NL1030095C2 - Contactgeluid en warmte isolerende zwevende dekvloer. - Google Patents

Description

Contactgeluid en warmte isolerende zwevende dekvloer.

De uitvinding heeft betrekking op een zwevende dekvloer.

5 Zwevende dekvloeren worden toegepast om primair contactgeluid en luchtgeluid te isoleren, maar-kunnen tevens worden gebruikt om warmte te isoleren. Zwevende dekvloeren worden aangebracht op bestaande constructieve vloeren. Zwevende dekvloeren bestaan uit een isolerende laag, waarvan de keuze van het soort materiaal en de dikte afhankelijk is van de toepassing en het gewenste resultaat, met daarop 10 aangebracht een drukverdelende laag, stijf genoeg om de op deze laag uitgeoefende krachten te kunnen opnemen. Voor het isoleren van contactgeluid en luchtgeluid wordt een trillingdempend materiaal gekozen en voor het isoleren van warmte een warmte isolerend materiaal. Er kan ook een isolatiemateriaal worden gekozen welke beide eigenschappen in zich verenigt. Het te kiezen materiaal moet ook op termijn bestand 15 zijn tegen de op het isolatiemateriaal uitgeoefende belastingen. Als contactgeluidisolerend materiaal en als luchtgeluidisolerend materiaal wordt o.a. veelal toegepast minerale wol en kunststofschuimen. Deze materialen verenigen op hoog niveau, zowel de overdracht van lucht- en contactgeluid, alsmede het warmteverlies, te beperken. Elk materiaal dat voldoet aan de plaatselijk gestelde eisen t.a.v. de 20 toepassing en de duurzaamheid, kan worden toegepast.

Aangezien de isolerende laag vervormbaar is, wat een voorwaarde is om trillingen te kunnen opnemen, moet de drukverdelende laag voldoende stijfheid bezitten, om de op deze laag uit te oefende krachten, zoals het lopen van personen en de belasting van meubilair, te kunnen opnemen.

25 Vanwege deze stijfheidseis worden in de renovatie als drukverdelende laag veelal twee lagen hechthout, met elk een dikte van 18 mm, toegepast, en in nieuwbouw veelal anhydriet met een dikte van minimaal 40 mm, of een cementgebonden deklaag met een dikte van af 50 mm.

Zowel voor contactgeluid als voor luchtgeluid mag de drukverdelende laag van de 30 zwevende dekvloer geen contact met de bouwkundige constructie maken. Voor het isoleren van warmte worden dergelijke contacten met de bouwkundige constructie zo veel mogelijk beperkt.

De dikte van de isolerende laag is afhankelijk van de gewenste resultaten en het soort en kwaliteit van het te kiezen isolerend materiaal. De dikte van het isolerend materiaal 1030095- 2 kan variëren van ca. 5 mm tot meer dan 30 mm. Totaal kan de dikte van het isolerend systeem voor nieuwbouw variëren van ca. 45 mm tot meer dan 80 mm.

Zwevende dekvloeren op basis van anhydriet en cementgebonden deklagen zijn niet demontabel en evenmin herbruikbaar.

5 De huidige zwevende dekvloer wordt normaliter in het werk gemaakt. Dit maakt de zwevende dekvloer foutgevoelig. Vloeren op basis van anhydriet of cement zijn nauwelijks repareerbaar. Bij gemaakte fouten is sloop van de gehele vloer en opnieuw opbouwen de enige mogelijkheid. Wat vanuit kostenoverweging nauwelijks gebeurt, waardoor de bewoners met een slechte contactgeluidisolatie achterblijven.

10

Vooral daar waar de contactgeluidisolatie van houten vloeren verbeterd dient te worden is sprake van een hoge eis, lees: grote dikte van de zwevende dekvloer, en veelal van een beperkte hoogte van de ruimte, waarin de zwevende dekvloer moet worden aangebracht. Daarbij kan, indien de hoogte van het vertrek reeds aan de geringe kant 15 is, het optredende hoogteverlies een probleem vormen.

