NL1029746C2 - Spuitbusmondstuk. - Google Patents

Description

Spuitbusmondstuk

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een spuitbusmondstuk omvattende een van drukvlak voorzien eerste deel en een met een spuitbushouder te verbinden 5 tweede deel, waarbij dat tweede deel en eerste deel tegen elkaar te bevestigen zijn en in het grensvlak daarvan een kanaal begrenzen, waarbij het tweede deel van een inlaatopening voorzien is, waarbij de uitlaatopening van het mondstuk uitsluitend in een van die delen is aangebracht, en een wervelkamer aanwezig is.

Een dergelijk spuitbusmondstuk is bekend uit US 2002/0060255. Daarin wordt 10 een direct voor de uitstroomopening aangebrachte wervelkamer beschreven.

Bij het verstuiven van fluïda is het belangrijk dat het in de vloeistof opgeloste gas vrij komt. Bovendien dient dit gas bij voorkeur als belletje met in hoofdzaak dezelfde vooraf bepaalde diameter vrij te komen. Daardoor kan een zo optimaal mogelijk sproeipatroon verkregen worden.

15 Uit EP 0 883 557 Al is een spuitbusmondstuk bekend waarbij het kanaal voor het te verstuiven fluïdum is begrensd in zowel het eerste als tweede deel. Het eerste en tweede deel zijn voorzien van samenwerkende afdichtmiddelen zoals een omlopende rand en een omlopende groef die bij het in elkaar plaatsen van het eerste en tweede deel in afdichting voorzien. Deze afdichting is tijdelijk zodat het voor de gebruiker mogelijk 20 is na het op eenvoudige wijze scheiden van het eerste en tweede deel het doorstroomkanaal te reinigen.

Het doorstroomkanaal gaat over in de uitlaat- of uitstroomopening die eveneens in beide delen begrensd is.

Spuitbussen kennen een groot aantal toepassingen. Een van de vele toepassingen 25 is het versproeien van verf en dergelijke. Daarbij is een nauwkeurige versproeiing van belang voor het door de gebruiker te bereiken resultaat.

Gebleken is dat de constructie volgens EP 0 883 557 in dergelijke gevallen ongeschikt is omdat de uit de uitlaatopening tredende versproeiing onregelmatig gevormd is. Bovendien blijkt dat door de gekozen productiemethode weinig 30 mogelijkheden bestaan tot het gecompliceerd uitvoeren van de uitlaatopening.

US 3.652.018 beschrijft een mondstuk waarbij op een kanaal een wervelkamer aansluit waarvan de uitlaat weer aansluit op een ringkanaal dat verbonden is met het uitstroommondstuk.

1029746 2

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een constructie te voorzien waarmee een betere versproeiïng van het te vernevelen fluïdum verkregen kan worden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven spuitbusmondstuk verwezenlijkt doordat die wervelkamer in dat kanaal opgenomen is.

5 Volgens de onderhavige uitvinding wordt het kanaal dat zich uitstrekt tussen de uitlaatopening van de spuitbushouder en de uitlaat van het spuitbusmondstuk nog steeds begrensd tussen een eerste deel en een tweede deel die met elkaar samenwerken om zo een kanaal daartussen te bepalen. Echter strekt deze deling zich niet uit tot de uitlaatopening van het spuitbusmondstuk. Deze uitlaatopening die de vorm van de 10 versproeiïng bepaalt, is uitsluitend aangebracht in hetzij het eerste deel hetzij het tweede deel en is bij voorkeur aangebracht in het eerste deel. Daardoor bestaat een grote ontwerpvrijheid voor het uitvoeren van die uitlaatopening. Bovendien kan de vorm van de uitlaatopening gegarandeerd worden. Immers in de stand der techniek bestond de opening uit de combinatie van twee uitsparingen in het eerste en tweede 15 deel. Echter blijkt in de praktijk dat bij de scheidingsnaad tussen het eerste en tweede deel spleetvorming op kan treden zodat naast de eigenlijke uitlaatopening zich een spleet bevindt waardoor het te versproeien fluïdum eveneens naar buiten kan treden.

Daardoor ontstaat een vaak onacceptabele afwijking van de versproeiïngsnevel of versproeiïngskegel. Met de onderhavige uitvinding kan dit op eenvoudige wijze 20 voorkomen worden. Door bovendien de wervelkamer in het kanaal op te nemen ontstaat voor het fluïdum dat uit het kanaal in de wervelkamer stroomt een expansie gevolgd door een compressie bij het weer in het kanaal verder stromen. Daarbij is het van belang dat de dwarsdoorsnede van het kanaal bij het uitstromen uit de wervelkamer wezenlijk kleiner is dan de dwarsdoorsnede van de wervelkamer. Slechts op deze wijze 25 kan compressie verwezenlijkt worden. Bij voorkeur is de dwarsdoorsnede van het kanaal bij het uitstromen gelijk aan de dwarsdoorsnede van het kanaal bij het instromen. Verrassenderwijze is gebleken dat door deze opeenvolging van expansie en compressie bij de sproeiopening een zeer regelmatig patroon aan gasbellen ontstaat en zo een zeer regelmatige verneveling.

