NL1026159C2 - Installatie voor het tot afzonderlijke producten vormen van een als massa aangevoerd uitgangsmateriaal en daarbij te gebruiken vorminrichting. - Google Patents

Description

» j ‘€

INSTALLATIE VOOR HET TOT AFZONDERLIJKE PRODUCTEN VORMEN VAN EEN ALS MASSA AANGEVOERD UITGANGSMATERIAAL EN DAARBIJ TE GEBRUIKEN VORMXNRXCHTXNG

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het tot afzonderlijke producten vormen van een als massa aangevoerd uitgangsmateriaal. Dergelijke inrichtingen zijn reeds in verschillende varianten bekend, en worden 5 bijvoorbeeld gebruikt voor het vormen van uiteenlopende (vlees)producten, zoals hamburgers, gehaktballen en andere snacks uit een vleesmassa of deeg.

De meeste tot nu toe gebruikte inrichtingen zijn relatief complex, volumineus en kostbaar. Daarnaast zijn 10 bekende inrichtingen vaak niet eenvoudig schoon te houden, hetgeen een belangrijke eis is in de voedingsmiddelenindustrie. Verder leiden de conventionele inrichtingen vaak tot producten die relatief veel variatie vertonen in gewicht en omvang, terwijl de productiviteit in 15 veel gevallen te wensen over laat.

De uitvinding heeft dan ook tot doel een verbeterde vorminrichting te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet of althans in mindere mate voordoen. Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt dit bereikt door een 20 vorminrichting die voorzien is van ten minste één vormorgaan dat ten minste één vorroholte bepaalt, en dat beweegbaar is tussen een vulstand waarin de ten minste ene vormholte in verbinding staat met middelen voor het aanvoeren van het uitgangsmateriaal en een uitwerpstand waarin de ten minste 25 ene vormholte in verbinding staat met middelen voor het afvoeren van de gevormde producten, en bestuurbare middelen voor het aandrijven van het vormorgaan.

Het gebruik van een beweegbaar vormorgaan maakt met een relatief eenvoudige constructie een hoge productiviteit 1026159 2 mogelijk, terwijl de bestuurbare aandrijfmiddelen, die bij voorkeur één of meer servomotoren omvatten, bijdragen aan een optimale vulling van de vormholte(n) en een eenvoudig en betrouwbaar leegmaken daarvan. Bovendien wordt hierdoor een 5 rustige loop van de inrichting gewaarborgd.

Een compacte inrichting wordt verkregen, wanneer het vormorgaan heen en weer beweegbaar is en de servomotor via een haakse overbrenging met het vormorgaan verbonden is. Zo kan de servomotor buiten de baan van het vormorgaan worden 10 geplaatst. Bij een constructief eenvoudige uitvoering is de haakse overbrenging een tandheugel-rondseloverbrenging, waarvan de tandheugel met het vormorgaan en het rondsel met de servomotor verbonden is.

Teneinde voor de aandrijving van het vormorgaan 15 gebruik te kunnen maken van een relatief kleine en snel draaiende servomotor, vertoont de vorminrichting bij voorkeur een tussen het rondsel en de servomotor aangebrachte vertragende overbrenging. Deze vertragende overbrenging kan bijvoorbeeld een planeetwieloverbrenging zijn.

20 Een constructief eenvoudige uitvoering van de vorminrichting wordt verkregen, wanneer het vormorgaan plaatvormig is en verschuifbaar gelagerd is in een frame. Daarbij biedt het voordeel dat de ten minste ene vormholte zich uitstrekt over de gehele dikte van de vormplaat, en de 25 vormplaat gelagerd is tussen twee geleidingsplaten. Zo fungeren de geleidingsplaten ook direct als afdichting van de vormholte(n), terwijl het uitwerpen van de producten eenvoudig kan plaatsvinden wanneer de vormplaat aan het eind van zijn beweging buiten de geleidingsplaten uitsteekt.

