NL1022024C2 - Hoes voor kind in zitje. - Google Patents

Description

Hoes voor kind in zitje.

De uitvinding betreft een hoes voor een kind in een zitje, in het bijzonder voor een zitje met voetsteunen die met stangen 5 aan de voorzijde van de zitting bevestigd zijn, waarbij de hoofdvorm van de hoes bestaat uit een broekvormig deel dat de voeten, benen en heupen van het kind bedekt en tevens de voetsteunen en bevestigingsstangen grotendeels omsluit. De hoes bevat hersluitbare openingen om de hoes op het zitje te kunnen 10 aanbrengen en om het kind vast te kunnen gespen in de voetsteunen.

Voor kleine kinderen die op de fiets vervoerd worden in een fietsstoeltje aan het stuur is het met koud en/of regenachtig weer aardig fris. Om het kind te beschermen tegen kou wordt het 15 meestal vooraf dik aangekleed, bijvoorbeeld met een ski-pak of een extra broek. Dit heeft als nadeel dat het bewerkelijk is om het kind dit aan- en uit te trekken, met name als het kind nog niet kan staan. Bovendien bedekt deze kleding de voeten niet en beschermt het onvoldoende bij regen. Als een ski-pak wordt 20 gebruikt blijft bovendien het winterjasje ongebruikt in de kast.

Eerdere publicaties ( Schneider Dena (US) US5611095 en Porter E Ilene (US) US4823405) beschrijven een deken respectievelijk een zak, met name bedoeld voor gebruik in een autozitje. De deken van Schneider heeft de mogelijkheid om de 25 benen gescheiden te bedekken, waardoor deze geschikt zou kunnen zijn om te gebruiken in een fietszitje met schoudergordels die tussen beide benen door vastgezet worden. Een eerste nadeel is echter, dat de deken niet specifiek bedoeld is om ook de stangen en de voetsteunen van het zitje te omvatten, waardoor de deken 30 aan de binnenzijde van de beendelen niet goed aansluit en wind en regen de hoes kunnen indringen. De deken dient daarom bij voorkeur te worden aangetrokken vóórdat het kind in het zitje wordt gezet. Dit heeft als nadeel, dat de gespen van de voetsteunen over de deken heen vastgemaakt moeten worden, 35 voorzover de lengte van de gespen dat toelaat. Een ander nadeel is dat de deken ter hoogte van de buik bestaat uit twee delen die voor het gebuik aan elkaar vastgemaakt moeten worden. Bij 1022024 I regen kan er regenwater tussen de overslag naar binnen lopen I waardoor het kind nat wordt.

Ook de zak van Porter heeft gescheiden beendelen en zou I daarom op een fietszitje gebruikt kunnen worden. De zak heeft H 5 als nadeel dat deze vooraf moet worden aangetrokken. Daarnaast I moeten de gespen van de voetsteunen over de zak heen vastgemaakt worden, voorzover de lengte van de gespen dat toelaat.

H De huidige vinding beschrijft een hoes voor een fietszitje I dat aan het stuur van een fiets bevestigd wordt. Doel van de H 10 uitvinding is om ten minste de voeten, benen en heupen van het kind droog en warm te houden bij een tocht op de fiets.

H Belangrijkste kenmerk van de hoes is dat het de voetsteunen en de bevestigingsstangen van het zitje omsluit. De voorkeursvariant van de hoes heeft hiervoor aan de binnenzijde H 15 van de beide beendelen hersluitbare openingen met inkepingen. Op deze manier kan de hoes vooraf op het zitje bevestigd worden.

Daarna kan het kind eenvoudig tegelijkertijd in het zitje en de hoes gezet worden. De veiligheidsriemen van het zitje, die over de schouders naar het kruis lopen, kunnen vervolgens over de 20 hoes heen worden vastgemaakt. Door de hersluitbare openingen ter hoogte van de voetsteunen kunnen de voeten van het kind vastgegespt worden.

De hoes kan na gebruik op het zitje blijven zitten of er afgehaald worden.

H De vier figuren verduidelijken de beschrijving van de hoes.

Fig. 1 toont een basisvariant van de hoes in vooraanzicht. Fig.

2 toont een variant van de hoes in een opengeslagen gebruikssituatie. Fig. 3 toont een variant van de hoes op een 30 fietszitje met het kind erin. Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede H van één van de beendelen van de hoes.

