NL1027938C2 - Bureau-couverteermachine. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Bureau-couverteermachine

GEBIED EN ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een couverteermachine. Dergelijke inrichtingen zijn uit de praktijk bekend en worden veelal toegepast in postkamers waar grote hoeveelheden documenten of sets 5 documenten elk in een enveloppe moeten worden gecouverteerd, teneinde deze documenten aan geadresseerden te verzenden.

Echter, ook bij kleine organisaties die relatief kleine aantallen documenten verzenden, waarbij de te verzenden documenten voor een belangrijk gedeelte ook bij gereedmaken voorafgaand aan het couverteren 10 handmatig worden verwerkt, zou gemechaniseerd couverteren tot aanzienlijke arbeidsbesparing kunnen leiden. Daarbij kan gedacht worden aan medische praktijken, werkplaatsen en administraties van verenigingen alsmede servicebedrijven die verzending van kleinere mailings voor derden verzorgen. Er is dus behoefte aan couverteermachines die compact genoeg 15 en eenvoudig genoeg zijn om qua kostprijs en complexiteit van de bediening aantrekkelijk te zijn voor toepassingen op kleinere schaal dan bestaande couverteermachines.

Vanwege de beoogde compacte bouw van dergelijke couverteermachines, is relatief weinig ruimte voor de enveloppenhopper 20 aanwezig. Daarbij komt, dat een stapel enveloppen, in het bijzonder in vergelijking met een stapel van een gelijk aantal ongevouwen documenten, een relatief grote omvang heeft. Het aantal enveloppen dat in de enveloppenhouder van een compacte couverteermachine kan worden geladen is dan ook vrij beperkt. Dit brengt met zich dat de 25 couverteermachine relatief vaak geladen zal moeten worden. Verder bestaat bij gebruik van dergelijke compacte couverteermachines, een relatief groot aandeel van de te verwerken documenten uit zogenaamde "dagpost"; d.w.z. sets documenten die handmatig samengesteld worden en per set met de 1 0 2 79 38 .........................................

2 hand in de couverteermachine worden geplaatst. Om deze reden is het wenselijk, dat de couverteermachine gemakkelijk bediend kan worden door een gebruiker gezeten op een werkplek, bijvoorbeeld doordat documenten vanaf de voorzijde ingevoerd kunnen worden en poststukken aan de 5 voorzijde uit de machine komen. Anderzijds is het voor een compacte bouw van de inrichting voordelig, indien de enveloppen vanaf de achterzijde geladen worden, omdat de voorzieningen voor de toevoer van documenten en de uitvoer van poststukken reeds plaats aan de voorzijde in beslag nemen.

Het laden van enveloppen vanaf de achterzijde is echter juist voor compacte 10 couverteermachines nadelig, omdat dit vanwege de relatief geringe capaciteit van de enveloppenhouder relatief vaak moet gebeuren.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is een doel van de uitvinding een oplossing te verschaffen die enerzijds een compacte bouw van een couverteermachine, maar anderzijds 15 gemakkelijke bedienbaarheid van de couverteermachine door een gebruiker zonder dat deze zijn werkplek bij de couverteermachine hoeft te verlaten voor het herladen van de enveloppenhouder, mogelijk maakt.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, door een couverteermachine volgens conclusie 1 te verschaffen. Doordat de machine 20 roteerbaar is, terwijl deze met zijn voet of voeten op een steunvlak rust, kan de achterzijde van de machine gemakkelijk door de gebruiker naar zich toe worden gedraaid en wordt het de gebruiker gemakkelijk gemaakt enveloppen te laden zonder dat deze zijn werkplek hoeft te verlaten.

Uitvoeringsmogelijkheden van de uitvinding zijn neergelegd in de 25 afhankelijke conclusies. Verdere uitvoeringsaspecten, -effecten en -details van de uitvinding zijn geïllustreerd en toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met verwijzing naar de tekening.

ii | | 1 027938 3

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENING

De tekening is een opengewerkt zijaanzicht van een voorbeeld van een couverteermachine volgens de uitvinding in twee standen; eenmaal in een bedrijfsstand en eenmaal in een laadstand.

