NL1028463C2 - Wagen, alsmede transportmiddel. - Google Patents

Wagen, alsmede transportmiddel. Download PDF

Info

Publication number
NL1028463C2
NL1028463C2 NL1028463A NL1028463A NL1028463C2 NL 1028463 C2 NL1028463 C2 NL 1028463C2 NL 1028463 A NL1028463 A NL 1028463A NL 1028463 A NL1028463 A NL 1028463A NL 1028463 C2 NL1028463 C2 NL 1028463C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wall
carriage
channel
housing
trolley
Prior art date
Application number
NL1028463A
Other languages
English (en)
Inventor
Laurentius Petrus Joseph Loon
Cornelis Petrus Mari Portegies
Peter Hendrik Beets
Original Assignee
Driessen Aerospace Group Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Driessen Aerospace Group Nv filed Critical Driessen Aerospace Group Nv
Priority to NL1028463A priority Critical patent/NL1028463C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1028463C2 publication Critical patent/NL1028463C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A47FURNITURE; DOMESTIC ARTICLES OR APPLIANCES; COFFEE MILLS; SPICE MILLS; SUCTION CLEANERS IN GENERAL
    • A47BTABLES; DESKS; OFFICE FURNITURE; CABINETS; DRAWERS; GENERAL DETAILS OF FURNITURE
    • A47B31/00Service or tea tables, trolleys, or wagons
    • A47B31/02Service or tea tables, trolleys, or wagons with heating, cooling or ventilating means

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Handcart (AREA)

Description

Titel: Wagen, alsmede transportmiddel.
De uitvinding heeft betrekking op een wagen, omvattende een behuizing die is voorzien van een bodemwand, twee opstaande zijwanden, die zich elk vanaf de 5 bodemwand uitstrekken, en een bovenwand, die zich op afstand van de bodemwand dwars tussen de zijwanden bevindt, welke wanden een inwendige van de behuizing begrenzen, en welke behuizing een koelinrichting voor het koelen van het inwendige omvat, welke koelinrichting een koelcompartiment heeft, waarin een koelmiddel, zoals vaste koolstofdioxide (CO2), opneembaar is.
10 In de luchtvaartindustrie wordt een dergelijke wagen ook aangeduid als “trolley” of “catering trolley”. Met een trolley brengt cabinepersoneel in een vliegtuig bijvoorbeeld maaltijden of belastingvrije artikelen langs de zitplaatsen van de passagiers. De uitvinding betreft in het bijzonder dergelijke trolleys. In deze beschrijving kan de aanduiding “wagen” of “trolley” zowel een vliegtuigtrolley als een 15 andere wagen betekenen, zoals een servicewagen of cateringwagen die bestemd is voor treinen, schepen of in ziekenhuizen.
Een servicewagen heeft een bijzondere vorm. Een servicewagen is meestal slank, d.w.z. de verhouding van de hoogte tot de breedte van de servicewagen is aanzienlijk, bijvoorbeeld een factor 2 of meer. Verder is een servicewagen meestal langwerpig - de 20 bodemwand is dan rechthoekig, waarbij de zijwanden zijn verbonden met de lange zijden van de bodemwand. De zijwanden bevinden zich langs een langszijde van de behuizing.
Een servicewagen voor toepassing in een vliegtuigcabine is algemeen bekend. Het inwendige van de trolley kan een afgesloten ruimte bepalen, waarin maaltijden op 25 dienbladen gekoeld worden bewaard. Het inwendige is aan de voor- en achterzijde van de wagen toegankelijk door telkens een toegangsopening. Elke toegangopening is afsluitbaar door een deur, die schamierbaar is verbonden met een opstaande zijwand.
Het koelcompartiment bevindt zich bij de bekende trolley op de bovenwand van de behuizing. Om de inhoud in het inwendige van de behuizing te koelen is een 30 koelmiddel opgenomen in het koelcompartiment, bijvoorbeeld droogijs (vaste koolstofdioxide, CO2). Het droogijs heeft een temperatuur van ongeveer -170°C, zodat het droogijs geleidelijk verdampt in het koelcompartiment. De door het droogijs 1028463 2 gegenereerde koude bereikt door middel van warmtegeleiding door de bovenwand het inwendige van de behuizing.
De koude verdeelt zich echter ongelijkmatig over de hoogte van de trolley. Nabij het koelcompartiment, d.w.z. direct onder bovenwand, ligt de temperatuur in het 5 inwendige onder het vriespunt, terwijl de temperatuur nabij de bodemwand nauwelijks afwijkt van de temperatuur buiten de servicewagen. De maaltijden boven in de behuizing zijn dan bevroren, terwijl de maaltijden onder in de behuizing relatief snel kunnen bederven.
Een doel van de uitvinding is een wagen te verschaffen, waarbij de koeling is 10 verbeterd.
Dit doel is volgens de uitvinding bereikt doordat de koelinrichting ten minste gedeeltelijk in het inwendige is aangebracht. Bij de wagen volgens de stand van de techniek wordt de koude slechts via warmtegeleiding door de bovenwand aan het inwendige afgegeven. De koude zakt vervolgens langs de dienbladen met te koelen 15 maaltijden naar de bodemwand van de wagen. Daarbij treedt warmtewisseling met de tussengelegen inhoud op, zodat het benedengebied van de behuizing slecht koelbaar is. Doordat volgens de uitvinding de koelinrichting zich ten minste gedeeltelijk in het inwendige uitstrekt, is de gegenereerde koude van dat gedeelte reeds in het inwendige. De “koudebron” bevindt zich te midden van de te koelen dienbladen, hetgeen tot een 20 verbeterde koeling leidt.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het koelcompartiment voor het opnemen van het koelmiddel in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenwand aangebracht, en waarbij het koelcompartiment in fluïdumverbinding is met ten minste een kanaal voor het geleiden van het koelmiddel, welk kanaal ten minste gedeeltelijk in het 25 inwendige is aangebracht. Het koelmiddel, zoals droogijs, is na verdamping daarvan in het koelcompartiment nog steeds kouder dan de maaltijden op de dienbladen, d.w.z. het verdampte droogijs is geschikt voor het koelen van maaltijden. Volgens deze uitvoeringsvorm van de uitvinding stroomt het verdampte droogijs vanuit het koelcompartiment door het kanaal, dat zich in het inwendige van de behuizing uitstrekt. 30 Het kanaal transporteert op deze manier koude vanuit het koelcompartiment tot in het inwendige, waarbij het verdampte droogijs een drager voor de koude vormt. In dit geval treedt derhalve een combinatie van warmtegeleiding en warmtestroming (convectie) op. Het kanaal kan de koude via convectie naar een gewenste locatie in het 1028463 3 inwendige van de behuizing leiden. Als gevolg van de convectie door het kanaal kan de koude langs de aangrenzend aan de bovenwand gelegen maaltijden, d.w.z. zonder warmtewisseling met die maaltijden, tot een lager gelegen gedeelte van het inwendige doordringen. De koeling van de wagen volgens de uitvinding is hierdoor sterk 5 verbeterd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding strekt het kanaal zich uit tot in hoofdzaak de bodemwand van de behuizing. Als het kanaal tot aan de bodemwand reikt, kan de temperatuur nabij de bodemwand zelfs binnen het interval 4-6°C worden gehouden. Dit betekent dat ook de maaltijden op dienbladen nabij de bodemwand 10 voldoende gekoeld bewaard blijven. Bij de bekende wagen zakt de koude langs de inhoud van de wagen vanaf de bovenwand naar de bodemwand, zodat deze inhoud de koude aanzienlijk opwarmt. De temperatuur van de maaltijden nabij de bodemwand ligt dan buiten het interval 4-6°C.
Het koelcompartiment kan op verschillende plaatsen aan de wagen zijn 15 aangebracht, zoals buiten het inwendige onder de bodemwand van de trolley of in het inwendige direct onder de bovenwand. Teneinde het vullen van het koelcompartiment te vereenvoudigen verdient het de voorkeur, dat het koelcompartiment is aangebracht op het bovenvlak van de bovenwand, waarbij het kanaal is verbonden met het ondervlak van de bovenwand.
20 Volgens de uitvinding kan het kanaal op verschillende manieren zijn uitgevoerd.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het kanaal begrensd door twee plaatvormige kanaalwanden, die op onderlinge afstand en evenwijdig aan elkaar zijn aangebracht, welke plaatvormige kanaalwanden een opstaand dunwandig scheidingsschot vormen, dat dwars tussen de zijwanden is aangebracht. De afstand 25 tussen de kanaalwanden is zodanig, dat een gewenste massastroom van koelmiddel door het kanaal mogelijk is. Die afstand ligt bijvoorbeeld in het bereik van 5-25 mm, zoals 10 of 15 mm.
Bovendien kan in dit geval het als scheidingsschot uitgevoerde kanaal tijdens een plotselinge snelheidsverandering een deel van de belasting van de inhoud opvangen, 30 waardoor een gewichtsbesparing bereikbaar is, zoals in de figuurbeschrijving nader is toegelicht.
In deze uitvoeringsvorm van de uitvinding kan elke plaatvormige kanaalwand twee plaatdelen omvatten, die onderling warmtegeleidend zijn verbonden, waarbij het 1028463 4 ene plaatdeel een scheidingswand van het scheidingsschot vormt, en waarbij het andere plaatdeel een bodemplaat in het koelcompartiment vormt. Het in het koelcompartiment aanwezige droogijs ligt op de bodemplaat. Door het contact tussen het droogijs en de bodemplaat heeft de bodemplaat een gekoelde temperatuur. De bodemplaat is 5 warmtegeleidend verbonden met de scheidingswand in het inwendige, d.w.z. de scheidingswand heeft ongeveer dezelfde lage temperatuur. De koude damp die vanuit het koelcompartiment door het kanaal stroomt, hoeft door deze lage temperatuur nauwelijk koude af te geven aan de kanaalwanden zelf. De koude kan effectief door het kanaal naar de gewenste locatie worden getransporteerd.
