NL1023390C2

NL1023390C2 - Laadwagen en rotor voor het oprapen, in stukken snijden en vervoeren van landbouwproducten.

Info

Publication number: NL1023390C2
Application number: NL1023390A
Authority: NL
Inventors: Theodoor Jozef Maria Veenhuis; Walter Theodorus Mari Veenhuis
Original assignee: Veenhuis Machines
Priority date: 2003-05-12
Filing date: 2003-05-12
Publication date: 2004-11-15

Description

1 ‘ 1

LAADWAGEN EN ROTOR VOOR HET OPRAPEN, IN STUKKEN SNIJDEN EN VERVOEREN VAN LANDBOUWPRODUCTEN

De uitvinding heeft betrekking op een laadwagen voorzien van 5 een opraapinrichting en een snij inrichting voor het oprapen, in stukken snijden en vervoeren van landbouwproducten, zoals steel- en bladgewassen, waarbij de snijinrichting transportmiddelen omvat voor het transporteren van het landbouwproduct door een transportkanaal, en messen die zich 10 uitstrekken in het transportkanaal zodanig dat het landbouwproduct in stukken wordt gesneden, waarbij de transportmiddelen een rotor omvatten die een cilindervormig rotorlichaam omvat dat een binnenste begrenzing van het transportkanaal vormt, en zich van het rotorlichaam tussen de 15 messen uitstrekkende tanden welke de landbouwproducten tegen en langs de messen kunnen duwen, waarbij de tanden zijn gevormd op ten minste twee tandsegmenten die op het rotorlichaam zijn bevestigd en die aan hun beide uiteinden onderling verbonden zijn zodanig dat een tandenring wordt 20 gevormd.

Een dergelijke laadwagen is bekend uit DE-U-9316378. De segmenten van de rotor zijn bij de bekende laadwagen onderling verbonden door middel van een schroef, waartoe de 25 ringsegmenten waarop de tanden zijn bevestigd aan hun beide uiteinden zijn voorzien van busvormige verbindingselementen waarin boringen zijn aangebracht waardoorheen respectievelijk waarin een schroef kan worden bevestigd. Een voordeel van de schroefbevestiging is dat defecte of versleten segmenten 30 eenvoudig kunnen worden vervangen. Een nadeel van deze bekende rotor is dat de punt van de tanden van de segmenten tijdens gebruik door zijwaartse krachten te gemakkelijk zijwaarts wijken, waardoor deze bijvoorbeeld in contact kunnen komen met de daartussen liggende messen.

1023390- • τ 2

De uitvinding beoogt een laadwagen met een rotor waarbij het probleem van deze zijwaartse instabiliteit van de tanden minder groot is.

5 Daartoe strekken genoemde met elkaar verbonden uiteinden van de tandsegmenten zich beide over een afstand van ten minste 50% van hoogte van de tanden vanaf het rotorlichaam uit. Bij voorkeur strekken de uiteinden van de tandsegmenten zich beide over een afstand van ten minste 65%, meer bij voorkeur 10 ten minste 80% van hoogte van de tanden vanaf het rotorlichaam uit. Doordat de onderling verbonden uiteinden van de segmenten zich verder van het rotorlichaam uitstrekken dan de ring waarop de tanden zijn geplaatst, zoals het geval is bij de bekende rotor, wordt de onderlinge torsie tussen de 15 segmenten tegengegaan en wijkt de punt van de tanden in gebruik minder zijwaarts.

De uiteinden van de tandsegmenten worden bij voorkeur gevormd door verbindingsstrips die zich in hoofdzaak loodrecht op het 20 oppervlak van het rotorlichaam en dwars op de transportrichting uitstrekken. Deze verbindingsstrips vormen een verbindingsoppervlak die, indien voorzien van gaten, eenvoudig tegen elkaar geschroefd kunnen worden. Bij voorkeur steunen de verbindingsstrips op het rotorlichaam.

25

De binnenrand van elk tandsegment heeft voorts bij voorkeur tussen beide uiteinden een zijwaartse verbreding die op het rotorlichaam steunt, waarbij ter plaatse van de verbreding bij voorkeur een uitsteeksel is aangebracht welke zich 30 binnenwaarts door een opening in de wand van het rotorlichaam uitstrekt. Deze op het rotorlichaam steunende verbredingen van de tandsegmenten kunnen als aparte uitvinding worden beschouwd.

II Π o O Λ Λ 3

J

Alle genoemde maatregelen zijn er op gericht het zijwaarts wijken van de punt van de tanden verder te voorkomen.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een rotor omvattende 5 een cilindervormig rotorlichaam, en zich van het rotorlichaam uitstrekkende tanden die zijn gevormd op ten minste twee tandsegmenten die op het rotorlichaam zijn bevestigd en die aan hun beide uiteinden onderling verbonden zijn zodanig dat een tandenring wordt gevormd, waarbij genoemde met elkaar 10 verbonden uiteinden van de tandsegmenten zich beide over een afstand van ten minste 50% van hoogte van de tanden vanaf het rotorlichaam uitstrekken.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een 15 in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, waarin:

Figuur 1 een opengewerkt perspectiefaanzicht van een rotor met tandenringen voor een laadwagen is; en 20 Figuur 2 een zijaanzicht van een tandenring van Figuur 1 is.

