NL1027927C2 - Ventilatiesysteem. - Google Patents

Ventilatiesysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL1027927C2
NL1027927C2 NL1027927A NL1027927A NL1027927C2 NL 1027927 C2 NL1027927 C2 NL 1027927C2 NL 1027927 A NL1027927 A NL 1027927A NL 1027927 A NL1027927 A NL 1027927A NL 1027927 C2 NL1027927 C2 NL 1027927C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
air
heat exchanger
area
air circuit
ventilation system
Prior art date
Application number
NL1027927A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerrit Jan Afink
Nicolaas Richardus Bootsveld
Original Assignee
Tno
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Tno filed Critical Tno
Priority to NL1027927A priority Critical patent/NL1027927C2/nl
Priority to PCT/NL2005/000897 priority patent/WO2006071117A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1027927C2 publication Critical patent/NL1027927C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F12/00Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening
    • F24F12/001Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening with heat-exchange between supplied and exhausted air
    • F24F12/006Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening with heat-exchange between supplied and exhausted air using an air-to-air heat exchanger
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F11/00Control or safety arrangements
    • F24F11/30Control or safety arrangements for purposes related to the operation of the system, e.g. for safety or monitoring
    • F24F11/41Defrosting; Preventing freezing
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F11/00Control or safety arrangements
    • F24F11/70Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof
    • F24F11/80Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the temperature of the supplied air
    • F24F11/81Control systems characterised by their outputs; Constructional details thereof for controlling the temperature of the supplied air by controlling the air supply to heat-exchangers or bypass channels
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F11/00Control or safety arrangements
    • F24F11/30Control or safety arrangements for purposes related to the operation of the system, e.g. for safety or monitoring
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F11/00Control or safety arrangements
    • F24F11/0001Control or safety arrangements for ventilation
    • F24F2011/0002Control or safety arrangements for ventilation for admittance of outside air
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F12/00Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening
    • F24F12/001Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening with heat-exchange between supplied and exhausted air
    • F24F2012/007Use of energy recovery systems in air conditioning, ventilation or screening with heat-exchange between supplied and exhausted air using a by-pass for bypassing the heat-exchanger
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F2110/00Control inputs relating to air properties
    • F24F2110/10Temperature
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F2110/00Control inputs relating to air properties
    • F24F2110/20Humidity
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02BCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
    • Y02B30/00Energy efficient heating, ventilation or air conditioning [HVAC]
    • Y02B30/56Heat recovery units

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Air Conditioning Control Device (AREA)