30 Teneinde een optimale vulling van de vormholte(n) te waarborgen, is bij voorkeur in een van de geleidingsplaten een met de aanvoermiddelen te verbinden, zich over het 10261 59 3 werkzame deel van het vormorgaan uitstrekkende verzamelruimte gevormd.

Eveneens in verband met de goede vulling van de vormholte(n) verdient het de voorkeur, dat in de van de 5 aanvoermiddelen afgekeerde geleidingsplaat ten minste één ontluchtingsopening is gevormd. Teneinde in dat geval het vrijkomen van materiaal door de ontluchtingsopening(en) te voorkomen, mondt bij voorkeur de ten minste ene ontluchtingsopening uit in een kamer die voorzien is van 10 middelen voor het terugvoeren van bij de ontluchting vrijgekomen uitgangsmateriaal. Een constructief eenvoudige en hygiënische oplossing wordt daarbij bereikt, wanneer de terugvoermiddelen een bron van overdruk omvatten, die van de ten minste ene ontluchtingsopening gescheiden is door een in 15 de kamer aangebracht membraan.

De uitvinding betreft verder een verbeterde installatie voor het tot afzonderlijke producten vormen van een als massa aangevoerd uitgangsmateriaal, waarin een vorminrichting van het hiervoor beschreven type kan worden 20 opgenomen. Een dergelijke installatie omvat dus middelen voor het aanvoeren van het uitgangsmateriaal, een met de aanvoermiddelen verbonden vorminrichting, en op de vorminrichting aansluitende middelen voor het afvoeren van de gevormde producten.

25 Teneinde te waarborgen dat de gevormde producten nagenoeg identiek zijn, verdient het de voorkeur dat de aanvoermiddelen ingericht zijn voor het gedoseerd aanvoeren van het uitgangsmateriaal. Dit kan op constructief eenvoudige wijze worden bereikt, wanneer de aanvoermiddelen ten minste 30 één doseerpomp omvatten, waarvan de zuigzijde verbonden is met een aanvoerleiding voor het uitgangsmateriaal en de perszijde met de ten minste ene vormholte in verbinding staat. De doseerpomp kan met voordeel een schottenpomp zijn.

1026159 « ' 4

Verder verdient het aanbeveling dat de aanvoermiddelen ingericht zijn voor het over het werkzame deel van het vormorgaan verdelen van het uitgangsmateriaal, waardoor de gelijkvormigheid van de producten nog verder 5 wordt verbeterd. Daartoe kunnen bijvoorbeeld de aanvoermiddelen een op de aanvoerleiding aansluitend verdeelorgaan omvatten, dat gevormd wordt door een huis waarin een aantal doseerpompen naast elkaar zijn opgenomen, waarbij het huis een centrale, uitwaaierende inlaat en een 10 met het aantal doseerpompen overeenkomend aantal uitlaten vertoont.

Teneinde de gevormde producten op snelle en betrouwbare wijze uit de vormholte(n) te lossen, omvatten bij voorkeur de afvoermiddelen ten minste één met de ten minste 15 ene vormholte samenwerkend uitwerporgaan. Om het risico van het achterblijven van materiaal in de vormholte(n) te minimaliseren, kan het uitwerporgaan in hoofdzaak dwars op de vormplaat beweegbaar zijn en een met de vormholte overeenkomende doorsnede vertonen.

20 Teneinde het reinigen van de vorminstallatie te vereenvoudigen, zijn bij voorkeur de aanvoermiddelen en/of de afvoermiddelen losneembaar of beweegbaar met de vorminrichting verbonden. Zo kunnen de verschillende onderdelen uit elkaar genomen of bewogen worden, waardoor 25 deze goed toegankelijk worden.

Tenslotte is de vorminstallatie bij voorkeur voorzien van middelen voor het besturen van de aanvoermiddelen, de vorminrichting en de afvoermiddelen. Hierdoor kan een gecontroleerd verloop van het vormproces worden gewaarborgd. 30 Uit ergonomische overwegingen kunnen de besturingsmiddelen zijn opgenomen in een beweegbaar met de vorminrichting verbonden kast.