Volgens Figuren 1 en 2 omvat een rotor 1 een rotorlichaam 2 waarop naast elkaar meerdere tandenringen 3 zijn bevestigd. Elke tandenring 3 bestaat uit drie tandsegmenten 4, 5, 6 die 25 middels schroeven 7 aan elkaar zijn bevestigd. Tandsegmenten 4 en 5 zijn elk voorzien van twee tanden 8, tandsegment 6 is voorzien van drie tanden 8.

De voorzijde 9 van elke tand 8 loopt schuin af en gaat over 30 in een ringsegmentgedeelte, terwijl de achterzijde 10 zich loodrecht op het rotorlichaam 2 uitstrekt. De schuine zijde en het ringsegmentgedeelte van de tand 8 zijn voorzien van een strip 11 die de tand 8 een verhoogde stijfheid geeft en 102339η 4 geoogste landbouwgewassen tegen en langs de messen duwt (niet getoond) die zich tussen de tanden 8 uitstrekken.

Het achterste uiteinde van een tandsegment 4, 5, 6 wordt 5 gevormd door een verbindingsstrip 12, die tegen de achterzijde van de achterste tand 8 is gelast, waarbij de verbindingsstrip 12 net zo lang is als de achterzijde van de tand 8. Het voorste uiteinde van elk tandsegment 4, 5, 6 wordt eveneens gevormd door een verbindingsstrip 13 die net 10 zo lang is als de verbindingsstrip 12. Deze verbindingsstrip 13 is tegen de zich loodrecht op het rotorlichaam 2 uitstrekkende rechte voorzijde van het ringsegmentgedeelte van de voorste tand 8 gelast.

15 De verbindingsstrips 12, 13 zijn voorzien van buitenste en binnenste gaten, zodanig dat de segmenten 4, 5, 6 middels schroeven 7 met elkaar kunnen worden verbonden. Doordat de buitenste schroeven 7 zich nabij de punt van de tanden bevindt, wordt tegengegaan dat de tandsegmenten onderling 20 torderen. Bovendien steunen de verbindingsstrips 12, 13 zijwaarts op het rotorlichaam 2, waardoor zijwaartse beweging van de punt van de tanden wordt tegengegaan.

Langs de binnenrand van de tandenring 3 zijn uitsteeksels 14 25 aangebracht die door openingen 15 in het rotorlichaam steken. Rondom de uitsteeksels 14 zijn op de rotorsegmenten 4, 5, 6 zich zijwaarts uitstrekkende verbredingen 16 aangebracht die op het rotorlichaam 2 steunen. Ook deze verbredingen 16 verminderen het zijwaarts wijken van punt van de tanden 8.

30 1HooQnft -

Claims

1. Laadwagen voorzien van een opraapinrichting en een snijinrichting voor het oprapen, in stukken snijden en 5 vervoeren van landbouwproducten, zoals steel- en bladgewassen, waarbij de snijinrichting transportmiddelen omvat voor het transporteren van het landbouwproduct door een transportkanaal, en messen die zich uitstrekken in het transportkanaal zodanig dat het landbouwproduct in 10 stukken wordt gesneden, waarbij de transportmiddelen een rotor omvatten die een cilindervormig rotorlichaam omvat dat een binnenste begrenzing van het transportkanaal vormt, en zich van het rotorlichaam tussen de messen uitstrekkende tanden welke de landbouwproducten tegen en 15 langs de messen kunnen duwen, waarbij de tanden zijn gevormd op ten minste twee tandsegmenten die op het rotorlichaam zijn bevestigd en die aan hun beide uiteinden onderling verbonden zijn zodanig dat een tandenring wordt gevormd, met het kenmerk, dat genoemde 20 met elkaar verbonden uiteinden van de tandsegmenten zich beide over een afstand van ten minste 50% van hoogte van de tanden vanaf het rotorlichaam uitstrekken.

2. Laadwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 25 uiteinden van de tandsegmenten zich beide over een afstand van ten minste 65%, bij voorkeur ten minste 80% van hoogte van de tanden vanaf het rotorlichaam uitstrekken.

3. Laadwagen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de uiteinden van de tandsegmenten worden gevormd door verbindingsstrips die zich in hoofdzaak loodrecht op het v,!3 3 90- oppervlak van het rotorlichaam en dwars op de transportrichting uitstrekken.

4. Laadwagen volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de 5 verbindingsstrips op het rotorlichaam steunen.

5. Laadwagen volgens een van de voorgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de tandsegmenten door middel van schroeven onderling zijn verbonden. 10

6. Laadwagen volgens een van de voorgaande conclusies 1 - 5, met het kenmerk, dat de binnenrand van elk tandsegment tussen beide uiteinden een zijwaartse verbreding heeft die op het rotorlichaam steunt. 15

7. Laadwagen volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de binnenrand van elk tandsegment ter plaatse van de verbreding een uitsteeksel heeft welke zich binnenwaarts door een opening in de wand van het rotorlichaam 20 uitstrekt.

8. Rotor omvattende een cilindervormig rotorlichaam, en zich van het rotorlichaam uitstrekkende tanden die zijn gevormd op ten minste twee tandsegmenten die op het 25 rotorlichaam zijn bevestigd en die aan hun beide uiteinden onderling verbonden zijn zodanig dat een tandenring wordt gevormd, met het kenmerk, dat genoemde met elkaar verbonden uiteinden van de tandsegmenten zich beide over een afstand van ten minste 50% van hoogte van 30 de tanden vanaf het rotorlichaam uitstrekken. 1023390