2 wordt door middel van aansturing door de meetinrichting 1 een statisch en/of dynamisch elektromagnetisch veld opgewekt in het gebied rond de elektroden 2. Een capacitieve meting door de meetinrichting 1 levert een (momentane) meetwaarde op.

10 De elektroden 2 zijn op een zodanige manier aangebracht, dat het lichaam van een te testen persoon zich altijd in een vrijwel identieke positie bevindt ten opzichte van de elektroden 2. In een voertuig zoals een auto worden de elektroden 2 bijvoorbeeld aangebracht in de stoel van de bestuurder, of in de riemen van de veiligheidsgordel. De onderlinge positie van persoon en elektroden 2 zal dan, zelfs na 15 uitstappen en later weer instappen, nagenoeg hetzelfde zijn.

In een rusttoestand, wanneer geen persoon aanwezig is in de nabijheid van de elektroden 2, wordt een ijkwaarde gemeten met behulp van de meetinrichting. Wanneer nu een te testen persoon de vaste positie ten opzichte van de elektroden inneemt, zal door de elektrische geleiding van een mens (die voor zo’n 70% uit water bestaat), het 20 door de elektroden 2 opgewekte elektrische veld verstoord worden, hetgeen te meten is door de meetinrichting 1. Dit resulteert in een eerste meetwaarde, die opgeslagen kan worden. Indien de proefpersoon alcohol heeft gebruikt, zal het effect van zijn lichaam op het door de elektroden 2 opgewekte veld anders zijn. Er wordt aangenomen dat alcohol in het menselijk lichaam de elektrische huishouding verstoort, en in het 25 algemeen de geleiding vermindert. Dit resulteert in een tweede meetwaarde op een tweede tijdstip. Uit het verschil van de eerste meetwaarde en de tweede meetwaarde kan worden afgeleid of de proefpersoon recent alcohol heeft genuttigd, en in welke mate. Indien het verschil een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, wordt aangenomen dat het alcoholniveau in zijn bloed te hoog is, en dat de proefpersoon niet geschikt is 30 het voertuig te besturen. Tevens kunnen meerdere drempelwaarden gebruikt worden.

De meetinrichting 1 is in de getoonde uitvoeringsvorm verbonden met een verwerkingsinrichting in de vorm van een processoreenheid 10, bijvoorbeeld via een invoer-/uitvoereenheid 12. De processoreenheid 10 is op een voor de deskundige 1030 1 1 9 4 bekende wijze verbonden met een geheugeneenheid 11. De geheugeneenheid 11 omvat zowel geheugen voor het opslaan van meetwaarden, als progratnmageheugen voor het opslaan van software instructies die uitvoerbaar zijn door de processoreenheid 10.

De meetinrichting 1 is ingericht om (bijvoorbeeld onder besturing van de 5 processoreenheid 10) een eerste meting te verrichten op een eerste tijdstip, en deze op te slaan (bijvoorbeeld in de geheugeneenheid 11) om op een later tijdstip te vergelijken met een nieuwe meetwaarde. Dit eerste tijdstip is een tijdstip waarbij bekend is dat de bestuurder niet onder invloed is van alcohol. Op een tweede tijdstip (bijvoorbeeld na bezoek aan een restaurant of café) vindt een tweede meting plaats, en de tweede 10 meetwaarde wordt vergeleken met de eerste meetwaarde. Indien een bepaalde drempel wordt overschreden, wordt dit gerelateerd aan een constatering dat de betreffende persoon een te hoog alcoholniveau in het bloed heeft (te hoog alcoholpromillage).

De invoer-/uitvoereenheid 12 is tevens verbonden met verderen eenheden, zoals een waarschuwingseenheid 4 (bijvoorbeeld een waarschuwingslamp of een zoemer) en 15 een blokkeereenheid 5. De blokkeereenheid 5 kan bijvoorbeeld verbonden zijn met bepaalde elementen van het voertuig, bijvoorbeeld om starten van het voertuig ónmogelijk te maken wanneer een te hoog alcoholpromillage wordt geconstateerd.

De plaats en de vorm van de elektroden 2, samen met de aansturing van het op te wekken veld door de meetinrichting 1, bepalen de gevoeligheid van de meting voor het 20 alcoholniveau in de proefpersoon. In een verdere uitvoeringsvorm kan gebruik worden gemaakt van meerdere sets elektroden 2, bijvoorbeeld een eerste set elektroden 2 die in samenwerking met de meetinrichting 1 zeer gevoelig is voor de aanwezigheid van alcohol in de proefpersoon, en een tweede set elektroden 3 die in samenwerking met de meetinrichting 1 minder gevoelig is (bijvoorbeeld door de elektroden 3 kleiner te 25 maken dan de elektroden 2, zie gestippelde delen in de bijgevoegde figuur). Dit biedt de mogelijkheid om de meting tweeledig uit te voeren, een eerste meting die het minst gevoelig is voor alcohol en een tweede meting die wel sterk gevoelig is voor alcohol. Bij een nuchtere proefpersoon mogen de twee metingen (dat wil zeggen het verschil tussen ijkwaarde en eerste meetwaarde op het eerste tijdstip) niet sterk van elkaar 30 afwijken. Zodra een proefpersoon alcohol genuttigd heeft, zal op het tweede tijdstip een duidelijk verschil gemeten worden met behulp van de twee sets sensoren 2, 3.