10 Daarnaast is volgens de uitvinding mogelijk, dat het kanaal een kanaalwand omvat, die is aangebracht langs een zijwand van de behuizing. Voor het transporteren van koude vanuit het koelcompartiment kunnen meerdere buisvormige kanalen of een sleufvormig kanaal tegen die zijwand zijn aangebracht. Als het kanaal of de kanalen langs de zijwanden zijn bevestigd, is een scheidingsschot in het inwendige van de 15 behuizing overbodig. Hiermee is bereikt, dat een gebruiker dienbladen vanaf de voorzijde van de wagen naar de achterzijde en andersom kan verschuiven. Tijdens het bedienen van passagiers vanuit het gangpad is het doorschuiven van dienbladen bijzonder handig.
In verband met gewichtsreductie kan het kanaal bovendien met de zijwand zijn 20 geïntegreerd, d.w.z. het naar het inwendige toegekeerde binnenvlak van die zijwand vormt een gedeelte van de kanaalwand.
In de uitvoeringsvorm met het kanaal langs de zijwand is het op dezelfde manier als voor de uitvoeringsvorm met het scheidingsschot mogelijk, dat de kanaalwand warmtegeleidend is verbonden met een bodemplaat, die in het koelcompartiment is 25 aangebracht. Dit is gunstig voor het rendement van de koeling die is verschaft door convectie van de koude damp door het kanaal.
Teneinde de warmtegeleiding van het kanaal te verbeteren kan de kanaalwand aluminium omvatten. De scheidingswanden van het als scheidingsschot uitgevoerde koelcompartiment, zoals hierboven beschreven, kunnen eveneens aluminium omvatten. 30 De kanaalwand en/of de scheidingswand kan zijn gemaakt van aluminium of een aluminiumlegering, maar andere materialen met goede warmtegeleidende eigenschappen zijn ook toepasbaar.
1028463 5
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de bodemwand voorzien van een afvoeropening, waarbij het kanaal aan een kopeind daarvan uitmondt in die afvoeropening. De koude van het verdampte droogijs wordt via warmtegeleiding door de kanaalwanden aan het inwendige afgegeven. De koude damp in het kanaal warmt 5 daarbij op. Via de afVoeropening mondt de damp uit tot buiten de behuizing. Hiermee is effectieve koeling tot onderin de behuizing mogelijk.
Als alternatief of als aanvullling kan het kanaal zijn voorzien van ten minste een zijdelingse uitstroomopening, die uitmondt in het inwendige van de behuizing. In dit geval stroomt het verdampte droogijs zelf via het kanaal in het inwendige. Het koude 10 gas zal dan door convectie de maaltijden op de dienbladen in het inwendige koelen.
De combinatie van afvoeropening, uitstroomopeningen, warmtegeleiding van de kanaalwanden, die afhankelijk is van de geometrie en het materiaal, wordt volgens de uitvinding zodanig ontworpen, dat de koeling in de wagen volgens de uitvinding voldoet aan de gewenste specificaties. Teneinde de warmtewisseling nabij de 15 bovenwand te beperken, kan het kanaal in een gebied direct onder de bovenwand zijn geïsoleerd. De koude wordt dan gericht naar een verder gelegen locatie in het kanaal doorgegeven.
In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het koelcompartiment begrensd door de bovenwand, die een bodem van het koelcompartiment vormt, de zijwanden, 20 alsmede een dekselwand, waarbij de dekselwand twee dekseldelen omvat, die schamierbaar met elkaar zijn verbonden door een dekselschamier, waarbij het dekselschamier aan de binnenzijde daarvan is afgedicht door een afdichtorgaan. Hierdoor is het vullen van het koelcompartiment met droogijs of een ander koelmiddel eenvoudig en snel. Teneinde het koelcompartiment af te dichten kan de omtreksrand 25 van elk dekseldeel zijn afgedicht door een afdichtorgaan.
In een alternatieve uitvoeringsvorm van de wagen volgens de uitvinding is het koelcompartiment dwars tussen de zijwanden in de behuizing aangebracht, welk koelcompartiment een opstaand scheidingsschot vormt met twee scheidingswanden, die in hoofdzaak onderling evenwijdig op afstand van elkaar zijn aangebracht, en waarbij 30 de scheidingswanden het koelcompartiment begrenzen. De afstand tussen de scheidingswanden is zodanig, dat een gewenst volume koelmiddel in het koelcompartiment opneembaar is. Die afstand ligt bijvoorbeeld in het bereik van 30-200 mm, zoals 100 of 150 mm.
1028463 6
Volgens deze alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding is de koeling van de maaltijden onder in de wagen verbeterd doordat het koelcompartiment zich verticaal in het inwendige van de trolley bevindt. Als het scheidingsschot zich over de volledige hoogte van de trolley uitstrekt, vormt het scheidingsschot een centraal 5 koelcompartiment in het inwendige. Het koelmiddel volgens de uitvinding geeft de koude verspreid over de hoogte van de wagen af vanuit het inwendige van de behuizing. Dit leidt tot een gelijkmatiger koeling. Overal in de trolley is dan voldoende koeling bereikbaar, zodat de temperatuur van de inhoud nabij de bodemwand binnen een gewenst interval kan blijven. Ook de onderste dienbladen blijven voldoende 10 gekoeld.
Een verder voordeel van een dergelijke plaatsing van het koelcompartiment is dat het koelcompartiment als scheidingsschot in de behuizing tijdens een plotselinge snelheidsverandering een deel van de belasting van de inhoud opvangt, waardoor de deur en de vergrendeling daarvan licht kan worden uitgevoerd. Daardoor bereikt het als 15 scheidingsschot in de wagen aangebrachte koelcompartiment een gewichtsbesparing.
In deze uitvoeringsvorm volgens de uitvinding kan het koelcompartiment een vulopening bezitten die is aangebracht in de bovenwand van de behuizing, welke vulopening geschikt is voor het inbrengen van een koelmiddel, zoals droogijs. De vulopening is voldoende groot om droogijs door te laten.
20 Volgens de uitvinding kunnen de scheidingswanden aluminium omvatten. De scheidingswanden zijn bijvoorbeeld gemaakt van aluminium of een aluminiumlegering. De scheidingswanden zijn hierdoor sterk warmtegeleidend. De koude van het koelmiddel kan hierdoor effectief worden afgegeven aan de deelruimten van het inwendige. Vanzelfsprekend zijn andere materialen met goede warmtegeleidende 25 eigenschappen ook toepasbaar.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat ten minste een scheidingswand ten minste twee onderling verbonden wanddelen, waarbij het aangrenzend aan de bovenwand liggende wanddeel een kleinere warmtegeleiding heeft dan het aangrenzend aan de bodemwand liggende wanddeel. Afhankelijk van het gebruikte koelmiddel kan 30 elke scheidingswand zijn opgebouwd uit twee wanddelen met verschillende warmtegeleidende eigenschappen, bijvoorbeeld door verschillende materialen of bekledingen. De wanddelen liggen in eikaars verlengde. Als het bovenste wanddeel beter is geïsoleerd dan het onderste wanddeel, vloeit de koude damp met slechts 1028463 7 geringe warmtewisseling langs het bovenste wanddeel. De koude damp bereikt dan met een lagere temperatuur het onderste wanddeel. Hierdoor kan de koeling onderin verder worden verbeterd.
Het is volgens de uitvinding mogelijk, dat ten minste een scheidingswand is 5 voorzien van uitstroomopeningen die uitmonden in het inwendige van de behuizing.
Het koelcompartiment is gewoonlijk afgedicht. Door het verdampen van het droogijs tot koude damp, ontstaat een overdruk in het koelcompartiment. In dit geval stroomt de koude damp via de uitstroomopeningen in de deelruimten. De koude damp stroomt dan direct langs de maaltijden, hetgeen warmtewisseling door convectie tot gevolg heeft.
10 Volgens de uitvinding verdient het de voorkeur, dat het koelcompartiment zodanig is afgedicht, dat in het koelcompartiment een druk mogelijk is, die groter is dan de atmosferische druk. Doordat het droogijs verdampt en het koelcompartiment is afgedicht heerst in het koelcompartiment een geringe overdruk ten opzichte van de omgeving. Hierdoor zal het verdampte droogijs “automatisch” uit het 15 koelcompartiment stromen, en bijvoorbeeld in het kanaal vloeien.
Een verder voordeel van het afgedichte koelcompartiment is dat verliezen door kieren en dergelijke zijn gereduceerd, hetgeen de gebruiksduur verlengt. In de praktijk raakt het droogijs van het koelcompartiment van de bekende wagen binnen twee tot drie uur op. Het koelcompartiment volgens de uitvinding is zes tot zeven uur effectief. 20 De wanden van de behuizing kunnen volgens de uitvinding elk zijn voorzien van een honingraatstructuur, die aan weerszijden daarvan is bekleed door een binnenlaag respectievelijk een buitenlaag. De wanden van de behuizing zijn in dit geval elk gevormd door een paneel met een kern van een honingraatstructuur, waartegen aan weerszijden de binnenlaag respectievelijk de buitenlaag zijn gelijmd. De 25 honingraatstructuur is gemaakt van met hars geïmpregneerd papier en de binnen- en buitenlaag zijn gevormd door met hars geïmpregneerde glasvezels. Dit is gunstig voor het gewicht van de trolley. Ook is hierdoor de behuizing relatief goed geïsoleerd, zodat de effectieve koelingstijd per volume koelmiddel in het koelcompartiment toeneemt. Tegelijkertijd zal echter door de slechte warmtegeleiding langs de zijwanden de koeling 30 van de maaltijden onderin de trolley in verhevigde mate beperkt zijn. Het kanaal volgens de uitvinding is dan in het bijzonder gunstig. De combinatie van dergelijke panelen en een kanaal voor het toevoeren van koud fluïdum naar het inwendige leidt tot een wagen met gunstige eigenschappen.
1028463 8
Volgens de uitvinding kan de deur twee deurpanelen omvatten, waarbij elk deurpaneel is voorzien van een honingraatstructuur, die aan weerszijden daarvan is bekleed door een binnenlaag respectievelijk een buitenlaag. De deur is dan een gedeelde deur. Ongeacht of de deur gedeeld of ongedeeld is, geeft de opbouw uit 5 dergelijke warmte-isolerende panelen aanleiding tot een verslechtering van de koeling in het inwendige. De toepassing van een kanaal volgens de uitvinding is dan in het bijzonder belangrijk.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een transportmiddel voor het transport van meerdere passagiers, omvattende ten minste twee rijen zitplaatsen, die van elkaar 10 zijn gescheiden door een gangpad. Volgens de uitvinding is in het gangpad een wagen zoals hierboven beschreven voorzien. Het transportmiddel is bijvoorbeeld een vliegtuig, een trein of een vaartuig.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening.
