NL1028965C2 - Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper. - Google Patents

Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper. Download PDF

Info

Publication number
NL1028965C2
NL1028965C2 NL1028965A NL1028965A NL1028965C2 NL 1028965 C2 NL1028965 C2 NL 1028965C2 NL 1028965 A NL1028965 A NL 1028965A NL 1028965 A NL1028965 A NL 1028965A NL 1028965 C2 NL1028965 C2 NL 1028965C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pivot
runner
foot part
suspension
pavement
Prior art date
Application number
NL1028965A
Other languages
English (en)
Inventor
Martijn Schaaper
Gijs Hofman
Arijanneke Anna Gerda Baptist
Jan Come Van Dongen
Original Assignee
Bob
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1026176A external-priority patent/NL1026176C2/nl
Application filed by Bob filed Critical Bob
Priority to NL1028965A priority Critical patent/NL1028965C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1028965C2 publication Critical patent/NL1028965C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61HPHYSICAL THERAPY APPARATUS, e.g. DEVICES FOR LOCATING OR STIMULATING REFLEX POINTS IN THE BODY; ARTIFICIAL RESPIRATION; MASSAGE; BATHING DEVICES FOR SPECIAL THERAPEUTIC OR HYGIENIC PURPOSES OR SPECIFIC PARTS OF THE BODY
    • A61H3/00Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about
    • A61H3/04Wheeled walking aids for patients or disabled persons
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62BHAND-PROPELLED VEHICLES, e.g. HAND CARTS OR PERAMBULATORS; SLEDGES
    • B62B5/00Accessories or details specially adapted for hand carts
    • B62B5/02Accessories or details specially adapted for hand carts providing for travelling up or down a flight of stairs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61GTRANSPORT, PERSONAL CONVEYANCES, OR ACCOMMODATION SPECIALLY ADAPTED FOR PATIENTS OR DISABLED PERSONS; OPERATING TABLES OR CHAIRS; CHAIRS FOR DENTISTRY; FUNERAL DEVICES
    • A61G5/00Chairs or personal conveyances specially adapted for patients or disabled persons, e.g. wheelchairs
    • A61G5/06Chairs or personal conveyances specially adapted for patients or disabled persons, e.g. wheelchairs with obstacle mounting facilities, e.g. for climbing stairs, kerbs or steps
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61HPHYSICAL THERAPY APPARATUS, e.g. DEVICES FOR LOCATING OR STIMULATING REFLEX POINTS IN THE BODY; ARTIFICIAL RESPIRATION; MASSAGE; BATHING DEVICES FOR SPECIAL THERAPEUTIC OR HYGIENIC PURPOSES OR SPECIFIC PARTS OF THE BODY
    • A61H3/00Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about
    • A61H2003/001Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about on steps or stairways
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61HPHYSICAL THERAPY APPARATUS, e.g. DEVICES FOR LOCATING OR STIMULATING REFLEX POINTS IN THE BODY; ARTIFICIAL RESPIRATION; MASSAGE; BATHING DEVICES FOR SPECIAL THERAPEUTIC OR HYGIENIC PURPOSES OR SPECIFIC PARTS OF THE BODY
    • A61H3/00Appliances for aiding patients or disabled persons to walk about
    • A61H3/04Wheeled walking aids for patients or disabled persons
    • A61H2003/046Wheeled walking aids for patients or disabled persons with braking means

Landscapes

  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Physical Education & Sports Medicine (AREA)
  • Rehabilitation Therapy (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Epidemiology (AREA)
  • Pain & Pain Management (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Behavior & Ethology (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Veterinary Medicine (AREA)
  • Rehabilitation Tools (AREA)

Description

Korte aanduiding: Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper ! • k
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stoepoploper 5 voor het passeren van hoogtehindemissen met een door mankracht verrijdbare wagen die is voorzien van ten minste een wiel, waarbij de stoepoploper een verplaatsingsmechanisme omvat in de vorm van een stangenstelsel dat een ophanging, een voetdeel, en draaibare verbindingsarmen omvat, welke verbindingsarmen tussen het voetdeel en 10 de ophanging zijn voorzien voor het verplaatsen van het voetdeel ten opzichte van de ophanging tussen een oplooppositie en een eindpositie, en waarbij het verplaatsingsmechanisme is voorzien van stelmiddelen voor het stellen van het voetdeel in de oplooppositie.
Een dergelijke stoepoploper wordt gepresenteerd in het Britse 15 octrooischrift GB 2237250, en de werking wordt geïllustreerd voor een driewieler zoals een scootmobiel voor personen die slecht ter been zijn. De stoepoploper bestaat uit een stangenstelsel dat, ter hoogte van het voorwiel, bevestigd is aan een voorvork waarin het voorwiel is bevestigd. Het gedeelte van de voorvork waaraan de 20 verbindingsarmen zijn verbonden wordt in de context van deze beschrijving aangeduid als de ophanging. Met de verbindingsarmen is een voetdeel verbonden voor het oplopen van een hoogtehinderais, zoals bijvoorbeeld een stoeprand die benaderd wordt vanaf een wegdek.
Het voetdeel bestaat in wezen uit twee delen, t.w. een oploopelement 25 en een daaraan vast bevestigd been, waarbij asm het been de verbindingsarmen draaibaar zijn bevestigd. Wanneer tijdens het oplopen het oploopelement in contact stemt met de hoogtehindemis, oefent de hindernis een kracht uit op het oploopelement welke kracht via het been wordt doorgegeven aan de met de stoepoploper verbonden 30 driewieler. De verbindingsarmen worden onder spanning van een trekveer in een zodsmige positie gehouden, dat het voetdeel in de oplooppositie staat, d.w.z. in een positie waarin het oploopelement van het voetdeel onder een geschikte hoek staat om de hindernis op te lopen. Aldus vindt - in tegenstelling tot de situatie zonder 35 stoepoploper - het oplopen van de hoogtehindemis geleidelijk plaats, in de zin dat de verticale component van de oploopbeweging relatief klein is t.o.v. de horizontale component. Echter, hoewel de.
5028906 ’ » ί - 2 - stoepoploper een geleidelijke passage van de hoogtehindemis bewerkstelligt zodat de hoogtehindemis niet langer op een bruuske manier wordt genomen, heeft deze een aantal nadelen, in het bijzonder met het oog op de toepassing voor een loophulpmiddel.
5 Het voetdeel volgens de stoepoploper van 6B 2237250 omvat een stangenstelsel dat aan de vork van het draaibare voorwiel van de driewieler is bevestigd. Dit heeft als inherent nadeel dat het voorwiel precies gericht dient te worden zodat de stoepoploper in de juiste richting op de te nemen hindernis staat. Bovendien is het in 10 de juiste richting houden van de stoepoploper tijdens het oplopen moeilijk doordat de voorvork draaibaar is waardoor de stoepoploper ongewild kan gaan zwenken en zelfs uit de oplooppositie kan schieten.
Aldus is een grote mate van handigheid van de bestuurder vereist om de stoepoploper te benutten, waardoor het gebruiksgemak afneemt.
15 Wanneer de stoepoploper gebruikt wordt in combinatie met bijvoorbeeld een loophulpmiddel dat meer draaibare voorwielen heeft, is het richten van de voorwielen voor de gebruiker nog lastiger uit te voeren. Deze nadelen gelden in nog hogere mate wanneer de voorwielen vrij zwenkbaar zijn.
