NL1022097C1 - Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1022097C1
NL1022097C1 NL1022097A NL1022097A NL1022097C1 NL 1022097 C1 NL1022097 C1 NL 1022097C1 NL 1022097 A NL1022097 A NL 1022097A NL 1022097 A NL1022097 A NL 1022097A NL 1022097 C1 NL1022097 C1 NL 1022097C1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lighting system
trailer
power
vehicle
corresponding part
Prior art date
Application number
NL1022097A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ecs Electronics B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Ecs Electronics B V filed Critical Ecs Electronics B V
Priority to NL1022097A priority Critical patent/NL1022097C1/nl
Priority to AU2003289676A priority patent/AU2003289676A1/en
Priority to PCT/NL2003/000857 priority patent/WO2004056608A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1022097C1 publication Critical patent/NL1022097C1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q11/00Arrangement of monitoring devices for devices provided for in groups B60Q1/00 - B60Q9/00
    • B60Q11/005Arrangement of monitoring devices for devices provided for in groups B60Q1/00 - B60Q9/00 for lighting devices, e.g. indicating if lamps are burning or not
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60QARRANGEMENT OF SIGNALLING OR LIGHTING DEVICES, THE MOUNTING OR SUPPORTING THEREOF OR CIRCUITS THEREFOR, FOR VEHICLES IN GENERAL
    • B60Q1/00Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor
    • B60Q1/26Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic
    • B60Q1/30Arrangement of optical signalling or lighting devices, the mounting or supporting thereof or circuits therefor the devices being primarily intended to indicate the vehicle, or parts thereof, or to give signals, to other traffic for indicating rear of vehicle, e.g. by means of reflecting surfaces
    • B60Q1/305Indicating devices for towed vehicles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Lighting Device Outwards From Vehicle And Optical Signal (AREA)

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERBINDEN VAN EEN AANHANGER-VERLICHTINGSSYSTEEM MET EEN VOERTUIG-VERLICHTINGSSYSTEEM
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verbinden van een verlichtingssysteem van een aanhanger met een verlichtingssysteem van een de aanhanger trekkend voertuig, waarbij de functie van althans een deel van het 5 verlichtingssysteem van het voertuig wordt overgenomen door een overeenkomstig deel van het verlichtingssysteem van de aanhanger. Een dergelijke wijze van verbinden van de verlichtingssystemen van aanhanger en voertuig is in de praktijk reeds bekend.
10 Wanneer een aanhanger aan een trekkend voertuig gekoppeld wordt, en de verlichtingssystemen elektrisch worden verbonden, zodat de verlichting van de aanhanger wordt bestuurd vanuit het voertuig, gelden er speciale wettelijke eisen voor de verlichting van de zo gevormde combinatie. Zo 15 is het in bepaalde landen verplicht om, wanneer de aanhanger is uitgerust met een of meer mistlichten, de mistachterlichten van het voertuig uit te schakelen. Zo wordt voorkomen dat het zicht naar achteren van de bestuurder van het voertuig wordt gehinderd door de weerkaatsing van het 20 schijnsel van de - relatief felle - mistachterlichten tegen de voorzijde van de aanhanger. Dit geldt met name wanneer de aanhanger een caravan is, die meestal licht van kleur is, en een groot weerkaatsend oppervlak vormt.
De meeste moderne voertuigen zijn echter uitgerust 25 met bewakingssystemen die de werking van de verlichting controleren, en die een foutmelding genereren wanneer een storing in een of meer lampen wordt vastgesteld. Worden nu bij het koppelen van een aanhanger aan het voertuig de mistachterlichten daarvan uitgeschakeld, dan zal het 30 bewakingssysteem dit interpreteren als een storing, hetgeen 1 0 27 0 9 7 2 leidt tot een foutsignaal. Een dergelijk foutsignaal zal niet worden opgewekt, wanneer de functie van de mistachterlichten van het voertuig volledig wordt overgenomen door een overeenkomstig aantal even sterke mistlichten van de 5 aanhanger. In dat geval zal immers eenzelfde vermogen worden afgenomen als wanneer de mistachterlichten van het voertuig werkzaam zouden zijn, zodat de belasting van het verlichtingssysteem gelijk blijft, en het bewakingssysteem dus geen afwijking van de normale bedrijfstoestand waarneemt.. 10 Wanneer echter de aanhanger slechts aan een zijde voorzien is van een mistlicht, zal het daardoor opgenomen vermogen slechts de helft zijn van het vermogen dat normaliter door de mistachterlichten van het voertuig wordt opgenomen, hetgeen door het bewakingssysteem wordt beschouwd 15 als een teken dat er een mistachterlicht van het voertuig defect is, waarna dus een foutmelding volgt. Een dergelijke foutmelding, die wordt wedergegeven op het instrumentenpaneel van het voertuig, is hinderlijk, omdat de bestuurder hierdoor wordt afgeleid. Bovendien bestaat het risico dat er wel een 20 storing in een van de overige lampen van het voertuig optreedt, die dan onopgemerkt blijft, omdat de bestuurder zal aannemen dat de foutmelding het gevolg is van het bij de koppeling van de aanhanger uitschakelen van de mistachterlichten.