15 Fig. 1 toont een aanzicht in perspectief van een eerste uitvoeringsvorm van een wagen volgens de uitvinding;
Fig. 2 toont een vooraanzicht van de in fig. 1 getoonde wagen;
Fig. 3 toont een zijaanzicht van de in fig. 1 getoonde wagen;
Fig. 4 toont een aanzicht in doorsnede volgens IV-IV in fig. 2; 20 Fig. 5 toont een bovenaanzicht van de in fig. 1 getoonde wagen;
Fig. 6 toont een onderaanzicht van de in fig. 1 getoonde wagen;
Fig. 7 toont een plano voor het vormen van de bodemwand en de zijwanden van de in fig. 1 getoonde wagen;
Fig. 8 toont een plano voor het vormen van een deurpaneel van de in fig. 1 25 getoonde wagen;
Fig. 9 toont een plano voor het vormen van een scheidingsschot en voor het vormen van een bovenwand van de in fig. 1 getoonde wagen;
Fig. 10 toont een aanzicht in doorsnede volgens X-X in fig. 7;
Fig. 11 toont een aanzicht in doorsnede volgens XI-XI in fig. 6; 30 Fig. 12 toont een aanzicht in doorsnede volgens XII-XII in fig. 3;
Fig. 13a, 13b, 13c tonen de werking van de deurvergrendeling;
Fig. 14 toont een aanzicht in doorsnede volgens XIV-XIV in fig. 2.
Fig. 15 toont een aanzicht in doorsnede volgens XV-XV in fig. 2.
1028463 9
Fig. 16 toont een vooraanzicht van de in fïg. 1 getoonde wagen met volledig geopende deurpanelen;
Fig. 17 toont een aanzicht in doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een wagen volgens de uitvinding; 5 Fig. 18 toont een aanzicht in doorsnede van een derde uitvoeringsvorm van een wagen volgens de uitvinding.
Fig. 19 toont een aanzicht in doorsnede van een vierde uitvoeringsvorm van een wagen volgens de uitvinding.
De in de tekening getoonde wagen heeft meerdere nieuwe aspecten, die elk een 10 afzonderlijke uitvinding vormen. Deze aspecten bezitten zelfstandige betekenis, d.w.z. deze aspecten zijn afzonderlijk ook bij de bekende trolley toepasbaar. Bovendien kan de wagen volgens de uitvinding alle mogelijke combinaties van een of meer van deze aspecten omvatten. In deze figuurbeschrijving worden meerdere aspecten beschreven.
De wagen volgens de uitvinding is in zijn geheel aangeduid met 1. De wagen 1 15 volgens de uitvinding is een servicewagen. De servicewagen 1 is geschikt voor het verrijden door een gangpad van bijvoorbeeld een vliegtuig. De wagen 1 is tevens geschikt voor andere toepassingen, zoals in treinen, vaartuigen of ziekenhuizen. De servicewagen 1 is meestal slank uitgevoerd, d.w.z. de verhouding van de hoogte tot de breedte van de servicewagen is aanzienlijk. Deze verhouding ligt bijvoorbeeld tussen 2 20 en 6, zoals ongeveer 4.
De wagen 1 omvat vier zwenkwielen 3. De wagen 1 is door middel van de zwenkwielen 3 eenvoudig verrijdbaar en manoeuvreerbaar. Met elk zwenkwiel 3 is een pedaal 4 verbonden, waarmee de zwenkwielen 3 vergrendelbaar zijn. De zwenkwielen en de vergrendeling daarvan met het pedaal 4 zijn op zichzelf bekend en worden 25 daarom verder niet in detail beschreven. Op de zwenkwielen 3 rust een behuizing 5.
De behuizing 5 omvat een bodemwand 7, die in hoofdzaak rechthoekig is. De behuizing 5 heeft tevens twee opstaande zijwanden 9,10, die zich elk langs een lange zijde van de bodemwand 7 uitstrekken tot een bovenrand 11. Elke onderrand van zijwanden 9,10 is verbonden met telkens een lange buitenrand van de bodemwand 7. 30 De behuizing 5 bezit verder een bovenwand 12, die tussen de opstaande zijwanden 9, 10 is bevestigd. De bovenwand 12 is ten opzichte van de bovenranden 11 van de zijwanden 9,10 verzonken.
1028463 10
De lange zijden van de rechthoekige bodemwand 7 en de zijwanden 9,10 bepalen de langsrichting A van de wagen 1. De dwarsrichting B verloopt loodrecht op de langsrichting A, d.w.z. evenwijdig aan de smalle zijden van de bodemwand 7. Tijdens gebruik van de wagen 1 zijn de zijwanden 9,10 uitgelijnd ten opzichte van het 5 gangpad. Overigens is in de figuren een zogenaamde “full size trolley” getoond. De wagen volgens de uitvinding kan echter tevens een zogenaamde “half size trolley” zijn, waarbij de afmeting van de wagen in langsrichting A ruwweg is gehalveerd.
Een servicewagen heeft als gevolg van de rechthoekige bodemwand 7 gewoonlijk een langwerpige blokvorm, waarin loze ruimten zijn geminimaliseerd. De langszijden 10 van de behuizing zijn langer dan de dwarszijden van behuizing. De langszijden van de behuizing vormen immers de lange zijden van de wagen, terwijl de dwarszijden van de behuizing de smalle zijden van de wagen vormen. Dit is gunstig voor de stabiliteit van de wagen, omdat de stewardess de wagen tegen de smalle dwarszijde door het gangpad zal duwen.
15 Een aspect van de in fig. 1 getoonde wagen 1 is de gedeelde deur 16, d.w.z. de deur 16 omvat twee deurpanelen 18,19. De behuizing 5 heeft aan de voorzijde van de wagen 1 een toegangsopening 14, die is begrensd door de koprand van de bodemwand 7, de opstaande randen 21 van de zijwanden 9, 10 en de koprand van de bovenwand 12. De toegangsopening 14 bevindt zich aan een dwarszijde van de behuizing 5. De 20 toegangsopening 14 is afsluitbaar door de deurpanelen 18,19 van de gedeelde deur 16.
Aan de achterzijde van de in fig. 1 getoonde full size trolley 1 is eveneens een toegangsopening 14 voorzien. De toegangsopening 14 aan de achterzijde is op dezelfde manier als de toegangsopening 14 aan de voorzijde afsluitbaar door een gedeelde deur 16 met twee deurpanelen 18,19. De wagen 1 is symmetrisch ten opzichte van het 25 dwarse middenvlak door de zijwanden 9,10. Bij een niet-weergegeven half size trolley is de achterzijde afgesloten door een dichte achterwand. De hierin beschreven aspecten van de uitvinding zijn tevens toepasbaar bij een dergelijke niet-weergegeven half size trolley.
De deurpanelen 18,19 zijn elk schamierbaar tussen een gesloten stand, waarin de 30 deurpanelen 18,19 de toegangsopeningen 14 afsluiten (zie fig. 1 en 2). Door het naar buiten scharnieren van de deurpanelen 18,19 bereiken de deurpanelen 18,19 een open stand, waarin het inwendige 6 van de behuizing 5 toegankelijk is via de toegangsopening 14.
1 0284-63 11
Voor het scharnieren van de deurpanelen 18,19 is elk deurpaneel 18,19 van de in fig. 1 getoonde wagen 1 via twee scharnieren 20 verbonden met telkens een opstaande rand 21 van de zijwanden 9,10. Daarnaast is elk deurpaneel 18,19 in de gesloten stand vergrendelbaar ten opzichte van de behuizing 5.
5 In verband met certificering van een vliegtuigtrolley moeten de deurpanelen 18, 19 gesloten blijven als de inhoud van de behuizing 5 een kracht van 9g op de deurpanelen 18,19 uitoefent - g is de gravitatieversnelling van ongeveer 9,8 m/s2. De op de deurpanelen 18,19 uitgeoefende krachten liggen in de orde van grootte van 800 kg of meer. Deze krachten moeten naar de behuizing 5 worden weggeleid.
10 De bekende vliegtuigtrolley heeft een enkele deur in plaats van twee deurpanelen.
Deze enkele deur is gewoonlijk met twee of drie scharnieren aan een van de zijwanden opgehangen, terwijl de deur voor de vergrendeling twee grendels omvat, die kunnen aangrijpen op de tegenoverliggende zijwand respectievelijk de bodemwand van de behuizing. De door de inhoud op de deur uitgeoefende krachten worden derhalve 15 slechts op vier of vijf plaatsen in de behuizing geleid.
Volgens de uitvinding is de deur 16 een gedeelde deur, die twee deurpanelen 18, 19 omvat. Elk deurpaneel 18,19 is met twee scharnieren 20 opgehangen aan telkens een zijwand 9,10. Verder is elk deurpaneel 18,19 vergrendelbaar door twee aangrijpingsmiddelen die aangrijpen op de bovenwand 12 respectievelijk de 20 bodemwand 7 van de behuizing 5. Bij de wagen 1 volgens de uitvinding worden de door de inhoud van de wagen uitgeoefende krachten op acht inleidplaatsen in de behuizing 5 geleid. Indien elk deurpaneel 18,19 is opgehangen met drie scharnieren (niet weergegeven), zijn zelfs tien inleidplaatsen aanwezig.
De gedeelde deur 16 volgens de uitvinding en de vergrendeling daarvan kunnen 25 hierdoor relatief licht worden uitgevoerd. Hoewel de wagen 1 volgens de uitvinding meer scharnieren heeft dan de bekende wagen, is het totale gewicht van de wagen 1 volgens de uitvinding gereduceerd door de lichtere uitvoering van de scharnieren, de deurpanelen en de vergrendeling.
In een niet-weergegeven uitvoeringsvorm is elk deurpaneel 18,19 fixeerbaar in 30 het verlengde van die zijwand 9,10. De deurpanelen 18,19 steken dan loodrecht uit ten opzichte van de toegangsopening 14. Zoals getoond in 16 is de binnenzijde van de deurpanelen 18,19 voorzien van reeksen pennen 99 die op verschillende hoogten zijn aangebracht. Elke reeks pennen 99 komt overeen met een reeks pennen 98 die aan de 1028463 12 binnenzijde van de behuizing 5 aan de zijwanden 9,10 zijn bevestigd (zie ook fig. 4).