20 Een ander nadeel van de stoepoploper volgens GB 2237250 hangt samen met het gebruik van de stoepoploper voor wagens die door mankracht worden verplaatst, in het bijzonder voor loophulpmiddelen zoals rollatoren. Deze loophulpmiddelen zijn opgebouwd uit een gestel en daarmee verbonden wielen en aangrijpmidde 1 en voor de gebruiker, 25 waarbij het gestel een relatief laag gewicht heeft ten opzichte van het gewicht van de gebruiker. Wanneer de gebruiker op de aangrijpmiddelen - meestal uitgevoerd als handvatten - steunt met zijn gewicht, oefent hij een t.o.v. het gewicht van de rollator relatief grote kracht uit welke kracht, wanneer de rollator in 30 horizontale positie wordt gehouden, niet een krachtmoment veroorzaakt vanwege de positionering van de wielen van de rollator t.o.v. het gestel en de aangrijpmiddelen. Doorgaans is deze positionering namelijk als volgt: de rollator heeft twee voorwielen en twee achterwielen welke in bovenaanzicht op de hoekpunten van een 35 denkbeeldige rechthoek zijn opgesteld, terwijl het gestel en de handvatten zich boven en binnen de denkbeeldige rechthoek bevinden.
Juist bij het nemen van hoogtehinderaissen zoals trottoirs of drempels is het vanwege de scheve stand van de rollator, van belang dat de gebruiker van het loophulpmiddel zo min mogelijk kracht op de 40 handvatten hoeft uit te oefenen opdat het risico op ongewenst kiepen .
1&28965___ • » - 3 - van de rollator wordt geminimaliseerd. Daarnaast geldt in het algemeen dat het voor het gebruiksgemak voordelig is dat het oplopen van een hindernis zo min mogelijk kracht kost. Een stoepoploper volgens GB 2237250 heeft bij toepassing op een rollator als nadeel 5 dat het voortduwen van de rollator over de hoogtehindemis nog relatief veel kracht kost, waardoor tevens de stabiliteit van de rollator tijdens het nemen van de hindernis nadelig wordt beïnvloed.
Een volgend nadeel van de stoepoploper volgens de stand van de techniek is dat de ophanging een onlosmakelijk deel vormt van de 10 driewieler. Derhalve zal het aanbrengen van een stoepoploper op een bestaande driewieler die nog niet de voorzieningen heeft om de verbindingsarmen aan de ophanging te monteren, extra ombouwtijd kosten.
De uitvinding beoogt een of meer van de bovengenoemde nadelen 15 geheel of gedeeltelijk op te lossen, opdat een verbeterde stoepoploper verschaft wordt die een verhoogd gebruiksgemak levert bij het passeren van hoogtehindemissen.
Daartoe omvat de stoepoploper van het hierboven aangeduide type volgens een eerste aspect van de uitvinding, als verbindingsarmen een 20 voorarm en een achterarm, waarbij een bovenuiteinde van de voorarm draaibaar verbonden is met de ophanging via een eerste draaipunt, een bovenuiteinde van de achterarm draaibaar verbonden is met de ophanging via een tweede draaipunt, en een onderuiteinde van de voorarm draaibaar verbonden is met het voetdeel via een derde 25 draaipunt en een onderuiteinde van de achterarm draaibaar verbonden is met het voetdeel via een vierde draaipunt, waarbij in zijaanzicht de verbindingslijnen tussen het eerste en tweede draaipunt, tussen het tweede en vierde draaipunt, tussen het vierde en derde draaipunt, en tussen het derde en eerste draaipunt, een vierhoek vormen waarvan 30 de hoekpunten ter hoogte van de draaipunten liggen en waarbij de ophanging een verbindingsorgaan omvat voor het losneembaar verbinden met de wagen, zodanig dat in zijaanzicht de hoek van de ophanging ten opzichte van de wagen met behulp van het verbindingsorgaan instelbaar is.
35 Een dergelijke stoepoploper omvat een stangenstelsel dat, wanneer het is gemonteerd aan een loophulpmiddel, een geleidelijke oploopbeweging van het loophulpmiddel toestaat bij het oplopen, waarbij de verticale component van de oploopbeweging relatief klein is t.o.v. de horizontale component, vergelijkbaar met de stand van de 40 techniek. Dat het stangenstelsel de vorm van een vierhoek heeft,
i028i§S
» t - 4 - heeft als eerste voordeel dat, wanneer het voetdeel in contact komt met de hindernis terwijl het contactpunt tussen het derde en vierde draaipunt van het voetdeel ligt, er sprake is van een hefboomwerking van de kracht die via de stoepoploper op de hindernis wordt 5 uitgeoefend via de voorarm, en vice versa van de normaalkracht die de hindernis op het contactpunt van het voetdeel uitoefent en welke via de achterarm doorwerkt op de ophanging. Aldus wordt een aanzienlijke reductie bereikt van de kracht die benodigd is om de hindernis te overwinnen, doordat de krachten die via de voorarm en achterarm 10 worden doorgegeven samenwerken bij het oplopen van de hindernis. Een dergelijke stoepoploper vereist daarom minder kracht bij het oplopen van een hoogtehindernis door een gebruiker met een bepaald loophulpmiddel t.o.v. een stoepoploper volgens de stand der techniek. Doordat het stangenstelsel een vierhoek vormt, heeft de stoepoploper 15 volgens de uitvinding tevens het voordeel dat, wanneer het voetdeel in contact komt met de hindernis, de kracht die de hindernis op het voetdeel uitoefent, beter ondersteund wordt overgedragen op het loophulpmiddel in vergelijking met de stand der techniek, waarbij de kracht via een enkel been wordt overgebracht. Daarnaast maakt de vorm 20 van het stangenstelsel het mogelijk om het voetdeel in horizontale richting een compacte uitslag te laten maken tussen oplooppositie en eindpositie, bij een bepaald hoogteverschil dat overbrugd moet worden. Dit maakt de stoepoploper volgens de uitvinding zeer geschikt om te combineren met uiteenlopende soorten wagens , omdat slechts in 25 beperkte mate ruimte hoeft te worden vrijgehouden voor de uitslag van hef voetdeel van de stoepoploper. In het bijzonder is de stoepoploper geschikt voor loophulpmiddelen zoals een rollator, waarbij het minimaliseren van de uitslag van het voetdeel voordelig is in gebruik, bijvoorbeeld omdat minder onbedoelde botsingen plaatsvinden, 30 en omdat de gebruiker zelf uit eigen beweging minder snel tegen de stoepoploper aanloopt.
De stoepoploper volgens de uitvinding heeft als bijkomend voordeel dat de ophanging een verbindingsorgaan omvat voor het losneembaar verbinden met de wagen waarbij het verbindingsorgaan 35 toestaat de hoek in te stellen waaronder de ophanging in zijaanzicht met de wagen is verbonden. Bijvoorbeeld kan deze hoek gedefinieerd worden als de hoek die in zijaanzicht de ophanging heeft ten opzichte van het grondvlak waarop de wagen rust. Doordat de stoepoploper losneembaar is, wordt bereikt dat deze eenvoudig is te monteren aan 40 een wagen, zonder dat de wagen zelf moet worden omgebouwd of 1028965
• I
- 5 - aangepast zoals wanneer de stoepoploper vast verbonden is met de wagen. Hierdoor kan een stoepoploper eenvoudig overgeplaatst worden op een andere wagen, en ook gemakkelijk vervangen worden.