25 De uitvinding heeft derhalve tot doel een werkwijze te verschaffen voor het verbinden van de verlichting van een aanhanger met die van een voertuig, waarbij onnodige foutmeldingen als gevolg van het bewust uitschakelen van een deel van de voertuig-verlichting, bijvoorbeeld de 30 mistachterlichten, worden vermeden. Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat een door een voedingsbron aan het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem aangeboden vermogen wordt vergeleken met een door het 3 overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem gevraagd vermogen en, wanneer het aangeboden vermogen groter is dan het gevraagde vermogen, het vermogensoverschot wordt gedissipeerd of teruggevoerd naar de voedingsbron. Door zo 5 een eventueel verschil tussen het vermogen dat bij normaal gebruik van de mistachterlichten van het voertuig wordt opgenomen, en het daadwerkelijk door de mistverlichting van de aanhanger, met name wanneer deze slechts een mistlamp vertoont, opgenomen vermogen op een of andere wijze te 10 dissiperen of terug te voeren, wordt dit verschil voor het bewakingssysteem van de voertuigverlichting als het ware I"verborgen", zodat onnodige foutmeldingen worden voorkomen.
Bij voorkeur wordt het vermogensoverschot gedissipeerd in een ander, niet-overeenkomstig deel van het 15 aanhanger-verlichtingssysteem. Op deze wijze wordt dit vermogen nuttig gebruikt, bijvoorbeeld om een of meer van de achterlichten van de aanhanger te laten branden.
Een eenvoudige regeling wordt bereikt, wanneer een door het overeenkomstig deel van het aanhanger-20 verlichtingssysteem opgenomen stroom wordt vergeleken met een eerste grenswaarde, en een door de voedingsbron geleverde stroom wordt gedissipeerd of teruggevoerd wanneer de opgenomen stroom de eerste grenswaarde, die bijvoorbeeld in de orde van 2,5 A gekozen kan worden, onderschrijdt.
25 Teneinde te voorkomen dat een deel van de verlichting van het voertuig wordt uitgeschakeld in gevallen dat de aanhanger in het geheel niet voorzien is van een overeenkomstige verlichting, verdient het de voorkeur dat bij het ontbreken van het overeenkomstige deel van het aanhanger-30 verlichtingssysteem de functie-overname wordt verhinderd en het vermogen wordt opgenomen door het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem.
1 ΑΟΟΠΟ-7
Dit kan eenvoudig worden geregeld door de door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem opgenomen stroom te vergelijken met een tweede grenswaarde, en de door de voedingsbron geleverde stroom te doen opnemen 5 door het betreffende deel van het voertuig- verlichtingssysteem wanneer de opgenomen stroom de tweede, onder de eerste gelegen, grenswaarde, die bijvoorbeeld op H ongeveer 1,2 A gekozen kan worden, onderschrijdt.
H De uitvinding betreft ook een inrichting voor het H 10 uitvoeren van de hiervoor beschreven werkwijze. Uitgaande van H een gebruikelijke inrichting voor het zodanig verbinden van H een verlichtingssysteem van een aanhanger met een verlichtingssysteem van een de aanhanger trekkend voertuig, dat de functie van althans een deel van het 15 verlichtingssysteem van het voertuig wordt overgenomen door een overeenkomstig deel van het verlichtingssysteem van de aanhanger, wordt dit volgens de uitvinding bereikt door de toevoeging van middelen voor het vergelijken van een door een H voedingsbron aan het betreffende deel van het voertuig- 20 verlichtingssysteem aangeboden vermogen met een door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem gevraagd vermogen, en bestuurbaar met de vergelijkingsmiddelen verbonden middelen voor het dissiperen of naar de voedingsbron terugvoeren van het I 25 vermogensoverschot wanneer het aangeboden vermogen groter is I dan het gevraagde vermogen.