Description

Titel: Ventilatiesysteem GEBIED VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een recuperatief ventilatiesysteem. In het bijzonder 5 betreft de uitvinding een ventilatiesysteem, omvattende een eerste luchtcircuit met middelen geschikt voor de overdracht van een eerste luchtstroom vanuit een eerste gebied, bijvoorbeeld “de buitenlucht”, naar een tweede gebied, bijvoorbeeld het interieur van een gebouw of huis, en een tweede luchtcircuit met middelen geschikt voor de overdracht van een tweede luchtstroom vanuit het tweede gebied naar het eerste 10 gebied, voorts omvattende een warmtewisselaar geschikt voor het onderling uitwisselen van de warmte van de eerste en de tweede luchtstroom.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Ventilatie in woningen en/of gebouwen kan op verschillende wijzen plaatsvinden. In 15 luchtdichte gebouwen die voldoen aan de eisen gesteld in de NEN 2687 is het ventilatiesysteem meestal mechanisch uitgevoerd. Een verantwoord ventilatiesysteem systeem hierbij is gebalanceerde ventilatie. Daarbij is de toegevoerde luchthoeveelheid gelijk aan de afgevoerde luchthoeveelheid en vindt het luchttransport plaats via kanalen.
Als een gebalanceerd mechanisch ventilatiesysteem wordt uitgebreid met een 20 warmteterugwin-apparaat (WTW), zal een groot gedeelte van de energie in de afvoerlucht worden teruggewonnen en worden overgedragen aan de toevoerlucht.
Afvoerlucht bevat een hoeveelheid waterdamp die bij afkoeling onder het dauwpunt condenseert. Het condensaat bevriest bij temperaturen onder 0°C. Bij bevriezing kan de WTW unit geheel of gedeeltelijk gaan dichtzitten waarbij de afvoerluchtstroom afneemt 25 of zelfs geheel gestremd wordt. Van gebalanceerde ventilatie is dan geen sprake meer en de toevoerlucht zal niet of slechts voor een deel worden opgewarmd om daarna met een te lage temperatuur aan de ruimte(n) te worden toegevoerd. Dit leidt tot verstoring van de ventilatie en ernstige comfortproblemen.
30 Bij een WTW-unit wordt de koude buitenlucht opgewarmd door de warme lucht die uit de woning wordt gezogen. De luchtstromen zijn in balans, d.w.z. even groot. De warme afzuiglucht heeft een hoger vochtgehalte dan de buitenlucht. Warmtewisselaars waarbij warmte-uitwisseling volgens het tegenstroomprincipe plaatsvindt, hebben de neiging om reeds bij temperaturen van enkele graden onder 0 langzaam dicht te vriezen. Het 35 dichtvriezen treedt op aan de afzuiglucht kant van de warmtewisselaar (lucht uit woning). De mate van dichtvriezen is sterk afhankelijk van het vochtgehalte in de afzuiglucht. Volgens het tegenstroom principe komt de koudste lucht (van buiten) via de wand van het aanstroom gedeelte van de warmtewisselaar (kruisstroom deel) in 1027927- —I-1_ , .
2 aanraking met de afzuiglucht die de warmtewisselaar verlaat en daarbij sterk is afgekoeld. Indien bij de afkoeling van de afvoerlucht de dauwpuntstemperatuur wordt onderschreden, treedt condensatie op. In combinatie met een luchtstroom van buiten < 0°C (en lager dan de dauwpuntstemperatuur van de afzuiglucht) zal bevriezing van het 5 condensaat optreden. Bij hoge luchtvochtigheden begint de condensatie al ergens halverwege de doorgang in de warmtewisselaar. Dit condensaat wordt door de luchtstroom en de zwaartekracht in neerwaartse richting meegenomen. Bij temperaturen < 0°C zal dit condensaat als homogene massa bevriezen. Bij lage luchtvochtigheden vinden condensatie en bevriezing op hetzelfde moment plaats door de geringe massa 10 van de kleine waterdeeltjes (minder warmte inhoud). Bij dit proces wordt rijp gevormd (sneeuwlaag). Bij een hoge relatieve vochtigheid vindt de bevriezing plaats vanaf de uitstroomzijde van de warmtewisselaar (lucht naar buiten) en is meestal zichtbaar aan de klomp ijs op het oppervlak. Bij een lage relatieve vochtigheid treedt de bevriezing ergens midden in de warmtewisselaar op en is aan de uitlaatzijde van de 15 warmtewisselaar (afzuigzijde) niet zichtbaar.
Het is bekend dat de kunststofmaterialen waaruit de warmtewisselaar is opgebouwd een groot cohesief vermogen heeft om vocht vast te houden. Uit diverse onderzoeken (laboratoriumtesten naar prestaties van WTW-units) is gebleken dat de hoeveelheid 20 vocht (condensaat) dat aan de wand van de warmtewisselaar blijft “hangen” ca. 300-500 gram is. Dit vocht wordt niet door de luchtstroom afgevoerd en vergroot de doorstroomweerstand tussen de platen van de wisselaar, waardoor de luchtverdeling over de unit verandert en daarmee de warmte uitwisseling.