1026159 6 5 *

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een 5 vorminstallatie volgens de uitvinding in combinatie met een voorgeschakelde portioneerinrichting,

Fig. 2 een perspectivisch aanzicht is van de vorminstallatie vanaf een andere zijde, waarbij een deel van de aanvoermiddelen en de afvoermiddelen naar een 10 reinigingsstand is bewogen,

Fig. 3 een zijaanzicht is van de vorminstallatie volgens de uitvinding,

Fig. 4 een bovenaanzicht is van de vorminrichting, waarbij ook een deel van de aanvoermiddelen getoond is, 15 Fig. 5 een zijaanzicht op vergrote schaal is van een deel van de vorminrichting en de daarmee verbonden aanvoeren afvoermiddelen,

Fig. 6 een vooraanzicht is volgens de pijl VI in fig. 5, waarin de uitwerporganen van de afvoermiddelen getoond 20 zijn, en

Fig. 7 een schematisch perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen is van de ontluchting bij een alternatieve uitvoering van de vorminrichting.

Een installatie 1 voor het tot afzonderlijke 25 producten P vormen van een als massa aangevoerd uitgangsmateriaal, bijvoorbeeld het vormen van hamburgers uit een gemalen vleesmassa, omvat middelen 2 voor het aanvoeren van het uitgangsmateriaal, een met de aanvoermiddelen 2 verbonden vorminrichting 3, en op de vorminrichting 3 30 aansluitende middelen 4 voor het afvoeren van de gevormde producten (fig. 1). De aanvoermiddelen 2 omvatten een aanvoerleiding 5, die door middel van een flenskoppeling 6 1026159 * « 6 verbonden kan worden met een afzonderlijke portioneerinrichting 7.

Deze portioneerinrichting 7, die geen onderdeel vormt van de uitvinding, omvat een vultrechter 8 waarin door middel 5 van een kantelbare hefarm 9 een verrijdbare voorraadhouder 10 met vlees kan worden leeggekiept. De portioneerinrichting 7 vertoont verder een huis 11, waarin de gebruikelijke onderdelen zijn opgenomen, zoals een molen voor het verkleinen van het aangevoerde vlees, een aandrijving voor de 10 molen, een weeginrichting voor het afwegen van het verkleinde vlees en een mechanisme voor het naar de uitgang van de portioneerinrichting 7 transporteren van de afgewogen porties.

De aanvoermiddelen 12 omvatten verder een 15 verdeelorgaan 12, dat voorzien is van een huis met een centrale, uitwaaierende inlaat 13, en waarin een aantal doseerpompen 14, hier vijf stuks, naast elkaar zijn opgenomen (fig. 4). Deze doseerpompen 14 zijn hier uitgevoerd als schottenpompen, en elk voorzien van een rotor 15 die 20 excentrisch aangebracht is in een pomphuis 16, en waarin (hier niet getoonde) schotten verschuifbaar zijn aangebracht (fig. 3). De aangrenzende pompen 14 zijn op één lijn geplaatst en met elkaar verbonden, zodanig dat deze werken als één enkele pomp, op de wijze als beschreven in 25 aanvraagsters internationale octrooiaanvrage PCT/NL03/00040. De zuigzijde of inlaat 17 van elke doseerpomp 14 is daarbij dus aangesloten op de gemeenschappelijke inlaat 13, terwijl elke pomp 14 een afzonderlijke uitlaat 18 aan de perszijde vertoont, die is aangesloten op de vorminrichting 3.

30 De vorminrichting 3 vertoont een frame 20, dat voorzien is van wielen 21, waardoor dit verrijdbaar is.

Verder vertoont het frame een tweetal schroefspindels 22, waarmee het in hoogte instelbaar is, en de wielen 21 van de 1026159 _ ♦ 7 grond getild kunnen worden teneinde de vorminrichting 3 te fixeren. Het frame 20 vertoont een viertal staanders 23, die aan de bovenzijde verbonden zijn door een tweetal langsliggers 24.