Het ophogen van de bestaande vloer met de zwevende dekvloer kan tevens problemen opleveren bij b.v. trappen waarbij de optrede van de onderste of van de bovenste trede, door het aanbrengen van de zwevende dekvloer, aanzienlijk kan afwijken van de optrede van de overige treden. Ook kan het nodig zijn de deuren aan de hogere vloer 20 aan te passen.

Het is dan ook gewenst zwevende dekvloeren zo dun mogelijk uit te voeren.

Een zwevende dekvloer met een beperkte hoogte is bekend uit NL 1022302.

In NL 1022302 wordt een zwevende dekvloer beschreven waarbij de drukverdelende 25 laag en de isolerende laag min of meer in elkaar zijn geïntegreerd. Hierbij is uitgegaan van een raster of rooster, welke geheel of gedeeltelijk in de isolerende laag is opgenomen en welke constructief aan de min of meer gesloten toplaag bevestigd moet zijn om deze laatste voldoende stijfheid te bezorgen. Als min of meer gesloten toplaag is uitgegaan van een zeer dunne plaat. Als voorbeeld is uitgegaan van een staalplaat. 30 De voorgestelde zwevende vloerconstructie heeft echter enige praktische nadelen: - Als raster of rooster komt in aanmerking een metalen raster of rooster. Bevestigen aan de toplaag levert de nodige praktische problemen en is kostbaar.

- Bij het gebruik van lastechnieken is het gevaar zeer groot dat het geheel kromtrekt.

1030095" 3 - Voor een snelle montage is het gewenst de sparingen in de isolerende laag ruim breder te maken dan de dikte van het materiaal van het raster of rooster.

- Het maken van passtukken is bij de toepassing van een metalen raster of rooster minder gemakkelijk. Temeer daar deze passtukken normaliter in het werk 5 worden gemaakt.

Doel van de uitvinding

Het doel van de uitvinding is het realiseren van een isolerende zwevende dekvloer voor contactgeluid, luchtgeluid en/of warmte, met een aanzienlijk geringere dikte dan de 10 traditionele zwevende dekvloeren welke uitgevoerd zijn met een drukverdelende laag van anhydriet, cementgebonden dekvloer of twee lagen hechthout o.i.d., bij het leveren van gelijke isolatie prestaties, maar met een constructieve opbouw welke de nadelen van de zwevende dekvloer uit NL 1022302 wegneemt.

15 Het kenmerk van de uitvinding is dat de stijfheid van de min of meer gesloten toplaag wordt verkregen door middel van ribben (1), gevormd door vormloos, uithardend materiaal, welke wordt aangebracht in gleuven in de isolerende laag (2), en welke tijdens het gehele proces aan de min of meer gesloten laag (3) hechten en in uitgeharde toestand voldoende stabiliteit aan de min of meer gesloten drukverdelende 20 laag geven zodat de optredende krachten opgenomen worden door de combinatie van min of meer gesloten laag en de ribben, zonder dat ongewenste vervormingen optreden. In fig. 2 zijn de ribben, gevormd door het uitgeharde vormloze materiaal, voorgesteld in twee richtingen haaks op elkaar.

Daarbij zijn de keuze van het soort vormloze materiaal, de vorm waarin het wordt 25 aangebracht en de hechting aan de min of meer gesloten toplaag bepalend voor de te realiseren stabiliteit.

In een uitvoeringsvorm wordt in het isolatiemateriaal, in ten minste één richting, groeven aangebracht welke worden opgevuld met het vormloze materiaal. Door binnen een omschreven tijd de min of meer gesloten laag op het isolatiemateriaal aan te 30 brengen en deze min of meer gesloten laag in contact te brengen met het vormloze materiaal, ontstaat door hechting en na het uitharden van het vormloze materiaal, een stabiel contact tussen de min of meer gesloten laag en het uitgeharde vormloze materiaal. Door dit aanhechten van het uitgeharde vormloze materiaal aan de min of meer gesloten laag, wordt de stijfheid van de dunne min of meer gesloten toplaag 35 aanzienlijk vergroot.