25 De meeste vorstbeveiligingen zijn eenvoudig van opzet en bestaan uit één temperatuursensor, geplaatst in de afvoerluchtstroom aan de uitlaatzijde van de warmtewisselaar. Deze sensor wordt op het koudste punt in de afvoerluchtstroom vrij dicht bij de warmtewisselaar geplaatst. Dit koudste punt is door de fabrikant door meting vastgesteld. Als de sensor een lagere temperatuur detecteert dan de ingestelde 30 waarde wordt een bepaalde regelactie uitgevoerd. Meestal wordt de volumestroom van de toevoerlucht verlaagd, waardoor de afvoerlucht minder wordt afgekoeld en deze met een hogere temperatuur de unit zal verlaten. Het eventuele aanwezige ijs zal hierdoor langzaam kunnen ontdooien en als vloeistof worden afgevoerd.
3 5 Een veel toegepaste vorstbeveiliging heeft een temperatuursensor in de afvoerlucht, direct na de warmtewisselaar, op de door de fabrikant vastgestelde koudste plaats na de warmtewisselaar. Echter het dynamische gedrag van de (tegenstroom) warmtewisselaar 1027927- 3 heeft invloed op de stroming door het WTW systeem. Op die koudste plaats zal het eerste condensatie optreden. De waterfilm die hierdoor ontstaat en niet snel genoeg kan worden afgevoerd veroorzaakt lokaal een vernauwing van het doorstroomoppervlak van de warmtewisselaar. De stromingsweerstand neemt op de plaats van de condensatie dus 5 toe en de luchtstroming neemt af. De lucht wordt daardoor lokaal nog verder in temperatuur verlaagd door de onbalans in de luchtstromen terwijl de totale afkoeling kleiner wordt (toevoerluchtstroom wordt nog niet beïnvloed).
Veel WTW-units zijn tevens uitgevoerd met constant flow ventilatoren die ervoor 10 zorgen dat als de weerstand toeneemt (bijvoorbeeld bij filtervervuiling, condensatie van de waterdamp in de unit en/of gedeeltelijk dichtvriezen van het blok) de ventilatoren op een hoger toerental gaan draaien om zo de luchthoeveelheid constant te houden. Dit gaat gepaard met een forse verhoging van het installatiegeluid (vooral in de nacht).
15 De luchtsnelheid in het nog droge deel van de warmtewisselaar zal toenemen. In eerste instantie zal de warmtewisseling bij die hogere snelheden toenemen en de condensaatvorming versnellen. Hierdoor wordt het gebied met hogere (stromings-) weerstand als een sneeuwbal vergroot. De afvoerluchtstroom (hoeveelheid verandert niet bij een ‘constant flow’ regeling) wordt daardoor in principe door een kleiner 20 effectief warmtewisselend oppervlak afgekoeld. Het temperatuurverschil tussen in- en uitlaat van de afvoerlucht wordt kleiner. De uitlaattemperatuur na de warmtewisselaar neemt uiteindelijk toe. De temperatuur ter plaatse van de vorstthermostaat zal stijgen door menging van de plaatselijke koude lucht met de warmere luchtstroom. Metingen in het laboratorium hebben aangetoond dat de temperatuur die door de vorstthermostaat 25 wordt gemeten 5-10K hoger is dan de temperatuur in de unit (constatering: blok dichtgevroren met T mwendig= -6°C; T vorstthermostaat = +5 °C). De vorstthermostaat “ziet” enige tijd nadat deze thermostaat een regelactie heeft ingezet door het dynamische gedrag van de warmtewisselaar een hogere temperatuur dan de ingestelde waarde, reset de regelactie, waardoor de hoeveelheid toevoerlucht op het normale niveau terugkomt. 30 Vervolgens wordt de afzuiglucht sterker afgekoeld en plaatsen met condensaat zullen bevriezen als de temperatuur van de toevoerlucht < 0°C is. Dit wordt mogelijk nog gedetecteerd door de vorstthermostaat waardoor een intermitterend schakelgedrag van de toevoerlucht ontstaat. De bevriezing wordt door dit gedrag niet voorkomen.
3 5 Bij het ingrijpen van de vorstbeveiliging wordt de toevoerlucht ventilator naar een lager toerental gestuurd. Hierdoor wordt de luchtbalans verstoord en wordt onvoldoende ventilatielucht getransporteerd. Uit deze korte beschrijving van het dynamische gedrag 1027927- 4 van de warmtewisselaar mag duidelijk worden dat detectie met één sensor in de afzuiglucht traag reageert en bevriezing van de unit niet wordt voorkomen.