I Bij een constructief eenvoudige verbindingsinrichting I volgens dit principe omvatten de dissipatiemiddelen ten I minste één schakeling voor het enerzijds verbreken van de 30 verbinding tussen de voedingsbron en het betreffende deel van I het voertuig-verlichtingssysteem en het anderzijds met de I voedingsbron verbinden van een ander, niet-overeenkomstig I deel van het aanhanger-verlichtingssysteem.
5
Om de vermogens eenvoudig te kunnen vergelijken, omvatten de vergèlijkingsmiddelen met voordeel ten minste één stroommeter. ·
Bij voorkeur omvat dan de dissipatieschakeling een 5 eerste schakelelement voor het met de voedingsbron verbinden van het andere, niet-overeenkomstige deel van het aanhanger-verlichtingssysteem wanneer de stroommeter een door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem opgenomen stroom meet die lager is dan een eerste 10 grenswaarde. Deze grenswaarde kan bijvoorbeeld 2,5 A zijn, hetgeen een gangbare stroom is wanneer de aanhanger twee mistlichten vertoont.
Daarnaast kan de dissipatieschakeling met voordeel een tweede schakelelement omvatten voor het verbinden van de 15 voedingsbron en het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem wanneer de stroommeter een door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem opgenomen stroom meet die lager is dan een tweede, onder de eerste gelegen, grenswaarde. Wanneer deze tweede grenswaarde 20 bijvoorbeeld op 1,2 A gesteld wordt, vormt deze een betrouwbare aanduiding voor het geheel ontbreken van mistlichten op de aanhanger.
De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een voorbeeld, waarbij wordt verwezen naar de bij gevoegde 25 tekening, waarin:
Fig. 1 een schematische weergave is van een verlichtingssysteem aan de achterzijde van een voertuig en een daarmee via een inrichting volgens de uitvinding verbonden verlichtingssysteem van een aanhanger, en 30 Fig. 2 een gedetailleerd schakelschema is van de verbindingsinrichting van fig. 1.
Een inrichting 1 (fig. 1) voor het verbinden van een verlichtingssysteem 2 van een aanhanger 3 met een 1022097- verlichtingssysteem 4 van een de aanhanger 3 trekkend H voertuig 5 is zodanig uitgevoerd, dat bij normaal gebruik de functie van een deel van het voertuig-verlichtingssysteem 4, in het bijzonder de mistachterlichten 6L, 6R, wordt 5 overgenomen door een overeenkomstig deel, dus de mistlichten I 7L, 7R, van het aanhanger-verlichtingssysteem 2.
I Het voertuig-verlichtingssysteem 4 omvat naast de I mistachterlichten 6L, 6R gewoonlijk aan weerszijden van het I voertuig 5 een of meer achterlichten 8L, 8R en remlichten 9 I 10 (waarvan er hier slechts een getoond is). Daarnaast omvat het I verlichtingssysteem 4 nog knipperlichten en in het algemeen I een of meer achteruitrij lichten, die voor de uitvinding niet I van belang zijn en dus niet getoond zijn.
Op overeenkomstige wij ze omvat het aanhanger- 15 verlichtingssysteem 2 aan weerszijden een of meer achterlichten 10L, 10R en remlichten 11 (hier eveneens slechts een getoond), hier niet getoonde knipperlichten en I eventueel nog een of meer achteruitrij lichten.
Teneinde het voertuig-verlichtingssysteem 4 niet I 20 extra te belasten wanneer een aanhanger 3 aan het voertuig 5 I gekoppeld is, worden de achterlichten 10L, 10R en de I remlichten 11 van de aanhanger 3 via lijnen 29L, 29R, resp.
I 30 gevoed door bufferschakelingen 11L, 11R, resp. 12. Deze I bufferschakelingen 11L, 11R, 12 worden via een lijn 13, met I 25 vertakkingen 14L, 14R, 15 voorzien van de boordspanning V van I het voertuig 5, en worden bestuurd door stuursignalen die via I lijnen 16L, 16R, resp. 17 worden doorgegeven vanuit de I overeenkomstige delen van het voertuig-verlichtingssysteem 4.
I Door de tussenplaatsing van de bufferschakelingen I 30 11L, 11R, 12 wordt de aanwezigheid van het aanhanger- I verlichtingssysteem 2 als het ware "verborgen" voor het voertuig-verlichtingssysteem 4. Dit is van belang om te I voorkomen dat de werking van een storingsdetectiesysteem, dat ^ ·* ^ V'\ 7 standaard opgenomen is in het voertuig-verlichtingssysteem 4 voor het detecteren en aan de bestuurder van het voertuig 5 kenbaar maken van fouten in een of meer lichten, hierdoor wordt beïnvloed.