5 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING

In de tekening is een voorbeeld van een couverteermachine volgens de uitvinding twee keer weergegeven, links is de couverteermachine 1' in een laadstand weergegeven en rechts is de couverteermachine 1 in bedrijfstoestand weergegeven. De navolgende beschrijving heeft, behalve 10 waar anders is vermeld, steeds betrekking op de couverteermachine 1 in de bedrijfstoestand. Overeenkomstige delen zijn in de laadstand telkens met dezelfde verwijzingscijfers, maar voorzien van een ' aangeduid.

De couverteermachine 1 heeft een behuizing 2 met een voorzijde 3 en een achterzijde 4.

15 Aan de voorzijde 3 bevindt zich een documentenvoeder 5 met een documentenhouder 6 voor het opnemen van een document (niet getoond) en met een afgever gevormd door een paar vouwwalsen 7, 8 voor het vanuit de documentenhouder 6 afgeven van een document. De documentenhouder 6 vormt tevens een klep van de behuizing 2, die tussen een in de laadstand 20 weergegeven gesloten stand 6' en een in de bedrijfsstand weergegeven open stand 6 scharnierbaar is.

Aan de achterzijde 4 is een enveloppenvoeder 9 gelegen met een enveloppenhouder 10 voor het opnemen van een stapel enveloppen 11 en met een separator 12 voor het separaat vanuit de houder 10 afgeven van 25 individuele enveloppen. Volgens dit voorbeeld is de separator 12 uitgerust met een transportrol 13 voor het opnemen van enveloppen en een separatierol 14 voor het telkens tegenhouden van volgende enveloppen, 1 0 279 38 4 zodat telkens een enveloppe vanaf de bovenzijde van de stapel 11 wordt afgegeven.

Een enveloppentransportbaan tussen de enveloppenvoeder 9 en de vulpositie dient voor het van de enveloppenvoeder 9 naar de vulpositie 5 transporteren van enveloppen 11. De enveloppentransportbaan strekt zich tussen enerzijds de transportrol 13 en anderzijds een geleider 15 en een geleidingsrol 16 door uit. De geleider 15, die tevens dient als schraper voor het openen van de klep van de passerende enveloppe, en de geleidingsrol 16 geleiden de enveloppen in bedrijf, zodat deze tegen het omtreksoppervlak 10 van de transportrol 13 worden gehouden, totdat een ingang 17 van een vulsamenstel 18 wordt bereikt.

Het vulsamenstel 18 is uitgerust met een houder 19 voor het telkens in een vulpositie houden van een enveloppe en mèt geleiders 22 voor het telkens in een enveloppe in de vulpositie geleiden van een document.

15 Een documententransportbaan voor het van de documentenvoeder 5 naar de vulpositie transporteren van documenten strekt zich uit vanaf de documentenvoeder 5 en heeft een vertakking tussen de vouwwalsen 7, 8 door en eindigend in een vouwtas (buckle chute) 23. Opzij van de vouwtas 23 is ruimte voor het tot een lus uitknikken van een te vouwen document 20 24.

De vouwwalsen 7, 8 strekken zich over de gehele breedte van de documententransportbaan uit, zodat deze een vouw kunnen vormen die zich over de gehele breedte van het document 24 uitstrekt.

Een eerste sectie 31 van het document 24 is, vanuit een 25 vouwkneep tussen de vouwwalsen 7, 8 langs het document 24 gemeten, dichter bij de vouwkneep gelegen dan een tweede sectie 32. Voor het tot een lus doen uitknikken van de eerste sectie 31 van het document 24 zijn de vouwwalsen 7, 8 aandrijfbaar in een invoer-rotatiezin en is voorzien in een tegenhouder in de vorm van een aanslag 33 in de vouwtas 23 voor het ten 30 opzichte van de tussen de vouwwalsen 7, 8 getransporteerde gedeeltes van 1 027938 5 het document 24 tegenhouden van een gedeelte van het document 24 stroomafwaarts van de vouwwalsen 7, 8.

Middelen voor het naar de vouwkneep buigen van de tweede sectie 32 van het document 24 worden volgens dit voorbeeld gevormd door 5 een vouwmes 34 dat heen en weer beweegbaar is tussen de met verwijzingscijfers 34 en 34a aangeduide standen. Hiertoe is het vouwmes 34 bevestigd aan een paar tandriemen 35 die om rollen 36, 37 verlopen en die via een (niet weergegeven) koppeling met de aandrijving van de vouwwalsen 7, 8 is gekoppeld.