Doordat het verbindingsorgaan het mogelijk maakt om de hoek 5 waaronder de ophanging t.o.v. de wagen wordt gemonteerd in te stellen, worden verdere praktische voordelen bereikt. Omdat diverse soorten wagens bestaan die variëren in wielhoogte, en de hoogte waarop de stoepoploper via het verbindingsorgaan is verbonden met de wagen ook kan variëren, kan door de hoekinstelbaarheid de 10 stoepoploper eenvoudig aangepast worden aan het type wagen. In het kader van de uitvinding is de stoepoploper in het bijzonder geschikt voor kruiwagens, kinderwagens, rollatoren etc. Bijvoorbeeld wordt de stoepoploper gemonteerd aan een dwarsbuis van het frame van een rollator tussen de voorwielen. Voorts blijkt in de praktijk dat de 15 hoekinstelling ook een oplossing biedt voor andere variabelen zoals de draaglast van de wagen, de gebruikelijke voorwaartse snelheid van de wagen, en de gemiddelde hoogte van veel voorkomende hindernissen die gepasseerd moeten worden. Het verbindingsorgaan is bij voorkeur een klemconstructie waarmee de stoepoploper aan het gestel van de 20 wagen kan worden bevestigd.
De boven- en onderzijde van de onderdelen van de stoepoploper zijn in deze beschrijving gedefinieerd t.o.v. de lijn waarop het eerste en tweede draaipunt liggen wanneer deze lijn evenwijdig wordt gehouden aan de horizontaal. Aldus bevinden zich bij een stoepoploper 25 de voorarm en de achterarm zich respectievelijk onder het eerste en tweede draaipunt, met daaronder het voetdeel dat via het derde en vierde draaipunt is verbonden. De voor- en achterzijde van de stoepoploper zijn gedefinieerd aan de hand van de voorarm en achterarm, waarbij de voorarm bij gebruik van de stoepoploper eerder 30 de hindernis passeert dan de achterarm. In de oplooppositie is het. derde draaipunt in een vooruitgeschoven positie t.o.v. het eerste draaipunt (d.w.z. hef derde draaipunt passeert de hoogtehindemis eerder dan het eerste draaipunt), en staat het voetdeel onder een hoek met hef horizontale vlak doordat hef derde draaipunt in een 35 hogere positie staaf dan hef vierde draaipunt. De eindpositie wordt ingenomen door de stoepoploper wanneer het voetdeel na hef nemen van de hindernis, loskomf van hef contactpunt doordat het wiel van de wagen op de hindernis gaaf steunen. Bij het oplopen van een hindernis is er sprake van een nagenoeg vast contactpunt tussen het voetdeel en * « - 6 - de hindernis. Bij voorkeur zijn het derde en vierde draaipunt nabij het voor- en achteruiteinde van het voetdeel aanwezig.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding omvatten het eerste draaipunt, het tweede draaipunt, het 5 derde draaipunt en het vierde draaipunt respectievelijk een eerste as, een tweede as, een derde as en een vierde as, waarbij deze assen hoo£dzakelijk evenwijdig aan elkaar zijn. Een dergelijke uitvoering hee£t als voordeel dat de draaipunten een stevige constructie zijn zowel ten aanzien van de draaglast, als ten aanzien van dwarskrachten 10 die op de stoepoploper worden uitgeoefend. Het feit dat door toepassing van de assen, de beweging van de stoepoploper tot een enkele vrijheidsgraad wordt beperkt (c.g. een beweging in één vlak), draagt hieraan bij. De assen zijn bijvoorbeeld uitgevoerd als een stalen spanbus-as met kunststof glijlagers. Hierbij zijn bijvoorbeeld 15 de assen vast verbonden met de verbindingsarmen en zijn de assen draaibaar opgenomen in corresponderende bussen die in de ophanging, resp. het voetdeel zijn voorzien.
Met voordeel is de stoepoploper zodanig vormgegeven dat de ophanging, het voetdeel en de verbindingsarmen een breedte hebben die 20 vergelijkbaar is met de lengte van de vier assen, omdat dit de constructie in verdergaande mate verstevigt en tegelijkertijd de afmetingen compact houdt.
Bij voorkeur is bij de stoepoploper volgens de uitvinding de afstand dl tussen het eerste en tweede draaipunt kleiner dan de 25 afstand d2 tussen het derde en vierde draaipunt. Aldus wordt bereikt dat, bij een gegeven lengte van de voorarm en achterarm, het voetdeel een beweging maakt t.o.v. de ophanging, waarbij de uitslag van het voetdeel relatief groot is t.o.v.. de afmetingen van de ophanging. Bovendien wordt hierdoor bereikt dat de mate waarin de hoek van het 30 voetdeel t.o.v. het horizontale vlak kan variëren relatief groot is. Het gevolg hiervan is dat het voetdeel in afmetingen relatief klein kan blijven, waardoor de stoepoploper relatief weinig ruimte inneemt hetgeen het gebruiksgemak bevordert. Als alternatief zijn de afstanden tussen enerzijds het eerste en tweede draaipunt gelijk aan 35 de afstand tussen het derde en vierde draaipunt.
Met voordeel is de stoepoploper zo gedimensioneerd dat de onderlinge afstanden tussen de eerste en tweede draaipunten, derde en vierde draaipunten, eerste en derde draaipunten, en tweede en vierde draaipunten, niet meer verschillen dan een factor 3, bij voorkeur 40 niet meer dan een factor 2. Met voordeel is de grootte van de 10289 65 --7- * » stoepoploper vergelijkbaar met de wielen van de wagen waarvoor deze gebruikt wordt, waarbij in het bijzonder de achterarm van de stoepoploper een lengte heeft die vergelijkbaar ie met de diameter van het wiel. Aldus zijn de afmetingen van de stoepoploper zodanig 5 dat deze niet ver uitsteekt buiten de omtrek van de wielen, waardoor het bovengenoemde voordeel wordt bereikt dat de stoepoploper weinig onbedoelde botsingen veroorzaakt bij gebruik.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding, snijden, in de oplooppositie, het verlengde van de 10 verbindingslijn tussen het eerste en derde draaipunt enerzijds, en het verlengde van de verbindingslijn tussen het tweede en vierde draaipunt anderzijds, elkaar op een snijpunt dat boven en achter het eerste draaipunt ligt. Dit snijpunt wordt ook wel aangeduid als het momentane rotatie centrum (MRC) . Doordat het MRC zich achter en boven 15 het eerste draaipunt bevindt, is het nabij de aangrijpmiddelen van de wagen. Het is gebleken dat verkorting van de afstand tussen het MRC en de plaats waar door de gebruiker een kracht wordt uitgeoefend op de wagen, leidt tot een verlaging van de kracht die nodig is om een hóogtehindemis op te lopen. Daarnaast is het hierboven genoemde 20 krachtenspel van voorarm en achterarm goed op elkaar af gestemd in een dergelijke configuratie, omdat de betrokken krachtcomponenten in hoge mate het gewenste samenwerkende effect hebben. Daarnaast is van belang gebleken, dat de richting van de reactiekracht of normaalkracht die de hindernis uitoefent op het voetdeel tijdens 25 oplopen, op een lijn ligt die achter het MRC ligt.
