NL1029482C2 - Deurbeveiliging. - Google Patents

Description

X

♦

DEURBEVEILIGING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het begrenzen van de zwenkbeweging van een deur tijdens het openen daarvan, welke inrichting een treksterk element omvat, waarvan het ene einde is 5 ingericht om te worden verbonden met de deur en het andere einde is ingericht om te worden verbonden met de bouwkundige constructie die de deur zwenkbaar draagt.

Een dergelijke inrichting is in vele uitvoeringen bekend. Zeer gangbaar is een ketting, die 10 met zijn ene einde bijvoorbeeld vast met de deur verbonden is en met zijn andere einde door bediening van een gebruiker kan ingrijpen in aan een vast met het kozijn van de deur verbonden koppelelement. Na het tot stand brengen van de betreffende koppeling kan de deur 15 slechts over een beperkte zwenkslag worden geopend. Behalve kettingen wordt ook wel gebruik gemaakt van starre, scharnierbare beugels, die in principe dezelfde werking hebben.

De genoemde stand der techniek heeft het 20 nadeel, dat het door middel van een dergelijke bekende inrichting begrenzen van de kier waarover de deur wordt geopend tot een zeer beperkte waarde als wantrouwend en soms zelfs als vijandig wordt ervaren. Verder is onder omstandigheden de breedte van de kier soms zo smal, dat 25 het niet mogelijk is, voorwerpen boven een bepaalde grootte door de kier van de deur af te geven aan degene die de deur van binnen uit opent. In dat geval moet de deur verder worden geopend, hetgeen alleen mogelijk is door de beschreven beveiligingsinrichting te ontkoppelen, 30 waardoor de beveiligingsfunctie ophoudt te bestaan. Dit wordt vaak als ongewenst ervaren.

1029482 2

Het is een doel van de uitvinding, een beveiligingsinrichting te bieden, die nauwelijks zichtbaar is en is ingericht voor het blokkeren van een voortgaande zwenkbeweging van de deur in het geval waarin 5 er sprake is van een zekere mate van geweld, die zich uit in een grote snelheid van de zwenkbeweging van de deur.

In een dergelijk geval moet de beveiligingsinrichting ingrijpen en een verder openen van de deur onmiddellijk blokkeren. In het geval waarin bijvoorbeeld een pakketje 10 moet worden afgegeven, kan door een rustige verder gaande zwenkbeweging van de deur de kier worden vergroot, zonder de genoemde beveiligingsfunctie aan te tasten.

Deze genoemde doelstellingen worden in het algemeen gerealiseerd met een inrichting die het treksterke 15 element flexibel is; een einde van het treksterke element met een wikkeltrommel verbonden is en daarop kan worden opgewikkeld onder invloed van opwikkelveermiddelen die het treksterke element permanent onder trekspanning 20 houden, ook in het geval waarin het treksterke element van de wikkeltrommel wordt afgewikkeld; welke wikkeltrommel blokkeermiddelen omvat, die bij het overschrijden van een bepaalde rotatiesnelheid van de wikkeltrommel de rotatie daarvan blokkeren en 25 rotatie weer vrijgeven wanneer de trekspanning in het treksterke element onder een bepaalde waarde daalt.

Een specifieke uitvoering vertoont de bijzonderheden, dat de blokkeermiddelen een nokschijf en een coaxiaal ten opzichte daarvan opgestelde cilinder 30 omvatten, waarvan er één met de wikkeltrommel verbonden is en de andere niet-roteerbaar opgesteld is, welke nokschijf samen met de cilinder ten minste één wigvormige ruimte begrenst, waarin zich een rolbaar element, zoals een cilinder of een kogel, bevindt, waarbij tijdens 35 rotatie van de wikkeltrommel met een rotatiesnelheid onder een bepaalde waarde het rolbare element in een zich in een inactieve stand bevindt en tijdens rotatie van de wikkeltrommel met een rotatiesnelheid boven de genoemde 1029482 3 waarde het rolbare element zich vastwigt in de wigvormige ruimte, zodanig dat de rotatie van de wikkeltrommel geblokkeerd wordt.

De aandacht wordt erop gevestigd dat deze 5 inrichting van het type kan zijn, zoals dat algemeen gebruikelijk is in de opwikkelautomaten van veiligheidsgordels in auto's. Een dergelijke automaat maakt rustige bewegingen van de automobilist in voorwaartse richting mogelijk, zodat hij bijvoorbeeld de 10 voorruit kan reinigen, voorwerpen uit een dashboardkastje kan pakken of dergelijke. In geval van een snelle beweging voorwaarts, zoals die met name zal optreden in het geval van een botsing, grijpen de blokkeermiddelen, die met de wikkeltrommel samenwerken, onmiddellijk in en 15 wordt de veiligheidsfunctie van de veiligheidsgordel onmiddellijk geactiveerd.

