NL1023763C2 - Werkwijze voor het bevestigen van een draad aan een uithouder, alsmede draad voor gebruik bij een dergelijke werkwijze. - Google Patents

Description

*

Werkwijze voor het bevestigen van een draad aan een uithouder, alsmede draad voor gebruik bii een dereeliike werkwijze

De uitvinding heeft betrekking op het vervaardigen van inrichtingen zoals droog-5 molens, droogrekken en dergelijke. Deze inrichtingen bezitten uithouders waaraan lijnen zijn bevestigd voor het ophangen van de was. Bij droogmolens komt een groot aantal van dergelijke lijnen voor, die stuk voor stuk op een arbeidsintensieve wijze moeten worden bevestigd aan de armen van de droogmolen.

Een dergelijke gang van zaken is vrij lastig, terwijl ook de daarmee 10 samenhangende kosten vrij hoog zijn. Doel van de uitvinding is daarom een werkwijze te verschaffen door middel waarvan de draden eenvoudiger en met minder kosten kunnen worden bevestigd, en een meer gestroomlijnde vervaardiging van genoemde inrichtingen mogelijk te maken. Dat doel wordt bereikt door middel van een werkwijze voor het bevestigen van een draad voor een waslijn aan een uithouder, zoals de arm van 15 een droogmolen, omvattende de stappen van: -het verschaffen van een weerhaakvorm aan een eind van de draad, -het verschaffen van een uithouder voorzien van een opening waarvan de afmetingen ongeveer overeenkomen met die van de weerhaakvorm van de draad, -het naar elkaar toe bewegen van de uithouder en de draad voor het in een eind 20 van de opening opnemen van de weerhaakvorm over een zodanige afstand dat de weerhaakvorm uit het andere eind van de opening is getreden, -het doen haken van de weerhaakvorm achter het gedeelte van de uithouder dat het andere eind van de opening omgeeft.

De weerhaakvorm kan op vele verschillende manieren worden verkregen. Als 25 voorbeeld wordt genoemd een vasthoudmiddel met een weerhaak, welk vasthoudmiddel is bevestigd aan het betreffende eind van de draad. De weerhaak van het vasthoudmiddel, bijvoorbeeld bestaande uit een geheel van metaal of kunststof, zorgt voor het vasthouden van de draad na insteken daarvan in de betreffende opening. Ook kan het vasthoudmiddel meer dan een weerhaak bezitten, bijvoorbeeld twee 30 tegenover elkaar liggende weerhaken die van elkaar af wijzen.

In het bijzonder kan het doel van de uitvinding worden bereikt door middel van een werkwijze voor het bevestigen van een draad voor een waslijn aan een uithouder, zoals de arm van een droogmolen, omvattende de stappen van: 1023763-

I 2 I

I -het omvouwen van de draad onder vonning van een omgevouwen kop alsmede een vanaf de kop langs het aan de kop grenzende gedeelte van de draad zich uitstrek- I kend vrij draadstuk, -het aanbrengen van een vasthoudmiddel tussen de kop en het draadstuk, 5 -het verschaffen van een uithouder voorzien van een opening waarvan de I afmetingen ongeveer overeenkomen met die van de kop van de draad, -het naar elkaar toe bewegen van de uithouder en de draad voor het in een eind van de opening opnemen van de kop over een zodanige afstand dat de kop en het draadstuk geheel uit het andere eind van de opening is getreden, I 10 -het doen haken van het vrije draadstuk achter het gedeelte van de uithouder dat het andere eind van de opening omgeeft.

Verder kan de uitvinding de stap omvatten van het in tegengestelde richting ten H opzichte van elkaar doen bewegen van de draad en de uithouder zodanig dat het vrije draadstuk vasthaakt.

15 Bij de werkwijze volgens de uitvinding kan het aanbrengen van de draden aan de uithouder in verregaande mate worden gemechaniseerd en geautomatiseerd. Het inste- ken van de kop van de draad is een weinig storingsgevoelige handeling, omdat de kop zichzelf geleid in de opening nadat hij door een robot of anderszins op de juiste plaats is gebracht. Ook de definitieve bevestiging, verkregen door het eenvoudigweg 20 terugtrekken van de draad, zodanig dat de kop en het vrije draadstuk zichzelf I vasthaken, is een goed te mechaniseren handeling.

I Het vasthoudmiddel kan gevormd worden door het omkrimpen, omwikkelen of I anderszins aanbrengen van een knelstuk, zoals een krimpstuk, bijvoorbeeld uit I kunststof, koper of staal. Daarbij kan een stuk metaalband of metaaldraad worden I 25 gebruikt; ook kunnen speciaal vervaardigde klemmen worden toegepast. Deze I klemmen kunnen eventueel een borglip bezitten die in de holte van de kop is gehaakt I voor verdere vergroting van de stabiliteit van de verbinding.