SAMENVATTING VAN DE UITIVINDING 5 De onderhavige uitvinding beoogt de nadelen van de bekende ventilatiesystemen, zoals het door condensvorming en/of bevriezing verminderen van de effectiviteit en een goede, gebalanceerde werking van het ventilatiesysteem, op te heffen dan wel te verminderen. Daartoe wordt erin voorzien dat het ventilatiesysteem een derde luchtcircuit omvat met middelen geschikt voor de overdracht van een derde luchtstroom 10 vanuit een punt in het tweede gebied (“binnen”) of in het eerste of tweede luchtcircuit tussen dat tweede gebied en de warmtewisselaar, naar een punt in het eerste luchtcircuit gelegen tussen het eerste gebied (“buiten”) en de warmtewisselaar. Op die wijze kan relatief warme lucht naar behoefte worden teruggevoerd naar de inlaatzijde van de warmtewisselaar, via het derde luchtcircuit dat fungeert als bypass kanaal. Een en ander 15 kan bijvoorbeeld zo worden afgesteld dat de toevoerlucht naar de warmtewisselaar of eventuele andere kritische of “gevoelige” systeemlocaties juist boven het vriespunt of juist boven de dauwpuntstemperatuur ligt.
Bij voorkeur omvat het ventilatiesysteem besturingsmiddelen die geschikt zijn voor het 20 regelen van de derde (“bypass”) luchtstroom in relatie tot één of meer variabele (meerwaarden die direct of indirect betrekking hebben op de fysieke toestand van de eerste en/of tweede luchtstroom. Bijvoorbeeld kunnen de besturingsmiddelen de doorstroming van de derde luchtstroom vergroten wanneer één of meer van die variabele waarden een zodanige grootte aanneemt dat in het eerste of tweede luchtcircuit 2 5 bijvoorbeeld door condensatie en/of bevriezing de doorstroming wordt bedreigd.
De besturingsmiddelen kunnen geschikt zijn voor het regelen van de derde luchtstroom in relatie tot de gemeten temperatuur op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit. Een andere variabele meetwaarde die (mede) indicatief voor condensatie-30 of bevriezingsgevaar is, is de vochtigheid op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit. Voorts kan als indicator de gesteldheid, bijvoorbeeld de geleidbaarheid (onder invloed van een reeds gevormd vocht- of ijslaagje) van het met de betreffende luchtstroom in aanraking komende oppervlak op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit in aanmerking komen. Onder aansturing van dergelijke 3 5 meetwaarden kunnen de besturingsmiddelen, als gezegd, de doorstroming van de derde luchtstroom vergroten of bevorderen wanneer -aan de hand van berekening of empirisch onderzoek vooraf- uit de grootte van één of meer van die meetwaarden kan worden 1027927- 5 afgeleid dat er gevaar te duchten is voor condens- of ijsvorming in het systeem -bijvoorbeeld wanneer de temperatuur op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit beneden een zekere minimumwaarde (bijvoorbeeld ca. 0 °C) komt- en kunnen de besturingsmiddelen het systeem aldus tegen condens- en/of ijsvorming 5 beveiligen.
Wat betreft het aansluiten van het derde luchtcircuit, dat derde luchtcircuit wordt bij voorkeur enerzijds op het eerste luchtcircuit aangesloten op een punt tussen het eerste gebied (“buiten”) en de warmtewisselaar, daar de warmtewisselaar beschouwd mag 10 worden als meest “bedreigde” gebied. Met name als de tweede luchtstroom, vanuit een binnenruimte, via de warmtewisselaar naar de buitenlucht wordt gevoerd, zal het deel van het tweede luchtcircuit binnen de warmtewisselaar juist vatbaar zijn voor condens-en/of ijsvormingsproblemen als gevolg van de vochtigheid van de aan de warmtewisselaar toegevoerde binnenlucht in combinatie met het grote 15 warmtewisselende oppervlak van de warmtewisselaar. Indien nu de temperatuur van de via het eerste luchtcircuit aan de warmtewisselaar aangeboden buitenlucht, bedoeld om door de binnenlucht te worden opgewarmd, onder het dauw- resp. vriespunt ligt, bestaat de kans dat die vochtige binnenlucht in de warmtewisselaar dermate wordt afgekoeld dat door condens- en/of ijsvorming in de warmtewisselaar de doorstroming van de af te 20 voeren binnenlucht stagneert, zoals reeds werd aangeduid. Door middel van de hier thans voorgesteld derde luchtstroom kan die (te) koude buitenluchtstroom worden gemengd met relatief warme lucht, waardoor de ongewenste condens- of ijsvorming kan worden voorkomen..