10 De vouwwalsen 7, 8 zijn verder aandrijfbaar in een uit voer - rotatiezin zodanig dat de tweede sectie 32 van het document 24 de vouwkneep in wordt getransporteerd.

In bedrijf begint het vouwen van een document 24 in de getoonde inrichting met het in de vouwkneep tussen de vouwwalsen 7, 8 brengen van 15 het document 24. Vervolgens worden, voor het tot de lus doen uitknikken van de eerste sectie 31 van het document 24, de vouwwalsen 7, 8 verder geroteerd in de invoer-rotatiezin, waarbij tussen de vouwwalsen 7, 8 gelegen gedeeltes van het document 24 verder worden getransporteerd. Ten opzichte van de tussen de vouwwalsen 7, 8 getransporteerde gedeeltes van het 20 document 24 wordt het gedeelte 32 van het document 24 stroomafwaarts van de vouwwalsen 7, 8 tegengehouden doordat het tegen de aanslag 33 in de vouwtas 23 stuit.

Het roteren van de vouwwalsen 7, 8 wordt vervolgens voortgezet, totdat de in de tekening weergegeven bedrijfstoestand is bereikt, waarin een 25 achterlopend eindgedeelte van het document 24 nog juist wordt vastgehouden tussen de vouwwalsen 7, 8.

Vervolgens wordt de tweede sectie 32 van het document 24 naar de vouwkneep gedrongen, doordat het vouwmes 34 aan een van de vouwkneep af gekeerde zijde van het document 24 naar de vouwkneep toe 30 wordt bewogen tot in de met verwijzingscijfer 34a aangeduide stand.

1 0279 38 ^_ _ 6

De vouwwalsen 7, 8 worden vervolgens geroteerd in een uitvoer- { rotatiezin, waarbij de secties van de vouwwalsen 7, 8 in het gebied van de vouwkneep de tweede sectie 32 de vouwkneep in transporteren en een eerste vouw wordt gevormd.

5 Vervolgens roteren de vouwwalsen 7, 8 verder, waardoor ook de eerste sectie 31 van het document 24 door de vouwkneep wordt getransporteerd en een tweede vouw op afstand van de eerste vouw wordt gevormd, doordat de lus plat wordt gevouwen.

Als het document 24 is uitgevoerd, wordt het vouwmes 34 terug 10 verplaatst naar zijn uitgangspositie. Dit kan bijvoorbeeld geschieden tijdens het invoeren van een volgend te vouwen document 24.

Verder verloopt de documententransportbaan tussen een onderste van de vouwwalsen 8 en geleiders 20, 21 in de vorm van een plaat 20 en een rol 21 door naar de vulpositie voor het naar de vulpositie transporteren van 15 gevouwen documenten.

Een poststukuitvoerbaan 25 is verbonden met de vulpositie voor het transporteren van gevulde enveloppen vanaf de vulpositie en strekt zich uit tussen de transportrol 13 en de geleidingsrol 16 door, langs een wisselklep 26 voor het sluiten van de klep en tussen een paar uitvoerwalsen 20 27, 28 door. De uitvoerwalsen 27, 28 vormen tevens een uitgang voor het afgeven van langs de poststukuitvoerbaan 25 getransporteerde, gevulde enveloppen. Langs een van de poststukuitvoerbaan 25 af gekeerde zijde van de wisselklep verloopt een aftakking 30 voor het naar een bevochtiger 30 geleiden van de klep van de enveloppe. De wisselklep 26 is ingericht om 25 telkens bij het verder transporteren van een enveloppe, nadat de klep daarvan is bevochtigd door de bevochtiger 30, vanuit de getoonde stand met de enveloppe mee te zwenken naar een meer naar de uitvoerwalsen 27, 28 gerichte stand. De klep van de enveloppe wordt daarbij gesloten. De uitvoerwalsen 27, 28 dienen tevens voor het aandrukken van de gesloten 30 klep van de enveloppe.

1 027938 7

Dat de documentenvoeder 5 en de uitgang 27, 28 aan de voorzijde van de behuizing 2 zijn gelegen, biedt het voordeel, dat deze gemakkelijk bedienbaar is voor een gebruiker die de couverteermachine 1 vanaf een werkplek bedient. De documentenvoeder 5 waar de gebruiker te couverteren 5 documenten telkens in dient te plaatsen is bovendien goed bereikbaar, omdat deze boven de uitgang 27, 28 is gelegen.