Opgemerkt wordt, dat een dergelijke bekende inrichting voor toepassing als onderdeel van de uitvinding bruikbaar is. Wel kan ervan worden uitgegaan, 20 dat de bij een calamiteit met een auto optredende krachten aanzienlijk groter zijn dan die, welke bij de beveiligingsinrichting volgens de uitvinding verwacht kunnen worden. Het zal dan in het algemeen ook niet noodzakelijk zijn, om van autoveiligheidsgordels met hun 25 extreem hoge treksterkte gebruik te maken maar volstaan zou bijvoorbeeld kunnen worden met een maximaal toelaatbare treksterkte van enkele honderden kilo's. Zeer geschikt in dit verband is een uitvoering die de kabel ten minste één materiaal bevat uit de groep waartoe 30 behoren: staal, nylon, treksterke vezelmaterialen, zoals glas, borium, koolstof, aramide (Kevlar ©),Dyneema ©.

Door het gebruik van dergelijke materialen kan de diameter van een kabel beperkt blijven, waardoor de inrichting compact kan worden gebouwd en in het bijzonder 35 aanzienlijk kleiner kan zijn dan een gebruikelijke veiligheidsgordel voor een auto.

Volgens een belangrijk additioneel aspect van de uitvinding kan een veiligheidsinrichting externe 1029482 4 handbedieningsmiddelen omvatten die de rotatie van de wikkeltrommel kunnen blokkeren en weer vrijgeven, bijvoorbeeld bij een eerste bediening het rolbare element in zijn actieve stand brengen en bij een tweede bediening 5 het rolbare element in zijn inactieve stand terugbrengen.

Teneinde de beveiligingsfunctie nog te verbeteren en te versterken kan het treksterke element in de inrichting volgens de uitvinding een kabel met een grote bestendigheid tegen doorsnijden omvatten. De 10 uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld, waartoe de uitvinding zich niet beperkt. In de tekening tonen:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een deur 15 met een beveiligingsinrichting volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht;

Fig. 2 een detail van Fig. 1 op vergrote schaal;

Fig. 3 een met Fig. 2 corresponderend 20 perspectivisch aanzicht op vergrote schaal, waarin het inwendige van de wikkelinrichting zichtbaar is;

Fig. 4A schematisch een dwarsdoorsnede door een blokkeerinrichting in de vrij draaiende toestand; en

Fig. 4B een met Fig. 4A corresponderend 25 aanzicht van de situatie, waarin de blokkeermiddelen actief zijn.

De Fig. 1 en 2 tonen een inrichting voor het begrenzen van de zwenkbeweging van een deur 1 tijdens het openen daarvan. De inrichting omvat in deze uitvoering 30 een staalkabel 2, waarvan het ene einde op een hierna te beschrijven wijze met de deur 1 is verbonden en het andere einde door middel van een bevestigingsplaat 3 met een oog 4 met het kozijn 5 verbonden is. Voor deze bevestiging is in deze uitvoering gebruik gemaakt van 35 vier schroeven 6, zodanig dat de verbinding door eventueel optredende trekkrachten in de staalkabel 2 kan weerstaan zonder dat de verbinding losraakt, kapot gaat of op een andere wijze de beoogde beveiligingsinrichting 1029482 5 wordt aangetast.

De deur 1 draagt aan zijn bovenzijde een wikkeleenheid 7, die eveneens met schroeven stevig aan de deur 1 is bevestigd. De schroeven zijn met het 5 verwijzingsgetal 8 aangeduid. Zoals uit Fig. 2 duidelijk zal zijn, worden de schroeven 8 niet op trek belast. Dit is wel het geval bij de schroeven 6. Aan de sterkte van de verbinding tussen de schroeven 6, het kozijn 5 en de verbinding tussen kabel 2 en het oog 4 worden dan ook 10 hogere eisen gesteld dan aan de verbinding tussen de wikkeleenheid 7 en de deur 1.

