NL1023301C2 - Sportvloer of gedeelte daarvan, alsmede een werkwijze voor het aanleggen van een dergelijke sportvloer. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Sportvloer of gedeelte daarvan, alsmede een werkwijze voor het aanleggen van een dergelijke sportvloer.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 sportvloer of gedeelte daarvan, omvattende een drager aangebracht op een ondergrond. Verder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het aanleggen van een dergelijke sportvloer.

Een dergelijke sportvloer en een daarvoor toegepaste methode voor het aanleggen van zo'n sportvloer zijn op zich bekend uit de 10 ten name van onderhavige aanvrager eerder ingediende internationale aanvrage PCT/NL01/00669. Volgens de daaruit bekende methode wordt voor het aanleggen van een kunstgrasveld op de eerste plaats een terrein tot een diepte van ongeveer 18 cm af gegraven. Vervolgens worden op de bodem van het afgegraven deel kiezels aangebracht en vervolgens de 15 drainagelaag. De tijdens het afgraven verwijderde grond wordt gezeefd en daarna als onderlaag op de drainagelaag gestort. Aansluitend worden slechts kunststofvezels in de onderlaag aangebracht, waarbij ten minste één uiteinde van iedere kunststofvezel zich uitstrekt tot boven het uiteindelijke maai vel dniveau. Verder is uit de ten name van de 20 onderhavige aanvrager eerder ingediende Europese octrooiaanvrage 0 554 330 een methode voor het aanleggen van een kunstgrasveld bekend, waarbij op het vooraf afgegraven terrein achtereenvolgens een zandpakket met een dikte van 35-20 cm en een voedingsmedium, dat bij voorkeur uit humusachtig zand bestaat, met een dikte van 15-30 cm worden aangebracht. 25 Nadat de grondconstructie aldus is samengesteld, worden kunstgrasvezels mechanisch in de grond gestoken en de toplaag wordt met natuurlijk gras ingezaaid, zodat een combinatie van natuurlijk gras en kunststofgras ontstaat.

De onderhavige uitvinding stelt zich ten doel een 30 sportvloer of gedeelte daarvan te verschaffen die een minimaal onderhoud behoeft, een goede compatibiliteit met de ondergrond vertoont en zich 1 no qq n 1 2 bovendien onderscheidt door een goede drainage.

Een ander aspect van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een sportvloer of gedeelte daarvan, welke sportvloer zodanig is geconstrueerd dat problemen met betrekking tot vorst tot een 5 minimum zijn beperkt.

Een ander aspect van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een sportvloer of gedeelte daarvan, welke sportvloer bijzonder dempende eigenschappen bezit zodat de kans op blessures van sporters op de sportvloer tot een minimum is beperkt.

10 Een ander aspect van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het aanleggen van een sportvloer, die in een relatief kort tijdsbestek kan worden uitgevoerd en een sportvloer met een nagenoeg vlakke toplaag oplevert.

De sportvloer zoals vermeld in de aanhef wordt gekenmerkt 15 doordat de drager zich bevindt op een honingraatstructuur, welke honingraatstructuur is gelegen op de ondergrond.

Onder toepassing van een dergelijke sportvloer of gedeelte daarvan worden de hiervoor genoemde doelstellingen bereikt. De in de onderhavige uitvinding toegepaste honingraatstructuur is samengesteld uit 20 een reeks nagenoeg identieke cellen in rijen, welke cellen laterale celwanden bezitten die volgens een annul ai re configuratie aan elkaar grenzen ter vorming van celopeningen, waarbij de celopeningen aan de bovenzijde hiervan grenzen aan de drager en aan de onderzijde hiervan aan de ondergrond. Aldus is in feite een uit drie lagen bestaande constructie 25 verkregen, te weten achtereenvolgens drager, honingraatstructuur en ondergrond. In een bepaalde uitvoeringsvorm is het mogelijk dat de drager integraal met de honingraatstructuur is verbonden.

Voor een bijzonder stabiele constructie is het gewenst dat de maaswijdte van de celopeningen in het gebied van 20-100 mm ligt, in 30 het bijzonder in het gebied van 40-80 mm ligt.

Bovendien is het in een bepaalde uitvoeringsvorm, vanuit J /'·. /-¾ s* λ'λ w* 3 oogpunt van sterkte, stabiliteit, dempingswaarde en duurzaamheid, gewenst dat de hoogte van de celwand in het gebied van 5-250 mm ligt, in het bijzonder in het gebied van 25-100 mm ligt.

De in de onderhavige sportvloer toegepaste honingraat-5 constructie is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat de verhouding maaswijdte/hoogte in het gebied van 4-0,1 ligt.