2 5 Het punt waar de lucht door het derde luchtcircuit moet worden ingenomen kan verschillend worden gekozen. Bij voorkeur wordt die lucht ingenomen op een punt in het eerste luchtcircuit gelegen tussen het tweede gebied (“binnen”) en de warmtewisselaar. Het voordeel hiervan is dat dat innamepunt constructief binnen (bijvoorbeeld de behuizing van) het ventilatiesysteem kan liggen. Bovendien is de lucht 30 hier relatief warm en droog. Het innamepunt kan echter desgewenst ook rechtstreeks met het tweede gebied verbonden zijn, bijvoorbeeld via een (afzonderlijke) luchtinlaat in de te ventileren binnenruimte. Tenslotte kan het innamepunt voor het derde luchtcircuit desgewenst op een punt in het tweede luchtcircuit liggen tussen het tweede gebied (i.c. de te ventileren ruimte) en de warmtewisselaar. Deze laatste optie lijkt het 3 5 nadeel te hebben ten opzichte van de eerste optie dat de ingenomen lucht tamelijk vochtig is. Een voordeel echter kan zijn dat deze lucht (de afvoerlucht van de te ventileren ruimte) warmer is, waardoor slechts weinig met de (te) koude buitenlucht 1027927- 6 behoeft te worden gemengd. De vochtigheidsgraad van de ingenomen lucht zou desgewenst kunnen worden verlaagd door middel van bijvoorbeeld een vochtfilter.
Hieronder zal een uitvoeringsvoorbeeld van het ventilatiesysteem volgens de uitvinding 5 worden gegeven.
UITVOERINGSVOORBEELD
Figuur 1 toont een voorkeursuitvoering van de uitvinding.
Figuur 2 toont een eerste alternatief uitvoeringsvoorbeeld.
10 Figuur 3 toont een tweede alternatief uitvoeringsvoorbeeld.
Het in figuur 1 getoonde ventilatiesysteem omvat een eerste luchtcircuit I, inclusief middelen als kanaaldelen, ventilator, in- en uitlaat etc., geschikt voor de overdracht van een eerste luchtstroom vanuit een eerste gebied, de “vrije buitenlucht” EXT naar een 15 tweede gebied, het interieur INT van een huis of ander gebouw. Het ventilatiesysteem omvat een tweede luchtcircuit II, eveneens inclusief middelen als kanaaldelen, ventilator, in- en uitlaat etc., geschikt voor de overdracht van een tweede luchtstroom vanuit het tweede gebied INT naar het eerste gebied EXT. Voorts omvat het ventilatiesysteem een warmtewisselaar X die geschikt is voor het onderling uitwisselen 20 van de warmte van de eerste en de tweede luchtstroom. Het ventilatiesysteem omvat voorts een derde luchtcircuit III, geschikt voor de overdracht van een derde luchtstroom vanuit een (hierna nader te bespreken) punt dat, vanaf de warmtewisselaar X gerekend, gelegen is aan de kant van het tweede gebied INT, naar een punt pl in het eerste luchtcircuit I, gelegen tussen de warmtewisselaar X en het eerste gebied EXT.
25
Het ventilatiesysteem in figuur 1 omvat verder besturingsmiddelen, die een besturingsunit C en een doorstroomregelaar of -klep V omvatten, een en ander geschikt voor het regelen van de derde (“bypass”) luchtstroom in relatie tot één of meer (meet)variabele waarden die direct of indirect betrekking hebben op de fysieke toestand 30 van de eerste en/of tweede luchtstroom. Daartoe zijn op de besturingsunit C één of meer meetsensors aangesloten die hierna nader zullen worden besproken. Die sensors kunnen bijvoorbeeld op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit de temperatuur en/of vochtigheid en/of de oppervlaktegesteldheid van de luchtkanalen meten en aan de besturingsunit C doorgeven. De besturingsunit C kan dan, in 3 5 afhankelijkheid van de waarde van één of meer (meet)variabele waarden, de regelklep V
aansturen voor het zonodig regelen (openen, vergroten, verkleinen, sluiten) van de luchtstroom door het derde luchtcircuit III. De besturingsunit C zal via het aansturen van 1027927- 7 de regelklep V de doorstroming van de derde luchtstroom vergroten wanneer één of meer meetwaarden een zodanige grootte aanneemt dat gevreesd moet worden voor condensatie of bevriezing in het eerste of tweede luchtcircuit waardoor de doorstroming daarin gevaar kan lopen.
5
In figuur 1 is het derde luchtcircuit III enerzijds op het eerste luchtcircuit I aangesloten op het punt pl in het eerste luchtcircuit I, gelegen tussen het eerste gebied EXT en de warmtewisselaar X. Aan de andere zijde is het derde luchtcircuit III aangesloten op een punt p2 in het eerste luchtcircuit I, gelegen tussen het tweede gebied INT en de 10 warmtewisselaar X. In plaats daarvan zou het derde luchtcircuit ΙΠ desgewenst ook rechtstreeks op het tweede gebied INT kunnen worden aangesloten, via een extra luchtinlaatpunt p3, zoals figuur 2 illustreert. Tenslotte kan het derde luchtcircuit III ook worden aangesloten op een punt p4 in het tweede luchtcircuit II, gelegen tussen het tweede gebied INT en de warmtewisselaar X, zoals figuur 3 illustreert. In dat geval zou 15 een vochtfilter M in het derde luchtcircuit III kunnen worden opgenomen, daar de uit het tweede gebied ingenomen lucht doorgaans vochtig is.