Dat de enveloppenhouder 10 uitsluitend vanaf een achterzijde van de behuizing toegankelijk is biedt daarbij het voordeel, dat deze aan de voorzijde geen ruimte in beslag neemt, waardoor een compacte bouw 10 mogelijk wordt gemaakt.

De behuizing 2 heeft voeten 38, 39, 41 voor het via deze voeten 38, 39, 41 afsteunen van de behuizing 2 naar een steunoppervlak 40 waarop de inrichting staat. Volgens dit voorbeeld zijn de voeten 38, 39, 41 paarsgewijs gepositioneerd en is van elk paar voeten 38, 39, 41 in het zijaanzicht telkens 15 één zichtbaar. De voeten 38, 39, 41 zijn ingericht voor het toelaten van rotatie van de behuizing 2 tussen de bedrijfsstand en de laadstand (aangegeven met verwijzingscijfer 2') terwijl deze via een stel 38 van die voeten 38, 39, 41 op het steunoppervlak 40 rust en voor het in beide standen ondersteund houden van de behuizing 2. De inrichting 1 rust daarbij in de 20 bedrijfsstand met de voeten 38, 39 op het steunoppervlak 40, terwijl een stel 40 van de voeten zich aan de voorzijde van de behuizing 2 bevindt. In de laadstand rust de inrichting met de voeten 38', 41' op het steunoppervlak 40, terwijl een stel 39 van de voeten zich aan de achterzijde van de behuizing 2' bevindt.

25 In de laadstand is de oorspronkelijke achterzijde 4' van de behuizing 2' omhoog gekeerd, waardoor de enveloppenhouder 10', die uitsluitend vanaf de in bedrijfstoestand naar achteren gekeerde zijde 4, 4' van de behuizing 2, 2' toegankelijk is, voor de gebruiker gemakkelijk toegankelijk is zonder dat de gebruiker zijn werkplek hoeft te verlaten.

30 Doordat de behuizing 2, 2' bij het roteren van de bedrijfsstand naar de j 1027938 8 laadstand via althans een aantal van de voeten 38, 39, 41,38', 39', 41' steeds op het ondersteuningsoppervlak 40 blijft rusten, kan het roteren door een gebruiker eenvoudig beheerst uitgevoerd worden, zonder dat de inrichting hoeft te worden opgetild.

5 Voor het verder vergemakkelijken van het tussen de twee genoemde standen heen en weer bewegen van de behuizing 2, 2' is deze voorzien van een handgreep 42, 42' nabij de bovenzijde van de behuizing 2, 2'. Deze handgreep 42, 42' bevindt zich in gebruikstoestand aan de achterzijde en in de laadtoestand aan de bovenzijde van de behuizing 2, 2', 10 waardoor deze tijdens het van stand veranderen van de behuizing gemakkelijk vastgehouden kan worden en overpakken niet nodig is.

De rotatie van de behuizing teneinde de in bedrijfstoestand aan de achterzijde gelegen enveloppenhouder gemakkelijker bereikbaar te maken voor herladen kan binnen het raamwerk van de uitvinding om een 15 willekeurig georiënteerde as of om meerdere al dan niet gelijk georiënteerde assen uitvoerbaar zijn. Zo zou de behuizing bijvoorbeeld ook kunnen zijn voorzien van een voet met een lager dat het toelaat de behuizing ten opzichte van de voet om een verticaal georiënteerde as te laten roteren, terwijl deze via de voet op het ondersteuningsoppervlak blijft steunen.

20 Het geniet echter de voorkeur dat, zoals bij de inrichting volgens het in de tekening getoonde voorbeeld, de voeten zijn (of de voet is) ingericht voor het toelaten van de rotatie van de behuizing 2, 2' vanuit de bedrijfsstand naar de laadstand om ten minste een horizontale as, zodanig dat, in de laadstand, de in de bedrijfsstand achterwaarts gekeerde zijde 4' 25 van de behuizing 2' omhoog gekeerd is, en dat de behuizing 2, 2' in de bedrijfsstand voeten 38, 38', 41, 41' aan de voorzijde 3 van de behuizing 2 heeft voor het ondersteunen van de inrichting in de laadstand. Dit maakt het mogelijk de roteerbaarheid tussen de bedrijfstoestanden zonder lagering tussen de voet of voeten en de behuizing te realiseren en biedt het voordeel, 30 dat de behuizing 2, 2 bij het roteren van de bedrijfsstand naar de laadstand 1027938 9 naar de gebruiker toe kantelt, hetgeen het laden van enveloppen in de enveloppenhouder 10 verder vereenvoudigt. In de in gebruik het meest voorkomende bedrijfsstand is de behuizing 2 dan weer van de gebruiker af gekanteld, waardoor het steunoppervlak 40 nabij de gebruiker weer vrij is 5 voor gebruik als werkblad.