Het is voor het verkrijgen van goede eigenschappen op het gebied van stabiliteit, dempend vermogen en afvoeren van hemelwater met name gewenst dat de celopeningen zijn gevuld met een vulmiddel, waarbij 10 het vulmiddel is gekozen uit de groep van mineralen, natuurlijke en synthetische deeltjes, of een combinatie hiervan. Als voorbeelden hiervan kunnen worden genoemd: zand, lava, grind en rubberen deeltjes, of een combinatie hiervan.

I Om verplaatsing of verschuiving van de drager ten opzichte I 15 van de honingraatstructuur te voorkomen is het gewenst dat de drager aan I de zijde liggend tegen de honingraatstructuur is voorzien van middelen om I een dergelijke verplaatsing te voorkomen. Als voorbeelden van dergelijke I middelen kunnen noppen, ribben of uitsteeksels worden genoemd.

I In een bijzondere uitvoeringsvorm is het tevens mogelijk I 20 dat zich tussen de drager en de honingraatstructuur een tussenlaag I bevindt.

I Een dergelijke tussenlaag is met name bedoeld om de I horizontale verplaatsing van de toplaag, in het bijzonder de drager, ten I opzichte van de honingraatstructuur en de ondergrond te voorkomen, I 25 waarbij het in een bepaalde uitvoeringsvorm gewenst is dat de tussenlaag I aan de zijde liggend tegen de honingraatstructuur is voorzien van middelen om verplaatsing van de drager ten opzichte van de I honingraatstructuur te voorkomen.

I Het is daarentegen ook mogelijk dat de tussenlaag aan de I 30 zijde liggend tegen de drager is voorzien van middelen om verplaatsing I van de drager ten opzichte van de honingraatstructuur te voorkomen, Η waarbij het gunstig kan zijn dat de tussenlaag zowel aan de zijde liggend tegen de honingraatstructuur als aan de zijde liggend tegen de ondergrond is voorzien van middelen om verplaatsing van de drager ten opzichte van de honingraatstructuur en de ondergrond te voorkomen.

5 Om te voorkomen dat het in de celopeningen aangebrachte vulmiddel de honingraatstructuur aan de onderzijde van de celopeningen verlaat, is het mogelijk dat zich tussen de honingraatstructuur en de ondergrond een aanvullende laag bevindt.

Om een goede drainage tot stand te brengen is het gewenst 10 dat de ondergrond is voorzien van middelen voor het afvoeren van water.

Als een geschikte drager kan een drager met kunstgrasvezels I worden genoemd, welke kunstgrasvezels in hoofdzaak dwars op de drager I uitsteken.

I De onderhavige uitvinding omvat verder een werkwijze voor 15 het aanleggen van een sportvloer of een gedeelte daarvan, omvattende de I stappen van I (a) het afgraven van een stuk terrein tot een eerste niveau gelegen onder het uiteindelijke maai veldniveau, I (b) het, indien nodig, aanleggen op of in de bodem van I 20 het afgegraven stuk terrein van een drainagesysteem, I (c) het aanvullen van het afgegraven stuk terrein met een onderlaag, gekenmerkt doordat de werkwijze verder een stap (d) en een stap (e) omvat, te weten, 25 (d) het op de onderlaag aanbrengen van een honingraat structuur, en (e) het op de honingraatstructuur volgens stap (d) plaatsen van een drager.

In een dergelijke werkwijze is het met name gewenst dat na 30 het uitvoeren van stap (d) de honingraatstructuur, samengesteld uit een reeks nagenoeg identieke cellen in rijen, welke cellen laterale celwanden t 5 bezitten die volgens een annul ai re configuratie aan elkaar grenzen ter vorming van de celopeningen, wordt voorzien van een vulmiddel, welk vulmiddel in de celopeningen wordt aangebracht.

Het is gewenst dat de uiteindelijk verkregen sportvloer of 5 een gedeelte daarvan het niveau van het oorspronkelijke maaiveld bereikt. Het eerste niveau volgens stap (a) komt overeen met een niveau dat als stabiel c.q. vorstvrij kan worden beschouwd. Het uitvoeren van stap (c) kan met behulp van het oorspronkelijk afgegraven materiaal plaatsvinden, maar kan ook geschieden met een ander stabiel materiaal zoals zand en 10 gebroken stenen.

Tevens heeft de onderhavige uitvinding betrekking op de toepassing van de hiervoor beschreven sportvloer voor het beoefenen van sport, in het bijzonder bal sporten en/of atletiek.