Op de reeksen pennen 98,99 zijn telkens dienbladen (niet weergegeven) ondersteunbaar.
Als de deurpanelen 18,19 gefixeerd in het verlengde van de zijwanden 9,10 5 uitsteken, kunnen tussen de deurpanelen 18,19 dienbladen op de reeksen pennen 99 rusten. Tijdens het serveren van maaltijden in de vliegtuigcabine kan een dienblad vanuit het inwendige 6 van de behuizing 5 over de pennen 98, 99 tussen de uitgestoken deurpanelen 18,19 worden geschoven. Dit vergemakkelijkt het bedienen van de vliegtuigpassagiers.
10 In plaats van een pennengeleiding kan de geleiding van de dienbladen zijn uitgevoerd door rillen aan de binnenzijde van de behuizing en/of de binnenzijde van de deurpanelen. Dit is in het bijzonder gunstig als de wanden van de behuizing of de deurpanelen aan de binnenzijde zijn gemaakt van aluminium. De rillen kunnen dan meegevormd worden.
15 In het bijzonder vanwege de gewichtsreductie en de vergroting van het bedieningsgemak heeft de gedeelde deur volgens de uitvinding zelfstandige betekenis.
De gedeelde deur volgens de uitvinding is bijvoorbeeld ook toepasbaar bij een verder bekende vliegtuigtrolley, waarmee de bovengenoemde voordelen worden bereikt. Het aspect van de gedeelde deur is daarom het onderwerp van een afzonderlijke 20 octrooiaanvrage die op dezelfde dag als de onderhavige octrooiaanvrage is ingediend.
Een verder aspect van de uitvinding is het opstaande scheidingsschot 30, dat zoals weergegeven in fig. 4 dwars tussen de zijwanden 9,10 is bevestigd. Het scheidingsschot 30 verloopt in dwarsrichting B van de wagen 1. Het scheidingsschot 30 verdeelt het inwendige 6 van de behuizing 5 in twee deelruimten 32, 33. Aangezien het 25 scheidingsschot 30 zich in het midden van de zijwanden 9,10 bevindt, bezitten die deelruimten 32, 33 in hoofdzaak eenzelfde volume. Het scheidingsschot 30 is bij voorkeur langs alle buitenranden daarvan verbonden met respectievelijk de bodemwand 7, de zijwanden 9,10 en de bovenwand 12 (zie ook fig. 16).
Tijdens gebruik is de inhoud van de wagen 1 verdeeld over de deelruimten 32, 30 33. De ene helft van de inhoud is opgenomen in de in fig. 4 links getoonde deelruimte 32, terwijl de andere helft van de inhoud zich in de in fig. 4 rechts weergegeven deelruimte 33 bevindt. Als tijdens de certificatietest de wagen 1 een versnelling van 9g, in fig. 4 naar rechts, ondervindt, oefent slechts de inhoud van de deelruimte 32 krachten 1 028463_ _ 13 uit op de deurpanelen 18,19 aan de voorzijde van de wagen 1, terwijl het scheidingsschot 30 de krachten opvangt die door de inhoud van de deelruimte 33 worden veroorzaakt. Die krachten op het scheidingsschot 30 komen vervolgens via de verbinding met de behuizing 5 in de behuizing 5 terecht.
5 Dit betekent dat slechts de helft van de inhoud van de wagen 1 op de deurpanelen 18,19 werkt, en de andere helft via het scheidingsschot 30 wordt weggeleid. De sterkte en stijfheid van een vliegtuigtrolley ligt vast via de certificeringstesten. Gezien het belang van gewichtsreductie, in het bijzonder in de vliegtuigindustrie, ontwerpt men de wagen met de gegeven sterkte en stijfheid zo licht mogelijk.
10 De eisen aan de sterkte en stijfheid van de deurpanelen 18,19 van de wagen 1 volgens de uitvinding, welke eisen voortvloeien uit bijvoorbeeld de 9g-certifïceringstest, zijn door de verdeling van de belasting over de deurpanelen 18,19 en het scheidingsschot 30 minder streng dan bij de deur van de bekende wagen. Weliswaar vormt het scheidingsschot 30 een extra onderdeel vergeleken met de bekende wagen, 15 maar niettemin blijkt het totale gewicht van de wagen 1 volgens de uitvinding, inclusief het lichtgewicht scheidingsschot 30, kleiner dan dat van de bekende wagen.
Het scheidingsschot 30 kan overigens ook slechts een gedeelte van de dwarsdoorsnede van het inwendige 6 innemen (niet getoond). In dat geval is het mogelijk een aantal van de dienbladen vanuit deelruimte 32 naar deelruimte 33 en 20 andersom te verschuiven.
In een niet-weergegeven uitvoeringsvorm is het scheidingsschot schamierbaar in het inwendige van de behuizing 5 aangebracht. Het schamierbare scheidingsschot is daarbij in de loodrechte stand dwars tussen de zijwanden 9,10 vergrendelbaar. Tijdens de certificatietest vangt het scheidingsschot de helft van de belasting op, terwijl tijdens 25 het gebruik van de wagen 1 in een vliegtuigcabine de dienbladen vanuit de ene deelruimte 32 naar de andere deelruimte 33 en andersom verschuifbaar zijn.
In het bijzonder vanwege de gewichtsreductie heeft het scheidingsschot volgens de uitvinding zelfstandige betekenis. Het scheidingsschot volgens de uitvinding is bijvoorbeeld ook toepasbaar bij een verder bekende vliegtuigtrolley, waarmee eveneens 30 het totale gewicht van de trolley kan worden gereduceerd. Ook is het aspect van het scheidingsschot onafhankelijk van het aspect van de gedeelde deur of verdere aspecten. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de in fig. 1-16 getoonde wagen is uitgevoerd met een enkele deur. Het aspect van het scheidingsschot is daarom het onderwerp van een 1028463 14 afzonderlijke octrooiaanvrage die op dezelfde dag als de onderhavige octrooiaanvrage is ingediend.
Een verder aspect van de in fig. 1 getoonde wagen is de opbouw uit panelen met een kunststof omranding. De uitvoering daarvan wordt thans nader toegelicht, in het 5 bijzonder aan de hand van fig. 7-12. De bodemwand 7 en de zijwanden 9,10 van de behuizing 5 zijn gevormd door een U-vormig paneel. Fig. 7 toont de vlakke plano 40 van het U-vormige paneel.
Zoals weergegeven in fig. 10 en 11 omvat het U-vormige paneel 40 een honingraatstructuur 43. Het paneel 40 met de honingraatstructuur heeft een buitenlaag 10 42 die is bestemd om de buitenzijde van de wagen 1 te vormen, en een binnenlaag 44 die is bestemd om de binnenzijde van de wagen 1 te vormen. In de wagen 1 is de buitenlaag 42 dus naar buiten gekeerd en is de binnenlaag 44 naar het inwendige 6 van de behuizing 5 gekeerd.
De buitenlaag 42 omvat bijvoorbeeld drie lagen glasvezels die zijn 15 geïmpregneerd met hars. De glasvezels van de lagen zijn gekruist ten opzichte van elkaar aangebracht, d.w.z. de glasvezels van verschillende lagen verlopen in verschillende richtingen, bijvoorbeeld dwars ten opzichte van elkaar. De binnenlaag 44 omvat bijvoorbeeld slechts een laag glasvezels die is geïmpregneerd met hars. De binnenlaag 44 hoeft minder sterk te zijn dan de buitenlaag 42.
20 Tussen de buitenlaag 42 en de binnenlaag 44 is de honingraatstructuur 43 aangebracht, die bijvoorbeeld is gevormd door met hars geïmpregneerd papier. De honingraatstructuur 43 verschaft het paneel een aanzienlijke stijfheid, terwijl het paneel relatief licht van gewicht is.
Overigens is de opbouw uit panelen met een honingraatstructuur voor de 25 uitvinding niet noodzakelijk. Een of meer panelen van de wagen volgens de uitvinding kunnen een sandwichconstructie van elke combinatie van honingraatstructuur, schuim, hars geïmpregneerde (glas)vezels en aluminium omvatten. Zelfs zijn nog andere materialen mogelijk. Het paneel heeft bijvoorbeeld een buitenlaag en binnenlaag van aluminium, terwijl de daartussen gelegen kem schuim omvat. Ook is mogelijk, dat de 30 buitenlaag is gemaakt van aluminium, de kem van schuim en de binnenlaag van met hars geïmpregneerde vezels.
De plano 40 heeft twee verzwakkingslijnen 50, die zijn gevormd door een uitsnijding 51 van de binnenlaag 44 van het paneel 40 (zie fig. 7 en 10). De uitsnijding 1028463 15 51 is gevormd door een weggesneden gedeelte van de binnenlaag 44. Tussen de verzwakkingslijnen 50 bevindt zich het gedeelte van de plano 40 dat overeenkomt met de bodem wand 7 van de wagen 1. Aan weerszijden van de bodemwand 7 zijn via de verzwakkingslijnen 50 de respectievelijke zijwanden 9,10 verbonden. De 5 verzwakkingslijnen 50 vormen vouwlijnen.
Als de zijwanden 9,10 over de verzwakkingslijnen 50 zijn omgevouwen ten opzichte van de bodemwand 7 zijn de gedeelten van de binnenlaag 44 aan weerszijden van de uitsparing 51 naar elkaar toe bewogen (zie fïg. 11). Niettemin bevindt zich daartussen nog een spleet 52. Het inwendige 6 van de behuizing 5 moet waterdicht zijn. 10 Voor het afdichten van de spleet 52 wordt daarom na het om vouwen een afdichtmiddel 53 in de spleet 52 gegoten.
De viscositeit van het afdichtmiddel 53 is zodanig, dat dit door de kern 43 tot aan de buitenlaag 42 vloeit. Het afdichtmiddel 53 vormt op deze manier tevens een versteviging van de onderrand 8 van de wagen 1. De bekende wagen heeft langs die 15 onderranden omrandingen die stootranden vormen. Als gevolg van de versteviging door het afdichtmiddel 53 is het volgens de uitvinding niet nodig dat de onderranden 8 van de wagen 1 zijn voorzien van omrandingen. Het weglaten van dergelijke omrandingen leidt weer tot een gewichtsreductie.