5 De mistverlichting 7 van de aanhanger 3 wordt echter niet via een bufferschakeling gevoed, maar rechtstreeks vanuit het voertuig-verlichtingssysteem 4, door het doorschakelen van de voeding voor de mistachterlichten 6L, 6R. De reden hiervoor is dat het in enkele landen wettelijk 10 verplicht is om, wanneer de aanhanger 3 voorzien is van mistlichten 7, de mistachterlichten 6L, 6R van het trekkend voertuig 5 uit te schakelen. Derhalve is de verbindingsinrichting 1 voorzien van een schakelelement 18, in het getoonde voorbeeld een relais, dat twee schakelaars 15 19L, 19R bedient, die zijn opgenomen in voedingslijnen 20L, 20R van de mistachterlichten 6L, 6R van het voertuig 5. Door het omzetten van de schakelaars 19L, 19R naar de gestippeld weergegeven stand worden deze voedingslijnen 20L, 20R doorverbonden met een enkele lijn 21 die de voedingsspanning 20 voor de mistachterlichten 6L, 6R naar de mistverlichting 7 van de aanhanger 3 voert. Deze lijn 21 vertoont een aftakking 28 die hierna besproken zal worden.
Het is echter denkbaar dat het aanhanger-verlichtingssysteem 2, dat in het algemeen relatief eenvoudig 25 van opzet zal zijn, slechts een of in het geheel geen mistlichten omvat. Om dit te kunnen vaststellen omvat de verbindingsinrichting 1 verder vergelijkingsmiddelen 22, die ondermeer een stroommeter 23 omvatten, welke met de voedingslijn 21 en een voedingslijn 31 van de aanhanger-30 mistverlichting 7 verbonden is. De vergelijkingsmiddelen 22 zijn ingericht om, wanneer uit het uitgangssignaal van de stroommeter 23 wordt afgeleid dat de aanhanger 3 niet voorzien is van mistlichten, het schakelelement 18 naar zijn '"72097-
H getoonde ruststand te sturen, waarin de schakelaars 19L, 19R
de voedingslijneri 20L, 20R verbinden met de mistachterlichten H 6L, 6R van het voertuig 5. Zo wordt voorkomen dat, wanneer H een aanhanger 3 zonder mistlichten aan het voertuig 5 5 gekoppeld is, de mistachterlichten 6L, 6R van het voertuig 5 worden uitgeschakeld, waardoor de zichtbaarheid daarvan sterk zou worden verminderd.
Daarnaast is de verbindingsinrichting 1 voorzien van H middelen 24 voor het dissiperen of terugvoeren van een door 10 de stroommeter 23 vastgesteld verschil in de stroom die bij normaal gebruik wordt opgenomen door de mistachterlichten 6L, 6R en de stroom die daadwerkelijk wordt opgenomen door de mistverlichting 7 van de aanhanger 3. Door deze stroom ergens op te nemen of terug te voeren naar de voedingsbron, in het 15 algemeen een accu van het voertuig 5, wordt voorkomen dat het storingsdetectiesysteem dat de voertuig-verlichting 4 bewaakt de lagere belasting zal beschouwen als een indicatie van een I storing in het voertuig-verlichtingssysteem 4.
I Op zichzelf zou het stroomverschil kunnen worden 20 opgenomen door de lijn 21 te verbinden met een weerstand.
Gezien het relatief grote vermogen van de mistlichten 6L, 6R
I zou een dergelijke weerstand echter zeer veel warmte ontwikkelen, die op de locatie van de verbindingsinrichting 1, meestal achterin het voertuig 5, niet goed afgevoerd zou 25 kunnen worden. Daarnaast zou hierdoor het stroomverbruik van het voertuig 5 onnodig worden verhoogd. In het getoonde voorbeeld wordt derhalve het vermogensoverschot nuttig gebruikt, door dit aan te bieden aan een ander deel van het aanhanger-verlichtingssysteem 2. Omdat het daarbij moet gaan 30 om een deel van het verlichtingssysteem 2 dat continu werkzaam is en een behoorlijk vermogen moet kunnen opnemen, is gekozen voor een van de achterlichten 10R.