5 Tussen deze langsliggers 24 is een onderblok 25 van de eigenlijke vorminrichting bevestigd. Dit onderblok 25 is voorzien van een aantal openingen 66, waarop de uitlaten 18 van de pompen 14 aansluiten (fig. 5). Deze openingen 66 monden uit in een verzamelruimte 27, die zich over nagenoeg 10 de gehele breedte van de vorminrichting uitstrekt. In het getoonde voorbeeld is het onderblok 25 vervaardigd van een lichtmetaal, zoals aluminium, en is daarom een geleidingsplaat 26 van een meer slijtvast materiaal, zoals roestvaststaal op dit onderblok 25 bevestigd. Deze 15 geleidingsplaat 26 vertoont een met de verzamelruimte 27 overeenkomende opening. Op enige afstand boven de geleidingsplaat 26 is een tweede geleidingsplaat 28 aangebracht tussen de langsliggers 24, welke bovenste geleidingsplaat eveneens van een slijtvast materiaal 20 vervaardigd is. Op deze bovenste geleidingsplaat 28 rust weer een afdekplaat 29 van lichtmetaal. Tussen de geleidingsplaten 26, 28 is het plaatvormig vormorgaan 30 heen en weer verschuifbaar opgenomen. Deze vormplaat 30 is voorzien van een aantal, in het getoonde voorbeeld drie, vormholten 31, 25 die de uiteindelijke vorm van de producten P bepalen. De vormholten 31 zijn hier op een lijn gelegen, waardoor het ontwerp van de afvoermiddelen 2 wordt vereenvoudigd, zoals hierna zal worden toegelicht.

De bovenste geleidingsplaat 28 is voorzien van een 30 groot aantal relatief kleine ontluchtingsopeningen 50, terwijl de daarop rustende afdekplaat 29 een (hier niet getoonde) centrale ontluchtingsopening vertoont, waarop een afvoerslag kan zijn aangesloten. Teneinde te voorkomen dat 1026159 8 o langs deze weg bij het vullen van de vormholten 31 materiaal ontsnapt, hetgeen uit hygiënisch oogpunt ongewenst is, monden deze ontluchtingsopeningen 50 bij een alternatieve uitvoeringsvorm (fig. 7) uit in een afgesloten kamer, die 5 wordt begrensd door een omtreksrand 51 en een deksel 52. Deze kamer is dan bovendien voorzien van middelen voor het terugvoeren van het bij de ontluchting meegevoerde materiaal. De terugvoermiddelen worden hier gevormd door een in de kamer gespannen membraan 53 en een met het deksel 52 verbonden bron 10 van overdruk, bijvoorbeeld een persluchtleiding 54.

Het plaatvormig vormorgaan 30 wordt heen en weer bewogen door bestuurbare aandrijfmiddelen 67. Daartoe is de vormplaat 30 met een uiteinde bevestigd aan een tandheugel 32, die wordt aangedreven door een rondsel 33 (fig. 4, 5).

15 Dit rondsel 33 is op zijn beurt via een vertragende overbrenging, bijvoorbeeld een planeetwieloverbrenging, die hier niet in detail is weergegeven, verbonden met de uitgaande as van een servomotor 35. Deze servomotor 35 is tezamen met (een deel van) de bijbehorende 20 besturingselektronica en pneumatische systemen voor het aandrijven van de verschillende onderdelen opgenomen in een kast 36, die bevestigd is tussen twee van de staanders 23 (fig. 3) .

De afvoermiddelen 4 omvatten een met het aantal 25 vormholten 31 overeenkomend aantal uitwerporganen 37, die zijn opgehangen aan een balk 38 (fig. 6). De vorm en afmetingen van de uitwerporganen 37, die op de rechte balk 38 ook op een lijn zijn geplaatst, komen nauwkeurig overeen met die van de vormholten 31. De balk 38 is dwars op de 30 bewegingsrichting van de vormplaat 30, hier dus verticaal beweegbaar door middel van een pneumatische actuator 39, die bevestigd is aan een brug 40, welke tussen de langsliggers 24 is aangebracht. De balk 38 is nog voorzien van twee geleiders 1026159 % 9 o 41, die aan weerszijden van de actuator 39 door openingen 42 in de brug 40 steken, en met hun bovenzijde onder tussenkomst van trekveren 43 verbonden zijn met een door de actuator 39 gedragen bovenplaat 44.