De voeten 38, 38' hebben elk een afroloppervlak 46, 46' dat kan afrollen bij kantelen van de inrichting tussen de bedrijfsstand en de laadstand. Aldus wordt kantelen met een vloeiende beweging en voortdurende ondersteuning door het steunoppervlak 40 mogelijk gemaakt. 10 De voeten 38, 38' hebben een afroloppervlak 46, 46' dat, in de bedrijfsstand beschouwd, van een gedeelte dat van de onderzijde van de behuizing 2 af is gekeerd en dat aan de onderzijde van de behuizing 2 is gelegen, overgaat in een van de voorzijde van de behuizing 2 af gekeerd gedeelte aan de voorzijde van de behuizing 2. Hierdoor zijn deze compact van uitvoering.

15 In de bedrijfsstand van de behuizing 2 beschouwd is de enveloppenhouder 10 op afstand onder een bovenzijde 47 van een ingang van de enveloppenvoeder 9 gelegen. De enveloppenhouder 10 is beweegbaar tussen een open stand 10a' (in de laadstand weergegeven met streep-punt lijnen) waarin deze in het gebied van de ingang van de enveloppenvoeder 9 20 op een maximale afstand van de bovenzijde 47' is gelegen en een verdere stand 10 (zowel in de bedrijfsstand als de laadstand met doorgetrokken lijnen weergegeven), waarbij deze ten minste in het gebied van de ingang op een geringere afstand van de bovenzijde 47 is gelegen dan in de open stand 10a'. De enveloppenhouder 10 is daarbij opgehangen voor het bij kantelen 25 van de behuizing 2 naar de laadstand zelfstandig innemen van de open stand 10a'. Hierdoor opent de ingang van de enveloppenvoeder 9 zich bij het naar de laadstand kantelen van de behuizing 2 zelfstandig. Dit vergemakkelijkt het in de enveloppenvoeder 9 plaatsen van een stapel enveloppen.

1 027938 ^___ .

10 ι j

Bij de inrichting volgens dit voorbeeld is de mogelijkheid tot openen van de ingang van de enveloppenvoeder 9 bereikt, doordat de enveloppenhouder 10 zwenkbaar is om een scharnieras 48 die op geringere afstand van de voorzijde van de inrichting is gelegen dan de bovenzijde 47 5 van de ingang van de enveloppenvoeder. Het openen geschiedt daarbij bij het kantelen naar de laadstand zelfstandig, doordat het zwaartepunt van de enveloppenhouder 10, 10', wanneer de inrichting in de laadstand staat, achter de scharnieras 48 is gelegen. Als de inrichting voorover wordt gekanteld, kantelt de lege enveloppehouder 10 daardoor tegen de kantelzin 10 in, waardoor de ingang van de enveloppenvoeder 9 zich verder opent.

1 0279 38

Claims (7)