9
De dissipatiemiddelen 24 omvatten daartoe een schakelelement 25, hier een relais, dat een schakelaar 26 bedient in de voedingslijn 14R van het achterlicht 10R. De vergelijkingsmiddelen 22 zijn ingericht om, wanneer uit het 5 uitgangssignaal van de stroommeter 23 wordt afgeleid dat de aanhanger 3 slechts voorzien is van een mistlicht 7L, en het daardoor opgenomen vermogen dus kleiner is dan dat van de beide mistachterlichten 6L, 6R van het voertuig 5, het schakelelement 25 van zijn getoonde ruststand naar een 10 gestippeld weergegeven bedrijfsstand te sturen. In deze stand verbindt de schakelaar 26 de aftakking 28 van de voedingslijn 21 met een lijn 27 naar de bufferschakeling 11R van het achterlicht 10R, zodat de som van het door deze bufferschakeling opgenomen vermogen en het vermogen dat wordt 15 opgenomen door het enkele mistlicht 7L van de aanhanger 3 in hoofdzaak gelijk is aan het vermogen van de beide mistachterlichten 6L, 6R van het voertuig 5. Hierdoor zal het storingsdetectiesysteem van de voertuig-verlichting 4 geen storing aangeven.
20 De verbindingsinrichting 1 is in detail weergegeven in fig. 2, waarin de verschillende signalen de volgende betekenis hebben: V voedingsspanning (9-14 Volt; 15 Ampère) 54 ingangssignaal remlicht 9 25 54T uitgangssignaal aanhanger-remlicht 11 (max. 52 W)
54G__L ingangssignaal mistachterlicht 6L
54G_R ingangssignaal mistachterlicht 6R
54G__LR uitgangssignaal mistachterlicht 6L (21 Watt) 54G_RR uitgangssignaal mistachterlicht 6R (21 Watt) 30 54G_T uitgangssignaal aanhanger-mistlicht 7 (21-42 W)
58L ingangssignaal achterlicht 8L
58R ingangssignaal achterlicht 8R
58LT uitgangssignaal aanhanger-licht 10L (10-52 W) / - . .· II . i • :-· ·->* £‘ ! H 58RT uitgangssignaal aanhanger-licht 10R (10-52 W) H Zoals hier te zién omvatten de vergelijkingsmiddelen 22 een H tweetal operationele versterkers (OPAMP) 32, 33, die elk gevoed worden met een spanning \£D welke door een 5 spanningsdeler 34 wordt afgeleid uit het ingangssignaal 54G_L. In het getoonde voorbeeld zijn deze OPAMP's 32, 33 in een enkel huis opgenomen, zodat er ook slechts een voedingsspanning VDD is aangegeven. Op een eerste ingang 35, H 36 van elke OPAMP 32, 33 staat het signaal 54G_L, terwijl op 10 een tweede ingang 37, 38 daarvan het uitgangssignaal van de I stroommeter 23 staat. De uitgang van de OPAMP 32 is besturend verbonden met beide schakelelementen 18, 25, terwijl de I uitgang van de OPAMP 33 slechts het schakelelement 25 I bestuurt. Het uitgangssignaal van de OPAMP 32 wordt H 15 aangeboden aan een transistor 39 in een voedingslijn 41 van het relais 18 en aan een transistor 40 in een voedingslijn 42 I van het relais 25. Daarnaast is het uitgangssignaal van deze I OPAMP 32 verbonden met de collector van een transistor 43, waarvan de basis met de OPAMP 33 verbonden is.
I 20 De stroommeter 23 omvat een tweetal transistoren 44, I 45, die parallel geschakeld zijn met een weerstand 46 in de lijn 21, 31, en waarvan de bases met elkaar verbonden zijn.
De collector van de transistor 45 is verbonden met de OPAMP's I 32, 33.
I 25 De werking van de vergelijkingsmiddelen 22 en de I daardoor bestuurde dissipatieschakeling 24 is nu als volgt.
I Wanneer de aanhanger 3 niet voorzien is van een mistlicht, geeft de stroommeter 23 een hoge uitgangsspanning af, die wordt aangeboden aan de ingangen 37, 38 van de OPAMP's 32, I 30 33. Op de andere ingangen 35, 36 van de OPAMP's staat het I door weerstanden 47, resp. 48 verzwakte referentiesignaal I 54G_L. Doordat de spanning op de ingangen 37, 38 hoger is dan I de referentiespanning op de ingangen 34, 35 wordt de uitgang 11 I van de beide OPAMP's 32, 33 laag waardoor de drie I transistoren 39, '40, 43 gesperd blijven. Dit heeft tot gevolg I dat de voedingslijnen 41, 42 van de schakelelementen 18, 25 I spanningsloos blijven, waardoor de schakelaars 19L, 19R en 26 I 5 hun met getrokken lijnen weergegeven stand innemen. De I ingangssignalen 54G_L, 54G_R worden dus als uitgangssignalen
I 54G_LR, 54G_RR doorgeleid naar de mistachterlichten 6L, 6R
I van het voertuig 5, terwijl de bufferschakeling 11R van het
I aanhanger-achterlicht 10R gevoed wordt met de boordspanning V
I 10 via de lijn 14R.