5 De afvoermiddelen 4 omvatten verder een onder de uitwerporganen 37 aangebrachte afvoertransporteur 45, die gevormd wordt door een subframe 46 met daarop een geleidingsplaat 47 en een eindloos transportrooster 48 dat beweegbaar is rond een tweetal keerrollen 49. De 10 afvoertransporteur 45 is voorzien van een tweetal poten 58, die zijn opgenomen in uithouders 59, die op hun beurt bevestigd zijn aan een draaiarm 60. Deze arm 60 is door middel van een scharnier 61 zwenkbaar bevestigd aan het frame 20, zodat de afvoertransporteur 45 vanuit zijn bedrijfsstand 15 kan worden weggedraaid naar een schoonmaakstand (fig. 2), waarin de verschillende onderdelen van de vorminstallatie goed bereikbaar zijn. Zowel in de bedrijfsstand (fig. 1) als in de schoonmaakstand kan de arm 60 worden vergrendeld door middel van een borgpen 62.

20 Op soortgelijke wijze wordt het verdeelorgaan 12 van de aanvoemiddelen 2 gedragen door een tweetal armen 63, die op hun beurt bevestigd zijn aan een draaiarm 64. Deze arm 64 is eveneens onder tussenkomst van een scharnier 65 zwenkbaar verbonden met het frame 20. Ook het verdeelorgaan kan in 25 zowel de bedrijfsstand (fig. 1) als de schoonmaakstand (fig. 2) worden gefixeerd door middel van een (niet getoonde) borgpen. Overigens is het verdeelorgaan 12 nog voorzien van scharnierbare zijwanden 68 (fig. 4), waardoor het inwendige van de pompen 14 kan worden gereinigd.

30 Tenslotte is de vorminstallatie 1 nog voorzien van besturingsmiddelen voor het regelen van de werking van de verschillende onderdelen. Deze besturingsmiddelen zijn althans gedeeltelijk ondergebracht in een kast 55, die 1026159 o » 10 ondermeer een bedieningspaneel 56 vertoont. Deze kast 55 wordt via een lager 69 zwenkbaar gedragen door een arm 57, die op zijn beurt ook zwenkbaar gelagerd is in het frame 20 (fig. 1, 3).

5 De werking van de vorminstallatie is nu als volgt.

Het uitgangsmateriaal wordt in de portioneerinrichting 7 voorbereid en verdeeld in porties die overeenkomen met de totale inhoud van de verschillende vormholten 31. Vervolgens wordt elke zo afgemeten portie via de aanvoerleiding 5 naar 10 het verdeelorgaan 12 getransporteerd, waar deze in de uitwaaierende inlaat 13 verdeeld wordt over de breedte van de vormplaat 30. De vijf schottenpompen 14 drukken de massa uitgangsmateriaal door de uitlaten 18 in de verzamelruimte 27, die zo over zijn gehele lengte - de breedte van de 15 vormplaat 30 - gelijkmatig gevuld wordt.

Onder invloed van de besturingsmiddelen heeft de vormplaat 30 op het moment dat de massa uitgangsmateriaal de verzamelruimte 27 bereikt zijn vulstand ingenomen, dat wil zeggen dat de tandheugel 32 door de bestuurbare 20 aandrijfmiddelen 67 geheel is ingetrokken. In deze vulstand staan de vormholten 31 in verbinding met de verzamelruimte 27, zodat het uitgangsmateriaal in de vormholten 31 kan stromen. Daarbij wordt door de pompen 14 zoveel druk opgebouwd, dat de vormholten 31 volledig worden gevuld. De 25 lucht die in de vormholten 31 aanwezig was ontsnapt via de ontluchtingsopeningen 50. In de uitvoering van fig. 7 wordt daarbij het membraan 53 omhoog gedrukt.