De deurpanelen 18,19, de bovenwand 12, en het scheidingsschot 30 zijn 20 eveneens gemaakt van dergelijke panelen. Deze panelen kunnen dezelfde opbouw bezitten als het U-vormige paneel zoals weergegeven in figuur 10. De panelen voor de deurpanelen 18,19, de bovenwand 12, en het scheidingsschot 30 omvatten eveneens een binnenlaag 44, een buitenlaag 42 en een kem 43 tussen de binnenlaag 44 en de buitenlaag 42. Voor de binnenlaag 44, de buitenlaag 42 en de kem 43 is weer elke 25 combinatie van honingraatstructuur, schuim, met hars geïmpregneerde (glas)vezels en aluminium mogelijk of zelfs nog andere materialen. De plano voor het vormen van een deurpaneel is getoond in fïg. 8; de plano voor het vormen van de bovenwand en het scheidingsschot is weergegeven in fïg. 9.
Zoals getoond in fïg. 7 is de vlakke plano 40 voor het vormen van het U-vormige 30 paneel van de behuizing 5 langs de randen die overeenkomen met de bovenranden 11 van de zijwanden 9,10 telkens voorzien van een reeks holtes 46. De reeksen holtes 46 zijn in hoofdzaak evenwijdig en op een afstand van de bovenranden 11 aangebracht. Dwars ten opzichte van de reeksen holtes 46 verloopt een verdere reeks holtes 47.
1 028463 16
Fig. 9 toont een rechthoekige plano 41 voor het vormen van de bovenwand 12 en het tussenschot 30. De bovenwand 12 en het tussenschot 30 zijn derhalve vervaardigbaar uit dezelfde plano 41. De plano 41 heeft aan de langsranden 48 daarvan lippen 49 die overeenkomen met de holtes 46,47.
5 Na het samenvoegen van de wagen 1 door het buigen van de in fig. 7 getoonde plano 40 over de verzwakkingslijnen 50 tot een U-vormig paneel, vallen de lippen 49 aan beide opstaande randen 48 van het scheidingsschot 30 in de holtes 47 van het U-vormige paneel. Daarbij rust het tussenschot 30 op de bodemwand 7. De bovenwand 12 van de wagen 1 ligt in hoofdzaak recht boven de bodemwand 7, waarbij de reeksen 10 holtes 46 de lippen 49 van de bodemwand 12 opnemen. Eventueel zijn de verbindingen tussen de holtes 46,47 en de lippen 49 versterkt met lijm.
Ten behoeve van de functie van het scheidingsschot 30 wordt opgemerkt dat het scheidingsschot 30 in een niet-weergegeven uitvoeringsvorm aan de onderrand en bovenrand tevens lippen 49 heeft. In de bodemwand 7 en de bovenwand 12 van de 15 wagen 1 volgens de uitvinding zijn dan overeenkomstige holtes aangebracht, waarin de lippen van de onderrand respectievelijk bovenrand opneembaar zijn, eventueel met lijm. Het scheidingsschot 30 in in dit geval steviger verbonden met de behuizing 5. Het scheidingsschot 30 kan langs alle buitenranden daarvan krachten doorgeven aan de behuizing 5.
20 De plano 40 heeft reeksen gaten (niet getoond) waarin overeenkomstige geleidingspennen 98 opneembaar zijn (zie fig. 18). Elke reeks geleidingspennen 98 verschaft een geleiding voor het ondersteunen van een of meer dienbladen. De reeksen gaten verlopen in hoofdzaak evenwijdig aan de reeksen holtes 46. De reeksen zijn op onderlinge afstand aangebracht, d.w.z. op verschillende hoogtes vanaf de bodemwand 25 7. Eventueel zijn de verbindingen van de geleidingspennen 98 in de gaten versterkt met lijm.
Als de binnenlaag 44 van de plano 40 is gemaakt van aluminium kunnen de geleidingen ook zijn meegevormd als rillen. De rillen vormen dan in plaats van de pennengeleiding een continue geleiding, die de dienbladen stevig kan ondersteunen.
30 De bekende wagen heeft langs de hoekranden van de behuizing omrandingen van aluminium of roestvaststaal, die stootvaste hoekranden van de wagen vormen. De aluminium of stalen omrandingen zijn verhoudingsgewijs zwaar - de omrandingen vormen een aanzienlijk deel van het totale gewicht van de wagen. Volgens de 1028463 17 ' uitvinding heeft de wagen 1 echter kunststof omrandingen 35, bijvoorbeeld omrandingen 35 van polyurethaan. De massa van de kunststof omrandingen 35 is kleiner dan de massa van de bekende omrandingen van aluminium of staal. Hierdoor is het gewicht van de wagen 1 volgens de uitvinding aanzienlijk gereduceerd.
5 Bovendien geven de kunststof omrandingen 35 volgens de uitvinding enigszins mee. Tijdens het stoten van de wagen 1 tegen een voorwerp kunnen de kunststof omrandingen vervormen. Hierdoor treden minder snel beschadigingen aan de wagen of het voorwerp op.
Ter vorming van de kunststof omrandingen 35 wordt de plano 40, d.w.z. het U-10 vormige paneel in de vlakke toestand in een mal gebracht, waarna een kunststof wordt geïnjecteerd, zoals polyurethaan. Hierdoor ontstaat de omranding 35 naadloos rond de volledige omtrek van het paneel 40. De omrandingen 35 zijn dan aangegoten. Deze omrandingen 35 zijn elk in hoofdzaak aangebracht tegen de kopoppervlakken van buitenranden van het paneel 40.
15 Niet alleen de buitenranden van de plano voor het U-vormige paneel zijn voorzien van een omranding 35, maar ook is om de buitenranden van de deurpanelen 18,19 telkens een dergelijke omranding 35 aangebracht. Hiervoor wordt op dezelfde manier de plano voor het deurpaneel 18,19 in een mal gebracht, waarna de kunststof wordt aangegoten.
20 Zoals weergegeven in fig. 12 kunnen de omrandingen van de deurpanelen 18,19 aan de naar elkaar toegekeerde randen van de deurpanelen 18,19 zijn voorzien van getrapte Omrandingen 35a die in elkaar grijpen. Met de getrapte omrandingen 35a is bereikt, dat de gedeelde deur 16 de toegangsopening 14 zonder spleet afdicht.
In het bijzonder vanwege de gewichtsreductie, maar ook vanwege de hierboven 25 genoemde verdere voordelen, heeft de opbouw van de wagen 1 uit panelen met kunststof stootranden volgens de uitvinding zelfstandige betekenis. Een wagen volgens de uitvinding met een behuizing die panelen met kunststof stootranden omvat, is bijvoorbeeld ook toepasbaar bij een verder bekende trolley, waarmee eveneens het totale gewicht van de trolley kan worden gereduceerd. Ook is dit aspect onafhankelijk 30 van het aspect van de gedeelde deur of het scheidingsschot - een wagen die is opgebouwd uit panelen met kunststof omrandingen, maar zonder gedeelde deur en/of zonder scheidingsschot is dus eveneens mogelijk. Het aspect van de panelen met 1028463 18 kunststof omrandingen is daarom het onderwerp van een afzonderlijke octrooiaanvrage die op dezelfde dag als de onderhavige octrooiaanvrage is ingediend.
Hiermee hangt samen de vereenvoudigde productie van de trolley volgens de uitvinding. Voor het vervaardigen van de wagen met dergelijke kunststof omrandingen 5 leidt de toepassing van een U-vormig paneel voor het vormen van de bodemwand en de zijwanden tot kostenbesparingen. Een werkwijze voor het vervaardigen van een trolley met een U-vormig paneel ter vorming van de bodemwand en de zijwanden heeft tevens zelfstandige betekenis.
Een verder aspect van de wagen 1 volgens de uitvinding is de vergrendeling van 10 de deurpanelen 18,19. Deze vergrendeling van de deurpanelen 18,19 van de wagen 1 volgens de uitvinding zal thans nader worden toegelicht, in het bijzonder aan de hand van fig. 13a-c, fig. 14 en fig. 15. In deze figuren is slechts het vergrendelen en ontgrendelen van het deurpaneel 19 aan de voorzijde van de wagen 1 getoond. De vergrendeling van de verdere deurpanelen 18,19 aan de voorzijde en achterzijde is op 15 dezelfde manier uitgevoerd.
Zoals hierboven beschreven is het deurpaneel 19 met scharnieren 20 verbonden met de opstaande rand 21 van de zijwanden 9. De scharnieren 20 van het deurpaneel 19 bepalen ten minste een schamierhartlijn voor het deurpaneel 19. Als de wagen 1 met de zwenkwielen 3 op een ondergrond rust, verloopt die schamierhartlijn verticaal ten 20 opzichte van die ondergrond. Het deurpaneel 19 is om de schamierhartlijn daarvan zwenkbaar tussen een open stand en een gesloten stand. In de open stand is de toegangsopening 14 gedeeltelijk vrijgegeven door het deurpaneel 19, d.w.z. het inwendige 6 van de behuizing 5 is toegankelijk via de toegangsopening 14. In de gesloten stand van het deurpaneel 19 is de toegangsopening 14 gedeeltelijk afgedekt 25 door het deurpaneel 19.
Het deurpaneel 19 is verplaatsbaar langs een richting die in hoofdzaak evenwijdig aan de schamierhartlijn verloopt. De verplaatsbaarheid van het deurpaneel 19 is bereikt door middel van een speling in de scharnieren 20. Elk scharnier 20 omvat twee schamierdelen 61, 62. Het eerste schamierdeel 61 is bevestigd aan de zijwand 9 van de 30 behuizing 5, terwijl het tweede schamierdeel 62 is verbonden met het deurpaneel 19.
De schamierdelen 61,62 omvatten elk een schamierpen 64 respectievelijk 65. De schamierpen 65 van het aan het deurpaneel 19 bevestigde schamierdeel 62 is langer dan de schamierpen 65 van het aan de behuizing 5 bevestigde schamierdeel 61. De 1028463 19 schamierpennen 64, 65 zijn aan beide einden daarvan begrensd door aanslagoppervlakken van de respectievelijke schamierdelen 61,62.