Daarnaast is het in een bepaalde uitvoeringsvorm gewenst 15 dat voordat stap (e) wordt uitgevoerd, een aanvullende stap (f) plaatsvindt, omvattende (f) het op de honi ngraatstructuur volgens stap (d) aanbrengen van een tussenlaag, welke tussenlaag als afdichting van de celopeningen van de honingraatstructuur kan worden beschouwd.

20 De onderhavige uitvinding zal hierna aan de hand van figuren worden toegelicht, waarbij Figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige sportvloer en Figuur 2 een bovenaanzicht van de in figuur 1 toegepaste honingraatstructuur weergeeft.

25 In figuur 1 is schematisch een zijaanzicht van een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige sportvloer 1 weergegeven, welke sportvloer 1 bijvoorbeeld geschikt is voor het hierop beoefenen van een bal sport, bijvoorbeeld voetbal of hockey. Een stuk terrein wordt afgegraven tot een bepaald niveau gelegen onder het uiteindelijk 30 maaiveldniveau, welk niveau in feite wordt bepaald door de indringdiepte van vorst. Indien gewenst kunnen drainagebuizen worden aangebracht.

H Aansluitend wordt de ondergrond 6 aangevuld met een stabiel materiaal, bijvoorbeeld zand, gebroken steen en dergelijke, waarbij in een bepaalde uitvoeringsvorm ook grond van het eerder afgegraven stuk terrein kan worden toegepast. Op de ondergrond 6 wordt aansluitend een H 5 honingraatstructuur 4 geplaatst, welke honingraatstructuur 4 is H samengesteld uit een reeks nagenoeg identieke cellen in rijen, welke cellen laterale cel wanden bezitten die volgens annul ai re configuratie aan elkaar grenzen ter vorming van celopeningen 8. Ter verkrijging van een stabiele constructie worden de celopeningen 8 voorzien van een 10 vulmateriaal 7, bijvoorbeeld zand. Aansluitend wordt op de honingraat- structuur 4 een drager 2 geplaatst, welke drager 2 in de in figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm een drager met kunstofvezels omvat, waarbij I de kunststofvezels zich in hoofdzaak dwars op de drager 2 uitsteken. Om een verplaatsing of verschuiving van drager 2 ten opzichte van de I 15 honingraatstructuur 4 en ondergrond 6 te voorkomen, is het in een I bepaalde uitvoeringsvorm gewenst dat een tussenlaag 3 worden aangebracht, I welke tussenlaag 3 aan de zijde liggend tegen de honingraatstructuur 4, aan de zijde liggend tegen de drager 2, of aan beide hiervoor genoemde zijden, kan zijn voorzien van middelen om verplaatsing van drager 2 ten 20 opzichte van de honingraatstructuur 4 en ondergrond 6 te voorkomen. Het I is daarentegen in een bepaalde uitvoeringsvorm ook mogelijk om de drager I 2 aan de onderzijde hiervan te voorzien van bijvoorbeeld een noppen- I structuur, welke noppenstructuur contact met de honingraatstructuur 4 I maakt waardoor verplaatsing van de drager 2 ten opzichte van de 25 honingraatstructuur 4 wordt voorkomen, zodat eventueel van tussenlaag 3 I kan worden afgezien. Bovendien is het in een bepaalde uitvoeringsvorm I gewenst dat zich tussen honingraatstructuur 4 een aanvullende laag 5 I bevindt.

I In figuur 2 is een bovenaanzicht van de in figuur 1 I 30 toegepaste honingraatstructuur 4 weergegeven, waarbij de I honingraatstructuur 4 is samengesteld uit een reeks nagenoeg identieke % 7 cellen in rijen, voorzien van celopeningen 8, welke celopeningen 8 van een vulmateriaal 7 zijn voorzien.

Alhoewel de in figuur 1 weergegeven, bijzonder uitvoeringsvorm betrekking heeft op een drager 2 van kunstgrasvezels, 5 moet het duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding tot een dergelijke uitvoeringsvorm niet is beperkt. Het is aldus mogelijk een zodanige drager 2 op de honingraatstructuur 4 te plaatsen dat de aldus verkregen sportvloer, of gedeelte daarvan, geschikt is voor bijvoorbeeld het beoefenen van atletiek. Daarentegen is het in het een bepaalde 10 uitvoeringsvorm ook mogelijk dat de hierin beschreven, op een honingraatstructuur gebaseerd onderbouw geschikt is voor andere, niet aan het beoefenen van sporten gerelateerde toepassingen.

Claims (23)

1. Sportvloer of gedeelte daarvan, omvattende een drager aangebracht op een ondergrond, met het kenmerk, dat de drager zich 5 bevindt op een honingraatstructuur, welke honingraatstructuur is gelegen op de ondergrond.