30 Volgens een bijzondere uitvoering van de onderhavige uitvinding wordt de wervelkamer eveneens begrens door zowel het eerste als tweede deel.

! 3

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding is stroomafwaarts van de hierboven beschreven wervelkamer een verdere wervelkamer aanwezig. Deze is bij voorkeur direct voor het uitstroommondstuk aanwezig.

Volgens een verdere variant van de onderhavige uitvinding strekt het kanaal in 5 het deel waarin de uitlaatopening niet aangebracht is zich in stroomafwaartse richting over een beperkte lengte uit. Bij het stroomafwaartse einde daarvan vindt volledige afdichting van de begrenzing van het betreffende deel naar het andere deel plaats.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding zijn een of meer wervelkamers in het kanaal aangebracht. Deze wervelkamers kunnen eveneens in 10 zowel het eerste als het tweede deel uitgespaard zijn.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding zijn het eerste en tweede deel permanent met elkaar verbonden. Een dergelijke permanente verbinding kan bij passende keuze van het kunststof materiaal waaruit het eerste en tweede deel vervaardigd zijn, door ultrasoon lassen verwezenlijkt worden. Een 15 materiaal waarmee een dergelijke lasverbinding eenvoudig te verwezenlijken is is polypropeen.

Volgens de onderhavige uitvinding is zowel in het eerste deel als het tweede deel een uitsparing aanwezig en deze uitsparingen begrenzen samen het kanaal. Bij voorkeur is dit kanaal in dwarsdoorsnede in hoofdzaak cirkelvormig zodat in het eerste 20 deel een eerste halve cirkelcilinder uitgespaard is en in het tweede deel een tweede halve cirkelcilinder.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een spuitbuskap die op het einde van een spuitbushouder geplaatst kan worden om zo een spuitbus te vormen. In deze spuitbuskap is het mondstuk volgens de onderhavige uitvinding opgenomen zodat het 25 eerste deel deel uitmaakt van die spuitbuskap. Bij voorkeur is het eerste deel scharnierend met die spuitbuskap verbonden bijvoorbeeld door een filmschamier. Volgens een verdere uitvoering van de onderhavige uitvinding bestaan verdere verbindingen tussen dat eerste deel en die spuitbuskap die bij/voor eerste gebruik gebroken dienen te worden. Daardoor kan ten minste geconstateerd worden of de 30 spuitbus al eerder gebruikt is en ten tweede geeft dit een extra bescherming tegen het ongewenst indrukken van het eerste deel.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij tonen: 4

Fig. 1 een spuitbus volgens de uitvinding;

Fig. 2 de spuitbuskap volgens de onderhavige uitvinding in dwarsdoorsnede;

Fig. 3 perspectivisch het tweede deel volgens de uitvinding;

Fig. 4 in onderaanzicht het tweede deel volgens de uitvinding; en 5 Fig. 5 in onderaanzicht het eerste deel van de spuitbuskap volgens de uitvinding met de uitstroomopening in doorsnede.

In de tekeningen is met 1 een spuitbus weergegeven. Deze bestaat uit een houderdeel 1 met een niet nader afgebeelde uitlaat bestaande uit een zich in de daar i getoonde positie verticaal uitstrekkend pijpje dat verbonden is met een ventiel. Door 10 het indrukken van het pijpje wordt het ventiel geopend en kan de inhoud van de spuitbus naar buiten treden. Op de spuitbushouder 2 is een kap 3 aangebracht. Details van kap 3 blijken uit fig. 2. Kap 3 bestaat uit een ten opzichte van de spuitbus 2 stationair deel en een via scharnier 5 scharnierend daarmee verbonden spuitbusmondstuk 16. Spuitbusmondstuk 16 bestaat uit een eerste deel 4 dat als een 15 geheel door spuitgieten via filmschamier 5 verbonden is met kap 2. Een afzonderlijk ! tweede deel 6 is aanwezig. Het zojuist beschreven verticale pijpje van de spuitbushouder (niet getoond) wordt tijdens gebruik opgenomen in de inlaatopening 7 ' van het tweede deel. Door het uitoefenen van druk op drukvlak 15 van het eerste deel wordt ook het tweede deel naar beneden bewogen en zo de afsluiter geactiveerd.

20 Vervolgens kan fluïdum door kanaal 8 en wervelkamers 9,10 via uitstroomopening 11 naar buiten treden.

Kanaal 8 is evenals de wervelkamers 9 en 10 uitgespaard in zowel het eerste deel 4 als het tweede deel 6. Het kanaaldeel aangebracht in het eerste deel is in fig. 5 met 12 aangegeven en in fig. 3 is het kanaaldeel van het tweede deel met 13 aangegeven. Uit 25 fig. 3 blijkt eveneens dat het tweede deel voorzien is van een omtreksrand 17. Het tweede deel kan met een lichte persing in het eerste deel geplaatst worden waarna met behulp van ultrasoon lassen een verbinding tussen rand 17 en het eerste deel plaatsvindt. Door de aanwezigheid van een rand kan nauwkeurig de lasplaats op de gewenste positie gelokaliseerd worden.