I De uitvinding betreft verder een draad voor gebruik bij de hiervoor beschreven I werkwijze, omvattende een weerhaakvoim zoals bijvoorbeeld een omgevouwen kop I 30 aan een eind van de draad, een vrij draadstuk dat vanaf de kop langs het aan de kop I grenzende gedeelte van de draad zich uitstrekt, alsmede een vasthoudmiddel tussen de kop en het draadstuk.

I 1023763- I 3 I De draad kan een vezelkem omvatten die is opgenomen in een kunststof mantel.

I De mantel van de draad kan uit polyvinylchloride bestaan. Een dergelijk materiaal is op I zich vrij flexibel en draagt daardoor niet bij aan de stijfheid van de draad. Als gevolg I van de inklemming van de kop met een krimphuls kunnen de trekkrachten in de draad I 5 toch zonder problemen worden overgedragen op de uithouder, zonder dat de I flexibiliteit van de mantel daarbij een rol speelt.

I Gewezen wordt op de stand van de techniek zoals bekend uit EP-A-134253.

I Daaruit is een droogmolen bekend die armen heeft voorzien van sleutelgatvormige I gaten. In het wijde deel van deze gaten wordt het van een vasthoudklem voorzien eind I 10 van de draden gestoken. Vervolgens wordt het draadeind met de vasthoudklem I verschoven naar het smalle eind van het gat, waarmee de verbinding tussen draad en I arm tot stand is gekomen. Het gaat daarbij niet om het door middel van een I weerhaakvorm bevestigen van de draad aan de arm.

I Uit US-A-5240128 is een dergelijke droogmolen bekend, waarbij de armen I 15 schuiforganen dragen die zijn voorzien van sleufVormige gaten met een breed en een I smal gedeelte. De draden van de droogmolen bezitten aan hun einden klemmen, die I gestoken worden in de brede gedeelten van de sleufVormige gaten. De draden worden daarna verschoven naar de smalle gedeelten van de sleufvormige gaten, zodanig dat de klemmen vast gehaakt worden. Het gaat daarbij niet om weerhaakvormen.

20 GB-A-755619 toont draadklemmen voor het vastklemmen van het over 180° omgebogen vrije eind van een draad. De aldus verkregen draadvorm wordt niet toegepast als weerhaakvorm.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

25 Figuur 1 toont een draad voor gebruik bij de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een klem voor gebruik bij die werkwijze.

Figuur 3 toont een draad zoals vervaardigd met de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 4 toont een eerste fase bij het bevestigen van de draad aan een uithouder. 30 Figuur 5 toont een eerste aanzicht van de bevestigde draad met uithouder.

Figuur 6 toont een tweede aanzicht.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding kan de in zijn geheel met 1 in figuur 1 aangeduide draad worden gebruikt, die een vezelkem 2 omvat alsmede een kunststof 1023763- Η mantel 3 uit bijvoorbeeld polyvinylchloride. De vezels 2 hebben een hoge treksterkte en hoge trekstijfheid. Daardoor zal de als waslijn gebruikte draad niet al te zeer I meegeven en doorhangen wanneer daaraan zware stukken worden gehangen. De polyvinylchloride mantel 3 heeft slechts ten doel de vezelbundel 2 te beschermen en het I 5 ophangen van het wasgoed te vergemakkelijken. De flexibiliteit van een dergelijke I mantel 3 is echter vrij hoog, en draagt dan ook niet bij aan de stijfheid en sterkte van de I draad 1.

In verband met de werkwijze volgens de uitvinding wordt de draad 1 aan één eind omgebogen waardoor een kop 4 ontstaat (fig. 3), alsmede een daarop aansluitend vrij I 10 draadstuk 5. Deze vorm wordt vastgelegd door de in het geheel met 6 aangeduide knelstuk of krimpstuk, waarvan de uitgangsvorm met 7 is aangeduid in figuur 2a. Dit krimpstuk is U-vormig, en bezit twee benen 8, 9 alsmede een tussenstuk 10. Bij het vervormen van het krimpstuk worden de benen gevormd tot de twee met 11 en 12 aangeduide krullen, die verbonden zijn door het tussenstuk 10 zoals weergegeven in 15 figuur 2b. In die laatste toestand is het krimpstuk 6 weergegeven in figuur 3. De benen 8, 9 zijn in die uitvoering elk door de draad 4 gedrukt, zodanig dat in de twee ruimten zoals bepaald door de krullen 11, 12 telkens een helft van de draad loopt. Daarmee is H een stevige mechanische bevestiging van de draad 4 verzekerd. Die bevestiging kan ook worden verkregen door de draad in zijn geheel, dat wil zeggen ongesplitst, door 20 beide ruimte zoals bepaald door de krullen te laten lopen.