Tenslotte wordt hieronder figuur 1 nog verder in detail besproken. De gebruikte temperatuursensors worden voorgesteld door Tl 1, T12, T21 en T22. Voorts kan een 20 vochtsensor RVI 1 worden gebruikt. Alle sensors zijn verbonden met de besturingsunit C. De regelklep V is voorzien van een servomotor M. De lucht door de luchtcircuits wordt voortgestuwd door een tweetal ventilatoren F12 resp. F22.
Er zijn verschillende opties: 25 l. Gebruik van één temperatuursensor, te weten sensor T21 in de toevoerlucht voor de warmtewisselaar X:
Bij onderschrijding van een vooraf in de besturingsunit C ingestelde temperatuur wordt de bypassklep V vanuit de besturingsunit C geopend. Opgewarmde lucht wordt bijgemengd met de koude buitenlucht. Die menging blijft gehandhaafd tot de 50 temperatuur aan de intrede van de warmtewisselaar hoger is dan de in de besturingsunit C ingestelde temperatuur en de bypassklep weergesloten wordt. De besturingsunit C wordt zodanig ingesteld dat de vanaf buiten (EXT) toegevoerde lucht > 0 °C moet blijven. In deze uitvoering is de hoeveelheid recirculatielucht afhankelijk is van enerzijds het drukverschil tussen de perszijde van de 35 toevoerventilator V22 en de intredezijde van de warmtewisselaar X en anderzijds de optredende stromingsweerstanden. Bij geopende bypassklep V zal de hoeveelheid toevoerlucht na het systeem afnemen indien het toerental van de 1027927- δ ventilator niet wordt aangepast. Aanpassing van het toerental kan plaatsvinden door de ventilator -vanuit de besturingsunit C in een hogere schakelstand te zetten of door modulerende regeling van het toerental op basis van “constant volumestroom” principe.
5 2. Gebruik van temperatuursensor Tl 2 in de afvoerlucht na de warmtewisselaar X:
Gelijk aan optie 1, echter met als verschil dat op basis van de afvoerluchttemperatuur, gemeten door T12, een lagere buitenluchttemperatuur, gemeten door Til, kan worden toegelaten. De vorstthermostaat (besturingsunit C) blijft ingesteld op een schakeltemperatuur van 0°C.
10 3. Gebruik van temperatuursensor Tl2 in de afvoerlucht na de warmtewisselaar X en temperatuursensor Tl 1 en vochtsensor RVI 1 in de afvoerlucht voor warmtewisselaar X: Bij deze uitvoering wordt met behulp van de sensoren Tl 1 en RVll de dauwpuntstemperatuur van de afvoerlucht bepaald en vergeleken met de uittrede-temperatuur, gemeten door Tl 2. Als de door Tl 2 gemeten temperatuur lager is dan 15 de berekende dauwpuntstemperatuur en tevens □ 0°C is, zal de beveiliging ingeschakeld worden doordat de bypassklep V door besturingsunit C wordt geopend. De beveiliging zal altijd aanspreken als er condensatie optreedt in de afvoerlucht en de afvoerlucht 0°C is. De buitenluchttemperatuur, gemeten door T21, kan < 0°C zijn.
20 4. Gebruik van temperatuursensor T21 in de toevoerlucht voor de warmtewisselaar X en temperatuursensor Tl 1 en vochtsensor RVI 1 in de afvoerlucht voor de warmtewisselaar:
Bij deze uitvoering wordt met behulp van de sensoren Tl 1 en RVI 1 de dauwpuntstemperatuur van de afvoerlucht bepaald en vergeleken met de uittrede 2 5 temperatuur T21. Als de temperatuur T21 lager is dan de berekende dauwpuntstemperatuur en T21 tevens □ 0°C is, zal de door de besturingsunit C de beveiliging ingeschakeld worden door het openen van de bypassklep V. De beveiliging zal aanspreken bij een buitentemperatuur < 0°C op het moment dat het verschil tussen dauwpuntstemperatuur en de door T21 gemeten temperatuur 30 negatief wordt.
5. Gebruik van temperatuursensoren Tl 1, T12 en T21 en vochtsensor RVI 1:
Bij deze uitvoering wordt met behulp van de sensoren Tl 1 en RVI 1 de dauwpuntstemperatuur van de afvoerlucht bepaald en vergeleken met de uittrede temperatuur, gemeten door Tl 2. Als de door Tl 2 gemeten temperatuur lager is dan 35 de berekende dauwpuntstemperatuur en de door T21 gemeten temperatuur lager is dan of gelijk is aan de dauwpuntstemperatuur van de afzuiglucht, zal de beveiliging ingeschakeld worden door het openen van de bypassklep V. De beveiliging kan 1027927-! 9 ! i door deze regel wij ze op een lagere temperatuur ingeschakeld worden dan bij optie 4 is aangegeven.
1027927-