De kabel 2 wordt vanaf het oog 4 over een vrijdraaiende rol 9 over ongeveer 90° omgeleid, zodanig dat hij vanuit een hoofdzaak horizontaal part 10 overgaat 15 in een in hoofdzaak verticaal part 11. De wikkeleenheid 7 omvat een huis 12 in de bovenwand 13 waarvan een doorgaand gat 14 aanwezig is, waardoorheen het verticale part 11 van de staalkabel 2 zich uitstrekt naar een wikkeltrommel 15, waarop een deel van de staalkabel 2 is 20 opgewikkeld. Niet is getekend, dat de wikkeltrommel 15 door een intern opgestelde torsieveer zodanig onder een veerkrachtige voorspanning staat, dat er altijd een trekspanning in de kabel 2 aanwezig is, zodanig dat hij altijd strak gespannen is. Dit heeft tevens het 25 technische voordeel, dat hiermee op zeer eenvoudige wijze de beveiligingsfunctie van de inrichting volgens de uitvinding is gecombineerd met een automatisch werkend sluitmechanisme voor de deur. Een deur kan dus nooit onbedoeld open blijven staan, aangezien de inrichting 30 volgens de uitvinding hem zal sluiten.

Bij het rustig openen van de deur, waardoor er een zwenkbeweging volgens een pijl 16 (zie Fig. 1 en 2) optreedt, wordt een volgend deel van de kabel 2 van de wikkeltrommel 15 afgewikkeld tegen de werking van de 35 genoemde voorspanveer in.

Voor een goed begrip van de uitvinding is nu een korte bespreking van de Fig. 4A en 4B noodzakelijk. Fig. 4A toont een ten opzichte van het huis 12 opgestelde 1029482 * 6 cilinder 17. In deze cilinder 17 is een met de wikkeltrommel 15 vast verbonden zesvoudige nokschijf 18 roteerbaar opgesteld. Zoals Fig. 4A toont, begrenzen de nokken 19 met de cilinder 17 wigvormige ruimtes, waarin 5 zich rolbare elementen 20, in het bijzonder cilinders of kogels, bevinden. Tijdens een rotatie zoals aangeduid met pijl 21 met een onder een bepaalde waarde liggende snelheid is de nokschijf 18 vrij roteerbaar ten opzichte van de cilinder en kan aldus de deur rustig worden 10 geopend door een zwenkbeweging volgens pijl 16. Op het moment evenwel, waarop de zwenksnelheid van de beweging 16 substantieel wordt verhoogd, neemt tevens de rotatiesnelheid van de nokschijf 18 sterk toe, waardoor de cilinders of kogels 20 vast komen te zitten in de door 15 de nokken 19 en de cilinder 17 begrensde wigvormige ruimtes. Hierdoor wordt de rotatie 22 van de nokschijf 18 abrupt geblokkeerd ten opzichte van de vast opgesteld cilinder en is daarmee een verdere verplaatsing volgens pijl 16 van de deur 1 onmogelijk gemaakt. Pas door de 20 trekspanning in de kabel 2 te verminderen, in het bijzonder door niet langer vanaf de buitenzijde tegen de deur 1 te drukken en zelfs de deur 1 kortstondig terugwaarts ten opzichte van pijl 16 te zwenken, wordt de blokkeerwerking opgeheven en kan de deur 1 verder worden 25 geopend.

De deur 1 draagt een bedieningshefboom 23 die vast verbonden is met een zwenkbaar opgestelde ronde excentrische schijf 24, waaromheen zich een glijdbare ring 26 bevindt, die verbonden is met een bedieningsstang 30 25. De bedieningsstang bedient via een hefboommechanisme 27 een blokkeerschoen 28 die een vertanding vertoont, die kan ingrijpen in een tandring 29, die vast met de wikkeltrommel 15 verbonden is. In de getoonde laagste zwenkstand van de hefboom 23 is de blokkeerschoen 28 35 omhoog geplaatst en verkeert hij in aangrijping met de tandring 29, waardoor de wikkeltrommel niet meer kan roteren en de kabel 2 dient als tijdelijk vaste slagbegrenzing van de zwenkbeweging van de deur 1.

1029482 * 7

Opgemerkt wordt, dat deze functie zeer geschikt is om de deur 1 in geval van een dreigende calamiteit met een zeer eenvoudige handbeweging voor verder openen te blokkeren, zonder dat een kwaadwillige de mogelijkheid 5 heeft, de deur lverder te openen, zelfs in het geval een tijdelijke terugwaartse verplaatsing. De hefboom 23 is in de getekende uitvoering om ergonomische redenen dicht bij de deurknop 30 geplaatst. Voor een kwaadwillige die de betreffende situatie kent is het in deze opstelling 10 betrekkelijk makkelijk om de bedieningshefboom 23 omhoog te plaatsen, de deur 1 door een rustige zwenkbeweging te openen en de door de inrichting volgens de uitvinding beveiligde ruimte te betreden. Overwogen zou dan ook kunnen worden, de plaats van de bedieningshefboom 23 15 zodanig te kiezen, dat zelfs iemand die bekend is met de situatie, de hefboom 23 bij een ten dele geopende deur 1 niet kan bereiken.