Het scharnier 20 omvat verder een platte bus 67 die beide schamierpennen 64, 65 omgeeft. De bus 67 is draaibaar opgesloten tussen de aanslagoppervlakken van het aan 5 de behuizing 5 bevestigde schamierdeel 61. De schamierpen 65 van het aan het deurpaneel 19 bevestigde schamierdeel 62 is langer dan de bus 67. De schamierpen 65 is verschuifbaar door de bus 67. Derhalve kan het deurpaneel 18,19 op en neer bewegen ten opzichte van de behuizing 5. Die beweging is begrensd door de aanslagoppervlakken van het met het deurpaneel 19 verbonden schamierdeel 62.
10 De scharnieren 20 bezitten op deze manier een speling in de richting van de schamierhartlijn, die tijdens normaal gebruik in hoofdzaak samenvalt met de verticaal. Hierdoor is de deur verplaatsbaar in de verticale richting.
Door middel van de scharnieren 20 is het deurpaneel 19 bovendien zodanig ver beweegbaar, dat het deurpaneel 19 plat tegen de zijwand 9 ligt (zie fig. 16). Dit is 15 mogelijk doordat de schamierpennen 64, 65 van elk scharnier 20 elk een schamierhartlijn bepalen.
De in fig. 13a getoonde deurpanelen 18,19 bevinden zich in de gesloten stand en in de vergrendelde positie. Het bovenste aanslagoppervlak van het aan het deurpaneel 19 bevestigde schamierdeel 62 hangt dan op de bus 67. In de gesloten stand is het 20 deurpaneel 19 verplaatsbaar tussen een vergrendelde positie en een ontgrendelde positie. In de vergrendelde positie is het deurpaneel 19 vergrendeld ten opzichte van de behuizing 5. Vanuit de vergrendelde positie (gesloten stand) kan het deurpaneel 19 enigszins worden opgetild naar de ontgrendelde positie, waarin het deurpaneel 19 zwenkbaar is om de schamierhartlijn.
25 Aan de buitenzijde van het deurpaneel 19 bevindt zich nabij de bovenrand 75 een handgreep 87. De handgreep 87 vergemakkelijkt het optillen van het deurpaneel 19. De handgreep 87 is bijvoorbeeld meegegoten met de omrandingen 35.
De vergrendeling van het deurpaneel 19 omvat in elkaar grijpbare vergrendelmiddelen die zijn bevestigd aan het deurpaneel 19 respectievelijk de 30 behuizing 5. De vergrendelmiddelen omvatten twee paar aangrijpingsmiddelen. Het eerste paar aangrijpingsmiddelen is aangebracht aan de bovenwand 12 en de bovenrand 75 van het deurpaneel 19. Het tweede paar aangrijpingsmiddelen is aangebracht aan de bodemwand 7 en de onderrand 76 van het deurpaneel 19.
1028463 20
Het eerste paar aangrijpingsmiddelen aan de bovenrand 75 van het deurpaneel 19 omvat een haakelement 68 (zie ook fig. 14). Het haakelement 68 bevindt zich aan de binnenzijde van het deurpaneel 19, d.w.z. aan de naar het inwendige 6 van de behuizing 5 toegekeerde zijde. Het haakelement 68 is bijvoorbeeld van kunststof. Het 5 haakelement 68 kan tegelijkertijd met het gieten van de omrandingen 35 worden meegegoten.
Aan de binnenzijde van de bovenwand 12 is een slotplaat 80 bevestigd die een ring 81 bezit. De ring 81 steekt uit ten opzichte van de koprand 82 van de bovenwand 12. Het haakelement 68 van het deurpaneel 19 kan in de gesloten stand van het 10 deurpaneel 19 in de ring 81 grijpen.
Het tweede paar aangrijpingsmiddelen aan de benedenrand 76 van het deurpaneel 19 bezit een penvormig uitsteeksel 83, dat naar beneden uitsteekt ten opzichte van de onderrand 76 (zie fig. 15). Tegen de koprand van de bodemwand 7 is verder een slotplaat 84 bevestigd, waarin zich een uitsparing 85 bevindt. In de gesloten stand 15 steekt het penvormige uitsteeksel 83 in de uitsparing 85.
In de vergrendelde positie is het deurpaneel 19 vergrendeld door middel van het haakelement 68 en het penvormige uitsteeksel 83 die in aangrijping zijn met de ring 69 respectievelijk uitsparing 85. Vanuit die vergrendelde positie is het deurpaneel 19 in de gesloten stand naar boven verplaatsbaar door de speling in de scharnieren 20. Als 20 gevolg van het optillen van het deurpaneel 19 beweegt het haakelement 68 van het deurpaneel 19 uit de ring 81 en tegelijkertijd het penvormige uitsteeksel 83 uit de uitsparing 85. M.a.w. als het deurpaneel 19 is opgetild, zijn het haakelement 68 en de penvormig uitsteeksel 83 daarvan uit de ring 81 respectievelijk de uitsparing 85 getrokken. Het opgetilde deurpaneel 18 bevindt zich dan in de ontgrendelde positie.
25 Het deurpaneel 19 kan dan zwenken naar de open stand, waarna het deurpaneel 19 weer enigszins naar beneden verplaatsbaar is totdat de bus 67 aanligt tegen het bovenste aanslagoppervlak van het tweede schamierdeel 62.
De vergrendeling van de verdere deurpanelen 18,19 van de wagen 1 is op dezelfde manier uitgevoerd. In de vergrendelde positie werkt de zwaartekracht een 30 verplaatsing van de deurpanelen 18,19 uit die positie tegen. In geval van uitwendige krachten op de deurpanelen, bijvoorbeeld door het stoten van de wagen 1 of door turbulentie, zouden een of meer deurpanelen 18,19 echter onbedoeld uit de vergrendelde positie kunnen raken. Daarom is een aanslaglichaam 70 voorzien.
1028463 21
Het aanslaglichaam 70 is op een duwstang 72 geschoven, die tussen de zijwanden 9,10 boven de bovenwand 12 is aangebracht. Het aanslaglichaam 70 is beweegbaar tussen een in fig. 13a en 14 getoonde borgstand en een in fig. 13b en 13c getoonde vrijgeefstand. In de borgstand ligt het benedenvlak 74 van het aanslaglichaam 70 aan 5 tegen de bovenranden 75 van de deurpanelen 18,19. Het aanslaglichaam 70 verhindert in deze stand dat een verplaatsing van de deurpanelen 18,19 naar boven kan optreden.
In de vrijgeefstand (zie fig. 13b en 13c) is het ondervlak 74 van het aanslaglichaam 70 om de duwstang 72 naar binnen gezwenkt. Hierdoor kunnen de deurpanelen 18,19 worden opgetild uit de vergrendelde positie naar de ontgrendelde 10 positie.
Het aanslaglichaam 70 omvat verder een uithouder 78 waarin zich twee gaten 77, 79 bevinden. Het gat 77 is bestemd voor een hangslot (niet getoond). Het hangslot steekt door het gat 77 en door een bevestigingsring die is bevestigd aan de behuizing 5 (niet weergegeven). Het gat 79 is bestemd voor een douaneverzegeling. Door het 15 aanbrengen van de verzegeling aan de bovenzijde van de wagen 1 is de verzegeling eenvoudig aan te brengen en goed zichtbaar.
Hoewel de in fig. 1 getoonde wagen 1 een gedeelde deur met twee deurpanelen 18,19 omvat, is de vergrendeling volgens de uitvinding tevens mogelijk bij een deur 16, die is gevormd door een enkel deurpaneel. Het enkele deurpaneel is dan aan een 20 zijrand schamierbaar verbonden met een opstaande rand 21 van de ene zijwand 9 of 10, waarbij de tegenoverliggende zijrand van de deur zich in de gesloten stand uitstrekt tot de opstaande zijrand van de andere zijwand 9 of 10.
De deurvergrendeling volgens de uitvinding is toepasbaar bij een wagen, die verplaatsbaar is door een gangpad. Ook is mogelijk, dat de deurvergrendeling volgens 25 de uitvinding een onderdeel vormt van een vliegtuigkeuken, die veelal wordt aangeduid met “galley”. In een galley bevinden zich meerdere opbergkasten en andere ruimten, die elk zijn afgesloten door een deur. De door het optillen en neerlaten vergrendelbare deur volgens de uitvinding is ook toepasbaar bij die opbergkasten en ruimten.
In het bijzonder vanwege de gewichtsreductie en de vergroting van het 30 bedieningsgemak heeft de vergrendeling volgens de uitvinding zelfstandige betekenis. De vergrendeling volgens de uitvinding is bijvoorbeeld ook toepasbaar bij een verder bekende vliegtuigtrolley, waarmee de bovengenoemde voordelen worden bereikt. Ook is de hierboven beschreven vergrendeling onafhankelijk van verdere aspecten van de 1 028463 22 trolley - de wagen met de vergrendeling volgens de uitvinding bezit bijvoorbeeld geen scheidingsschot en/of geen panelen met kunststof stootranden. Het aspect van de vergrendeling is daarom het onderwerp van een afzonderlijke octrooiaanvrage die op dezelfde dag als de onderhavige octrooiaanvrage is ingediend.
5 Zoals getoond in fig. 2 en 4 bevindt zich aan de bovenzijde van de wagen 1 een koelcompartiment 23, dat is begrensd door het bovenste buitenoppervlak van de bovenwand 12, de zijwanden 9,10 en een deksel 25 dat tussen de bovenranden 11 van de zijwanden 9,10 is aangebracht. Het deksel 25 omvat twee dekseldelen 26,27 die schamierbaar met elkaar zijn verbonden. De dekseldelen 26,27 kunnen panelen 10 omvatten met een structuur, die overeenkomt met de structuur die hierboven is beschreven voor de zijwanden 9,10 en de bodemwand 7 van de behuizing 5. Het aan de achterzijde van de wagen 1 liggende dekseldeel 27 is vast bevestigd aan de zijwanden 9,10, terwijl het dekseldeel 26 aan de voorzijde van de wagen 1 omhoog kan scharnieren. Het koelcompartiment 23 kan dan worden gevuld.