Het MRC speelt overigens niet alleen een rol op het moment dat de stoepoploper de hindernis raakt. Hef MRC verandert, tijdens het bewegen van de stoepoploper van oplooppositie naar eindpositie tijdens het passeren van de hindernis, van positie t.o.v. hef eerste 30 draaipunt. Het MRC beschrijft tijdens deze beweging een boog waarbij het MRC naar boven en naar voren beweegt. Aangenomen wordt dat deze beweging van hef MRC, omdat die dezelfde componenten (naar voren en naar boven) heeft als de wagen die een hindernis passeert, bijdraagt aan een verdere verhoging van het gemak waarmee een gebruiker de 35 hindernis passeert.
In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper volgens de uitvinding omvat het voetdeel een contactoppervlak dat hol van vorm is. Het contactoppervlak is het oppervlak dat contact maakt met de hindernis en bevindt zich aan de onderzijde van hef voetdeel. 40 Een holle vorm maakt het mogelijk om het voetdeel tussen eindpositie 1028Ö öö
» I
- 8 - en oplooppositie te bewegen zonder dat het contactoppervlak over de hindernis schuurt, wat de duurzaamheid van het contactoppervlak ten goede komt. Als alternatief is het contactoppervlak van het voetdeel vlak uitgevoerd, waarmee door afstemming van de overige onderdelen 5 van het stangenstelsel hetzelfde effect kan worden bereikt. Indien de overige onderdelen het toelaten, is ook een bolle vorm van het voetdeel mogelijk.
Bij voorkeur omvat bij de stoepoploper volgens de uitvinding hef voetdeel een wrijvingsverhogend contactoppervlak. Een dergelijk 10 contactoppervlak verhoogt de wrijving ter hoogte van het contactpunt tussen het voetdeel en de hindernis tijdens hef oplopen, zodat het verschuiven van hef voetdeel over de hindernis wordt geminimaliseerd. Dit komt zowel de hefboomwerking van de samenwerkende verbindingsarmen als het verlagen van slijtage van hef 15 contactoppervlak ten goede. Het contactoppervlak is bijvoorbeeld van slijtvast materiaal zoals rubber, desgewenst voorzien van ribbels of andersoortig reliëf.
Bij verdere voorkeur omvatten bij de stoepoploper volgens de uitvinding de stelmiddelen een forsieveer die aangijpt op een van de 20 .verbindingsarmen^ en een aanslag voor een van de verbindingsarmen. Aldus wordt het voetdeel steeds in de oplooppositie gehouden wanneer de stoepoploper niet de oploopbeweging uitvoert. Daardoor neemt de stoepoploper direct na het oplopen van een hindernis opnieuw de oplooppositie in, hetgeen het gebruiksgemak verhoogt. Met voordeel is 25 de aanslag instelbaar zodat de stoepoploper in een positie kan worden afgesteld die voor de betreffende gebruiker is afgesfemd op de meest voorkomende hindernissen.
Bij voorkeur is bij de stoepoploper volgens de uitvinding, de voorarm en/of achterarm in lengte verstelbaar. Dit biedt het voordeel 30 dat, zoals hierboven reeds opgemerkt, de positie van hef voetdeel van de stoepoploper eenvoudig kan worden aangepast aan veranderende omstandigheden zoals het type wagen, de gemiddelde hindernishoogte, draaglast van de wagen etc.
Bij een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van de stoepoploper 35 volgens de uitvinding, omvat deze een hulpvoorarm welke telescopisch verschuifbaar is in langsrichting, en een voorarm die is opgebouwd uit een hoofdvoorarm en een knikvoorarm, waarbij de hulpvoorarm aan een bovenuiteinde via een vijfde draaipunt draaibaar is verbonden met de ophanging in een positie tussen het eerste en tweede draaipunt en 40 aan een onderuifeinde via een zesde draaipunt draaibaar ia verbonden 1028965 • · - 9 - met het voetdeel in een positie voor de hoofdvoorarm, en waarbij de knikvoorarm in oplooppositie rust op het voetdeel tussen het zesde draaipunt en de hoofdvoorarm, waarbij de knikvoorarm draaibaar is verbonden aan een eerste uiteinde met het voetdeel via het derde 5 draaipunt en aan een tweede uiteinde met de hoofdvoorarm via een zevende draaipunt, waarbij de knikvoorarm via het derde draaipunt draaibaar is verbonden met het voetdeel en een vaste positie heeft ten opzichte van het voetdeel, terwijl het zevende draaipunt beweegbaar is ten opzichte van het voetdeel. De voordelen van een 10 dergelijke stoepoploper hangen samen met de laatste fase van de beweging van oplooppositie naar eindpositie, waarbij op een gegeven moment de hulpvoorarm in volledig ingeschoven toestand geraakt, en vervolgens bij verdere beweging de knikvoorarm openklapt waardoor de voorarm als geheel feitelijk langer wordt. Deze verlenging van de 15 voorarm resulteert er in dat het voetdeel slechts in geringe mate omhoog beweegt in de laatste fase van de oploopbeweging, of zelfs helemaal niet verder omhoog beweegt. Dit is van belang, omdat het loskomen van de stoepoploper van de hindernis moeizaam of onmogelijk wordt, wanneer het voetdeel vrij hoog staat ten opzichte van het 20 wiel. Een hoogteverschil van 5 cm. tussen het voetdeel en het contactpunt van het wiel met de grond, kan al tot dergelijke problemen leiden. Met name speelt dit hoogteverschil een belangrijke rol, wanneer in oplooppositie de hoofdvoorarm en de achterarm een zodanige configuratie hebben dat zij in zijaanzicht nagenoeg 25 evenwijdig staan. Deze mate van evenwijdigheid kan noodzakelijk zijn wanneer het MRC van de stoepoploper relatief hoog moet liggen, zoals bijvoorbeeld bij een rollator.
Opgemerkt wordt dat, voordat de volledig ingeschoven stand van de hulpvoorarm is bereikt, het MRC bepaald wordt door de richtingen 30 van de hoofdvoorarm en de achterarm ten opzichte van elkaar. Zodra de knikvoorarm openklapt, geldt dit niet meer, en wordt het MRC bepaald door de richtingen van de hulpvoorarm en de achterarm ten opzichte van elkaar. Bovenstaande uitleg zal verder verduidelijkt worden aan de hand van de figuurbeschrijving hieronder.
35 Bij verdere voorkeur is bij de stoepoploper met een hulpvoorarm en een voorarm uit een hoofdvoorarm en een knikvoorarm, de derde as en zesde as verenigd tot een enkele as. Dit biedt een eenvoudiger constructie, met de voordelen ten aanzien van productie, onderhoud etc.
102S§6S
- 10 -
Bij verdere voorkeur omvat de stoepoploper volgens de uitvinding, een hulpstuk voor het koppelen van het verbindingsorgaan aan de wagen. In geval dat het gestel van de wagen onvoldoende mogelijkheden biedt om de stoepoploper via een klemconstructie te 5 verbinden, biedt een hulpstuk de mogelijkheid om alsnog een verbinding tussen het gestel van de wagen en de stoepoploper te bewerkstelligen zonder de dimensies van de stoepoploper ingrijpend te moeten aanpassen. Met voordeel is met behulp van dit hulpstuk de afstand van het verbindingsorgaan ten opzichte van de wagen 10 instelbaar. Bijvoorbeeld is het hulpstuk een dwarsstang die ter hoogte van de ophanging van twee voorwielen wordt gekoppeld aan de wagen.