Als alternatief voor de blokkeervoorziening met de blokkerschoen 28 en de tandring 29 kan de betreffende 20 blokkeerfunctie ook worden geëffectueerd door op geschikte wijze aan te grijpen aan de rolbare elementen 20, die bijvoorbeeld door veermiddelen tijdelijk in hun wiggende stand worden vastgezet.

In de getekende uitvoering is de inrichting 25 volgens de uitvinding nauwelijks zichtbaar en is optisch zeker niet hinderlijk.

Bij het gebruiken van grof geweld bestaat de mogelijkheid dat de deur 1 sterk op torsie wordt belast en bezwijkt, afhankelijk van de sterkte van de deur 1.

30 Overwogen zou kunnen worden, om de inrichting volgens de uitvinding zodanig uit te voeren, dat aan de onderzijde van de deur 1, bijvoorbeeld op een zeer geringe hoogte boven de vloer, een tweede kabel wordt gebruikt, waardoor bij het gebruiken van geweld geen torsie in de deur 1 zal 35 optreden.

Het zal duidelijk zijn, dat de uitvinding zich niet beperkt tot het beschreven en getekende uitvoeringsvoorbeeld. Zo kan de wikkeleenheid 7 in plaats 1029482 8 van aan de deur 1 als alternatief aan de vaste bouwkundige constructie, bijvoorbeeld het kozijn 5, bevestigd zijn. In dat geval kan de staalkabel 2, die in het getekende uitvoeringsvoorbeeld aan het kozijn 5 5 bevestigd is, met zijn van de wikkeleenheid 7 afgewende einde met de deur 1 verbonden zijn.

★ ★ Je ★ ★ 1029482

Claims (5)

1. Inrichting voor het begrenzen van de zwenkbeweging van een deur tijdens het openen daarvan, welke inrichting een treksterk element omvat, waarvan het ene einde is ingericht om te worden verbonden met de deur 5 en het andere einde is ingericht om te worden verbonden met de bouwkundige constructie die de deur zwenkbaar draagt; met het kenmerk, dat het treksterke element flexibel is; 10 een einde van het treksterke element met een wikkeltrommel verbonden is en dat element daarop kan worden opgewikkeld onder invloed van opwikkelveermiddelen die het treksterke element permanent onder trekspanning houden; 15 welke wikkeltrommel blokkeermiddelen omvat, die bij het overschrijden van een bepaalde rotatiesnelheid van de wikkeltrommel de rotatie daarvan blokkeren en rotatie weer vrijgeven wanneer de trekspanning in het treksterke element onder een bepaalde waarde daalt. 20

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin de blokkeermiddelen een nokschijf en een coaxiaal ten opzichte daarvan opgestelde cilinder omvatten, waarvan er één met de wikkeltrommel verbonden is en de andere niet- 25 roteerbaar opgesteld is, welke nokschijf samen met de cilinder ten minste één wigvormige ruimte begrenst, waarin zich een rolbaar element, zoals een cilinder of een kogel, bevindt, waarbij tijdens rotatie van de wikkeltrommel met een rotatiesnelheid onder een bepaalde 30 waarde het rolbare element zich in een inactieve stand bevindt en tijdens rotatie van de wikkeltrommel met een 1029*82 » * i rotatiesnelheid boven de genoemde waarde het rolbare element zich vastwigt in de wigvormige ruimte, zodanig dat de rotatie van de wikkeltrommel geblokkeerd wordt.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende externe handbedieningsmiddelen die | de rotatie van de wikkeltrommel kunnen blokkeren en weer vrijgeven, bijvoorbeeld bij een eerste bediening het rolbare element in zijn actieve stand brengen en bij een 10 tweede bediening het rolbare element in zijn inactieve stand terugbrengen.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarin het treksterke element een kabel met 15 een grote bestendigheid tegen doorsnijden omvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4 waarin de kabel ten minste één materiaal bevat uit de groep waartoe behoren: staal, nylon, treksterke vezelmaterialen, zoals 20 glas, borium, koolstof, aramide (Kevlar ©),Dyneema ©. ***** 25 1029482