1. Couverteermachine, omvattende: een behuizing (2, 2') met, in een bedrijfsstand, een voorzijde (3) en een achterzijde (4); een documentenvoeder (5) met een documentenhouder (6) voor het 5 opnemen van een document en met een afgever (7, 8) voor het vanuit de documentenhouder (6) afgeven van een document; een enveloppenvoeder (9) met een enveloppenhouder (10) voor het op nemen van een stapel enveloppen (11) en met een separator (13, 14) voor het separaat vanuit de enveloppenhouder (10) afgeven van individuele 10 enveloppen; een vulsamenstel met een enveloppehouder (19) voor het telkens in een vulpositie houden van een enveloppe en met ten minste een geleider (22) voor het telkens in een enveloppe in de vulpositie geleiden van een document; 15 een documententransportbaan (7, 8, 20, 23) tussen de documentenvoeder (5) en de vulpositie voor het van de documentenvoeder (5) naar de vulpositie transporteren van documenten; een enveloppentransportbaan (13, 15, 16) tussen de enveloppenvoeder (9) en de vulpositie voor het van de enveloppenvoeder (9) naar de vulpositie 20 transporteren van enveloppen; een poststukuitvoerbaan (25) verbonden met de vulpositie voor het transporteren van gevulde enveloppen vanaf de vulpositie; en een uitgang (27, 28) voor het afgeven van langs de poststukuitvoerbaan (25) getransporteerde, gevulde enveloppen; 25 waarbij in de bedrijfsstand ten minste de documentenvoeder (5) of de uitgang (27, 28) aan de voorzijde (3) van de behuizing (2) is gelegen; 1 027938 waarbij in de bedrijfsstand de enveloppenhouder (10) uitsluitend vanaf een achterzijde (4) van de behuizing (2) toegankelijk is; waarbij de behuizing (2, 2') ten minste een voet (38, 38', 39, 39', 41, 41') heeft voor het via de ten minste ene voet (38, 38’, 39, 39', 41, 41') afsteunen 5 van de behuizing (2, 2') naar een steunoppervlak (40), waarop de inrichting staat; en waarbij de ten minste ene voet (38, 38', 39, 39', 41, 41') is ingericht voor het toelaten van het roteren van de behuizing (2, 2') tussen de bedrijfsstand en een laadstand terwijl deze via de voet of ten minste een van de voeten 10 (38, 38') op het steunoppervlak (40) rust en voor het in genoemde standen ondersteund houden van de behuizing (2, 2').

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de ten minste ene voet (38, 38', 39, 39', 41, 41') is ingericht voor het toelaten van de rotatie vanuit de 15 bedrijfsstand naar de laadstand om ten minste een horizontale as, zodanig dat in de laadstand de in de bedrijfsstand achterwaarts gekeerde zijde (4) van de behuizing (2, 2') omhoog gekeerd is, en waarbij de behuizing (2, 2') in de bedrijfsstand ten minste een voet (38, 38', 41, 41') aan de voorzijde (3) van de behuizing (2, 2') omvat voor het ondersteunen van de inrichting in de 20 laadstand.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij ten minste een van de voeten (38, 38') is voorzien van een afroloppervlak (46, 46') voor afrollen van de ten minste ene voet (38, 38') bij kantelen tussen genoemde bedrijfsstand en 25 genoemde laadstand. 1 1 027938 Inrichting volgens conclusie 3, waarbij ten minste een van de voeten (38, 38') een afroloppervlak vormt, dat, in de bedrijfsstand, van een van de onderzijde van de behuizing (2, 2’) af gekeerd gedeelte aan de onderzijde van de behuizing (2) overgaat in een van de voorzijde (3) van de behuizing (2) af gekeerd gedeelte aan de voorzijde (3) van de behuizing (2).

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in de 5 bedrijfsstand de documentenvoeder (5) en de uitgang (27, 28) aan de voorzijde (3) van de behuizing (2, 2') zijn gelegen en waarbij de documentenvoeder (5) boven de uitgang (27, 28) is gelegen.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in de 10 bedrijfsstand de enveloppenvoeder (9) een ingang tussen een bovenzijde (47) en de enveloppenhouder (10) heeft, de enveloppenhouder (10) beweegbaar is tussen een open stand (10a') waarin deze ten minste in het gebied van de ingang op een maximale afstand van de bovenzijde (47') is gelegen en een verdere stand (10, 10'), waarbij déze ten minste in het gebied van de ingang 15 op een geringere afstand van de bovenzijde (47) is gelegen dan in de open stand, en waarbij de enveloppenhouder (10) is opgehangen voor het bij kantelen van de behuizing (2, 2') naar de laadstand zelfstandig innemen van de open stand.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de enveloppenhouder (10) zwenkbaar is om een scharnieras (48) die op geringere afstand van de in de bedrijfsstand naar voren gekeerde zijde (3) van de inrichting is gelegen dan genoemde bovenzijde (47) van genoemde ingang. 1 1027938

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij in de laadstand de enveloppenhouder (10) een zwaartepunt heeft, dat achterwaarts van genoemde scharnieras (48) is gelegen. |