1030095- 4

In een tweede uitvoeringsvorm kan b.v. door middel van een mal uit b.v. dun karton, op de min of meer gesloten laag de vorm worden aangebracht waaraan het vormloze materiaal in uitgeharde toestand moet voldoen. Het geheel wordt na uitharden, en het 5 al of niet verwijderen van de mal, op en gedeeltelijk in, hiervoor in het isolatiemateriaal aangebrachte sleuven, het isolerend materiaal geplaatst.

Deze werkwijze heeft als nadeel dat de sparingen in het isolatiemateriaal, voor een probleemloze montage van de min of meer gesloten laag met het uitgeharde vormloze materiaal, breder moeten zijn dan de dikte van de ribben van het uitgeharde vormloze 10 materiaal.

Het isolerend materiaal moet, als de zwevende dekvloer wordt toegepast als contactgeluidisolerende vloer, voldoende onder het uitgeharde vormloze materiaal uitsteken om contact tussen de constructieve vloer en de min of meer gesloten 15 drukverdelende laag te voorkomen. Deze constructieve opzet is ook van belang als de zwevende vloer wordt toegepast als thermisch isolerende vloer, om koedebruggen te voorkomen.

De constructieve opzet maakt het mogelijk de zwevende dekvloer uit elementen op te 20 bouwen en deze d.m.v. een prefab productiewijze te produceren.

Niet alleen wordt de kans op het maken van fouten hiermede geminimaliseerd, maar ook kunnen gemaakte fouten door de uitwisseling van elementen worden hersteld.

Wel is het belangrijk de elementen in het werk te koppelen. Hiertoe kan een aan de 25 elementen zelf aangebracht koppelingmechanisme worden gebruikt, maar ook aan een separaat koppelingmechanisme worden toegepast.

Voor het wezen van de uitvinding is dit koppelingmechanisme niet van belang.

Elk daarvoor geëigend koppelingmechanisme kan worden toegepast.

Normaliter wordt uitgegaan van rechthoekige isolatieplaten.

30 In één uitvoeringsvorm (Fig. 2 en 3) kan van de dunne min of meer gesloten laag, b.v. een staalplaat, twee aan elkaar grenzende zijden uitsteken buiten de isolerende laag (4). De randen van de andere twee zijden liggen gelijk met de randen van de isolerende laag. Deze laatste twee zijden worden dan gedeeltelijk verzonken en wel zo, dat de uitstekende zijden van de aangrenzende elementen op deze verzonken randen komen 35 te liggen en met het overige oppervlak één vlak vormen, zonder niveauverschillen. De *030095 5 5 koppeling van de uitstekende randen en de verzonken randen kan b.v. plaats vinden d.m.v. verzonken staalschroeven of popnagels (5).

10 15 20 25 30 35 «030095

Claims (13)

1. Zwevende dekvloer omvattende een vlakke structuur welke gelaagd is samengesteld uit tenminste één trillingopnemende en/of laag isolerende, tenminste één 5 uithardend verstevigingmateriaal en ten minste één min of meer gesloten deklaag, welke zodanig op het uithardend materiaal en het isolerende en/of trillingopnemend materiaal aansluit dat de op de min of meer gesloten deklaag uit te oefenen krachten worden opgenomen door de isolerende laag, met het kenmerk dat het verstevigingmateriaal in vormloze toestand tenminste gedeeltelijk in het 10 trillingopnemend en/of isolerende materiaal wordt aangebracht en na uitharding een geheel vormt met de min of meer gesloten deklaag.

2. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1, met het kenmerk dat eenzijdig in het isolerend materiaal sparingen zijn aangebracht.

3. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 en 2 met het kenmerk dat de 15 sparingen in het isolerende en/of trillingopnemend materiaal, voor het opnemen van het verstevigingsmateriaal, in één of meer richtingen de vorm kan hebben van rechte lijnen met elke gewenste lengte.

4. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 en 2 met het kenmerk dat de sparingen in het isolerende en/of trillingopnemend materiaal, voor het opnemen van het 20 verstevigingsmateriaal naast de vorm van rechte lijnen, elke willekeurige vorm en lengte kunnen hebben.

5. Zwevende dekvloer volgens conclusies 1 t/m4 met het kenmerk dat in de sparingen van het isolerend materiaal een vormloos verstevigingsmateriaal wordt aangebracht welke na uitharden in combinatie met de min of meer gesloten deklaag 25 krachten kan opnemen.

6. Zwevende dekvloer volgens conclusies 1 t/m 5 met het kenmerk dat het uithardend verstevigingmateriaal uit minimaal één component bestaat.

7. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 t/m 6 met het kenmerk dat de sparingen voor het opnemen van het uithardend verstevigingmateriaal en het 30 aanbrengen van het uithardend verstevigingmateriaal in ten minste één arbeidsgang wordt uitgevoerd

8. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 t/m 7 met het kenmerk dat de min of meer gesloten deklaag op het isolerende en/of trillingopnemend materiaal wordt aangebracht na het aanbrengen van het uithardend verstevigingmateriaal in de 35 sparingen van het isolerende en/of trillingopnemend materiaal. 1Λ4nnrtc.

9. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 t/m 8 met het kenmerk dat de min of meer gesloten deklaag, en het uithardend verstevigingmateriaal, aangebracht in de sparingen van het trillingopnemend en/of isolerende materiaal, door hechting al of niet tijdens het uitharden van het verstevigingmateriaal dermate met elkaar worden 5 verbonden dat het samenstel van de min of meer gesloten deklaag en het trillingopnemend en/of isolerende materiaal, de op de deklaag uit te oefenen krachten, zonder noemenswaardige vervormingen kan opnemen.

10. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 t/m 8 met het kenmerk dat de min of meer gesloten deklaag, en het uithardend verstevigingmateriaal in de sparingen van het 10 isolerende en/of trillingopnemend materiaal, door een lijm dermate met elkaar worden verbonden dat het samenstel van de min of meer gesloten deklaag en het uithardend verstevigingmateriaal in de sparingen van het isolerende en/of trillingopnemend materiaal, de op de deklaag uit te oefenen krachten, zonder noemenswaardige vervormingen kan opnemen.

11. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 t/m 10 met het kenmerk dat de min of meer gesloten deklaag is voorzien van elementen welke in het vormloze en uithardend materiaal grijpen en/of indringen op een wijze dat een verbinding tussen de min of meer gesloten deklaag en het uithardend materiaal ontstaat waarmee krachten kunnen worden overgedragen, zodat bij belasting van de min of meer gesloten deklaag 20 deze niet noemenswaardig vervormt.

12. Zwevende dekvloer volgens conclusie 1 t/m 4, 6, 10 en 11 met het kenmerk dat de min of meer gesloten deklaag is voorzien van tenminste één mal waarin het vormloze materiaal kan worden opgenomen en waarna het vormloze materiaal na uitharden de gewenste vorm heeft en aan de min of meer gesloten laag hecht. 25

13 . Zwevende dekvloer volgens conclusie 12 met het kenmerk dat het uitgeharde vormloze materiaal na plaatsing van de min of meer gesloten deklaag op het isolerende en/of trillingopnemend materiaal dit uitgeharde vormloze materiaal geheel of gedeeltelijk ingrijpt in de tenminste ene, in het isolerende en/of trillingopnemend materiaal aangebrachte, sparing. 30 35 1030095-