30 Volgens de onderhavige uitvinding is de uitlaatopening 11 uitsluitend aangebracht in een van de eerste of tweede delen, in het onderhavige voorbeeld in het eerste deel. Dat wil zeggen het kanaaldeel aangebracht in het tweede deel eindigt voor 5 de uitlaatopening 11 en op die plaats is het tweede deel en meer in het bijzonder het kanaaldeel 13 daarvan alzijdig afgedicht naar het eerste deel.

De uitstroomopening kan bijvoorbeeld door laserboren verwezenlijkt worden.

Een dergelijke uitlaatopening kan rond zijn maar eveneens een andere in de stand der 5 techniek voorstelbare vorm hebben.

Indien voor de verbinding van het eerste deel en tweede deel een lastechniek gebruikt wordt dienen deze materialen vanzelfsprekend lasbaar te zijn. Het is echter ook mogelijk in een afdichting door lijmen of dergelijke te voorzien. Volgens de onderhavige uitvinding is de verbinding tussen het eerste en tweede deel bij voorkeur 10 permanent.

Uit fïg. 2 blijkt dat het eerste deel 4 via scharnier 5 met de kap 2 verbonden is. Bovendien bestaan verbindingsbruggen 14 (fig. 4) die bij eerste gebruik van de spuitbus dat wil zeggen bij het eerste neerdrukken van het eerste deel op drukvlak 15 verbroken worden. Deze dienen tevens als geleiding voor het eerste deel ten opzichte 15 van de kap.

Met de hierboven beschreven constructie is het mogelijk de uitlaat 11 op elke gewenste wijze uit te voeren. Dit betreft niet alleen de vorm van de opening maar ook de positie daarvan. Zo is het mogelijk de langshartlijn van de opening onder elke gewenste hoek aan te brengen. Doordat de opening uitsluitend in een van de delen 20 aangebracht is wordt een dergelijke volledige ontwerpvrijheid verkregen. Anderzijds kan met verhoudingsgewijs eenvoudige matrijzen volstaan worden voor het vervaardigen van het kanaal waardoor het fluïdum beweegt.

Na het lezen van het bovenstaande zullen bij degenen bekwaam in de stand der techniek dadelijk varianten opkomen. Dergelijke varianten zijn voor de hand liggend en 25 liggen binnen het bereik van de bijgaande conclusies. Eveneens zal begrepen worden dat de beschermingsomvang van de conclusies zich niet uitstrekt tot combinatie van conclusie 1 met de volgconclusies omdat voor de materie van de volgconclusies als zodanig eveneens uitdrukkelijk rechten gevraagd worden.

1029746

Claims (13)

1. Spuitbusmondstuk (3) omvattende een van drukvlak (15) voorzien eerste deel (4) en een met een spuitbushouder (2) te verbinden tweede deel (6), waarbij dat tweede 5 deel en eerste deel tegen elkaar te bevestigen zijn en in het grensvlak daarvan een kanaal (8) begrenzen, waarbij het tweede deel van een inlaatopening (7) voorzien is, waarbij de uitlaatopening (11) van het mondstuk uitsluitend in een van die delen is aangebracht, en een wervelkamer aanwezig is, met het kenmerk, dat die wervelkamer (9) in dat kanaal (8) opgenomen is.

2. Spuitbusmondstuk volgens conclusie 1, waarbij stroomafwaarts van die wervelkamer (9) een verdere wervelkamer (10) nabij de uitlaatopening is aangebracht.

3. Spuitmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij bij het stroomafwaartse einde van dat kanaal dat het grensvlak tussen het eerste en tweede deel bepaald is, het tweede deel alzijdig afdichtend op het eerste deel aangebracht is.

4. Spuitmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in het grensvlak tussen het eerste deel en het tweede deel die wervelkamer (9, 10) is begrensd.

5. Spuitbusmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat eerste deel en tweede deel permanent met elkaar verbonden zijn.

6. Spuitbusmondstuk volgens conclusie 5, waarbij die permanente verbinding 20 ultrasoon lassen omvat.

7. Spuitbusmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat kanaal ongeveer cirkelvormig in dwarsdoorsnede is.

8. Spuitbusmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die uitlaatopening (4) door laserboren vervaardigd is.

9. Spuitbusmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat eerste deel en tweede deel polypropeen omvatten.

10. Spuitbuskap (3) omvattende een op het boveneinde van een spuitbus(houder) (2) te plaatsen kap, waaraan het eerste deel (4) van een spuitbusmondstuk volgens een van de voorgaande conclusies scharnierend (5) is bevestigd.

11. Spuitbuskap volgens conclusie 10, waarbij dat eerste deel met een filmschamier aan die kap is bevestigd.

12. Spuitbuskap volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat eerste deel met een breekbare blokkering (14) aan die kap is bevestigd. 1029746

13. Spuitbus omvattende een spuitbushouder (2) en een spuitbuskap (3) volgens een van de conclusies 10-12. 1029746