Deze uitvoeringsvorm geeft ook een betere geïndividualiseerde eerste meting, aangezien ieder persoon verschillend is (verschillend gewicht, vetmassa, etc.). Met _1 030 1 1 9_ 5 name indien de inrichting voorzien is van een blokkeereenheid 5, kan zo voorkomen worden dat één persoon die geen alcohol heeft gebruikt een auto start, en vervolgens een ander persoon zijn plaats inneemt en wegrijdt. Dit wordt immers gedetecteerd door de onderhavige uitvinding.

5 De inrichting kan in een verdere uitvoeringsvorm voorzien zijn van middelen die detecteren of gepoogd wordt de inrichting te saboteren. Zo kan bijvoorbeeld in de meetinrichting gedetecteerd worden of the aansluitingen naar de elektroden 2 kortgesloten zijn (om zo op elk van de twee tijdstippen een zelfde meetwaarde te krijgen). Tevens kan de inrichting zijn voorzien van verdere meetsensormiddelen die 10 met de processoreenheid verbonden zijn, en die bijvoorbeeld ingericht zijn voor het uitvoeren van een geleidingsmeting van de proefpersoon. Deze resultaten kunnen dan gecombineerd worden met de capacitieve meetresultaten, om zo een meer betrouwbare detectie van alcoholgebruik te verkrijgen.

1030119

Claims (10)

1. Werkwijze voor het detecteren van alcoholgebruik bij een persoon, omvattende het capacitief meten van een eerste waarde op een eerste tijdstip, het capacitief meten 5 van een tweede waarde op een tweede tijdstip, en het uit een verschilwaarde van de eerste waarde en tweede waarde afleiden van een mate van alcoholgebruik.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, verder omvattende: - het in een vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie brengen van een meetsonde en de 10 persoon en het met de meetsonde meten van de capacitief te meten meetwaarden, en - de mate van alcoholgebruik af te leiden door het verschil tussen de eerste meetwaarde en tweede meetwaarde te vergelijken met ten minste één drempelwaarde.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de meetsonde twee elektrodes omvat 15 voor het opwekken van een veld dat beïnvloedbaar is door de persoon.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, waarbij een verdere meetsonde is voorzien die een lagere gevoeligheid heeft voor variatie van de aanwezigheid van alcohol in de persoon, en waarbij de werkwijze verder omvat 20 het met de verdere meetsonde meten van een derde meetwaarde op het eerste tijdstip, en het meten van een vierde meetwaarde op het tweede tijdstip, en het vergelijken van de verschilwaarde van de eerste en tweede meetwaarde met de verschilwaarde van de derde en vierde meetwaarde.

5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot en met 4, verder omvattende het blokkeren van bediening van een voertuig indien de mate van alcoholgebruik te hoog is.

6. Inrichting voor het detecteren van alcoholgebruik bij een persoon, omvattende 30 een meetinrichting voorzien van een meetsonde voor het capacitief meten van een eerste waarde op een eerste tijdstip, en het capacitief meten van een tweede waarde op een tweede tijdstip, en een met de meetinrichting verbonden verwerkingsinrichting die 1030119 i i is ingericht voor het uit een verschilwaarde van de eerste waarde en tweede waarde j af leiden van een mate van alcoholgebruik.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij een met de meetinrichting verbonden 5 meetsonde is aangebracht in een vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie ten opzichte van de persoon, en de verwerkingsinrichting verder is ingericht om de mate van alcoholgebruik af te leiden door het verschil tussen de eerste meetwaarde en tweede meetwaarde te vergelijken met ten minste één drempelwaarde.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de meetsonde twee elektrodes omvat voor het opwekken van een veld dat beïnvloedbaar is door de persoon.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij een verdere met de verwerkingsinrichting verbonden meetsonde is voorzien die een lagere gevoeligheid 15 heeft voor variatie van de aanwezigheid van alcohol in de persoon, en waarbij de verwerkingsinrichting verder is ingericht voor het met de verdere meetsonde meten van een derde meetwaarde op het eerste tijdstip, en het meten van een vierde meetwaarde op het tweede tijdstip, en het vergelijken van de verschilwaarde van de eerste en tweede meetwaarde met de verschilwaarde van de derde en vierde meetwaarde. 20

10. Inrichting volgens een van de conclusies 6 tot en met 9, waarbij de verwerkingsinrichting koppelbaar is met een voertuig om bediening van het voertuig te blokkeren. 25 1030119