Met voordeel omvat de stoepoploper volgens de uitvinding evenwijdige voorarmen waarvan het bovenuiteinde draaibaar verbonden 15 is met de ophanging via de eerste as, en waarvan het onderuiteinde draaibaar verbonden is met het voetdeel via de derde as, en/of evenwijdige achterarmen waarvan het bovenuiteinde draaibaar verbonden is met de ophanging via de tweede as, en waarvan het onderuiteinde draaibaar verbonden is met het voetdeel via de vierde as. Door aldus 20 de voorarm en achterarm dubbel uit te voeren is de gehele constructie beter bestand tegen krachten die dwars staan op de bewegingsrichting van het voetdeel.
Volgens een tweede aspect heeft de uitvinding betrekking op een toepassing van de stoepoploper volgens de uitvinding, waarbij deze 25 losneembaar wordt verbonden met de wagen. Het gebruik van de stoepoploper in combinatie met de wagen levert de hierboven reeds aangeduide voordelen op. Het heeft de voorkeur om de stoepoploper te verbinden met de wagen op een positie ter hoogte van de voorwielen en in het midden aan de voorzijde van het gestel. Met voordeel wordt de 30 stoepoploper toegepast op een rollator.
Volgens een derde aspect heeft de uitvinding betrekking op een loophulpmiddel dat een gestel, en daarmee verbonden wielen en aangrijpmiddelen voor de gebruiker omvat, dat is voorzien van een stoepoploper volgens de uitvinding. Een loophulpmiddel, zoals met 35 name een rollator, dat is voorzien van een stoepoploper volgens de uitvinding levert de hierboven reeds aangeduide voordelen op. De stoepoploper kan aan het loophulpmiddel zijn bevestigd op elke geschikte wijze bijvoorbeeld via het eerder genoemde verbindingsorgaan.
10289 6 5 - 11 -
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van het loophulpmiddel volgens de uitvinding, omvat deze een gestel, en daarmee verbonden wielen en aangrijpmiddelen voor de gebruiker, welk loophulpmiddel is voorzien van een etoepoploper volgens de uitvinding, waarbij, wanneer 5 de stoepoploper in de oplopppositie is opgesteld, het verlengde van de verbindingslijn tussen het eerste en derde draaipunt enerzijds, en het verlengde van de verbindingslijn tussen het tweede en vierde draaipunt anderzijds, snijden op een snijpunt dat in de nabijheid van de aangrijpmiddelen van het loophulpmiddel verkeert. Een dergelijk 10 loophulpmiddel hee£t als voordeel dat de nabijheid van het snijpunt en aangrijpmiddelen in de praktijk leidt tot een verlaging van de kracht die benodigd is om een hoogtehindemis te nemen.
Ter verduidelijking zij opgemerkt dat het stangenstelsel en de assen van de stoepoploper met voordeel uit stijve materialen zoals 15 sterke kunststoffen, of metalen zijn vervaardigd. Met meer voordeel zijn deze stijve materialen lichtgewicht. De ophanging, de armen en het voetdeel zijn bijvoorbeeld als langwerpige platen of buizen uitgevoerd.
De lengte van de voorarm en achterarm kern variëren binnen de 20 voorwaarden die aan de etoepoploper gesteld zijn. Afhankelijk van de ophanghoogte aan een loophulpmiddel worden deze lengtes gekozen. Het heeft daarbij de voorkeur om hoogtehindemissen vanaf 2 cm. te kunnen oplopen. De keuze van de lengtes t.o.v. de afmetingen van de ophanging en het voetdeel kan door de vakman op grond van zijn 25 inzicht worden vastgesteld, rekening houdend met de bovenstaande kenmerken van de stoepoploper volgens de uitvinding.
Volgens een vierde aspect heeft de uitvinding betrekking op een wagen omvattende een gestel, ten minste een wiel dat met het gestel verbonden is, en aangrijpmiddelen voor de gebruiker, welke wagen door 30 mankracht verrijdbaar is en is voorzien van een stoepoploper voor het passeren van hoogtehindemissen, waarbij de stoepoploper een verplaatsingsmechanieme omvat in de vorm van een stangenstelsel dat een ophanging, een voetdeel, en draaibare verbindingsarmen omvat, welke verbindingsarmen tussen het voetdeel en de ophanging zijn 35 voorzien voor het verplaatsen van het voetdeel ten opzichte van de ophanging tussen een oplooppositie en een eindpositie, en waarbij het ! verplaatsingsmechanieme is voorzien van stelmiddelen voor het stellen van het voetdeel in de oplooppositie, waarbij de verbindingsarmen een voorarm en een achterarm omvatten, waarbij een bovenuiteinde van de 40 voorarm draaibaar verbonden is met de ophanging via een eerste 1028965 - 12 - • · draaipunt, een bovenuiteinde van de achterarm draaibaar verbonden is met de ophanging via een tweede draaipunt, en een onderuiteinde van de voorarm draaibaar verbonden is met het voetdeel via een derde draaipunt en een onderuiteinde van de achterarm draaibaar verbonden 5 is met het voetdeel via een vierde draaipunt, waarbij in zijaanzicht de verbindingslijnen tussen het eerste en tweede draaipunt, tussen het tweede en vierde draaipunt, tussen het vierde en derde draaipunt, en tussen het derde en eerste draaipunt, een vierhoek vormen waarvan de hoekpunten ter hoogte van de draaipunten liggen, en waarbij de 10 ophanging een geïntegreerd deel is van het gestel van bovengenoemde wagen. Een dergelijke wagen heeft de eerder genoemde voordelen van een verbeterde oploopactie vanwege de vierhoekvorm van het stangenstelsel. Wanneer er sprake is van zwenkwielen, dient de ophanging deel uit te maken van het verbindingsdeel van het gestel 15 dat met het wiel mee zwenkt.
Bij voorkeur is bij de wagen volgens de uitvinding, in de oplooppositie, het verlengde van de verbindingslijn tussen het eerste en derde draaipunt enerzijds, en het verlengde van de verbindingslijn tussen het tweede en vierde draaipunt anderzijds, elkaar snijden op 20 een snijpunt dat boven en achter het eerste draaipunt ligt. Een dergelijke configuratie van het stangenstelsel geeft een voordelige positie van het MRC in de oplooppositie, met de eerder genoemde voordelen van dien.
De uitvinding zal hierna worden verduidelijkt aan de hand van 25 de bij gevoegde tekeningen waarin:
Fig. 1 een schematisch zijaanzicht is van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 2 een driedimensionale weergave is van een loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm 30 van de uitvinding;
Fig. 3 een zijaanzicht is van een loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij de stoepoploper in contact staat met een hoogtehindemis in de oplooppositie.