Vervolgens wordt de tandheugel 32 door de servomotor 35 weer in tegengestelde richting bewogen, waardoor de 30 vormplaat 30 in de richting van de afvoermiddelen 4 bewogen wordt. Daarbij wordt eerst de verbinding tussen de verzamelruimte 27 en de vormholten 31 verbroken, zodat de vormholten 31 volledig afgesloten zijn door enerzijds de 1026159 11 randen daarvan en anderzijds de beide geleidingsplaten 26, 28. De geleidingsplaten 26, 28 zijn zo kort, dat de vormplaat 30 al snel zijn uitwerpstand bereikt, ter plaatse van de afvoermiddelen 4, waar de vormholten 31 volledig vrijliggen.

5 Een verder voordeel van deze korte geleidingsplaten 26, 28 is, dat de versmering van het materiaal in de vormholten 31 langs deze platen 26, 28 beperkt blijft.

Vervolgens wordt de balk 38 met de uitwerporganen 37 naar beneden bewogen, waarbij de uitwerporganen nauw passend 10 in de vormholten 31 dringen. Hierdoor worden de gevormde producten P uit de vormholten 31 gestoten, en vallen deze op het transportrooster 48, dat ze afvoert. De bewegingsrichting van de servomotor 35 wordt dan weer omgekeerd, zodat de vormplaat 30 wordt teruggetrokken naar zijn vulstand. Daarna 15 wordt bij de uitvoering van fig. 7 via de persluchtleiding 54 druk opgebouwd onder het deksel 52, zodat het membraan 53 omlaag gedrukt wordt, en eventueel in de kamer aanwezige materiaalresten door de ontluchtingsopeningen 50 teruggevoerd worden naar de vormholten 31, om daar in een volgende 20 bewerkingsslag weer gebruikt te worden.

De bestuurbare aandrijfmiddelen 67 maken het mogelijk het verloop van de beweging van de vormplaat 30 nauwkeurig aan te passen aan de eisen van het vormproces. Zo kan in de vulstand en in de uitwerpstand als het ware een pauze worden 25 ingelast, zodat het met uitgangsmateriaal vullen van de vormholten 31 en het daaruit lossen van de producten P optimaal kan plaatsvinden. Ook kan de vormplaat 30 geleidelijk versneld en afgeremd worden, waardoor zowel de belastingen op de installatie 1 als de geluidsproductie 30 beperkt blijven.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt, maar op velerlei wijze kan worden •f0261 59 12 gevarieerd. Zo zou het vormorgaan meer of minder vormholfen kunnen vertonen, die bovendien anders uitgevoerd en gepositioneerd zouden kunnen zijn. Ook de uitvoering van het vormorgaan zelf en zijn bewegingswijze zouden anders gekozen 5 kunnen worden. Voor de gebruikte motor, de overbrengingen en de opstelling van de aandrijving ten opzichte van het vormorgaan zouden ook alternatieve oplossingen bedacht kunnen worden. Tenslotte zijn ook anders uitgevoerde aan- en afvoervoermiddelen denkbaar. . .

10 De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

1026159

Claims (23)

1. Inrichting voor het tot afzonderlijke producten vormen van een als massa aangevoerd uitgangsmateriaal, omvattende ten minste één vormorgaan dat ten minste één vormholte bepaalt, en dat beweegbaar is tussen een vulstand 5 waarin de ten minste ene vormholte in verbinding staat met middelen voor het aanvoeren van het uitgangsmateriaal en een uitwerpstand waarin de ten minste ene vormholte in verbinding staat met middelen voor het afvoeren van de gevormde producten, en bestuurbare middelen voor het aandrijven van 10 het vormorgaan.

2. Vorminrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bestuurbare aandrijfmiddelen ten minste één servomotor omvatten.

3. Vorminrichting volgens conclusie 2, met het 15 kenmerk, dat het vormorgaan heen en weer beweegbaar is en de servomotor via een haakse overbrenging met het vormorgaan verbonden is.

4. Vorminrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de haakse overbrenging een tandheugel- 20 rondseloverbrenging is, waarvan de tandheugel met het vormorgaan en het rondsel met de servomotor verbonden is.

5. Vorminrichting volgens conclusie 4, gekenmerkt door een tussen het rondsel en de servomotor aangebrachte vertragende overbrenging.

6. Vorminrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de vertragende overbrenging een planeetwieloverbrenging is.

7. Vorminrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vormorgaan plaatvormig 30 is en verschuifbaar gelagerd is in een frame. 1026159 o

8. Vorminrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ten minste ene vormholte zich uitstrekt over de gehele dikte van de vormplaat/ en de vormplaat gelagerd is tussen twee geleidingsplaten.

9. Vorminrichting volgens conclusie 8, ®©f h©fe kenmerk/ dat in een van de geleidingsplaten een met de aanvoermiddelen te verbinden, zich over het werkzame deel van het vormorgaan uitstrekkende verzamelruimte is gevormd.

10. Vorminrichting volgens conclusie 8 of 9, met het 10 kenmerk, dat in de van de aanvoermiddelen afgekeerde geleidingsplaat ten minste één ontluchtingsopening is gevormd.

11. Vorminrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de ten minste ene ontluchtingsopening uitmondt 15 in een kamer die voorzien is van middelen voor het terugvoeren van bij de ontluchting vrijgekomen uitgangsmateriaal.

12. Vorminrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de terugvoermiddelen een bron van overdruk 20 omvatten, die van de ten minste ene ontluchtingsopening gescheiden is door een in de kamer aangebracht membraan.

13. Installatie voor het tot afzonderlijke producten vormen van een als massa aangevoerd uitgangsmateriaal, omvattende middelen voor het aanvoeren van het 25 uitgangsmateriaal, een met de aanvoermiddelen verbonden vorminrichting, en op dé vorminrichting aansluitende middelen voor het afvoeren van de gevormde producten.

14. Vorminstallatie volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de aanvoermiddelen ingericht zijn voor hef 30 gedoseerd aanvoeren van het uitgangsmateriaal.

15. Vorminstallatie volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de aanvoermiddelen ten minste één doseerpomp omvatten, waarvan de zuigzijde verbonden is met een 1026159 . * o aanvoerleiding voor het uitgangsmateriaal en de perszijde met de ten minste ene vormholte in verbinding staat.

16. Vorminstallatie volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de doseerpomp een schottenpomp is.

17. Vorminstallatie volgens één der conclusies 13 tot 16, met het kenmerk, dat de aanvoermiddelen ingericht zijn voor het over het werkzame deel van het vormorgaan verdelen van het uitgangsmateriaal.

18. Vorminstallatie volgens conclusies 15 en 17, met 10 het kenmerk, dat de aanvoermiddelen een op de aanvoerleiding aansluitend verdeelorgaan omvatten, dat gevormd wordt door een huis waarin een aantal doseerpompen naast elkaar zijn opgenomen, waarbij het huis een centrale, uitwaaierende inlaat en een met het aantal doseerpompen overeenkomend 15 aantal uitlaten vertoont.

19. Vorminstallatie volgens één der conclusies 13 tot 18, met het kenmerk, dat de afvoermiddelen ten minste één met de ten minste ene vormholte samenwerkend uitwerporgaan omvatten.

20. Vorminstallatie volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het uitwerporgaan in hoofdzaak dwars op de vormplaat beweegbaar is en een met de vormholte overeenkomende doorsnede vertoont.

21. Vorminstallatie volgens één der conclusies 13 tot 25 20, met het kenmerk, dat de aanvoermiddelen en/o£ de afvoermiddelen losneembaar of beweegbaar met de vorminrichting verbonden zijn.

22. Vorminstallatie volgens één der conclusies 13 tot 21, gekenmerkt door middelen voor het besturen van de 30 aanvoermiddelen, de vorminrichting en de afvoermiddelen.

23. Vorminstallatie volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de besturingsmiddelen zijn opgenomen in een beweegbaar met de vorminrichting verbonden kast. 1026159