I Wanneer de aanhanger 3 voorzien is van twee I mistlichten 7L, 7R, is de uitgangsspanning van de stroommeter I 23, die wordt aangeboden aan de ingangen 37, 38 van de I OPAMP's 32, 33 lager dan de door weerstanden 47, resp. 48 I 15 verzwakte spanning 54G_L die op de andere ingangen 35, 36 van I de OPAMP's staat. Hierdoor worden de uitgangen van de OPAMP's 32, 33 beide hoog, waardoor de transistoren 39 en 43 I geleidend worden. Doordat de transistor 39 in zijn I doorlaatstand geschakeld is, wordt de voedingslijn 41 van het 20 relais 18 stroomvoerend, waardoor dit relais 18 wordt I aangetrokken, en de schakelaars 19L, 19R worden omgezet naar I de gestippeld weergegeven stand. De ingangssignalen 54G_L, I 54G_R worden dus als uitgangssignaal 54G_L doorgeleid naar de I mistlichten 7L, 7R van de aanhanger 3. Doordat zowel de 25 transistor 39 als de transistor 43 geleidend is, wordt de I transistor 40 gesperd, zodat de voedingslijn 42 van het relais 25 spanningsloos blijft, en de schakelaar 26 zijn met getrokken lijnen weergegeven stand blijft innemen. De bufferschakeling 11R van het aanhanger-achterlicht 10R wordt 30 dus ook in deze toestand via de lijn 14R gevoed met de H boordspanning V.
In het geval dat de aanhanger 3 voorzien is van slechts een enkel mistlicht 7L, is de uitgangsspanning van de stroommeter 23, die wordt aangeboden aan de ingangen 34, 35 van de OPAMP's 32, 33, lager dan de door de weerstand 47 verlaagde spanning 54G_L die op de ingang 35 van de OPAMP 32 staat. Hierdoor wordt de uitgang van deze OPAMP 32 hoog, 5 zodat de transistor 39 geleidend wordt. Daarentegen is de uitgangsspanning van de stroommeter 23 hoger dan de door de weerstand 48 nog verder verlaagde referentiespanning op de ingang 36 van de OPAMP 33, zodat de uitgang van deze OPAMP 33 H laag wordt, en dus de transistor 43 wordt gesperd. Dit heeft H 10 weer tot gevolg dat de transistor 40 wel geleidend wordt.
H Omdat nu dus beide transistoren 39, 40 in hun doorlaatstand geschakeld zijn, worden de beide voedingslijnen 41, 42 van de relais 18, 25 stroomvoerend, waardoor deze relais 18, 25 worden aangetrokken, en de drie schakelaars 19L, 19R, 26 15 worden omgezet naar hun gestippeld weergegeven stand. De ingangssignalen 54G_L, 54G_R worden dus als uitgangssignaal 54G_L doorgeleid naar het mistlicht 7L van de aanhanger 3, terwijl de bufferschakeling 11R van het aanhanger-achterlicht 10R in deze toestand via de aftaklijn 28 gevoed met het I 20 signaal 54G_L, dat als uitgangssignaal 58YC wordt doorgegeven I aan zijn voedingslijn 27.
I Op deze wijze maakt dus de verbindingsinrichting volgens de uitvinding het mogelijk willekeurige aanhangers, zonder mistverlichting, met een enkel mistlicht of met twee 25 mistlichten te koppelen aan een voertuig, zonder dat daardoor de werking van het verlichtingssysteem van het voertuig wordt beïnvloed, en zonder dat er valse storingsmeldingen worden gegenereerd.
Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de 30 hand van een voorbeeld, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt. Zo zou de stroom voor het ontbrekende mistlicht aan een ander deel van de aanhanger-verlichting kunnen worden toegevoerd dan de achterlichten, 13 wanneer dit maar voldoende vermogen kan opnemen. Ook zou het vermogen, zoals reeds opgemerkt, op andere wijze kunnen worden gedissipeerd dan in een deel van de verlichting van de aanhanger. Daarnaast zou de stroom door een speciale 5 schakeling kunnen worden teruggevoerd naar de accu van het voertuig. Tenslotte zou deze verbindingswijze natuurlijk ook kunnen worden toegepast voor andere elementen van de verlichtingssystemen, wanneer daarvoor soortgelijke eisen zouden gelden. De omvang van de uitvinding wordt dan ook 10 uitsluitend bepaald door de bijgevoegde conclusies.