Claims (11)

1. Ventilatiesysteem, omvattende een eerste luchtcircuit (I) met middelen geschikt voor de overdracht van een eerste luchtstroom vanuit een eerste gebied (EXT) naar een tweede gebied (INT) en een tweede luchtcircuit (II) met middelen geschikt voor de 5 overdracht van een tweede luchtstroom vanuit het tweede gebied naar het eerste gebied, voorts omvattende een warmtewisselaar (X) geschikt voor het onderling uitwisselen van de warmte van de eerste en de tweede luchtstroom, welk ventilatiesysteem voorts een derde luchtcircuit (III) omvat met middelen geschikt voor de overdracht van een derde luchtstroom 10. hetzij vanuit een punt in het tweede gebied (INT) ♦ hetzij vanuit een punt in het eerste luchtcircuit (I) tussen het tweede gebied (INT) en de warmtewisselaar (X) - hetzij vanuit een punt in het tweede luchtcircuit (II) tussen het tweede gebied (INT) en de warmtewisselaar (X) 15 naar een punt (pl) in het eerste luchtcircuit (I) gelegen tussen het eerste gebied (EXT) en de warmtewisselaar (X).
2. Ventilatiesysteem volgens conclusie 1, omvattende besturingsmiddelen (C,V) geschikt voor het regelen van de derde luchtstroom in relatie tot één of meer variabele waarden die direct of indirect betrekking hebben op de fysieke toestand van de eerste 20 en/of tweede luchtstroom.
3. Ventilatiesysteem volgens conclusie 2, waarbij de besturingsmiddelen (C,V) geschikt zijn voor het regelen van de derde luchtstroom in relatie tot de temperatuur op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit.
4. Ventilatiesysteem volgens conclusie 2, waarbij de besturingsmiddelen (C,V) geschikt 25 zijn voor het regelen van de derde luchtstroom in relatie tot de vochtigheid op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit.
5. Ventilatiesysteem volgens conclusie 2, waarbij de besturingsmiddelen (C,V) geschikt zijn voor het regelen van de derde luchtstroom in relatie tot de gesteldheid van het met de betreffende luchtstroom in aanraking komende oppervlak op één of meer plaatsen in 30 het eerste en/of tweede luchtcircuit.
6. Ventilatiesysteem volgens conclusie 2, waarbij de besturingsmiddelen (C,V) de doorstroming van de derde luchtstroom vergroten wanneer van de genoemde één of meer variabele waarden tenminste één ervan een zodanige grootte aanneemt dat een goede doorstroming door het eerste resp. tweede luchtcircuit (I,II) bedreigd wordt.
7. Ventilatiesysteem volgens conclusie 3 en 6, waarbij de besturingsmiddelen (C,V) geschikt zijn de doorstroming van de derde luchtstroom te vergroten wanneer de temperatuur op één of meer plaatsen in het eerste en/of tweede luchtcircuit beneden een 1027927- zekere minimumwaarde komt.
8. Ventilatiesysteem volgens conclusie 7, waarbij die minimumwaarde omstreeks 0 °C is.
9. Ventilatiesysteem volgens conclusie 1, waarbij het derde luchtcircuit (III) enerzijds op 5 het eerste luchtcircuit (I) is aangesloten op het genoemde punt (pl) tussen het eerste gebied (EXT) en de warmtewisselaar (X), en anderzijds op een punt (p2) in het eerste luchtcircuit (I) gelegen tussen het tweede gebied (INT) en de warmtewisselaar (X).
10. Ventilatiesysteem volgens conclusie 1, waarbij het derde luchtcircuit (III) enerzijds op het eerste luchtcircuit (I) is aangesloten op het genoemde punt (pl) tussen het eerste 10 gebied (EXT) en de warmtewisselaar (X), en anderzijds op een punt (p3) in het tweede gebied (INT).
11. Ventilatiesysteem volgens conclusie 1, waarbij het derde luchtcircuit (III) enerzijds op het eerste luchtcircuit (I) is aangesloten op het genoemde punt (pl) tussen het eerste gebied (EXT) en de warmtewisselaar (X), en anderzijds op een punt (p4) in het tweede 15 luchtcircuit (II) gelegen tussen het tweede gebied (INT) en de warmtewisselaar (X). 1027927-
NL1027927A 2004-12-30 2004-12-30 Ventilatiesysteem. NL1027927C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027927A NL1027927C2 (nl) 2004-12-30 2004-12-30 Ventilatiesysteem.
PCT/NL2005/000897 WO2006071117A1 (en) 2004-12-30 2005-12-28 Ventilation system