35 Fig. 4 een vereenvoudigd zijaanzicht van de oplooppositie van een stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 5 een vereenvoudigd zijaanzicht van de eindpositie van de stoepoploper volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de de 40 uitvinding; 1028965 * t - 13 -
Fig. 6 is een zijaanzicht van de oplooppositie van een stoepoploper die een hulpvoorarm omvat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 7 is een aanzicht in perspectief van de eindpositie van 5 een stoepoploper die een hulpvoorarm omvat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding;
Fig. 8 is een weergave van een detail van een wagen volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de ophanging van de stoepoploper een geïntegreerd deel is van het gestel van 10 bovengenoemde wagen.
In fig. 1 is schematisch een stoepoploper 1 weergegeven waarbij het verplaatsingsmechanisme 2 de vorm heeft van een stangenstelsel 3 dat een vierhoek vormt. Het stangenstelsel 3 bestaat uit een ophanging 5 van aluminium een voetdeel 9 van aluminium dat voorzien 15 is van een rubberen contactoppervlak 11 met een holle onderzijde 12, een voorarm 13 en een achterarm 15, waarbij de armen 13 en 15 als aluminiumplaten zijn uitgevoerd. Het bovenuiteinde van de voorarm 13 en het bovenuiteinde van de achterarm 15 zijn via resp. een eerste as 20 en een tweede as 22 draaibaar verbonden met de ophanging 5. De 20 eerste en tweede as 20 en 22 liggen op de twee lengteuiteinden van de ophanging 5. Het voetdeel 9 is draaibaar verbonden via de derde as 24 met het onderuiteinde van de voorarm 13, en via de tweede as 26 met het onderuiteinde van de achterarm 15. De derde en vierde as 24 en 26 liggen op de twee lengteuiteinden van het voetdeel 9. De afstand dl 25 tussen de eerste en tweede as 20 en 22 is kleiner dam de afstand d2 tussen de derde en vierde as 24 en 26. Ter hoogte van de tweede as 22 is een torsieveer 30 aangebracht waarvan de uiteinden aangrijpen op enerzijds de achterarm 13 en anderzijds de ophanging 5. De torsieveer 30 houdt aldus de stoepoploper 1 in een oplooppositie, waarbij een 30 aanslagblok 34 is voorzien aan de onderzijde van de ophanging om de maximale uitslag van de achterarm 13 onder spanning van de torsieveer 30 te begrenzen. Voorts is in de ophanging 5 een verbindingsorgaan 36 voorzien dat bestaat uit een klemconstructie voor bevestiging aan het gestel van een loophulpmiddel, die met pennen 38 is vast te draaien. 35 Wanneer het verbindingsorgaan (36) op een buis van het gestel van een wagen wordt geklemd, kan dus de hoek van de stoepoploper ingesteld worden omdat het verbindingsorgaan (36) dankzij de ronde opening eenvoudig t.o.v. de buis gedraaid kan worden. Het stangenstelsel 3 zelf heeft volgens deze uitvoeringsvorm één vrijheidsgraad van 40 beweging.
' I
- 14 -
In fig. 2 is een volgende uitvoeringsvorm van een stoepoploper 1 volgens de uitvinding weergegeven, welke bevestigd is aan een voorste dwarsbuis van het gestel 40 van een rollator 42, waarbij de stoepoploper 1 tussen de voorwielen 44 is gepositioneerd. De 5 overeenkomstige onderdelen van de stoepoploper die in £ig. 1 zijn aangeduid, zijn van gelijke verwijzingscij fers voorzien. Bij loophulpmiddelen zonder een dergelijke dwarsbuis kan de stoepoploper een hulpstuk in de vorm van een dergelijke dwarsbuis omvatten die tussen de opstaande buizen van het gestel kan worden bevestigd. Voor 10 de duidelijkheid zij opgemerkt dat de stoepoploper 1 via de klemconstructie 36 is bevestigd aan het gestel 40 en dat de stoepoploper 1 met een dubbele voorarm 13 en een dubbele achterarm 15 is uitgevoerd. Het loophulpmiddel 42 is voorzien van aangrijpmiddelen in de vorm van handvatten 46.
15 In fig. 3 is de combinatie van een stoepoploper 1 met een rollator 42 volgens fig. 2 weergegeven in zijaanzicht. De stoepoploper 1 staat in een oplooppositie en het voetdeel 9 staat in contact met de te passeren hoogtehindemis 50. De gestippelde hulplijnen 52 en 54 zijn verlengden van de verbindingslijnen 28 20 tussen enerzijds de eerste en derde as 20 en 24, en anderzijds tussen de niet-aangeduide tweede en vierde as. Duidelijk blijkt dat het snijpunt 56 achter en boven de eerste as 20 ligt. Aldus is het snijpunt 56 dichterbij de aangri jpmiddelen 46 van de rollator 42 dan wanneer het snijpunt onder de eerste as 20 of voor de eerste as 20 25 zou liggen. Met de pijl F is de normaalkracht aangeduid die de hindernis 50 uitoefent op het voetdeel 9.
In fig. 4 is vereenvoudigd een detail van de oplooppositie van de stoepoploper 1 weergegeven, wanneer deze gebruikt wordt voor een rollator. In stippellijn is een voorwiel 44 van de rollator 30 weergegeven en een deel van het gestel 40 dat via het verbindingsorgaan 36 is verbonden met de stoepoploper 1. Op de hoogtehindemis 50 heeft het voetdeel een vast contactpunt 60 in de oplooppositie. Uit de figuur blijkt dat een voorwaarts duwende kracht F1 het stangenstelsel vergelijkbaar met een rupsband zal doen 35 voortbewegen in een richting tegen de klok in. Aldus zullen de krachten in de voorarm vooral naar de drempel gericht zijn, en de krachten in de achterarm van de drempel af. Juist deze voortbeweging resulteert in een oploopbeweging middels het stangenstelsel 3 die minder kracht kost terwijl de verticale component van de beweging 40 relatief klein is t.o.v. de horizontale component.
1028965 - 15 -
In fig. 5 is vereenvoudigd een detail van de eindpositie van de stoepoploper 1 weergegeven na het passeren van de hoogtehindemis uitgaande van £ig. 4. Het wiel 44 heeft de hoogt ehindemis 50 bereikt, vanaf welk moment het voetdeel 5 weer loskomt van de 5 hindernis 50. Onder invloed van de niet weergegeven torsieveer zal vervolgens vanaf het moment van loskomen van het voetdeel van de hindernis 50, het stangenstelsel 3 zich weer in een oplooppositie stellen.
In fig. 6 is een zijaanzicht van de oplooppositie van een 10 stoepoploper 1 die een hulpvoorarm 60 omvat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding weergegeven.
Overeenkomstige onderdelen t.o.v. van de voorgaande tekeningen zijn overeenkomstig genummerd. De hulpvoorarm 60 bestaat uit een binnendeel 62 en buitendeel 64 die telescopisch verschuifbaar zijn 15 ten opzichte van elkaar, waarbij het buitendeel 64 bij volledig ingeschoven toestand de lengte van de hulpvoorarm 60 bepaalt. Het binnendeel 62 is draaibaar verbonden met de ophanging via een vijfde as 66 op een positie achter het verbindingsorgaan 36. Het buitendeel 64 is draaibaar verbonden met het voetdeel 9 via een zesde as 68. De j 20 voorarm 13 is opgebouwd uit een hoofdvoorarm 70 en een knikvoorarm 72 waarbij de knikvoorarm 72 in de oplooppositie rust op het voetdeel 9.