1022097

Claims (12)

1. Werkwijze voor het verbinden van een I verlichtingssysteem van een aanhanger met een I verlichtingssysteem van een de aanhanger trekkend voertuig, I waarbij de functie van althans een deel van het I 5 verlichtingssysteem van het voertuig wordt overgenomen door I een overeenkomstig deel van het verlichtingssysteem van de aanhanger, met het kenmerk, dat een door een voedingsbron aan I het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem I aangeboden vermogen wordt vergeleken met een door het I 10 overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem gevraagd vermogen en, wanneer het aangeboden vermogen groter is dan het gevraagde vermogen, het vermogensoverschot wordt gedissipeerd of teruggevoerd naar de voedingsbron.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat het vermogensoverschot wordt gedissipeerd in een ander, niet-overeenkomstig deel van het aanhanger- verlichtingssysteem.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het H kenmerk, dat een door het overeenkomstig deel van het 20 aanhanger-verlichtingssysteem opgenomen stroom wordt vergeleken met een eerste grenswaarde, en een door de voedingsbron geleverde stroom wordt gedissipeerd of teruggevoerd wanneer de opgenomen stroom de eerste grenswaarde onderschrijdt. H 25
4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, H met het kenmerk, dat bij het ontbreken van het overeenkomstige deel van het aanhanger-verlichtingssysteem de H functie-overname wordt verhinderd en het vermogen wordt H opgenomen door het betreffende deel van het voertuig- H 30 verlichtingssysteem.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem opgenomen stroom wordt vergeleken met een tweede grenswaarde, en de door de voedingsbron geleverde 5 stroom wordt opgenomen door het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem wanneer de opgenomen stroom de tweede, onder de eerste gelegen, grenswaarde onderschrijdt.
6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de overeenkomstige delen van de 10 verlichtingssystemen waarvan de vermogens worden vergeleken mistlampen omvatten, en het andere, niet-overeenkomstige deel van het aanhanger-verlichtingssysteem waarin het vermogensoverschot wordt gedissipeerd ten minste één achterlicht omvat.
7. Inrichting voor het zodanig verbinden van een verlichtingssysteem van een aanhanger met een verlichtingssysteem van een de aanhanger trekkend voertuig, dat de functie van althans een deel van het verlichtingssysteem van het voertuig wordt overgenomen door 20 een overeenkomstig deel van het verlichtingssysteem van de aanhanger, gekenmerkt door middelen voor het vergelijken van een door een voedingsbron aan het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem aangeboden vermogen met een door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem 25 gevraagd vermogen, en bestuurbaar met de vergelijkingsmiddelen verbonden middelen voor het dissiperen of naar de voedingsbron terugvoeren van het vermogensoverschot wanneer het aangeboden vermogen groter is dan het gevraagde vermogen.
8. Verbindingsinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de dissipatiemiddelen ten minste één schakeling omvatten voor het enerzijds verbreken van de verbinding tussen de voedingsbron en het betreffende deel van het 1. o ? π Λ - 1 1 .·' ^ /_ . ! v Μ I voertuig-verlichtingssysteem en het anderzijds met de H voedingsbron verbinden van een ander, niet-overeenkomstig I deel van het aanhanger-verlichtingssysteem.
9. Verbindingsinrichting volgens conclusie 7 of 8, I 5 met het kenmerk, dat de vergelijkingsmiddelen ten minste één stroommeter omvatten.
10. Verbindingsinrichting volgens conclusie 8 en 9, I met het kenmerk, dat de dissipatieschakeling een eerste schakelelement omvat voor het met de voedingsbron verbinden I 10 van het andere, niet-overeenkomstige deel van het aanhanger- verlichtingssysteem wanneer de stroommeter een door het overeenkomstig deel van het aanhanger-verlichtingssysteem I opgenomen stroom meet die lager is dan een eerste grenswaarde.
11. Verbindingsinrichting volgens conclusie 10, met I het kenmerk, dat de dissipatieschakeling een tweede I schakelelement omvat voor het verbinden van de voedingsbron I en het betreffende deel van het voertuig-verlichtingssysteem wanneer de stroommeter een door het overeenkomstig deel van 20 het aanhanger-verlichtingssysteem opgenomen stroom meet die lager is dan een tweede, onder de eerste gelegen, I grenswaarde.
12. Verbindingsinrichting volgens één der conclusies I 7 tot 11, met het kenmerk, dat de overeenkomstige delen van I 25 de verlichtingssystemen waarvan de vermogens worden I vergeleken mistlampen omvatten, en het andere, niet- I overeenkomstige deel van het aanhanger-verlichtingssysteem I waarin het vermogensoverschot wordt gedissipeerd ten minste één achterlicht omvat. H « O ^ .