De uitvinding betreft een hoes (1) voor een kind (2) in een zitje (3), in het bijzonder voor een fietszitje met voetsteunen (4) die met stangen (5) aan de voorzijde van de zitting 35 bevestigd zijn. De hoofdvorm van de hoes bestaat uit een H broekvormig deel dat de voeten, benen en heupen van het kind aan alle zijden bedekt.

J Λ A λ Λ Ο Λ 3

Langs de binnenzijde van het eerste (6) en het tweede (7) beendeel zit een hersluitbare opening (8). Bij bevestiging van de hoes op het zitje, kunnen daardoor de voetsteunen (4) en bevestigingsstangen (5) grotendeels door de hoes omsloten 5 worden.

Om de pasvorm van de hoes te verbeteren waardoor deze beter om de stang van de voetsteun sluit, kan dwars op de sluitnaad (9) van de openingen (8), in één of beide zijden van de opening een inkeping (10) gemaakt worden.

10 De uiteinden van de beendelen (11) zijn dichtgemaakt bijvoorbeeld door vastnaaien. Andere gebruiksvarianten hebben hersluitbare uiteinden.

Voorkeursvarianten zijn uitgevoerd met een hersluitbare opening (12) aan de buitenzijde van het onderste deel van beide 15 beendelen (6 en 7), ter hoogte van de voetsteun (4). Zo kunnen de voeten van het kind met de gespen (13) van de voetsteunen (4) worden vastgezet, als het kind al op het zitje en in de hoes zit. In figuur 2 is alleen de opening (12) van het eerste beendeel (6) zichtbaar gemaakt.

20 Om het kind (2) op het zitje (3) vast te gespen, worden de schouderriemen (14) van het zitje over het kind en de hoes vastgemaakt aan het bevestigingspunt (15) bij het kruis.

De hoes (1) kan bestaan uit een voor- (16) en een 25 achterdeel (17), die geheel of gedeeltelijk aan de langsranden aan de binnen- (18), buiten- (19) en onderzijde (11) aan elkaar te bevestigen zijn met sluitings- of bevestigingsmiddelen, waarbij tevens delen van de langsranden op een meer permanente manier aan elkaar bevestigd kunnen worden.

30 Om de hoes (1) aan de rugleuning (20) van het zitje (3) vast te kunnen maken, is in de voorkeursvarianten een band (21) aan de rugzijde van de hoes gemaakt. Om de hoes geschikt te maken voor gebruik op diverse modellen van zitjes, kan de rugband verstelbaar worden gemaakt. Hiervoor kunnen diverse 35 sluitings- of bevestigingsmiddelen of combinaties daarvan worden gebruikt. Ook kan de band bestaan uit riemen of riempjes.

Voorkeursvarianten hebben aan de voorkant een verlengd bovendeel (22), waardoor een groot deel van de romp van het kind 1022024 I kan worden afgedekt. Tevens kan deze "flap" (22) over het stuur I gehangen worden om het kind gemakkelijker op het zitje (3) en in I de hoes (1) te kunnen plaatsen.

Ook is een gebrgiksvariant mogelijk met een verlengd achterdeel, I 5 waardoor de rug en schouders van het kind bedekt worden. Deze I variant is niet afgebeeld.

I In alle gebruiksvarianten worden de langsranden van het voor- (16) en achterdeel (17) en zijden van openingen bij voorkeur zó over elkaar aangebracht, dat de bovenliggende rand I 10 (23) de onderliggende rand overlapt (24). Op deze manier loopt het regenwater dat langs het oppervlak van de hoes afstroomt niet via de sluitnaden in de hoes.

Aan de gebruiksvarianten met hersluitbare langsranden en openingen zijn sluitings- of bevestigingsmiddelen (25) 15 aangebracht. Dit kunnen bijvoorbeeld knopen, drukknopen, klittenband, ritsen of combinaties daarvan zijn.

Een meer permanente sluiting van overliggende langsranden kan worden bewerkstelligd door deze bijvoorbeeld aan elkaar vast te naaien of te plakken.