15 In het koelcompartiment 23 is een koelmiddel opneembaar, zoals droogijs (vaste koolstofdioxide, CO2). Het koelcompartiment 23 is via gaten 29 in de bovenwand 12 in fluïdumverbinding met het inwendige 6 van de behuizing 5. Tijdens gebruik bij kamertemperatuur zal het in het compartiment 23 aanwezige droogijs verdampen, waarna de koeldamp via de gaten 29 zal uitmonden in het inwendige 6 van de 20 behuizing 5. De inhoud van de behuizing 5, zoals te koelen maaltijden, blijft hierdoor langer houdbaar.
In tegenstelling tot de bekende wagen omvat de in fig. 1 getoonde wagen 1 volgens de uitvinding geen afzonderlijke koellade die verschuifbaar is opgenomen tussen de bovenwand en een vaste dekselwand. Het koelcompartiment 23 volgens de 25 uitvinding bespaart derhalve materiaal, hetgeen de kosten en het gewicht van de wagen 1 volgens de uitvinding reduceert.
Een verder aspect van de uitvinding betreft de verbeterde koeling in het inwendige van de behuizing. Zoals hierboven beschreven is het koelen van maaltijden in een trolley gebruikelijk om bederf tegen te werken en de maaltijden langer vers te 30 houden. De bekende wagen heeft hiervoor een koellade, waarin droogijs opneembaar is. De koellade is tijdens gebruik in een opneemruimte geschoven, die zich op de bovenwand van de trolley bevindt. De met droogijs gevulde koellade zal de dienbladen bovenin de trolley ruim voldoende koelen.
1028463 23
Voor de onderste dienbladen in de bekende trolley is de op de bovenwand aangebrachte koellade echter minder effectief. De door de koellade afgegeven koude moet immers vanaf de bovenwand over de hoogte van de trolley naar de bodemwand afdalen. Die hoogte van de door een gangpad verrijdbare servicewagen is aanzienlijk 5 als gevolg van de slanke vorm daarvan. Tussen de bovenwand en de bodemwand bevinden zich derhalve een aanzienlijk aantal te koelen maaltijden, die de naar beneden afgegeven koude opwarmen. Beneden in de servicewagen is de koude zodanig opgewarmd, dat de maaltijden nauwelijks worden gekoeld.
In de bekende trolley treden daardoor aanzienlijke temperatuurverschillen in 10 verticale richting op. In de praktijk komt zelfs voor, dat de maaltijden direct onder de bovenwand bevroren zijn, terwijl de maaltijden nabij de bodemwand van de wagen een temperatuur bezitten, die nagenoeg niet verschilt van de temperatuur buiten de wagen.
De wagen 1 volgens de uitvinding omvat in een tweede, derde en vierde uitvoeringsvorm een verbeterde koeling, waarmee een lagere temperatuur onder in de 15 behuizing 5 bereikbaar is.
Fig. 17 toont de tweede uitvoeringsvorm van een wagen 1 volgens de uitvinding. Dezelfde onderdelen zijn aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. De wagen 1 omvat een koelcompartiment 23 boven de bovenwand 12. Het koelcompartiment 23 is goed afgedicht door afdichtorganen 97. Vanuit het koelcompartiment 23 verloopt via 20 een toevoersleuf 95 in de bovenwand 12 een kanaal 93 in het inwendige 6 van de behuizing 5. Het kanaal 93 omvat twee plaatvormige kanaalwanden 90,91. De kanaalwanden 90, 91 zijn elk omgezet langs de toevoersleuf 95 in de bovenwand 12. Elke kanaal wand 90, 91 omvat daardoor twee plaatdelen 90a, 90b respectievelijk 91a, 91b, die in hoofdzaak loodrecht ten opzichte van elkaar verlopen.
25 Het plaatdeel 90a van de plaat 90 en het plaatdeel 91a van de plaat 91 zijn op onderlinge afstand en in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar aangebracht in het inwendige 6 van de behuizing 5. De plaatdelen 90a, 91a vormen elk een scheidingswand van het scheidingsschot 30. Tussen de plaatdelen 90a, 91a bevindt zich het kanaal 93. Het kanaal 93 is via de toevoersleuf 95 in de bovenwand 12 in fluïdumverbinding met het 30 koelcompartiment 23, waarin tijdens gebruik droogijs is opgenomen.
Het plaatdeel 90b van de plaat 90 en het plaatdeel 91b van de plaat 91 liggen aan tegen de bovenwand 12. De plaatdelen 90b, 91b vormen elk een bodemplaat van het koelcompartiment 23. Als het koelcompartiment 23 is gevuld met droogijs, ligt het 1028463 24 droogijs op de bodemplaten 90b, 91b van het koelcompartiment 23, d.w.z. het droogijs maakt contact met de plaatdelen 90b, 91b van de platen 90,91.
De plaatvormige kanaal wanden 90,91 zijn gemaakt van aluminium, aluminiumlegering en/of een ander warmtegeleidend materiaal. Daardoor wordt de 5 koude van het droogijs in het koelcompartiment 23 via warmtegeleiding door de plaatvormige kanaalwanden 90,91 doorgegeven naar het inwendige 6 van de wagen 1. Bovendien heerst door het verdampen van het droogijs en de afdichting van het ijscompartiment 23 een geringe overdruk in het koelcompartiment 23. De geproduceerde koude damp vloeit onder invloed van de overdruk door het kanaal 93 10 tussen de plaatvormige kanaalwanden 90,91 naar de bodemwand 7 van de wagen 1. De koude damp transporteert de koude via convectie effectief door het kanaal 93 naar een locatie op afstand van de bovenwand 12. Via warmtegeleiding door de kanaalwanden 90, 91 bereikt de koude dan het onderste gebied van het inwendige 6 van de behuizing 5. Hierdoor blijven de maaltijden die onderin de trolley zijn aangebracht voldoende 15 gekoeld.
Nabij de bodemwand 7 is de koude damp door warmtewisseling met de kanaalwanden 90,91 en het inwendige 6 van de behuizing 5 enigszins opgewarmd en stroomt de damp via een afVoeropening 94 in de bodemwand 7 naar buiten.
In de in fig. 18 weergegeven derde uitvoeringsvorm zijn dezelfde onderdelen 20 aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. Deze uitvoeringsvorm verschilt van die volgens fig. 17 doordat geen afVoeropening 94 in de bodemwand 7 aangebracht. Bovendien verlopen tussen de plaatdelen 90a, 91a van de platen 90,91 drie kanalen 93, die van elkaar zijn gescheiden. Elk kanaal 93 verloopt vanaf de bovenwand 12 naar de bodemwand 7, waarbij elk kanaal 93 in fluïdumverbinding is met het koelcompartiment 25 23 dat op de bovenwand 12 is aangebracht. In verband met gewichtsreductie bezitten de plaatdelen 90a, 91a van de platen 90, 91 verlichtingsgaten 105. De kanalen 93 bevinden zich elk tussen een verticale reeks verlichtingsgaten 105.
De kanalen 93 omvatten verder elk een uitstroomopening 103. De uitstroomopening 103 van het middelste kanaal 93 is aangebracht nabij de bodemwand 30 7, terwijl de uitstroomopeningen 103 van de andere kanalen 93 op een grotere afstand van de bodemwand 7 zijn geplaatst. De koude damp stroomt door de kanalen 93 via de uitstroomopeningen 103 in het inwendige 6 van de behuizing 5. De koude damp koelt de inhoud in het inwendige 6 derhalve rechtstreeks via convectie. De in fig. 18 1028463 25 weergegeven uitvoeringsvorm verschaft in de praktijk een uitstekende koeling door het gehele inwendige van de trolley.
De afvoeropening 94 en/of de uitstroomopeningen 103 beïnvloeden de temperatuurverdeling in de trolley. Door het ontwerp van deze openingen en de kanalen 5 kan een gewenste temperatuur op locaties in het inwendige worden ingesteld. Hierbij verschaft elk kanaal steeds een doorvoer voor koude langs de inhoud boven in de trolley, zodat een overmatige warmtewisseling met die inhoud achterwege blijft en een voldoende koeling van de behuizing onderin mogelijk is.
In een niet-weergegeven uitvoeringsvorm kunnen de platen 90,91 langs de 10 binnenzijde van de zijwanden 9,10 zijn aangebracht, waarbij het kanaal is gevormd langs een of beide zijwanden 9, 10. Het kanaal 93 kan dan tussen een zijwand 9,10 en een aangrenzende plaat zijn aangebracht. In dat geval is geen scheidingsschot in de wagen 1 aanwezig, zodat dienbladen van de voorzijde naar de achterzijde en andersom kunnen worden verschoven. Ook kunnen dergelijke kanalen langs de zijwanden 15 buisvormig zijn. De buisvormige kanalen langs de zijwanden verlopen bijvoorbeeld dwars ten opzichte van de geleiding voor de dienbladen.
Een vierde uitvoeringsvorm van de wagen 1 volgens de uitvinding is weergegeven in fig. 19. Dezelfde onderdelen zijn aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers. De koeling van de in fig. 19 getoonde uitvoeringsvorm van de 20 wagen 1 volgens de uitvinding is bereikt doordat het koelcompartiment 23 is geïntegreerd met het scheidingsschot 30. Het koelcompartiment op de bovenwand 12 van de wagen is in dit geval overbodig. Op de bovenwand 12 van de wagen 1 is hierdoor extra ruimte beschikbaar.
Het als scheidingsschot 30 uitgevoerde koelcompartiment 23 omvat in de in fig. 25 18 getoonde uitvoeringsvorm twee evenwijdige scheidingswanden 100,101, die op afstand van elkaar zijn aangebracht. De afstand tussen de scheidingswanden is bijvoorbeeld 30-250 mm. Tussen de scheidingswanden 100,101 is het koelcompartiment 23 gevormd. De scheidingswanden 100,101 bezitten meerdere uitstroomopeningen 103. Het droogijs dat in het koelcompartiment 23 tussen de 30 wanden 100,101 is opgenomen, verdampt in het koelcompartiment 23. Door de overdruk verlaat de koude damp het koelcompartiment 23 via de uitstroomopeningen 103. De koude damp komt dan terecht in het inwendige 6 van de behuizing 5, waarbij de koude damp de inhoud van de wagen 1 koelt.