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1027927A NL1027927C2 (nl) 2004-12-30 2004-12-30 Ventilatiesysteem.
NL1027927 2004-12-30

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1027927C2 true NL1027927C2 (nl) 2006-07-03

Family

ID=34974704

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1027927A NL1027927C2 (nl) 2004-12-30 2004-12-30 Ventilatiesysteem.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1027927C2 (nl)
WO (1) WO2006071117A1 (nl)

Families Citing this family (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE202008014839U1 (de) * 2008-11-07 2010-03-25 Trox Gmbh Lüftungssystem
US8726979B2 (en) * 2008-12-23 2014-05-20 Tai-Her Yang Heat exchange apparatus with automatic heat exchange fluid flow rate exchange modulation
EP2406553A4 (en) * 2009-03-10 2018-04-11 Exhausto A/S A building ventilation air-to-air heat exchanger control
DE102009025651A1 (de) * 2009-06-17 2011-01-05 Meltem Lüftungsgeräte GmbH & Co. KG Vorrichtung zum Frostschutz einer rekuperativen Luftaustauschvorrichtung und Verfahren zum Betrieb der Vorrichtung
NL2004595C2 (nl) 2010-04-22 2011-10-25 Calltec S P I Warmtewisselaar.
JP5617585B2 (ja) * 2010-07-07 2014-11-05 パナソニック株式会社 熱交換形換気装置
BE1019836A3 (nl) * 2011-02-22 2013-01-08 Aeropulmo Bv Met Beperkte Aansprakelijkheid Ventilatie-eenheid, werkwijze om een ventilatie-eenheid te vervaardigen en werkwijze om een woon- of verblijfsruimte te koelen.
GB2513093B (en) * 2013-02-08 2018-10-17 Polypipe Ltd Mechanical ventilation and heat recovery unit and system
JP5858061B2 (ja) 2014-01-31 2016-02-10 ダイキン工業株式会社 換気装置
SE540735C2 (sv) * 2017-03-31 2018-10-23 Flaektgroup Sweden Ab Metod för att motverka uppbyggnad av frost på en värmeåtervinnare anordnad vid ett luftbehandlingsaggregat

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5024263A (en) * 1987-12-18 1991-06-18 Ilmatera Oy Method and apparatus for the control of air flows and pressures in air-conditioning
DE19937137A1 (de) * 1999-08-06 2001-02-15 Andreas Nordhoff Verfahren und Vorrichtung zur kombinierten Lüftung und Heizung
DE20209031U1 (de) * 2002-06-11 2002-08-29 Trox Gmbh Geb Belüftungssystem zur Raumbe- und -entlüftung
EP1271066A2 (de) * 2001-06-29 2003-01-02 Paul Wurth S.A. Raumlufttechnisches Verfahren und raumlufttechnische Anlage

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19903280C2 (de) * 1999-01-28 2002-05-16 Theodor Blum Lüftungsgerät
DE10243172A1 (de) * 2002-09-18 2004-04-01 Stiebel Eltron Gmbh & Co. Kg Verfahren und Vorrichtung zur Eisfreihaltung eines Wärmetauschers

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5024263A (en) * 1987-12-18 1991-06-18 Ilmatera Oy Method and apparatus for the control of air flows and pressures in air-conditioning
DE19937137A1 (de) * 1999-08-06 2001-02-15 Andreas Nordhoff Verfahren und Vorrichtung zur kombinierten Lüftung und Heizung
EP1271066A2 (de) * 2001-06-29 2003-01-02 Paul Wurth S.A. Raumlufttechnisches Verfahren und raumlufttechnische Anlage
DE20209031U1 (de) * 2002-06-11 2002-08-29 Trox Gmbh Geb Belüftungssystem zur Raumbe- und -entlüftung

Also Published As

Publication number Publication date
WO2006071117A1 (en) 2006-07-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7494536B2 (en) Method for detecting a fault in an HVAC system
NL1027927C2 (nl) Ventilatiesysteem.
US6427454B1 (en) Air conditioner and controller for active dehumidification while using ambient air to prevent overcooling
CN107576004A (zh) 空气调节装置及其控制方法
WO2006073814A2 (en) Method and control for determining low refrigerant charge
US11486595B2 (en) Defrosting cycle control
CN102686299B (zh) 用于冷干燥的设备和方法
US20060151165A1 (en) Proportional control system for a motor
CN106642349A (zh) 一种智能风冷型恒温恒湿空调机及其温湿度调节方法
US11287191B2 (en) Heat exchanger having plume abatement assembly bypass
JP4047639B2 (ja) 産業用空調装置
CN107044699A (zh) 一种智能水冷型恒温恒湿空调机及其温湿度调节方法
JP2536258B2 (ja) 空気調和装置の運転制御装置
JP5414598B2 (ja) 空気調和機
JPH0833252B2 (ja) 除湿装置
JPH06159820A (ja) エレベータ用空気冷却装置
GB2120777A (en) Environmental control system for swimming pool
AU2017218845B2 (en) Improvements in and relating to air conditioning
GB2251064A (en) Air conditioning unit
CN111023604B (zh) 环境试验装置和空气调节装置
SE542349C2 (en) Method for defrosting of an Air Handling Unit
CN109312953A (zh) 空气冷却装置及除湿加湿装置
TW397913B (en) A tray device to control automatic water feeding back for a heat exchange system
JPH0611201A (ja) 空気調和装置
JPH0810066B2 (ja) ビル空調システム

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20090701