H 20 De hoes (1) kan gemaakt zijn van een flexibel H foliemateriaal zoals textiel, leer, kunststof of een combinatie H daarvan. De voorkeursvarianten zijn gemaakt van wind- en waterdicht materiaal. Dit kan bijvoorbeeld gecombineerd worden met een isolerende voering van een ander materiaal.

I 4 n r» o π 9

Claims (16)

1. Hoes voor een kind in een zitje, in het bijzonder voor een zitje met voetsteunen die met stangen aan de voorzijde van 5 de zitting van het zitje bevestigd zijn, waarbij de hoofdvorm van de hoes bestaat uit een broekvormig deel dat de voeten, benen en het onderste deel van de romp van het kind aan alle kanten bedekt, met het kenmerk dat de hoes twee hersluitbare openingen heeft, zodanig dat bij bevestiging van de hoes op het 10 zitje, de voetsteunen en bevestigingsstangen van het zitje grotendeels door de hoes omsloten worden.

2. Hoes volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eerste hersluitbare opening zich bevindt aan de binnenzijde van het eerste beendeel en een tweede hersluitbare opening zich 15 bevindt aan de binnenzijde van het tweede beendeel, waarbij elk van deze openingen zich uitstrekt vanaf een nabij het kruis gelegen punt tot een punt nabij het uiteinde van het beendeel.

3. Hoes volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat dwars op de sluitnaad van de opening aan de binnenzijde van 20 ieder beendeel, in één of beide overstaande zijden van de opening een inkeping is aangebracht, zodanig, dat de hoes bij bevestiging op het zitje ter plaatse van de inkeping dicht aansluitend rondom de stang van de voetsteunen kan worden bevestigd.

4. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ieder beendeel nabij het uiteinde een hersluitbare opening heeft aan de buitenzijde.

5. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uiteinden van de beide beendelen hersluitbaar 30 zijn door het aanbrengen van sluitings- of bevestigingsmiddelen, danwel op een meer permanente manier afgesloten zijn.

6. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een voor- en een achterdeel, die geheel of gedeeltelijk aan de langsranden aan de binnen-, 35 buiten- en onderzijde aan elkaar te bevestigen zijn met hersluitbare sluitings- of bevestigingsmiddelen, waarbij tevens delen van de langsranden aan elkaar bevestigd kunnen worden op een meer permanente manier. 1022024

7. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het I kenmerk, dat aan het bovenste deel van het achterdeel een band I is bevestigd waarmee de hoes aan de rugleuning van het zitje bevestigd kan worden. I 5

8. Hoes volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de band in lengte verstelbaar is en/of uit twee delen I bestaat die met elkaar verbonden kunnen worden met hersluitbare I sluitings- of bevestigingsmiddelen. De band kan daartoe ook H bestaan uit riemen of riempjes.

9. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het voordeel zich aan de bovenzijde uitstrekt, H zodanig, dat deze bij gebruik de buik en althans een deel van de borstkas van de baby of peuter bedekt.

10. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het 15 kenmerk, dat het voordeel zich aan de bovenzijde uitstrekt, zodanig, dat deze bij gebruik, over het stuur van het rijwiel waarop het zitje gemonteerd is, heen geslagen kan worden.

11. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het achterdeel zich aan de bovenzijde uitstrekt, 20 zodanig, dat deze bij gebruik de rug en althans een deel van de schouders van de baby of peuter bedekt.

12. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het . kenmerk, dat de bovenliggende zijden van de openingen overlappend over de onderliggende zijden van de openingen 25 bevestigd worden.

13. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het H kenmerk, dat de hersluitbare langsranden van het voordeel H overlappend over de overliggende langsranden van het onderdeel H bevestigd worden.

14. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de hersluitbaarheid van de overstaande zijden van voornoemde opening-en, langsranden en banden wordt bewerkstelligd door het aanbrengen van daartoe geschikte sluitings- of bevestigingsmiddel-en zoals knopen, drukknopen, klittenband, 35 ritsen of een combinatie daarvan.

15. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de meer permanente manier van afsluiten of aan elkaar bevestigen Η , ft Λ Λ λ O Λ van langsranden wordt bewerkstelligd door bijvoorbeeld vastnaaien, vastplakken of een andere daartoe geschikte methode.

16. Hoes volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze vervaardigd is uit een flexibel foliemateriaal 5 zoals textiel, leer, kunststof of een combinatie daarvan. 1022024