2. Sportvloer volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de honingraatstructuur is samengesteld uit een reeks nagenoeg identieke cellen in rijen, welke cellen laterale cel wanden bezitten die volgens een 10 annul ai re configuratie aan elkaar grenzen ter vorming van celopeningen.

3. Sportvloer volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de celopeningen aan de bovenzijde hiervan grenzen aan de drager en aan de I onderzijde hiervan aan de ondergrond.

4. Sportvloer volgens een of meer van de conclusies 2-3, met I 15 het kenmerk, dat de maaswijdte van de celopeningen in het gebied van I 20-100 mm ligt.

5. Sportvloer volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de maaswijdte van de celopeningen in het gebied van 40-80 mm ligt.

6. Sportvloer volgens een of meer van de conclusies 2-5, met I 20 het kenmerk, dat de hoogte van de cel wand in het gebied van 5-250 mm I ligt.

7. Sportvloer volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hoogte van de celwand in het gebied van 25-100 mm ligt.

8. Sportvloer volgens een of meer van de conclusies 2-7, met 25 het kenmerk, dat de verhouding maaswijdte/hoogte in het gebied van 4-0,1 ligt.

9. Sportvloer volgens een of meer van de conclusies 2-8, met het kenmerk, dat de celopeningen met een vulmiddel zijn gevuld.

10. Sportvloer volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het 30 vulmiddel is gekozen uit de groep van mineralen, natuurlijke en synthetische deeltjes, of een combinatie hiervan. *

11. Sportvloer volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager aan de zijde liggend tegen de honingraatstructuur is voorzien van middelen om verplaatsing van de drager ten opzichte van de honingraatstructuur te voorkomen.

12. Sportvloer volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich tussen de drager en de honingraatstructuur een tussenlaag bevindt.

13. Sportvloer volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tussenlaag aan de zijde liggend tegen de honingraatstructuur is voorzien 10 van middelen om verplaatsing van de drager ten opzichte van de honingraatstructuur te voorkomen.

14. Sportvloer volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tussenlaag aan de zijde liggend tegen de drager is voorzien van middelen om verplaatsing van de drager ten opzichte van de honingraatstructuur te 15 voorkomen.

15. Sportvloer volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de tussenlaag zowel aan de zijde liggend tegen de honingraatstructuur als aan de zijde liggend tegen de ondergrond is voorzien van middelen om verplaatsing van de drager ten opzichte van de honingraatstructuur te 20 voorkomen.

16. Sportvloer volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich tussen de honingraatstructuur en de ondergrond een aanvullende laag bevindt.

17. Sportvloer volgens een of meer van de voorafgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de ondergrond is voorzien van middelen voor het afvoeren van water.

18. Sportvloer volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager kunstgrasvezels omvat, welke kunstgrasvezels in hoofdzaak dwars op de drager uitsteken.

19. Toepassing van de sportvloer zoals omschreven in een of meer van de voorafgaande conclusies voor het beoefenen van bal sporten - «μ I en/of atletiek.

20. Werkwijze voor het aanleggen van een sportvloer of een gedeelte daarvan, omvattende de stappen van (a) het afgraven van een stuk terrein tot een eerste 5 niveau gelegen onder het uiteindelijke maai veldniveau, I (b) het, indien nodig, aanleggen op of in de bodem van het afgegraven stuk terrein van een drainagesysteem, H (c) het aanvullen van het afgegraven stuk terrein met een onderlaag, I 10 met het kenmerk, dat de werkwijze verder een stap (d) en een stap (e) omvat, te weten, I (d) het op de onderlaag aanbrengen van een honingraat- structuur, en I (e) het op de honingraatstructuur volgens stap (d) 15 plaatsen van een drager tot het maai vel dniveau.

21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat na het I uitvoeren van stap (d) de honingraatstructuur, samengesteld uit een reeks nagenoeg identieke cellen in rijen, welke cellen laterale celwanden bezitten die volgens een annul ai re configuratie aan elkaar grenzen ter 20 vorming van de celopeningen, wordt voorzien van een vulmiddel, welk vulmiddel in de celopeningen wordt aangebracht.

22. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 20-21, met het kenmerk, dat het vulmiddel wordt gekozen uit de groep van mineralen, natuurlijke en synthetische deeltjes, of een combinatie hiervan.

23. Werkwijze volgens een of meer van de conclusies 20-22, met het kenmerk, dat voordat stap (e) wordt uitgevoerd, een aanvullende stap (f) plaatsvindt, omvattende (f) het op de honingraatstructuur volgens stap (d) aanbrengen van een tussenlaag. 30