1028463 26
Het koelcompartiment 23 tussen de scheidingswanden 100,101 zorgt voor een koeling die gelijkmatig over de hoogte van de wagen 1 is verdeeld. Zowel de dienbladen boven als de dienbladen onder in de wagen 1 bevinden zich binnen het gewenste temperatuurinterval, bij voorkeur tussen 4-6°C.
5 Overeenkomstig de uitvoeringsvorm volgens fig. 17 is tevens mogelijk dat de scheidingswanden 100,101 zijn gemaakt van aluminium of een aluminiumlegering, zodat de koude via geleiding aan het inwendige van de behuizing 5 wordt afgegeven. In dat geval bezit het koelcompartiment 23 een opening, bijvoorbeeld in de bodemwand 7, waardoor de koude damp onder overdruk het koelcompartiment 23 kan verlaten.
10 De aan de hand van fig. 17-19 beschreven koeling volgens de uitvinding heeft zelfstandige betekenis. Deze koeling is immers eveneens toepasbaar bij een bekende vliegtuigtrolley, waarmee ook een lagere temperatuur onderin de trolley wordt bereikt. De in fig. 17-19 getoonde verbeterde koeling is het onderwerp van de onderhavige octrooiaanvrage.
15 De in de figuren getoonde uitvoeringsvormen zijn slechts voorbeelden van de uitvinding, die op geen enkele wijze de beschermingsomvang beperken.
1 028463

Claims (21)

1. Wagen (1), omvattende een behuizing (5) die is voorzien van een bodemwand (7), twee opstaande zijwanden (9,10), die zich elk vanaf de bodemwand (7) 5 uitstrekken, en een bovenwand (12), die zich op afstand van de bodemwand (7) dwars tussen de zijwanden (9,10) bevindt, welke wanden (7,9,10,12) een inwendige (6) van de behuizing (5) begrenzen, en welke behuizing (5) een koelinrichting voor het koelen van het inwendige (6) omvat, welke koelinrichting een koelcompartiment heeft, waarin een koelmiddel, zoals vaste koolstofdioxide (CO2), opneembaar is, met het kenmerk, 10 dat de koelinrichting ten minste gedeeltelijk in het inwendige (6) is aangebracht
2. Wagen volgens conclusie 1, waarbij het koelcompartiment (23) voor het opnemen van het koelmiddel in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenwand (12) is aangebracht, en waarbij het koelcompartiment (23) in fluïdumverbinding is met ten 15 minste een kanaal (93) voor het geleiden van het koelmiddel, welk kanaal (93) ten minste gedeeltelijk in het inwendige (6) is aangebracht.
3. Wagen volgens conclusie 2, waarbij het kanaal (93) zich uitstrekt tot in hoofdzaak de bodemwand (7) van de behuizing (5). 20
4. Wagen volgens conclusie 2 of 3, waarbij het koelcompartiment (23) is aangebracht op het van de bodemwand (7) afgekeerde bovenvlak van de bovenwand (12), en waarbij het kanaal (93) is verbonden met het naar de bodemwand (7) toegekeerde ondervlak van de bovenwand (12). 25
5. Wagen volgens een van de conclusies 2-4, waarbij het kanaal (93) is begrensd door twee plaatvormige kanaalwanden (90,91), die in het inwendige (6) onderling evenwijdig en op afstand van elkaar zijn aangebracht, welke plaatvormige kanaalwanden (90,91) een opstaand dunwandig scheidingsschot (30) vormen, dat 30 dwars tussen de zijwanden (9,10) is aangebracht.
6. Wagen volgens conclusie 5, waarbij elke plaatvormige kanaalwand (90, 91) twee plaatdelen (90a, 90b; 91a, 91b) omvat, die onderling warmtegeleidend zijn verbonden, 1028463 waarbij het ene plaatdeel (90a, 91a) van elke kanaalwand (90,91) een scheidingswand (100,101) van het scheidingsschot (30) vormt, en waarbij het andere plaatdeel (90b, 91b) van elke kanaalwand (90,91) een bodemplaat in het koelcompartiment (23) vormt. 5
7. Wagen volgens een van de conclusies 2-6, waarbij het kanaal (93) is aangebracht langs een zijwand (9,10) van de behuizing (5).
8. Wagen volgens conclusie 7, waarbij de wand van het kanaal warmtegeleidend is 10 verbonden met een bodemplaat, die in het koelcompartiment (23) is aangebracht.
9. Wagen volgens een van de conclusies 2-8, waarbij de wand van het kanaal (93) aluminium omvat.
10. Wagen volgens een van de conclusies 2-9, waarbij de bodemwand (7) is voorzien van een afvoeropening (94), en waarbij het kanaal (93) aan een kopeind daarvan uitmondt in die afvoeropening (94).
11. Wagen volgens een van de conclusies 2-10, waarbij het kanaal (93) is voorzien 20 van ten minste een zijdelingse uitstroomopening (103), die uitmondt in het inwendige (6) van de behuizing (5).
12. Wagen volgens een van de conclusies 2-11, waarbij het koelcompartiment (23) is begrensd door de bovenwand (12) van de behuizing (5), die een bodem van het 25 koelcompartiment (23) vormt, de zijwanden (9,10), alsmede een dekselwand (25), waarbij de dekselwand (25) twee dekseldelen (26,27) omvat, die schamierbaar met elkaar zijn verbonden door een dekselschamier, waarbij het dekselschamier aan de binnenzijde daarvan is afgedicht door een afdichtorgaan (97).
13. Wagen volgens conclusie 12, waarbij de omtreksrand van elk dekseldeel (26,27) is afgedicht door een afdichtorgaan (97). 1 028463__ . V·'· I. .»
14. Wagen volgens conclusie 1, waarbij het koelcompartiment (23) dwars tussen de zijwanden (9,10) in de behuizing (S) is aangebracht, welk koelcompartiment (23) een opstaand scheidingsschot (30) vormt met twee scheidingswanden (100,101), die in hoofdzaak onderling evenwijdig op afstand van elkaar zijn aangebracht, en waarbij de 5 scheidingswanden (100,101) het koelcompartiment (23) begrenzen.
15. Wagen volgens conclusie 14, waarbij het koelcompartiment (23) een vulopening heeft die is aangebracht in een van de wanden (7,9,10,12) van de behuizing (5), welke vulopening (5) geschikt is voor het inbrengen van een koelmiddel, zoals droogijs. 10
16. Wagen volgens conclusie 14 of 15, waarbij de scheidingswanden (100,101) aluminium omvatten.
17. Wagen volgens een van de conclusies 14-16, waarbij ten minste een 15 scheidingswand (100,101) ten minste twee onderling verbonden wanddelen omvat, waarbij het aangrenzend aan de bovenwand (12) liggende wanddeel een kleinere warmtegeleiding heeft dan het aangrenzend aan de bodemwand (7) liggende wanddeel.
18. Wagen volgens een van de conclusies 14-17, waarbij ten minste een 20 scheidingswand (30) is voorzien van uitstroomopeningen (103) die uitmonden in het inwendige (5) van de behuizing (5).
19. Wagen volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het koelcompartiment (23) zodanig is afgedicht, dat in het koelcompartiment (23) een druk mogelijk is, die 25 groter is dan de atmosferische druk.
20. Transportmiddel voor het transport van meerdere passagiers, omvattende ten minste twee rijen zitplaatsen, die van elkaar zijn gescheiden door een gangpad, met het kenmerk, dat in het gangpad een wagen (1) volgens een van de voorgaande conclusies 30 is voorzien.
21. Transportmiddel volgens conclusie 20, waarbij het transportmiddel een vliegtuig, een trein of een vaartuig omvat. 1 Π9 β λftQ
NL1028463A 2005-03-04 2005-03-04 Wagen, alsmede transportmiddel. NL1028463C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028463A NL1028463C2 (nl) 2005-03-04 2005-03-04 Wagen, alsmede transportmiddel.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1028463 2005-03-04
NL1028463A NL1028463C2 (nl) 2005-03-04 2005-03-04 Wagen, alsmede transportmiddel.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1028463C2 true NL1028463C2 (nl) 2006-09-06

Family

ID=35385755

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1028463A NL1028463C2 (nl) 2005-03-04 2005-03-04 Wagen, alsmede transportmiddel.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1028463C2 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2416434A1 (fr) * 1978-02-01 1979-08-31 Buderus Ag Refrigerateur pour aliments
US20040194487A1 (en) * 2003-02-17 2004-10-07 Airbus Process for keeping chilled the food on board aircraft and means for implementing

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2416434A1 (fr) * 1978-02-01 1979-08-31 Buderus Ag Refrigerateur pour aliments
US20040194487A1 (en) * 2003-02-17 2004-10-07 Airbus Process for keeping chilled the food on board aircraft and means for implementing

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1028465C2 (nl) Inrichting voor het opnemen van objecten, alsmede transportmiddel.
NL1028462C2 (nl) Wagen, werkwijze voor het vervaardigen van een wagen, alsmede transportmiddel.
US9193462B2 (en) Meal cart for an aircraft galley
US9669930B2 (en) Galley cart with multi-capacity support
US9180897B2 (en) Modular utility cart
US6761332B1 (en) Multi-functional galley system
US6299008B1 (en) Transport and storage system
CA2902184C (en) Convertible aircraft galley refrigerator/chiller with side door access
US7287820B2 (en) Drawer combination of drawer cabinet and drawer as well as aircraft or train provided with such a combination
US7377467B2 (en) Aircraft luggage locker
NL1028463C2 (nl) Wagen, alsmede transportmiddel.
US6561599B2 (en) Serving wagon
NL1028464C2 (nl) Wagen, alsmede transportmiddel.
US10450050B2 (en) Galley footstep systems and methods
US20230348061A1 (en) Suspended serving system and methods
US8622403B2 (en) Transport cart for loading an aircraft galley
US20220242568A1 (en) Container for storing and serving frozen confectionery items
NL1019366C2 (nl) Servicewagen voor in een vliegtuig of een trein.
WO2024104578A1 (en) Trolley
JP2023513497A (ja) トロリー
NL2012113C2 (en) A galley container and a cooling element to cool the interior of the galley container.
GB2174345A (en) Restrained overhead food/beverages/goods distribution system for aircraft

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20091001