NL1022097A 2002-12-06 2002-12-06 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting. NL1022097C1 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022097A NL1022097C1 (nl) 2002-12-06 2002-12-06 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting.
AU2003289676A AU2003289676A1 (en) 2002-12-06 2003-12-04 Method and device for connecting a trailer lighting system to a vehicle lighting system
PCT/NL2003/000857 WO2004056608A1 (en) 2002-12-06 2003-12-04 Method and device for connecting a trailer lighting system to a vehicle lighting system

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022097A NL1022097C1 (nl) 2002-12-06 2002-12-06 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting.
NL1022097 2002-12-06

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022097C1 true NL1022097C1 (nl) 2004-06-08

Family

ID=32678022

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022097A NL1022097C1 (nl) 2002-12-06 2002-12-06 Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU2003289676A1 (nl)
NL (1) NL1022097C1 (nl)
WO (1) WO2004056608A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES2323978T3 (es) 2005-01-17 2009-07-28 Enganches Y Remolques Aragon S.L. Dispositivo activador de canales con un conector electrico multipolar de un dispositivo de enganche de un vehiculo.
DE202007007777U1 (de) * 2007-06-01 2007-08-16 Conwys Ag Schaltungsanordnung
DE102010000312B3 (de) * 2010-02-05 2011-05-05 Malina, Jörg Vorrichtung zum Betreiben von Anhängerleuchten

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3840885C1 (nl) * 1988-12-05 1990-02-01 Daimler-Benz Aktiengesellschaft, 7000 Stuttgart, De
DE4009434A1 (de) * 1990-03-23 1991-09-26 Westfalia Werke Knoebel Vorrichtung zur ueberwachung der beleuchtungseinrichtung von kraftfahrzeuganhaengern
EP0546244B1 (de) * 1991-10-28 1996-12-11 Gebhard, Angela Barbara Schaltungsanordnung für ein Zugfahrzeug
DE19625001C1 (de) * 1996-06-22 1997-11-20 Daimler Benz Ag Einrichtung zur Versorgung einer Betriebsleuchte eines Anhängers oder Lasttragmittels bei einem Kraftfahrzeug
CA2271303C (en) * 1998-05-07 2002-09-17 Mascotech, Inc. Tail light adapter between a towing vehicle and trailer
SE523491C2 (sv) * 2001-03-22 2004-04-20 Volvo Lastvagnar Ab System och metod för funktionstest

Also Published As

Publication number Publication date
WO2004056608A1 (en) 2004-07-08
AU2003289676A1 (en) 2004-07-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7728718B2 (en) Lighting system for vehicle and vehicle incorporating same
US4006453A (en) Dual directional and brake light control for trailers
CA2240653C (en) Dual operational and brake light control for trailers
NL1022097C1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verbinden van een aanhangerverlichtingssysteem met een voertuig-verlichting.
US6031451A (en) Electrical circuits for turn signal, hazard signal and brake signal lights
JP3997736B2 (ja) 断線検出装置
JP3250144B2 (ja) 自動車用灯火類断線検出装置
GB2225678A (en) Device for switching a rear fog lamp on a vehicle having a trailer
KR100410864B1 (ko) 램프류 페일검출 및 자동 보완장치
KR0135438Y1 (ko) 자동차 램프의 자동시험장치
JPH11291815A (ja) 自動車の灯火異常時制御装置
JP2002193036A (ja) 車両用ランプ制御装置
FR2814034A1 (fr) Protection contre une panne d'eclairage
KR200144110Y1 (ko) 자동차 배터리 방전 방지용 램프 소등 장치
KR100204281B1 (ko) 램프회로 단락시 표시장치
JPH11278317A (ja) トレーラ連結の検出装置
KR100527952B1 (ko) 스톱 램프 고장 표시장치
NL2011898C2 (en) Switching device for an electric lighting unit for use in a motor vehicle equipped for a lighting unit different kind.
WO2004048151A1 (en) Method and circuit for detecting a failure in an indicator light
KR0121600Y1 (ko) 정지등의 이상유무 점검회로
JP3683652B2 (ja) 車両用非常点滅表示装置
JP2956481B2 (ja) 車両の衝突ハザード点灯装置
NL1036858C2 (nl) Universeel daglicht systeem voor voertuigen als uitbreidingsproduct.
KR0120293Y1 (ko) 방향지시등 작동장치
KR970004739B1 (ko) 자동차의 제동등 회로