Volgens de uitvinding wordt een op deze wijze voorbereide draad 1 gestoken in het gat 13 van de in zijn geheel met 14 aangeduide uithouder, in dit geval in de arm van H een droogmolen (fig. 4). Deze uithouder is eveneens U-vormig, en bezit de in figuur 5 H weergegeven benen 15,16, die zijn verbonden door een (niet zichtbaar) tussenstuk.

H 25 Bij de eerste fase van het insteken komt de kop 4 in het gat. Vervolgens het ge- H deelte van de draad 1 waar om de krimpstuk 6 is geklemd, en daarna het vrije draadstuk 5 dat onder invloed van het krimpen naar buiten wijst.

Nadat de gehele kop, krimpstuk 6 en het vrije draadeind 1 door het gat zijn gesto- ken, wordt de draad enigszins teruggetrokken waardoor de toestand zoals weergegeven 30 in het aanzicht van figuur 5 ontstaat. Zowel het draadeind 5 als de kop 4 steunen daarbij stevig tegen de omgeving van het gat 13, hetgeen een zeer stabiele bevestiging tussen de draad 1 en de arm 14 oplevert zoals ook is weergegeven in het aanzicht van figuur 6.

I 1023783- 5 \

Hoewel in de beschrijving is verwezen naar een draad met een vezelkem en een mantel, kunnen ook allerlei andere typen draden worden gebruikt. Tevens is sprake van droogmolens en dergelijke. Dit houdt elke inrichting in waarbij draden worden bevestigd aan uithouders.

5 ’023763ί

Claims (10)

1. Werkwijze voor het bevestigen van een draad (1) voor een waslijn aan een I uithouder, zoals de arm (14) van een droogmolen, omvattende de stappen van: I 5 -het verschaffen van een weerhaakvorm (4-6) aan een eind van de draad (1), I -het verschaffen van een uithouder (14) voorzien van een opening (13) waarvan de afmetingen ongeveer overeenkomen met die van de weerhaakvorm (4-6) van de draad (1), I ________-het naar elkaar-toe bewegen van de uithouder (14) en de draad (1) voor het in 10 een eind van de opening (13) opnemen van de weerhaakvorm (4-6) over een zodanige afstand dat de weerhaakvorm (4-6) uit het andere eind van de opening (13) is getreden, -het doen haken van de weerhaakvorm (4-6) achter het gedeelte van de uithouder (14) dat het andere eind van de opening (13) omgeeft.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende in tegengestelde richting ten opzichte van elkaar bewegen van de draad (1) en de uithouder (14) zodanig dat de weerhaakvorm (4-6) door haken wordt vastgehouden.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 voor het bevestigen van een draad (1) voor 20 een waslijn aan een uithouder, zoals de arm (14) van een droogmolen, omvattende de stappen van: -het omvouwen van de draad (1) onder vorming van een omgevouwen kop (4) H alsmede een vanaf de kop (4) langs het aan de kop (4) grenzende gedeelte van de draad Η (1) zich uitstrekkend vrij draadstuk (5), 25 -het aanbrengen van een vasthoudmiddel (6) tussen de kop (4) en het vrije draad- I stuk (5), -het verschaffen van een uithouder (14) voorzien van een opening (13) waarvan de afmetingen ongeveer overeenkomen met die van de kop (4) van de draad (1), -het naar elkaar toe bewegen van de uithouder (14) en de draad (1) voor het in 30 een eind van de opening (13) opnemen van de kop (4) over een zodanige afstand dat de kop (4) en het vrije draadstuk (5) geheel uit het andere eind van de opening (13) is ge- treden, I 1023763- Η I 7 I -het doen haken van het vrije draadstuk (5) achter het gedeelte van de uithouder I (14) dat het andere eind van de opening (13) omgeeft.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, omvattende het doen haken van de kop (4) I 5 achter het gedeelte van de uithouder (14) dat het andere eind van de opening (13) om- I geeft.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 of 4, waarbij het vasthoudmiddel (6) gevormd I - wordt door het opkrimpen van een krimpstuk. —- — I 10

6. Draad (1) voor gebruik bij de werkwijze volgens een der voorgaande conclu- I sies, omvattende een weerhaakvorm (4-6) aan een eind.

7. Draad (1) voor gebruik bij de werkwijze volgens een der conclusies 3-5, 15 omvattende een omgevouwen kop (4) aan een eind, een vrij draadstuk (5) dat vanaf de kop (4) langs het aan de kop grenzende gedeelte van de draad (1) zich uitstrekt, alsmede een vasthoudmiddel (6) tussen de kop (4) en het draadstuk (5).

8. Draad (1) volgens conclusie 7, waarbij het vasthoudmiddel (6) een krimphuls 20 is.

9. Draad (1) volgens conclusie 7 of 8, waarbij een vezelkem (2) is opgenomen in een kunststof mantel (3).

10. Draad (1) volgens conclusie 9, waarbij de mantel (3) polyvinylchloride omvat. 1023763-