De knikvoorarm is aan het vooruiteinde draaibaar verbonden met het voetdeel 9 via een derde as 24 die in deze uitvoeringsvorm dezelfde is als de zesde as 68. De constructie is dusdanig uitgevoerd dat de 25 knikvoorarm 72 onafhankelijk van het buitendeel 64 van de hulpvoorarm 60 over dezelfde zesde as 68 draaibaar is. Aan het achteruiteinde van de knikvoorarm 72 is deze met de hoofdvoorarm 70 via een zevende as 74 verbonden. Waar de hoofdvoorarm 70 en de hulpvoorarm 60 elkaar kruisen, is een sleuf in de hoofdvoorarm 70 voorzien waarbinnen de 30 hulpvoorarm 60 kan bewegen, hetgeen in de volgende figuur nader wordt aangeduid. Uit deze figuur blijkt dat de richting van de voorarm 13 en de achterarm 15 maar beperkt afwijken van evenwijdigheid, waardoor het MRC van de stoepoploper vrij hoog ligt, en deze daardoor geschikt is voor rollatoren. Ter verduidelijking van deze stoepoploper zijn de 35 eerste as (20) tweede as (22) derde as (24) en vierde as (26) die tezamen een vierhoek vormen genummerd weergegeven.
In fig. 7 is een aanzicht in perspectief weergegeven van de eindpositie van een stoepoploper waarvan de oplooppositie is weergegeven in fig. 6. Overeenkomstige onderdelen t.o.v. van de 40 voorgaande tekeningen zijn overeenkomstig genummerd. De hoofdvoorarm 1028S65 - 16 - 70 is voorzien van een sleuf 80, waarbinnen de hulpvoorarm 60 beweegt. In de weergegeven stand van de stoepoploper 1 is de hulpvoorarm 60 volledig ingeschoven, waardoor het buitendeel 64 de lengte van de hulpvoorarm nu bepaalt. Tegelijkertijd is de 5 hoofdvoorarm 70 zover naar achteren bewogen dat de knikarm 72 gedeeltelijk loskomt van hef voetdeel 9, waarbij dus de voorarm 13 als geheel verlengd wordt omdat de afstand tussen de zesde as 68 en de eerste as 20 groter wordt. Juist deze verlenging bewerkstelligt het effect in de eindpositie van de stoepoploper 1 dat het voetdeel 9 10 in hoogte niet veel verschilt van het loopvlak van een wiel van de wagen waarop de stoepoploper wordt gemonteerd. Opgemerkt wordt dat in de weergegeven eindpositie het voetdeel steunt op de acht er arm 15 en de hulpvoorarm 60, en derhalve de richting van deze twee armen bepalend is voor het MRC van de stoepoploper 1.
15 In fig. 8 is in perspectief een detail weergegeven van een rollator 42 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, waarbij de ophanging 5 van de stoepoploper 1 een geïntegreerd deel is van het gestel van bovengenoemde wagen 42. Overeenkomstige onderdelen t.o.v. van de voorgaande tekeningen zijn overeenkomstig genummerd.
20 Een gedeelte van de zwenkbare voorwiel ophanging 90 is aan weerszijden van het voorwiel 44 benut als ophanging 5 voor de stoepoploper 1. Aan weerszijden van hef wiel 44 zijn een voorarm 13 en een achferarm 15 draaibaar verbonden met de ophanging 5 via assen, en het voetdeel 9 is uitgevoerd in U-vorm zodat de constructie die hef wiel 44 omgeeff 25 kan bewegen zonder hef wiel 44 te belemmeren.
10289 65

Claims (16)

1. Stoepoploper, voor het passeren van hoogtehindernissen met een 5 door mankracht verrijdbare wagen die is voorzien van ten minste een wiel, waarbij de stoepoploper een verplaatsingsmechanisme omvat in de vorm van een stangenstelsel dat een ophanging, een voetdeel, en draaibare verbindingsarmen omvat, welke verbindingsarmen tussen het voetdeel en de ophanging zijn voorzien voor het verplaatsen van het 10 voetdeel ten opzichte van de ophanging tussen een oplooppositie en een eindpositie, en waarbij het verplaatsingsmechanisme is voorzien van stelmiddelen voor het stellen van het voetdeel in de oplooppositie, met het kenmerk dat de verbindingsarmen (13, 15) een voorarm (13) en een acht er arm (15) omvatten, waarbij een 15 bovenuiteinde van de voorarm (13) draaibaar verbonden is met de ophanging (5) via een eerste draaipunt (20), een bovenuiteinde van de achterarm (15) draaibaar verbonden is met de ophanging (5) via een tweede draaipunt (22), en een onderuiteinde van de voorarm (13) draaibaar verbonden is met het voetdeel (9) via een derde draaipunt 20 (24) en een onderuiteinde van de achterarm (15) draaibaar verbonden is met het voetdeel (9) via een vierde draaipunt (26), waarbij in zijaanzicht de verbindingslijnen (28) tussen het eerste en tweede draaipunt, tussen het tweede en vierde draaipunt, tussen het vierde en derde draaipunt, en tussen het derde en eerste draaipunt, een 25 vierhoek vormen waarvan de hoekpunten ter hoogte van de draaipunten (20,22,24,26) liggen, en waarbij de ophanging (5) een verbindingsorgaan (36) omvat voor het losneembaar verbinden met bovengenoemde wagen (42), zodanig dat in zijaanzicht de hoek van de ophanging (5) ten opzichte van de wagen (42) met behulp van het 30 verbindingsorgaan (36) instelbaar is.
2. Stoepoploper volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het eerste draaipunt (20), het tweede draaipunt (22), het derde draaipunt (24) en het vierde draaipunt (26) respectievelijk een eerste as (20), 35 een tweede as (22), een derde as (24) en een vierde as (26) omvatten, waarbij deze assen (20,22,24,26) hoofdzakelijk evenwijdig aan elkaar zijn.
3. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het 40 kenmerk dat de afstand (dl) tussen hef eerste en tweede draaipunt 1,0288 65 - 18 - (20,22) kleiner is dan de afstand (d2) tussen het derde en vierde draaipunt (24,26).
4. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het 5 kenmerk d&t, in de oplooppositie, het verlengde (52) van de verbindingslijn (28) tussen het eerste (20) en derde draaipunt (24) enerzijds, en hef verlengde (54) van de verbindingslijn (28) tussen het tweede (22) en vierde draaipunt (26) anderzijds, elkaar snijden op een snijpunt (56) dat boven en achter het eerste draaipunt (20) 10 ligt.
5. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, m®t hef kenmerk dat het voetdeel (9) een contactoppervlak omvat dat hol (12) van vorm is. 15
6. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het voetdeel (9) een wrijvingsverhogend contactoppervlak (11) omvat.
7. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met hef kenmerk dat de stelmiddelen (30,34) een torsieveer (30) die aangijpf op een van de verbindingsarmen (13,15), en een aanslag (34) voor een van de verbindingsarmen (13,15) omvatten.
8. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met hef kenmerk dat de voorarm (13) en/of achterarm (15) in lengte verstelbaar is.
9. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het 30 kenmerk dat deze een hulpvoorarm welke telescopisch verschuifbaar is in langsrichting, en een voorarm die is opgebouwd uit een hoofdvoorarm en een knikvoorarm omvat, waarbij de hulpvoorarm aan een bovenuifeinde via een vijfde draaipunt draaibaar is verbonden met de ophanging in eeii positie tussen het eerste en tweede draaipunt en aan 35 een onderuiteinde via een zesde draaipunt draaibaar is verbonden met het voetdeel in een positie voor de hoofdvoorarm, en waarbij de knikvoorarm in oplooppositie rust op het voetdeel tussen het zesde draaipunt en de hoofdvoorarm, waarbij de knikvoorarm draaibaar is verbonden aan een eerste uiteinde met het voetdeel via het derde 1028865 • I - 19 - draaipunt en aan. een tweede uiteinde met de hoofdvoorarm via een zevende draaipunt, waarbij de knikvoorarm via het derde draaipunt draaibaar is verbonden met het voetdeel en een vaste positie heeft ten opzichte van het voetdeel, terwijl het zevende draaipunt 5 beweegbaar is ten opzichte van het voetdeel.
10. Stoepoploper volgens conclusie 9, waarbij de derde as (24) en zesde as verenigd zijn tof een enkele as.
11. Stoepoploper volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de stoepoploper (1) een hulpstuk omvat voor het koppelen van het verbindingsorgaan (36) aan de wagen (42) .
12. Toepassing van een stoepoploper (1) volgens een van de 15 voorgaande conclusies, waarbij deze wordt verbonden met de wagen (42).
13. Loophulpmiddel (42) dat een gestel (40), en daarmee verbonden wielen (44) en aangrijpmiddelen (46) voor de gebruiker omvat, dat is 20 voorzien van een stoepoploper (1) volgens een van de voorgaande conclusies.
14. Loophulpmiddel (42) dat een gestel (40), en daarmee verbonden wielen (44) en aangrijpmiddelen (46) voor de gebruiker omvat, dat is 25 voorzien van een stoepoploper (1) volgens een van de voorgaande conclusies 4-9, waarbij, wanneer de stoepoploper (1) in de oploopposifie is opgesfeld, het verlengde (52) van de verbindingslijn (28) tussen het eerste (20) en derde draaipunt (24) enerzijds, en het verlengde (54) van de verbindingslijn (28) tussen het tweede (22) en 30 vierde draaipunt (26) anderzijds, elkaar snijden op een snijpunt (56) dat in de nabijheid van de aangrijpmiddelen (46) van hef loophulpmiddel (42) verkeert.
15. Hagen (42) omvattende een gestel (40), ten minste een wiel (44) 35 dat met het gestel verbonden is, en aangrijpmiddelen (46) voor de gebruiker, welke wagen door mankracht verrijdbaar is en is voorzien van een stoepoploper (1) voor het passeren van hoogtehindemissen, waarbij de stoepoploper (1) een verplaatsingsmechanisme (2) omvat in de vorm van een stangensfelsel (3) dat een ophanging (5), een 40 voetdeel (9), en draaibare verbindingsarmen (13,15) omvat, welke - 20 - verbindingsarmen (13,15) tussen het voetdeel (9) en de ophanging (5) zijn voorzien voor het verplaatsen van het voetdeel (9) ten opzichte van de ophanging (5) tussen een oplooppositie en een eindpositie, en waarbij het verplaatsingsmechanisme (2) is voorzien van stelmiddelen 5 (30,34) voor het stellen van het voetdeel (9) in de oplooppositie, waarbij de verbindingsarmen (13, 15) een voorarm (13) en een achterarm (15) omvatten, waarbij een bovenuiteinde van de voorarm (13) draaibaar verbonden is met de ophanging (5) via een eerste draaipunt (20), een bovenuiteinde van de achterarm (15) draaibaar 10 verbonden is met de ophanging (5) via een tweede draaipunt (22), en een onderuiteinde van de voorarm (13) draaibaar verbonden is met het voetdeel (9) via een derde draaipunt (24) en een onderuiteinde van de achterarm (15) draaibaar verbonden is met het voetdeel (9) via een vierde draaipunt (26), waarbij in zijaanzicht de verbindingslijnen 15 (28) tussen het eerste en tweede draaipunt, tussen het tweede en vierde draaipunt, tussen het vierde en derde draaipunt, en tussen het derde en eerste draaipunt, een vierhoek vormen waarvan de hoekpunten ter hoogte van de draaipunten (20,22,24,26) liggen, en waarbij de ophanging (5) een geïntegreerd deel is van het gestel (40) van 20 bovengenoemde wagen (42).
16. Wagen volgens conclusie 14, waarbij in de oplooppositie, het verlengde (52) van de verbindingslijn (28) tussen het eerste (20) en derde draaipunt (24) enerzijds, en het verlengde (54) van de 25 verbindingslijn (28) tussen het tweede (22) en vierde draaipunt (26) anderzijds, elkaar snijden op een snijpunt (56) dat boven en achter het eerste draaipunt (20) ligt. 1028965
NL1028965A 2004-05-12 2005-05-04 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper. NL1028965C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028965A NL1028965C2 (nl) 2004-05-12 2005-05-04 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026176 2004-05-12
NL1026176A NL1026176C2 (nl) 2004-05-12 2004-05-12 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
NL1028965A NL1028965C2 (nl) 2004-05-12 2005-05-04 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
NL1028965 2005-05-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028965C2 true NL1028965C2 (nl) 2005-11-15

Family

ID=35542973

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028965A NL1028965C2 (nl) 2004-05-12 2005-05-04 Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1028965C2 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5137101A (en) Cross-country vehicle with stepwise locomotion
US11478396B2 (en) Electrically driven wheeled walker
US5964473A (en) Wheelchair for transporting or assisting the displacement of at least one user, particularly for handicapped person
US9010470B2 (en) Wheelchair suspension
NL1025333C2 (nl) Ophangingsconstructie voor een voorwielsamenstel van een rolstoel.
WO2005107678A2 (en) Kerb climbing device, its use and walking aid provided with a kerb climbing device
US5716061A (en) Dolly for moving a snowmobile
EP1372567B1 (en) A rollable walker equipped with a device for facilitating driving thereof
US20090278325A1 (en) Walking Aid Adapted For Mounting A Height Obstacle
CN107249973B (zh) 可折叠脚蹬踏板车
KR20030057352A (ko) 유모차
CA2595361A1 (en) A walking aid
NL1022512C1 (nl) Inklapbare rollator.
NL1028965C2 (nl) Stoepoploper, toepassing daarvan en loophulpmiddel voorzien van een stoepoploper.
US8136185B2 (en) Transport carriage for the patient-bearing surface of an operating table
CA2475041A1 (en) Arrangement in a wheel lifting mechanism
EP2032417A2 (fr) Chariot comprenant des moyens de limitation de la rotation des roues
CA3132237A1 (en) Suspension system for power wheelchair stander
NL1015392C2 (nl) Multifunctioneel transportwagentje.
FR3117982A1 (fr) Dispositif de transport à skis non motorisé pour transporter une personne en position de debout
EP2676861A2 (en) Child carriage
EP2895374B1 (en) Shopping trolley with platform for a child
AU760586B2 (en) Castor wheel assembly for a ladder
NL8002785A (nl) Inrichting voor het met een auto of dergelijk voertuig vervoeren van een rolstoel.
RU150061U1 (ru) Устройство для перемещения детской коляски по снегу (варианты)

Legal Events

Date Code Title Description
PD2A A request for search or an international type search has been filed
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20091201